FIAT FIORINO 2017 Instructieboek (in Dutch)

Page 221 of 274

WIELEN EN BANDEN
De spanning van de banden, inclusief het
noodreservewiel, moet regelmatig, om de twee
weken en voor een lange rit, worden gecontroleerd:
de bandenspanning moet bij koude banden worden
gecontroleerd.
Het is normaal dat de spanning tijdens het rijden
toeneemt. Zie voor de correcte bandenspanning de
paragraaf “Wielen” in het hoofdstuk “Technische
gegevens”.
Onjuiste bandenspanning leidt tot abnormale slijtage
van de banden fig. 195:
Ajuiste spanning: gelijkmatige slijtage van het
loopvlak;
Bte lage spanning: te grote slijtage aan de zijkanten
van het loopvlak;
Cte hoge spanning: te grote slijtage in het midden
van het loopvlak.
Banden moeten worden vervangen wanneer de
profieldiepte van het loopvlak minder dan 1,6 mm
bedraagt. Houd u in ieder geval aan de wettelijke
voorschriften van het land waarin wordt gereden.
BELANGRIJKE TIPS
Vermijd, zoveel mogelijk, bruusk remmen,
optrekken met piepende banden en heftige
schokken tegen stoepranden, kuilen of andere
harde obstakels. Lang rijden op een slecht wegdek
kan de banden beschadigen;
controleer de banden regelmatig op scheuren in
de wangen, oneffenheden of onregelmatige
slijtage op het loopvlak. Neem zo nodig contact
op met het Fiat Servicenetwerk;
rijd nooit met een te zwaar beladen auto:
hierdoor kunnen de banden en de velgen ernstig
beschadigd worden;
stop onmiddellijk bij een lekke band en verwissel
het wiel om beschadiging van de band, de velg, de
wielophanging en de stuurinrichting te
voorkomen;
banden verouderen, ook als ze weinig gebruikt
zijn. Scheurtjes in het loopvlak en op de wangen
betekenen dat de band verouderd is. Laat de
banden door gespecialiseerd personeel
controleren als ze langer dan 6 jaar onder de auto
zijn gemonteerd. Vergeet ook niet het reservewiel
zorgvuldig te laten controleren;
fig. 195F0T0013
217
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

Page 222 of 274

monteer nooit gebruikte banden of banden,
waarvan de herkomst onbekend is;
bij de montage van een nieuwe band moet ook
een nieuw ventiel worden voorzien;
om een gelijkmatige slijtage van voor- en
achterbanden te garanderen, wordt geadviseerd ze
elke 10-15 duizend kilometer van as te
verwisselen; houd de banden aan dezelfde zijde
van het voertuig gemonteerd zodat de
draairichting niet wordt omgekeerd.
BELANGRIJK
Bedenk dat ook de wegligging
afhankelijk is van een juiste
bandenspanning.
BELANGRIJK
Als de bandenspanning te laag is, kan de
band oververhit raken en als gevolg
daarvan ernstig beschadigd raken.
BELANGRIJK
Verwissel de banden niet kruiselings,
door ze van de rechterzijde naar de
linkerzijde en omgekeerd te verplaatsen.
BELANGRIJK
Voer bij lichtmetalen velgen geen
spuitwerkzaamheden uit die een
temperatuur vereisen boven 50°C. De
mechanische eigenschappen van de wielen
kunnen hierdoor in gevaar worden gebracht .
218
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

Page 223 of 274

RUBBER SLANGEN
Houd voor de rubber slangen van het rem- en
brandstofsysteem zeer nauwkeurig de voorschriften
van het "Onderhoudsschema" in dit hoofdstuk aan.
Ozon, hoge temperaturen en het gedurende langere
tijd ontbreken van vloeistof in een systeem zorgen
ervoor dat de slangen uitdrogen en scheuren,
waardoor het betreffende systeem kan gaan lekken.
Daarom is zorgvuldige controle noodzakelijk.
RUITENWISSERS/
ACHTERRUITWISSER
(voor bepaalde uitvoeringen/markten, waar voorzien)
WISSERBLADEN
Maak de wisserbladen regelmatig schoon met een
schoonmaakmiddel; wij raden TUTELA
PROFESSIONAL SC 35 aan.
Vervang de wisserbladen als het rubber vervormd of
versleten is. Het verdient aanbeveling ten minste
één maal per jaar de wisserbladen te vervangen.
Met enkele simpele voorzorgsmaatregelen is het
mogelijk beschadigingen van het rubber te
voorkomen:
wanneer de temperatuur onder 0°C is gedaald,
moet gecontroleerd worden of er geen ijs tussen
wisserblad en ruit zit. Maak de wissers zo nodig
vrij met een anti-vriesmiddel;
verwijder eventueel opgehoopte sneeuw van de
ruit: om de wisserbladen te beschermen en
oververhitting van de ruitenwissermotor
te voorkomen;
schakel de ruitenwissers/achterruitwisser niet op
een droge ruit in.
BELANGRIJK
Rijden met versleten ruitenwisserbladen
is zeer gevaarlijk, omdat ze het zicht
onder slechte weersomstandigheden aanzienlijk
beperken.
219
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

Page 224 of 274

Wisserbladen ruitenwissers vervangen
Ga als volgt te werk:
til de wisserarm van de voorruit en plaats het
wisserblad onder een hoek van 90° ten opzichte
van de arm;
druk op de lippen A fig. 196 en verwijder het
wisserblad;
monteer het nieuwe blad, waarbij de lippen in de
zittingen op de wisserarm moeten vallen.
Controleer of het wisserblad geborgd is.
Wisserblad achterruitwisser vervangen
(voor bepaalde uitvoeringen/markten, waar voorzien)
Ga als volgt te werk:
kantel het dopje A fig. 197 omhoog, draai de moer
B los waarmee de wisserarm aan de as is
bevestigd, en neem de arm van de as;
plaats de nieuwe wisserarm in de juiste stand en
draai de moer zorgvuldig vast;
plaats het dopje terug.
RUITENSPROEIERS
Als de ruitensproeiers niet werken, controleer dan
eerst het niveau in het ruitensproeiertankje (zie
de paragraaf "Niveaus controleren" in dit hoofdstuk).
Controleer vervolgens of de ruitensproeiermonden
niet verstopt zijn. Deze kunnen zo nodig met een
speld worden doorgeprikt.
Voorruit (ruitensproeiers)
De sproeiermonden van de ruitensproeiers kunnen
niet worden afgesteld. De sproeiers zijn ingebouwd
onder de motorkap (zie fig. 198).
fig. 196F0T0087fig. 197F0T0088
220
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

Page 225 of 274

Achterruit (achterruitsproeier)
De sproeiermonden van de achterruitsproeier
kunnen niet worden afgesteld. De sproeier is
ingebouwd boven de achterruit (zie fig. 199).CARROSSERIE
BESCHERMING TEGEN ATMOSFERISCHE
INVLOEDEN
De belangrijkste oorzaken van roest zijn:
luchtverontreiniging;
het zoutgehalte in de lucht en de luchtvochtigheid
(gebieden aan zee of een warm en vochtig
klimaat);
omgevings-/seizoensinvloeden.
Ook de invloed van schurende elementen, zoals
stoffige omgeving, opwaaiend zand, modder en
steenslag op de lak en de onderzijde moet
niet worden onderschat.
Fiat heeft voor uw auto de beste technologische
oplossingen toegepast om de carrosserie efficiënt
tegen roest te beschermen.
De belangrijkste zijn:
de toepassing van aangepaste spuittechnieken en
lakproducten die de auto de benodigde weerstand
tegen roest en schurende elementen verlenen.
het gebruik van verzinkte (of voorbehandelde)
plaatdelen met een hoge corrosiebestendigheid;
het aanbrengen van een gespoten beschermende
waslaag op de onderzijde, in de wielkuipen, in de
motorruimte en verschillende holle ruimtes,
met een hoog beschermend vermogen;
fig. 198F0T0090
fig. 199F0T0089
221
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

Page 226 of 274

het aanbrengen van een beschermende kunststof
laag op kwetsbare onderdelen: onderzijde van de
portieren, binnenzijde van de spatborden, randen,
enz.;
toepassing van “open” holle ruimtes om
condensvorming te voorkomen en binnendringend
water af te voeren, waardoor roest van binnenuit
wordt voorkomen.
CARROSSERIEGARANTIE
Bij de auto is de carrosserie tegen doorroesten van
alle originele componenten van de carrosserie en van
alle dragende delen gegarandeerd.
Voor de specifieke voorwaarden van deze garantie
wordt verwezen naar de Service- en
garantiehandleiding.
TIPS VOOR HET BEHOUD VAN DE
CARROSSERIE
Lak
De lak heeft behalve een esthetische functie ook een
beschermende functie.
Daarom moeten beschadigingen van de laklaag, zoals
krassen, onmiddellijk worden bijgewerkt om
roestvorming te voorkomen. Het bijwerken dient
met de originele lak te worden uitgevoerd (zie
"Plaatje met informatie over de carrosserielak" in het
hoofdstuk "Technische gegevens").Het normale onderhoud van de auto beperkt zich
tot wassen, waarbij de frequentie afhankelijk is
van het gebruik van de auto en van de omgeving.
Het is raadzaam de auto vaker te wassen bij sterke
luchtverontreiniging of bij het rijden over wegen met
strooizout.
De juiste wasmethode:
spoel de auto eerst met een waterstraal onder
lage druk af;
was de auto met een zachte spons met een
oplossing van neutrale zeep; spoel daarbij de
spons regelmatig uit;
spoel de auto af met schoon water en droog de
auto met lucht of een zeem.
Als u de auto in een wasstraat wast, houdt u dan aan
de volgende aanbevelingen:
verwijder de antenne van het dak om beschadiging
te voorkomen;
de auto moet worden gewassen met water
waaraan een zeepoplossing is toegevoegd;
overvloedig met water naspoelen om te
voorkomen dat zeepresten op de carrosserie of
op de minder zichtbare delen achterblijven.
222
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

Page 227 of 274

Enkele wasstraten zijn voorzien van oude
en/of slecht onderhouden borstels die
schade aan de laklaag kunnen
veroorzaken, waardoor microkrasjes sneller
kunnen ontstaan en de lak dof wordt vooral bij
donkere kleuren. Als dit zich voordoet , kunt u
de lak licht polijsten met specifieke producten.
De minder zichtbare delen zoals de randen van
de portieren, achterklep, motorkap en de
koplampranden moeten tijdens het drogen niet
vergeten worden, omdat daar water kan blijven
staan. Het verdient aanbeveling de auto na het
wassen niet onmiddellijk binnen te zetten, maar de
auto nog even buiten te laten staan, zodat
waterresten buiten kunnen verdampen.
Was de auto nooit als hij lang in de zon heeft gestaan
of als de motorkap nog warm is: de glans van de lak
kan afnemen.
De kunststof carrosseriedelen kunnen op dezelfde
wijze worden gewassen als de gespoten
carrosseriedelen. Parkeer de auto niet onder bomen,
aangezien harsdruppels bij langere inwerking de lak
kunnen beschadigen, waardoor de kans op
roestvorming wordt vergroot.
BELANGRIJK Vogeluitwerpselen dienen zo snel en
zo goed mogelijk van de lak verwijderd te worden,
omdat door de agressieve bestanddelen de lak
kan beschadigen.Schoonmaakmiddelen verontreinigen het
water. Daarom moet de auto bij voorkeur
worden gewassen op een plaats waar
het afvalwater direct wordt opgevangen en
gezuiverd.
Ruiten
Gebruik voor het schoonmaken van de ruiten een
daarvoor geschikt schoonmaakmiddel. Gebruik een
schone, zachte doek om krassen en beschadigingen
te voorkomen.
BELANGRIJK Let er bij het schoonmaken van de
binnenzijde van de achterruit op dat de elektrische
weerstandsdraden van de achterruitverwarming niet
worden beschadigd. Veeg voorzichtig in de richting
van de draden.
Motorruimte
Het verdient aanbeveling de motorruimte na het
winterseizoen zorgvuldig te laten uitspuiten. Hierbij
mag de waterstraal niet direct op de elektronische
regeleenheden en de zekeringen- en relaiskast links in
de motorruimte (gezien in de rijrichting) worden
gericht. Laat deze werkzaamheden verzorgen door
een gespecialiseerd bedrijf.
223
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

Page 228 of 274

BELANGRIJK Voor het uitspuiten van de
motorruimte moet de contactsleutel in stand STOP
staan en de motor koud zijn. Controleer na het
reinigen of de verschillende beschermingen (rubber
kappen, deksels enz.) nog op hun plaats zitten en niet
beschadigd zijn.
Koplampen
BELANGRIJK Gebruik voor het reinigen van het
kunststof lampenglas van de koplampen geen
aromatische producten (bijv. benzine) of ketonen
(bijv. aceton).INTERIEUR
Controleer af en toe of er onder de vloerbedekking
geen water is blijven staan (dooiwater van
sneeuwresten aan schoenen, lekkende paraplu's enz.),
waardoor roestvorming op de bodem veroorzaakt
zou kunnen worden.
BELANGRIJK
Gebruik nooit ontvlambare producten
zoals petroleum of wasbenzine voor het
reinigen van de interieurdelen van de auto. De
elektrostatische lading die tijdens het reinigen
door het wrijven ontstaat , kan brand
veroorzaken.
BELANGRIJK
Bewaar geen spuitbussen in de auto:
ontploffingsgevaar. Spuitbussen mogen
niet worden blootgesteld aan temperaturen
boven 50°C. In de zomer kan de temperatuur in
het interieur ver boven deze waarde oplopen.
STOELEN EN STOFFEN BEKLEDING
Verwijder stof met een zachte vochtige borstel of
een stofzuiger. Voor een nog betere reiniging van de
stoffen bekleding raden wij u aan de borstel vochtig
te maken.
224
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

Page 229 of 274

Reinig de zittingen met een vochtige spons en een
oplossing van water en neutrale zeep.
KUNSTSTOF INTERIEURDELEN
Wij raden u aan om de kunststof interieurdelen op
de normale manier te reinigen met een doek
bevochtigd met water en een neutrale zeep zonder
schuurmiddel. Voor het verwijderen van vet- of
hardnekkige vlekken moeten speciale
schoonmaakmiddelen zonder oplosmiddelen worden
gebruikt, die geschikt zijn voor het reinigen van
kunststof en die het visuele effect en de kleur van de
componenten niet wijzigen.
BELANGRIJK Gebruik nooit alcohol of benzine om
het glas van het instrumentenpaneel schoon te
maken.
LEREN STUURWIEL/POOKKNOP/
HANDREM
(indien aanwezig)
Deze onderdelen mogen uitsluitend met water en
een neutrale zeep worden gereinigd. Gebruik nooit
alcohol of producten op basis van alcohol.
Voordat u speciale producten gebruikt voor het
reinigen van de interieurdelen, moet u eerst de
aanwijzingen op het etiket van het product lezen en
controleren of het geen alcohol en/of substanties
op basis van alcohol bevat.
Als tijdens het reinigen van de voorruit met speciaal
daarvoor bestemde producten, druppels op het
leer van het stuurwiel, de pookknop of de handremterechtkomen, moeten deze onmiddellijk worden
verwijderd en het betreffende gedeelte met water en
neutrale zeep worden afgenomen.
BELANGRIJK Wees zeer voorzichtig bij het gebruik
van mechanische diefstalbeveiligingen op het
stuurwiel om beschadiging van de leren bekleding te
voorkomen.
225
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

Page 230 of 274

TECHNISCHE GEGEVENS
IDENTIFICATIEGEGEVENS
Geadviseerd wordt de identificatiecodes te noteren.
De identificatiegegevens die op de plaatjes zijn
vermeld, met inbegrip van hun plaats, zijn als volgt
fig. 200:
VIN-plaatje (typeplaatje met identificatiegegevens).
Chassisnummer.
Identificatieplaatje carrosserielak.
Motorcode.
PLAATJE
VOERTUIGINDENTIFICATIENUMMER (VIN)
Deze wordt aangebracht op het achterste deel van
het voertuig en bevat de volgende gegevens fig. 201:
ANaam van de fabrikant
BNummer typegoedkeuring.
CIdentificatiecode voertuigtype.
DChassisnummer.
EMax. toelaatbaar totaalgewicht van de auto.
FMax. toelaatbaar totaalgewicht van de auto met
aanhanger.
GMax. toelaatbaar gewicht op eerste (voor)as.
HMax. toelaatbaar gewicht op tweede (achter)as.
IMotortype.
LCode van carrosserieversie.
MNummer voor onderdelen.
NCorrecte waarde van de absorptiecoëfficiënt van
de rookgassen (voor dieselmotoren)
fig. 200F0T0175fig. 201F0T0011
226
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

Page:   < prev 1-10 ... 181-190 191-200 201-210 211-220 221-230 231-240 241-250 251-260 261-270 ... 280 next >