FIAT FIORINO 2018 Instructieboek (in Dutch)

Page 31 of 220

HANDBEDIENDE
KLIMAATREGELING
(voor bepaalde versies/markten, waar
voorzien)
2)
BEDIENINGSELEMENTEN
De voornaamste bedieningselementen
van de verwarming en ventilatie worden
hieronder weergegeven fig. 40:
Aregelknop luchttemperatuur (mengsel
warme/koude lucht);
Baan/uit schuif interne luchtrecirculatie;
Caan/uit-knop ventilatie- en
klimaatregeling;
Ddraaiknop luchtverdeling.KLIMAATCOMFORT
Met knop D kan de in het voertuig
gevoerde lucht via vijf verdeelopties alle
zones van het interieur bereiken:
luchtstroom uit roosters in het
midden en aan de zijkant
warme luchtstroom naar de
voeten en het koel houden van het
gezicht (tweezonefunctie)
snellere opwarming van het
interieur;
gelijktijdige opwarming van het
interieur en ontwaseming van de
voorruit
ontwaseming en ontdooiing van
voorruit en de voorste zijruiten.
EXTRA VERWARMING
(voor bepaalde versies/markten, waar
voorzien)
Deze voorziening verwarmt het interieur
sneller wanneer het erg koud is en bij
lage koelvloeistoftemperatuur.
De extra verwarming wordt
automatisch ingeschakeld wanneer de
motor gestart wordt, als knop A op
de laatste rode sector gedraaid is en de
ventilator (knop C) minstens op de
eerste snelheid staat.
De extra verwarming wordt
automatisch uitgeschakeld nadat de
gewenste comfortsituatie is bereikt.BELANGRIJK De extra verwarming
wordt niet ingeschakeld als de
accuspanning te laag is.
BELANGRIJK
2)Het aircosysteem gebruikt als
koelmiddel R134a of R1234yf dat
compatibel is met de wetten die van kracht
zijn in de landen waar het voertuig wordt
verkocht. Gebruik tijdens het laden alleen
het gas dat is aangeduid op het plaatje
in de motorruimte. Het gebruik andere
koelmiddelen heeft invloed op de efficiency
en conditie van het systeem. Het
smeermiddel dat voor de compressor
wordt gebruikt, is ook strikt gekoppeld aan
het type koelgas; raadpleeg het Fiat
Servicenetwerk.
40F0T0029
29

Page 32 of 220

ELEKTRISCHE
RUITBEDIENING
ELEKTRISCHE
RUITBEDIENING VOOR
(voor bepaalde versies/markten, waar
voorzien)
Op het paneel van het
bestuurdersportier bevinden zich
knoppen fig. 41 waarmee de volgende
functies bediend kunnen worden,
met de contactsleutel naar de stand
MAR gedraaid:
AAN: Linker ruit openen/sluiten
B: Rechter ruit openen/sluiten
Druk op knop A of B om de betreffende
ruit te openen.
Trek knop A of B omhoog om de
betreffende ruit te sluiten.
Wanneer een van de twee knoppen
kort wordt ingedrukt, beweegt de ruit in
"stappen"; als de knop ingedrukt
wordt gehouden, wordt de "continue
automatische" werking voor het openen
en sluiten geactiveerd. Druk nogmaals
op knop A of B om de ruit te stoppen in
zijn huidige stand.De elektrisch bediende ruiten zijn
uitgerust met een beveiligingssysteem
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
dat de aanwezigheid van een obstakel
vast kan stellen als de ruit gesloten
wordt; wanneer dit gebeurt, grijpt het
systeem in en wordt de beweging
van de ruit onmiddellijk omgekeerd.
BELANGRIJK Het systeem gaat
automatisch over naar de “herstel”-
modus (zelfbescherming) wanneer de
beknellingsbeveiliging gedurende
slechts één minuut 5 keer geactiveerd
wordt. Dit blijkt als de ruit in stappen
gesloten wordt.
Als dit gebeurt, het systeem als volgt
herstellen:
open de ruiten;
of
draai de contactsleutel naar de
stand STOP en daarna naar MAR.Als er geen storing aanwezig is, keert
de ruit automatisch terug naar de
normale werking.
BELANGRIJK Wanneer de
contactsleutel op uit staat of verwijderd
is, blijven de ruiten nog ongeveer twee
minuten actief, om gedeactiveerd te
worden zodra er een portier geopend
wordt.
21)
HANDMATIGE
RUITBEDIENING VOOR
Op enkele uitvoeringen worden de
ruiten voor handmatig geopend en
gesloten.
Draai de hendel op te openen/te
sluiten.
BELANGRIJK
21)Oneigenlijk gebruik van de elektrische
ruitbediening kan gevaarlijk zijn. Controleer
voor en tijdens het bedienen van de ruit
altijd of de passagiers niet kunnen worden
verwond door de bewegende ruit of door
voorwerpen die door de ruit worden
meegesleept of geraakt. Verwijder altijd de
sleutel uit het contactslot als de auto
wordt verlaten om te voorkomen
dat onverwachtse inschakeling van de
elektrische ruitbediening gevaar oplevert.
41F0T0044
30
KENNISMAKING MET DE AUTO

Page 33 of 220

MOTORKAP
OPENEN
Ga als volgt te werk:
trek hendel A fig. 42 in de richting
van de pijl;
gebruik hendel B fig. 43 en til de
motorkap op;
verplaats de motorkap omhoog;
verplaatst de ondersteunde
hefboom van de motorkap A fig. 44
omhoog tot deze vastklikt.
22)
SLUITEN
Ga als volgt te werk:
hef de motorkap met één hand en
trek de voorziening A fig. 45 naar u toe
terwijl de hendel B omlaag wordt
verplaatst;
laat de motorkap tot op ongeveer 20
centimeter van de motorruimte zakken
en laat hem dan vallen. Controleer of de
motorkap goed gesloten is (niet alleen
met de beveiliging vergrendeld) door
te proberen hem op te tillen. Als de
motorkap niet perfect gesloten is,
probeer dan niet erop te drukken maar
open hem opnieuw en herhaal de
handeling.
BELANGRIJK Een plaatje met daarop
een samenvatting van de handelingen
voor opening/sluiting van de motorkap
is onder de motorkap aangebracht
(zie fig. 46).
23)
42F0T0045
43F0T0067
44F0T0216
45F0T028346F0T0215
31

Page 34 of 220

BELANGRIJK
22)Controleer alvorens de motorkap te
openen of de armen van de ruitenwissers
tegen de ruit liggen.
23)Om veiligheidsredenen moet de
achterklep tijdens het rijden altijd goed
gesloten zijn. Controleer dus altijd of de
motorkap goed gesloten en vergrendeld is.
Mocht u tijdens het rijden merken dat de
motorkap niet goed vergrendeld is, stop
dan onmiddellijk en sluit de motorkap
op de correcte manier.
SCHEIDINGSWANDEN
(voor bepaalde versies/markten, waar
voorzien)
CARGO-VERSIES
Vaste scheidingswand fig. 47
Scheidt de passagiersruimte van de
laadruimte.
Vaste scheidingswand met ruit fig.
48
Deze wordt geleverd met een ruit in het
midden zodat de stabiliteit van de
lading gecontroleerd kan worden.
Vast rooster fig. 49
Scheidt de passagiersruimte van de
laadruimte. Deze wordt geleverd met
een metalen rooster zodat de stabiliteit
van de lading gecontroleerd kan
worden.Scharnierende inklapbare
scheidingswand fig. 50
47F0T0179
48F0T0167
49F0T0059
50F0T0196
32
KENNISMAKING MET DE AUTO

Page 35 of 220

Wanneer u voorwerpen met een
ongewone vorm moet vervoeren, kan
de scheidingswand als volgt geopend
worden:
leg de inklapbare passagiersstoel
plat (zie vorige pagina's);
haak vanuit de laadruimte de
koppeling A fig. 51 op de achterkant
van de scheidingswand los en plaats
deze in stoel B op de rugleuning van de
ingeklapte stoel.
Om de scheidingswand weer in zijn
normale stand te zetten, dezelfde
procedure in omgekeerde volgorde
uitvoeren.
LADDER BESCHERMING
BESTUURDER
(voor bepaalde versies/markten, waar
voorzien)
Op enkele uitvoering wordt de
bestuurder door een vaste ladder fig.
52 beschermd tegen onstabiele
ladingen en is een groter laadvermogen
aan de passagierszijde mogelijk.
COMBIVERSIES
(voor bepaalde versies/markten, waar
voorzien)
Vaste scheidingswand fig. 53
Deze bevindt zich achter de rugleuning
van de achterstoelen.LADING VASTZETTEN
Haken (verschillend aantal, afhankelijk
van versie) zijn bevestigd aan de vloer
voor het gemakkelijk vastzetten van
de lading.
Cargo-versies fig. 54;
51F0T0210
52F0T0177
53F0T0195
54F0T0057
33

Page 36 of 220

Combi versies fig. 55.
TIPS VOOR HET LADEN
Enkele eenvoudige suggesties kunnen
veilig rijden, comfort en levensduur
van het voertuig verbeteren: - verdeel
de lading gelijkmatig over het laadvlak:
wanneer de lading geconcentreerd
moet worden in een enkel gebied, kies
dan een gebied in het midden van de
twee assen; - denk er tenslotte aan dat
het dynamische gedrag van het
voertuig wordt beïnvloed door het
vervoerde gewicht: in het bijzonder zijn
de remafstanden langer, vooral bij
hoge snelheden,
24) 25) 26) 27)
BELANGRIJK
24)Onregelmatig wegdek en abrupt
remmen kunnen onverhoedse
verplaatsingen van de lading veroorzaken
met hieruit voortvloeiende gevaarlijke
situaties voor de bestuurder en passagiers:
zet vóór het vertrek de lading stevig vast
met behulp van de daarvoor bedoelde
haken op de vloer en gebruik stalen kabels,
touwen of banden die sterk genoeg zijn
om de voorwerpen die vastgezet moeten
worden vast te houden.
25)Zelfs wanneer de auto wordt gestopt
op een steile heuvel of helling, kan het
openen van de achter- of zijportieren
zorgen voor een naar buiten vallen van niet
vastgezette lading.
26)Als u brandstof in een reservetank wilt
meenemen, moet dit met inachtneming van
de wettelijke voorschriften gebeuren door
alleen een typegoedgekeurde tank te
gebruiken die stevig met de sjorogen is
verankerd. In geval van een botsing is het
risico op brand toch altijd groter.
27)Al deze limieten moeten in acht worden
genomen en MOGEN NOOIT
OVERSCHREDEN worden. Controleer met
name of de maximaal toegestane
gewichten op de voor- en achteras nooit
worden overschreden wanneer de lading
op het voertuig wordt geplaatst (vooral als
het voertuig van een specifiek
uitrustingsniveau is voorzien).
BAGAGERUIMTE
OPENEN IN EEN
NOODGEVAL VAN
BINNENUIT
In een noodgeval, kan de bagageruimte
als volgt geopend worden van
binnenuit:
open de zijschuifdeur en klap de
rugleuning van de achterbank omlaag
om toegang te krijgen tot de
bagageruimte (Combi-versies);
of
open de zijschuifdeur (Cargo-
versies);
gebruik lipje A fig. 56 dat zich aan
de binnenkant van de rechter
openslaande deur bevindt;
open de linker openslaande deur
door aan de handgreep te trekken (zie
"Portieren" in dit hoofdstuk).
28) 29)
55F0T0058
56F0T0060
34
KENNISMAKING MET DE AUTO

Page 37 of 220

HOEDENPLANK
VERWIJDEREN
(Combi-versies)
(voor bepaalde versies/markten, waar
voorzien)
De hoedenplank fig. 57 bestaat uit twee
delen. Om hem te verwijderen, gaat u
als volgt te werk:
Open de openslaande achterdeuren
en til het voorste deel A fig. 57 op
door pen A fig. 58 uit zetel F fig. 58 te
halen;
til het achterste deel B fig. 57 op
door het losmaken van de pennen B en
C fig. 58 uit zetels D en E fig. 58.
Als de bank volledig is ingeklapt, de
hoedenplank verwijderen zoals
beschreven en horizontaal opbergen
tussen de voorstoelen en de ingeklapte
achterbank.
Om de hoedenplank weer op zijn plaats
te zetten dezelfde procedure in
omgekeerde volgorde uitvoeren.
30)
BAGAGERUIMTE
VERGROTEN
Ga als volgt te werk:
open de achterdeuren en verwijder
de hoedenplank (zoals hiervoor is
beschreven);
zet de hoofdsteunen van de
achterstoelen helemaal naar beneden;
plaats de veiligheidsgordel opzij en
controleer of deze volledig uitgetrokken
en niet verdraaid is;
til de borghendel A fig. 59 van de
rugleuning op en klap de rugleuning
naar voren zodat u een vlakke laadvloer
krijgt. Bij het optillen van de hendel
wordt een rood merkteken zichtbaar.
Om de bagageruimte groter te maken,
trek aan lipje A fig. 60 achter de
rugleuning van de achterbank en klap
de bank en de rugleuning naar voren.
DE ACHTERBANK
VERWIJDEREN
De achterbank kan worden verwijderd
om omvangrijke ladingen mee te
nemen en de bagageruimte groter te
maken.
57F0T0062
58F0T0456
59F0T0921
60F0T0065
35

Page 38 of 220

Combi versies
Werk met de twee haken A fig. 61
onder de zijkant van de bank (een aan
elke kant) nadat de achterbank naar
voren is geklapt zoals eerder
beschreven.
DE ACHTERBANK
TERUGKLAPPEN
Ga als volgt te werk:
controleer of de overtollige
gordelband van de veiligheidsgordel
goed is ingebracht in de
overeenkomende beugel:
breng het kussen terug in de
horizontale positie en controleer of deze
correct bevestigd is;
klap de rugleuning terug en
controleer of deze goed vastzit.Een pictogram (fig. 62) bevindt zich
onder het gescheiden stoelkussen en
laat zien hoe de bank weer vast te
zetten op de beugels die aan de vloer
zijn geschroefd.
BELANGRIJK
28)Als in een gebied wordt gereden waar
weinig tankstations aanwezig zijn en men
benzine in een tankje wil meenemen, moet
dit overeenkomstig de geldende
voorschriften en in een goedgekeurd tankje
gebeuren dat op passende wijze is
vastgezet. In geval van een botsing is het
risico op brand toch altijd groter.
29)Overschrijd nooit het maximum
toegestane laadvermogen van de
bagageruimte (zie hoofdstuk "Technische
gegevens"). Zorg er tevens voor dat
voorwerpen die in de bagageruimte zijn
geplaatst, goed vastgezet zijn om te
voorkomen dat deze na plotseling remmen
naar voren komen, waardoor passagiers
gewond zouden kunnen raken.30)De ingeklapte stoel mag niet gebruikt
worden om bagage te vervoeren. De lading
zou naar voren geworpen kunnen worden
tegen de rugleuning van de voorstoelen,
waardoor de inzittenden ernstig letsel
kunnen oplopen.
61F0T0199
62F0T0302
36
KENNISMAKING MET DE AUTO

Page 39 of 220

VERSIE MET
AARDGASSYSTEEM
(Natural Power)
31) 32) 33)
5) 6) 7)
INLEIDING
De versie "Fiat Fiorino Natural Power"
heeft twee brandstofsystemen, een
voor benzine en een voor aardgas
(methaan).
Het type brandstoftoevoer kiezen
Fiat Fiorino Natural Power is
geconfigureerd voor een normale
werking op aardgas.
Het systeem schakelt automatisch over
naar het werken op benzine als de
aardgas bijna op is en de druk in de
cilinder de correcte bedrijfslimiet bijna
heeft bereikt.
De motor wordt altijd gestart met
benzine, met automatische
omschakeling naar aardgas wanneer
de beste omstandigheden bereikt
zijn (motorkoelvloeistoftemperatuur,
limiet stationair motortoerental) voor
omschakeling op aardgas.Daarom moet er altijd benzine in de
tank zitten (minstens 1/4 vol), om de
werking van de brandstofpomp niet in
gevaar te brengen.
Daarom moet altijd voldoende
benzine in de tank zitten.
Door middel van de schakelaar
benzine/aardgas fig. 63, onder de
bedieningselementen op het
dashboard, kan de werking op benzine
geselecteerd worden. Het systeem
schakelt niet automatisch over naar
aardgas wanneer de benzine opraakt.
BELANGRIJK Als er gaslucht wordt
waargenomen, schakel dan over van
werking op aardgas naar werking
op benzine en ga onmiddellijk naar een
Fiat Servicepunt om het voertuig te
laten controleren en eventuele
systeemstoringen uit te sluiten.CILINDERS
De auto heeft twee cilinders (totale
inhoud ongeveer 77 liter) die onder de
vloer van de auto zitten en die
beschermd zijn met twee speciale
beschermingen.
De cilindersfig. 64 en fig. 65vormen de
tank die aardgas in gecomprimeerde
gasvormige staat bevat (nominaal 200
bar bij 15°C).
Het aardgas, onder hogedruk
opgeslagen in de tanks, stroomt via een
speciale pijp naar de eenheid voor
drukregeling/-verlaging die de 4
aardgasinjectoren op lagedruk
(ongeveer 6 bar) van brandstof voorziet.
Cilinderinhoud: ongeveer 13 kg. De
hoeveelheid aardgas in de tank is
afhankelijk van de buitentemperatuur,
de toevoerdruk, de kwaliteit van het gas
en het type tankstation. Totale inhoud
cilinders ongeveer 77 liter.
63F0T0343
64F0T0345
37

Page 40 of 220

Cilindercertificering
De aardgastanks zijn gecertificeerd in
overeenstemming met EEG-richtlijn
110.
De cilinders moeten, in
overeenstemming met EEG-richtlijn
Procedure nr. 110, om de 4 jaar
vanaf de voertuigregistratiedatum
geïnspecteerd worden of in
overeenstemming met specifieke
voorschriften in afzonderlijke
landen.
SCHAKELAAR
BENZINE/AARDGAS
Deze motor loopt normaal gesproken
op aardgas behalve tijdens het starten,
dan werkt hij op benzine. De
overschakeling naar aardgas is
automatisch en wordt op het display
van het instrumentenpaneel
weergegeven door de uitschakeling van
het signaal
.Aardgas brandstofreserve
De hoeveelheid aardgas in de tanks
wordt aangegeven door de vier
verticale streepjes bij het woord CNG
op het display van het
instrumentenpaneel fig. 66. Wanneer de
resterende hoeveelheid aardgas minder
is dan 1/5 van de inhoud van de
cilinders, gaan het streepje van het
eerste niveau en de randen rond de
streepjes van de andere 3 niveaus
knipperen, tot aan het bijtanken van
aardgas. Er verschijnt een speciaal
bericht op het display en er klinkt een
geluidssignaal.Als het aardgas op raakt, wordt
automatisch overgeschakeld op
benzine. In dit geval verschijnt het
symbool
net boven de letters CNG
en gaan alle streepjes van de hoeken
van de lege stipjes constant branden,
ongeacht het type brandstoftoevoer; zie
fig. 67 of fig. 68.
65F0T0356
66F0T0462
67F0T0382
68F0T0383
38
KENNISMAKING MET DE AUTO

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 ... 220 next >