FIAT FIORINO 2017 Instructieboek (in Dutch)

Page 211 of 274

luchtfilter controleren en eventueel vervangen.
NIVEAUS CONTROLEREN
Wees voorzichtig bij het bijvullen en meng
nooit verschillende soor ten vloeistoffen:
alle vloeistoffen zijn specifiek en het
mengen ervan kan de auto ernstig beschadigen.
BELANGRIJK
Rook nooit tijdens het uitvoeren van
werkzaamheden in de motorruimte: er
kunnen ontvlambare gassen en dampen
vrijkomen die brand kunnen veroorzaken.
207
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
motorolie en oliefilter controleren en zo nodig
vervangen;
pollenfilter controleren en zo nodig vervangen;

Page 212 of 274

1.4 Euro 6 versies
1. Motorolie 2. Accu 3. Remvloeistof 4. Vloeistof voor ruitensproeiers/achterruitsproeier 5. Motorkoelvloeistof
6. Stuurbekrachtigingsvloeistof
3
2
4
6
1
5
fig. 187F0T0512
208
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

Page 213 of 274

1.3 16V Multijet Euro 6 versions
1. Motoroliepeilstok 2. Motorolie dop/vulopening 3. Motorkoelvloeistof 4. Vloeistof voor ruitensproeiers
voorruit/achterruit 5. Remvloeistof 6. Accu.
1
32
4
5
6
fig. 188F0T0920
209
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

Page 214 of 274

MOTOROLIE
Motorolieniveau controleren
Controleer ongeveer 5 minuten na het uitzetten van
de motor het oliepeil met het voertuig op een
horizontale ondergrond.
Neem de peilstok A fig. 189 - fig. 190, uit, reinig deze
en steek hem vervolgens opnieuw helemaal naar
binnen; neem de peilstok weer uit en controleer of
het peil tussen het MIN- en MAX-teken op de
peilstok staat. Het verschil tussen het MIN en
MAX-teken komt overeen met ongeveer 1 liter olie.
Motorolie bijvullen
Als het oliepeil vlakbij of onder het MIN-teken staat,
olie toevoegen via de vulopening B fig. 190 totdat
het MAX-teken wordt bereikt.
Het olieniveau mag nooit boven het MAX-teken
komen.BELANGRIJK Als het motoroliepeil bij een
niveaucontrole boven het MAX-teken blijkt te staan,
neem dan contact op met het Fiat Servicenetwerk
om het juiste peil te herstellen.
BELANGRIJK Laat na het bijvullen of het verversen
van motorolie de motor enkele seconden draaien
alvorens hem uit te zetten en wacht enkele minuten
alvorens het oliepeil te controleren.
Motorolieverbruik
Gewoonlijk ligt het maximaal motorolieverbruik op
400 gram per 1000 km.
Wanneer het voertuig nieuw is, moet de motor
worden ingereden, daarom kan het
motorolieverbruik pas na de eerste 5.000-6.000 km
als stabiel beschouwd worden.
fig. 189 - 1.4 Euro 6 versiesF0T0513
AB
fig. 190 - 1.3 Multijet Euro 6 versiesF0T0437
210
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

Page 215 of 274

BELANGRIJK Het motorolieverbruik hangt af van de
rijstijl en de omstandigheden waaronder het voertuig
wordt gebruikt.
BELANGRIJK Vul motorolie bij met dezelfde
kenmerken als de motorolie waarmee de motor
reeds is gevuld.
BELANGRIJK
Wees bijzonder voorzichtig bij het
uitvoeren van werkzaamheden in de
motorruimte bij warme motor: gevaar voor
brandwonden.Vergeet niet dat bij een warme
motor de ventilator onverwacht kan
inschakelen: gevaar voor letsel. Sjaals, dassen of
andere loszittende kleding kunnen door de
bewegende onderdelen worden meegetrokken.
De gebruikte motorolie en vervangen
oliefilters bevatten stoffen die schadelijk
zijn voor het milieu. Het verdient
aanbeveling de olie en de filters te laten
vervangen door het Fiat Servicenetwerk.
MOTORKOELVLOEISTOF
Controleer het koelvloeistofpeil bij koude motor.
Het peil moet tussen het MIN- en MAX teken
op het expansiereservoir staan.Vul het reservoir bij via de dop A fig. 191 met een
mengsel van 50% gedemineraliseerd water en
PETRONAS LUBRICANTS PARAFLU
UPals het peil
te laag is.
Het mengsel van 50% PARAFLU en 50%
gedemineraliseerd water beschermt tegen bevriezing
tot een temperatuur van –35°C. Bij bijzonder
extreme klimaatomstandigheden wordt het gebruik
van een mengsel van 60% PARAFLU en 40%
gedemineraliseerd water geadviseerd.
BELANGRIJK
Verwijder de dop van het reservoir niet
wanneer de motor erg heet is, gevaar
van brandwonden. Het koelsysteem staat onder
druk. Als de dop vervangen moet worden, doe
dit dan alleen door een origineel exemplaar;
anders kan dit de werking van het systeem
negatief beïnvloeden.
fig. 191F0T0078
211
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
UP
UP

Page 216 of 274

Het koelsysteem moet worden gevuld met
PARAFLU antivriesvloeistof. Vul
koelvloeistof bij met dezelfde kenmerken
als de koelvloeistof waarmee het koelsysteem
reeds is gevuld. PARAFLU mag niet met andere
typen vloeistoffen worden gemengd. Mocht dit
toch gebeuren, star t de motor dan in geen geval
en neem contact op met het Fiat Servicenetwerk.
VLOEISTOF VOOR RUITENSPROEIERS/
ACHTERRUITSPROEIER
Om vloeistof bij te vullen, dop A fig. 192 verwijderen
en een mengsel van water en TUTELA
PROFESSIONAL SC 35-vloeistof toevoegen in de
volgende verhoudingen:
30% TUTELA PROFESSIONAL SC 35 en 70%
water in de zomer
50% TUTELA PROFESSIONAL SC 35 en 50%
water in de winter.
Gebruik bij temperaturen onder –20°C, onverdunde
TUTELA PROFESSIONAL SC 35 vloeistof.
Controleer het vloeistofpeil in het reservoir.
BELANGRIJK
Rijd nooit met een leeg
ruitensproeierreservoir: ruitensproeiers
zijn van fundamenteel belang voor een goed
zicht .
BELANGRIJK
Sommige in de handel verkrijgbare
ruitensproeiervloeistoffen zijn
licht ontvlambaar. De motorruimte bevat warme
onderdelen die bij contact met de vloeistof
brand kunnen veroorzaken.
fig. 192F0T0079
212
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
UP
UP

Page 217 of 274

REMVLOEISTOF
Draai de dop A fig. 193 los en controleer of de
vloeistof in het reservoir op het maximum niveau
staat.
The fluid level in the reservoir must not exceed the
MAX mark.
Gebruik de remvloeistof vermeld in de tabel
"Vloeistoffen en smeermiddelen" (zie “Technische
gegevens”). Zorg ervoor dat bij het openen van
de dop A er geen vuil in het reservoir terechtkomt.
Gebruik voor het bijvullen altijd een trechter met
fijne zeef van maximaal 0,12 mm.
BELANGRIJK Remvloeistof is hygroscopisch (d.w.z.
trekt water aan). Daarom moet bij overwegend
gebruik van het voertuig in gebieden met grote
luchtvochtigheid, de vloeistof vaker worden
vervangen dan is aangegeven in het
“Geprogrammeerd onderhoudsschema”.Vermijd elk contact tussen de uiterst
corrosieve remvloeistof en de gelakte
delen. Spoel bij contact onmiddellijk uit
met rijkelijk water.
BELANGRIJK
Remvloeistof is giftig en uiterst corrosief.
Als er per ongeluk remvloeistof gemorst
wordt , moeten de betrokken delen onmiddellijk
worden gewassen met water en neutrale zeep.
Vervolgens met veel water afspoelen. In geval
van inslikken onmiddellijk een arts raadplegen.
BELANGRIJK
Het symbool, op het reservoir van de
remvloeistof geeft aan dat een
remvloeistof een synthetische of op mineralen
gebaseerde vloeistof is. Het gebruik van
minerale vloeistoffen kan de speciale rubberen
pakkingen in het remsysteem onherstelbaar
beschadigen.
STUURBEKRACHTIGINGSOLIE
Draai de dop A fig. 194 los: controleer of de
vloeistof in het reservoir staat tussen het MIN- en
MAX-teken op het reservoir.
213
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
bild 193F0T0080

Page 218 of 274

Het oliepeil mag boven het MAX-teken komen
wanneer de olie warm is. Vul zo nodig olie bij met
dezelfde kenmerken als de olie waarmee het systeem
reeds is gevuld.
BELANGRIJK
Vermijd elk contact tussen de
stuurbekrachtigingsolie en de hete
motoronderdelen: de olie is licht ontvlambaar.
Het verbruik van de
stuurbekrachtigingsolie is bijzonder laag;
als na het bijvullen binnen korte tijd
het niveau weer moet worden hersteld, dan moet
het systeem op eventuele lekkages worden
gecontroleerd door het Fiat Servicenetwerk.
LUCHTFILTER/POLLENFILTER
Laat het luchtfilter of het pollenfilter vervangen door
het Fiat Servicenetwerk.
fig. 194F0T0081
214
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

Page 219 of 274

ACCU
De accu van de auto is "onderhoudsvrij": onder
normale gebruiksomstandigheden is het niet nodig
gedestilleerd water bij te vullen.
De werking moet echter regelmatig en uitsluitend
door het Fiat Servicenetwerk of gespecialiseerd
personeel gecontroleerd worden.
BELANGRIJK
De vloeistof in de accu is giftig en
corrosief.Voorkom contact met de huid
en de ogen. Houd open vuur en vonkvormende
apparaten verwijderd van de accu: brand- en
ontploffingsgevaar.
BELANGRIJK
Als de accu werkt met een zeer laag
vloeistofniveau, ontstaat onherstelbare
schade aan de accu en kan de accu
openbarsten.
ACCU VERVANGEN
Als de accu vervangen wordt, moet een originele
accu met dezelfde specificaties worden geïnstalleerd.
Als de accu vervangen wordt door een accu met
andere specificaties, vervallen deonderhoudsintervallen die in het
"Onderhoudsschema" staan aangegeven.
Voor het onderhoud van de nieuwe accu dient u zich
strikt te houden aan de aanwijzingen van de fabrikant
van de accu.
Onoordeelkundige montage van
elektrische en elektronische apparatuur
kan ernstige schade toebrengen aan
de auto. Als u na aanschaf van uw auto
accessoires wilt monteren (diefstalalarm, mobiele
telefoon enz.), wendt u dan tot het Fiat
Servicenetwerk, dat kan u de meest geschikte
installaties aanraden en controleren of het
noodzakelijk is een accu met een grotere
capaciteit te monteren.
Accu's bevatten zeer schadelijke stoffen
voor het milieu. Het verdient aanbeveling
om de accu te laten vervangen door het
Fiat Servicenetwerk; deze beschikt over de
uitrusting om de oude accu milieuvriendelijk en
volgens de wettelijke normen als afval te
verwerken.
Als de auto lange tijd niet wordt gebruikt
in extreem koude omstandigheden moet ,
om bevriezing te voorkomen, de accu
worden verwijderd en op een verwarmde plaats
worden bewaard.
215
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

Page 220 of 274

BELANGRIJK
Bij werkzaamheden aan de accu of in de
buur t van de accu, moet u uw ogen
altijd beschermen met een speciale bril.
PRAKTISCHE TIPS OM DE LEVENSDUUR
VAN DE ACCU TE VERLENGEN
Om het snel ontladen van de accu te voorkomen en
de levensduur te verlengen, dient u de volgende
aanwijzingen nauwkeurig op te volgen:
wanneer u de auto parkeert, controleer dan of de
portieren, deuren en de motorkap goed gesloten
zijn. Hiermee wordt voorkomen dat de
interieurverlichting blijft branden;
schakel de interieurverlichting uit: de auto is in
ieder geval uitgerust met een systeem voor
automatische uitschakeling van de
interieurverlichting;
voorkom zoveel mogelijk het gebruik van
stroomverbruikers als de motor uitstaat
(autoradio, waarschuwingsknipperlichten enz.);
maak voordat werkzaamheden aan de elektrische
installatie van de auto worden uitgevoerd eerst de
minpool van de accu los;
de klemmen moeten altijd goed zijn bevestigd.BELANGRIJK Een accu die gedurende langere tijd
minder dan 50% geladen is, raakt door sulfatering
beschadigd. Hierdoor loopt de capaciteit en het
startvermogen terug.
Ook is de accu dan gevoeliger voor bevriezing (reeds
bij temperaturen van -10°C).
Als u de auto langere tijd niet gebruikt, zie dan "Auto
langere tijd stallen" in het hoofdstuk "Starten en
rijden".
Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt
monteren die constante voeding nodig hebben
(diefstalalarm enz.), of accessoires die de elektrische
installatie zwaar belasten, raden wij u aan contact
op te nemen met het Fiat Servicenetwerk. Dat kan u
de meest geschikte installaties uit het Fiat
Lineaccessori-programma aanraden en controleren of
de elektrische installatie van de auto geschikt is
voor het extra stroomverbruik of dat het
noodzakelijk is een accu met een grotere capaciteit
te monteren.
Enkele van deze stroomverbruikers blijven continu
stroom verbruiken ook bij een uitgezette motor,
waardoor de accu geleidelijk ontlaadt.
216
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

Page:   < prev 1-10 ... 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 221-230 231-240 241-250 251-260 ... 280 next >