tow FIAT FREEMONT 2011 Instructieboek (in Dutch)

Page 138 of 289

Om het TPMS buiten werking te stellen moet u eerst
alle vier banden- en wielstellen (wegbanden) vervangen
met banden zonder TPM-sensors (bandenspannings-
controle). Rij daarna minstens 20 minuten met een
snelheid van meer dan 25 km/u. Het TPM-systeem
geeft een geluidssignaal af en het waarschuwingslampje
voor lage bandenspanning gaat gedurende 75 seconden
knipperen, waarna het aanhoudend blijft branden. Bo-
vendien verschijnt op het Elektronisch voertuiginfor-
matiecentrum (EVIC) het bericht "TPM-SYSTEEM
CONTROLEREN" en de grafische voorstelling geeft "-
-" weer in plaats van de spanningswaarde van de vier
banden Wanneer de auto opnieuw wordt gestart, geeft
het TPM-systeem geen geluidssignaal meer af, gaat het
waarschuwingslampje voor lage bandenspanning niet
meer branden en verschijnt er geen bericht meer op
het EVIC. De grafiek toont echter nog steeds “- -.“
Om het TPMS weer in werking te stellen moet u eerst
alle vier banden- en wielstellen (wegbanden) vervangen
met banden met TPM-sensors (bandenspanningscon-
trole). Rij daarna tot 20 minuten met een snelheid van
meer dan 25 km/u. Het TPM-systeem geeft een ge-
luidssignaal af, het verklikkerlampje knippert gedu-
rende 75 seconden, op het EVIC-scherm verschijnt het
bericht "CHECK TPM SYSTEM" (TPM-SYSTEEM
CONTROLEREN) en de grafiek toont de waarden
voor de bandenspanning om aan te geven dat het
systeem de sensorsignalen ontvangt.Algemene informatie
De afstandsbediening en signaalontvangers werken op
een draaggolffrequentie van 433,92 MHz, zoals is voor-
geschreven in de EU. Deze apparatuur moet zijn gecer-
tificeerd conform de specifieke regelgeving in elk land.
Er gelden twee normen: ETS (European Telecommuni-
cation Standard) 300–220, van toepassing in de meeste
landen, en de Duitse richtlijn BZT 225Z125, die steunt
op de norm ETC 300–220, maar daarnaast nog enkele
specifieke bepalingen heeft. De overige bepalingen
worden vermeld in de Europese Richtlijn 95/56/EC,
Bijlage VI. De apparatuur moet voldoen aan de vol-
gende twee voorwaarden:
 De apparatuur mag geen hinderlijke storingen ver-
oorzaken.
 De apparatuur moet eventuele ontvangen storingen kunnen verwerken, inclusief storingen die kunnen
leiden tot een foutieve werking.
131
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD

Page 139 of 289

PARKSENSE® PARKEERSENSOREN
ACHTER — INDIEN AANWEZIG ParkSense
®parkeersensoren achter zorgt voor zicht-
bare en hoorbare aanwijzingen m.b.t. de afstand tussen
de achterzijde van de auto en een gedetecteerd obsta-
kel bij het achteruitrijden, bijv. tijdens een parkeerma-
noeuvre. Raadpleeg "Voorzorgsmaatregelen bij gebruik
van het ParkSense
®" voor de beperkingen van dit
systeem en adviezen.
Wanneer u de contactschakelaar in de stand ON/RUN
draait, wordt door ParkSense
®
automatisch de sys-
teemstatus (actief of inactief ) hersteld die actief was
voordat het contact werd uitgeschakeld. ParkSense
®kan alleen actief zijn als de versnellingshen-
del in REVERSE (achteruit) staat. Als ParkSense
®
in
deze stand is ingeschakeld, blijft het systeem actief tot
de rijsnelheid circa 18 km/u of meer bedraagt. Het
systeem wordt weer actief als de rijsnelheid is gedaald
naar minder dan ongeveer 16 km/u.
ParkSense
®sensors
De vier ParkSense
®
sensoren, in de paneel/bumper
achter, bewaken het gebied achter de auto dat binnen
de zichtsafstand van de sensors valt. De sensoren
kunnen in horizontale richting obstakels op een afstand
van ongeveer 30 tot 200 cm van het achterpaneel/de
achterbumper detecteren, afhankelijk van de plaats, het
type en de richting van het obstakel. Waarschuwingsdisplay van ParkSense
®
Het ParkSense
®
waarschuwingsscherm wordt alleen
weergegeven als Sound and Display (beeld en geluid)
m.b.v. het Uconnect Touch™ systeem is geselecteerd.
Raadpleeg “Uconnect Touch™ instellingen” voor meer
informatie.
Het ParkSense
®waarschuwingsscherm bevindt zich in
het elektronisch voertuig informatie centrum (EVIC).
Het zorgt voor visuele waarschuwingen om de afstand
tussen de achterzijde - bumper en het gedetecteerde
obstakel weer te geven. Raadpleeg "Elektronisch voer-
tuiginformatiecentrum (EVIC)/instellingen" voor meer
informatie.
ParkSense
®display
Als de transmissie in REVERSE (achteruit) staat, scha-
kelt het waarschuwingsdisplay in en geeft de systeem-
status weer. (afb. 103) (afb. 104)
(afb. 103) Display parkeersensoren achter
132
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD

Page 140 of 289

Het systeem geeft een gedetecteerd obstakel aan met
drie boogjes en laat gedurende een halve seconde een
toon horen. Als de auto het object nadert, zal het
EVIC-display minder bogen laten zien en de geluids-
toon zal veranderen van langzaam naar snel tot onon-
derbroken. (afb. 105) (afb. 106) (afb. 107)(afb. 104)Parkeersensoren achter uit (OFF)(afb. 105) Langzame toon
(afb. 106) Snelle toon(afb. 107)Ononderbroken toon 133
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD

Page 141 of 289

De auto is dichtbij het obstakel als het EVIC-display
een knipperende boog laat zien en een ononderbroken
toon laat horen. De volgende tabel illustreert de wer-
king van het waarschuwingssysteem wanneer een ob-
stakel wordt waargenomen:
WAARSCHUWINGEN
Afstand achter (cm) Meer dan
200 cm 200-100 cm 100-65 cm 65-30 cm Minder dan
30 cm
Hoorbare
waarschuwing gong Geen Eerste 1/2
tweede toon Slow (Vertraagd) Snel Continu
Displaybericht Parkeerhulp aan Waarschuwing voorwerp
gedetecteerd Waarschuwing
voorwerp
gedetecteerd Waarschuwing
voorwerp
gedetecteerd Waarschuwing
voorwerp
gedetecteerd
Boogjes Geen 3 brandend (continu)3 langzaam
knipperend 2 langzaam
knipperend 1 langzaam
knipperend
ParkSense
®in- en uitschakelen
ParkSense
®kan m.b.v. het Uconnect Touch™ systeem
worden in- en uitgeschakeld. De beschikbare keuzes
zijn: OFF (uit), Sound Only (alleen geluid) of Sound and
Display (geluid en beeld). Raadpleeg “Uconnect
Touch™ instellingen” voor meer informatie.
Wanneer de schermtoets ParkSense
®
wordt inge-
drukt om het systeem uit te schakelen, verschijnt op
het EVIC-display gedurende vijf seconden het bericht
"PARK ASSIST OFF". Raadpleeg "Elektronisch voer-
tuiginformatiecentrum (EVIC)" voor meer informatie.
Als de keuzehendel in de stand REVERSE (achteruit)
wordt gezet en het systeem is uitgeschakeld, verschijnt
op het EVIC het bericht "PARK ASSIST OFF" (parkeer- hulp uitgeschakeld) zolang de keuzehendel in REVERSE
staat.
Het ParkSense
®systeem gebruikt vier sensoren in de
achterbumper om voorwerpen waar te nemen tot op
200 cm afstand van het bumperoppervlak. ParkSense
®
zorgt voor zowel zichtbare als hoorbare waarschuwin-
gen om de afstand tot het obstakel aan te duiden.
De ParkSense
®parkeersensoren achter
Wanneer de ParkSense
®parkeersensoren achter niet
correct werken, laat het Elektronisch Voertuig Infor-
matie Centrum (EVIC) de gong eenmaal per contact-
cyclus klinken en verschijnt op de display het bericht
"CLEAN PARK ASSIST SENSORS" (parkeersensoren
134
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD

Page 142 of 289

reinigen) of "SERVICE PARK ASSIST SYSTEM" (laat
parkeersensoren repareren). Raadpleeg "Elektronisch
voertuiginformatiecentrum (EVIC)" voor meer infor-
matie. Wanneer het keuzehendel in de stand REVERSE
wordt gezet en het systeem heeft een storing gedetec-
teerd, wordt het bericht "CLEAN PARK ASSIST SEN-
SORS" (parkeersensoren reinigen) of "SERVICE PARK
ASSIST SYSTEM" (laat parkeersensoren repareren)
vertoond zolang de keuzehendel in de stand REVERSE
staat. In een dergelijk geval werken de parkeersensorenniet.
Als "CLEAN PARK ASSIST SENSORS" verschijnt en de
achterzijde / achterbumper is schoon en vrij van
sneeuw, ijs, modder, vuil e.d., raadpleeg dan uw er-
kende dealer.
Wanneer de melding "SERVICE PARK ASSIST SYS-
TEM" (laat parkeersensoren repareren) op het EVIC
verschijnt, dient u contact op te nemen met een er-
kende dealer.
ParkSense
®systeem reinigen
Reinig de sensors van de parkeerhulp met water, een
schoonmaakmiddel voor auto's en een zachte doek.
Gebruik geen ruwe of harde doek. Steek geen voor-
werpen in de sensors en bekras deze niet. Hierdoor
kunnen de sensors beschadigd raken. Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van
ParkSense
®
OPMERKING:
 Zorg ervoor dat de achterbumper vrij is van sneeuw,
ijs. modder, vuil e.d. om het ParkSense
®
systeem
correct te laten werken.
 Drilboren, grote vrachtwagens en andere bronnen
van trillingen kunnen de werking van het systeem
nadelig beïnvloeden.
 Wanneer u de ParkSense
®parkeerhulp uitschakelt,
verschijnt op de EVIC het bericht "PARK ASSIST OFF"
(parkeerhulp uitgeschakeld). Wanneer u ParkSense
®
uitgeschakeld, blijft deze uitgeschakeld, ook wanneer u
het contact weer aanzet, totdat u het systeem opnieuw
inschakelt.
 Als u de keuzehendel in de stand REVERSE (achter-
uit) zet en ParkSense
®is uitgeschakeld, zal het EVIC
het bericht "PARK ASSIST DISABLED" (Parkeerhulp
uitgeschakeld) weergeven zolang de transmissie in RE-
VERSE staat.
 Reinig alle sensors van de parkeerhulp regelmatig,
maar let daarbij op dat u geen krassen of schade
toebrengt. De sensors mogen niet bedekt raken met
ijs, sneeuw, modder, vuil of afval. Verontreiniging van de
sensors kan leiden tot een slechte systeemwerking.
Het systeem kan obstakels achter de auto/bumper
over het hoofd zien of abusievelijk aangeven dat er een
obstakel achter de auto/bumper aanwezig is.
135
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD

Page 143 of 289

 Voorwerpen zoals fietsendragers, trekhaken, etc.
mogen tijdens het rijden niet binnen 30 cm van de
achterbumper zijn geplaatst. Als dit wel het geval is, zal
het systeem een nabijgelegen voorwerp mogelijk inter-
preteren als een sensorprobleem en de melding "SER-
VICE PARK ASSIST SYSTEM" (laat parkeersensoren
repareren) tonen op het EVIC.
 De parkeerhulp is uitsluitend bedoeld
als hulpmiddel tijdens het parkeren en is
niet in staat ieder voorwerp, inclusief
kleine obstakels, waar te nemen. Stoepranden
kunnen tijdelijk of helemaal niet worden gedetec-
teerd. Op kleine afstanden worden obstakels bo-
ven of onder de sensors niet gedetecteerd.
 Bij gebruik van ParkSense
®moet u langzaam
rijden, zodat u tijdig kunt stoppen wanneer een
obstakel wordt gedetecteerd. Het is raadzaam om
over uw schouder te kijken tijdens het gebruik van
de parkeerhulp achter.
WAARSCHUWING!
 De bestuurder moet altijd voorzichtig
blijven bij het achteruitrijden, zelfs bij
het gebruik van de ParkSense
®parkeersensoren.
Controleer het gebied achter de auto altijd zorg-
vuldig, kijk naar achteren en wees bedacht op
voetgangers, dieren, andere voertuigen, obstakels
en dode hoeken. U bent verantwoordelijk voor de
veiligheid en dient uw aandacht voortdurend bij
de omgeving te houden. Anders bestaat er een
risico op ernstig of dodelijk letsel.
 Het wordt sterk aanbevolen om voordat u de
ParkSense
®parkeersensoren achter gaat gebrui-
ken de trekhaak van de auto te verwijderen als
deze niet wordt gebruikt . Als u dit niet doet , kan
persoonlijk letsel of schade aan voertuigen ont-
staan doordat de trekhaak zich veel dichter bij
het obstakel bevindt dan de achterbumper als
het waarschuwingsdisplay de knipperende boog
laat zien en de aanhoudende toon laat horen.
Afhankelijk van de afmetingen en vorm van de
trekhaak is het ook mogelijk dat de sensors de
trekhaak detecteren en abusievelijk aangeven
dat er een obstakel achter de auto aanwezig is.
136
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD

Page 144 of 289

ACHTERUITRIJCAMERA
(PARKVIEW®) — INDIENAANWEZIG
Uw auto is mogelijk voorzien van een ParkView
®
achteruitrijcamera. Hiermee kunt u het gebied achter
de auto op het scherm zien wanneer de schakelhendel
in de stand REVERSE (achteruit) wordt gezet. De
afbeelding wordt aan de bovenzijde van het aanraak-
scherm van de radio weergegeven, samen met de
waarschuwing "Controleer de gehele omgeving". Na
vijf seconden verdwijnt deze opmerking. De Park-
View
®camera bevindt zich aan de achterzijde van het
voertuig boven de kentekenplaat. Als u uit de achteruitversnelling schakelt, wordt de
achteruitrijcamera uitgeschakeld en verschijnt het
navigatie- of audioscherm.
Indien weergegeven, geven statische rasterlijnen de
breedte van het voertuig aan, terwijl een onderbroken
lijn de middellijn van het voertuig aangeeft. Deze lijnen
kunnen bijv. van dienst zijn bij het uitlijnen van het
voertuig voor een aanhanger. De statische rasterlijnen
geven verschillende zones aan waarmee u de afstand
tot de achterzijde van het voertuig kunt inschatten. De
onderstaande tabel geeft bij benadering de afstanden
weer voor elk van deze zones:
Zone Afstand tot de achterzijde van het voertuig
Rood 0 - 30 cm
Geel 30 cm - 1 m
Groen 1 m of meer
137
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD

Page 145 of 289

WAARSCHUWING!
Bestuurders moeten voorzichtig achter-
uit rijden, ook al wordt er gebruik ge-
maakt van de achteruitrijcamera. Kijk altijd goed
vóór of achter uw auto, controleer of zich daar
geen voetgangers, dieren, andere voertuigen of
obstakels bevinden en let op dode hoeken voor-
dat u voor- of achteruitrijdt . U bent verantwoor-
delijk voor de veiligheid van uw omgeving en
moet blijven opletten als u achteruitrijdt . Anders
bestaat er een risico op ernstig of dodelijk letsel. Om schade aan het voertuig te voorko-
men mag de achteruitrijcamera alleen
worden gebruikt als parkeerhulp. De
achteruitrijcamera kan niet elk obstakel of voor-
werp detecteren.
 Om schade aan het voertuig te voorkomen
moet u langzaam rijden bij gebruik van de achter-
uitrijcamera, zodat u tijdig kunt stoppen als u een
obstakel ziet . Het wordt de bestuurder aanbevo-
len om regelmatig over zijn/haar schouder te kij-
ken bij het gebruik van de achteruitrijcamera. OPMERKING:
Wanneer de cameralens bedekt is
met sneeuw, ijs, modder of ander vuil, moet de lens
worden gereinigd, met water worden gespoeld en met
een zachte doek worden gedroogd. De lens niet afdek-
ken.
ParkView
®in- of uitschakelen — met het
aanraakscherm van de radio
1. Zet de radio aan.
2. Druk op de schermtoets " More".
3. Druk de schermtoets " Settings".
4. Druk op de schermtoets "Safety & Driving Assis- tance".
5. Druk op het vakje naast de knop "Parkview
®Bac-
kup Camera" om het systeem in of uit te schakelen.
138
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD

Page 146 of 289

GELUIDSSYSTEMEN
Raadpleeg de Uconnect Touch™ gebruikershandlei- ding.NAVIGATIESYSTEEM — INDIEN AANWEZIG
Zie de gebruikershandleiding Navigatie.
139
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD

Page 147 of 289

AUDIOTOETSEN OP HET STUURWIEL
— INDIEN AANWEZIG
De knoppen van de afstandsbediening van de geluids-
installatie bevinden zich achter op het stuur. De regel-
knoppen rechts en links zijn tuimelschakelaars met een
druktoets in het midden van elke schakelaar. Reik met
uw vingers achter het stuur om de knoppen te bedie-
nen. (afb. 108)
FUNCTIES RECHTERSCHAKELAAR
 Druk de bovenkant van de schakelaar in om degeluidssterkte hoger te zetten.
 Druk de onderkant van de schakelaar in om de geluidssterkte lager te zetten.
 Druk op de toets midden op de schakelaar om van modus te veranderen (d.w.z. AM, FM, enz). FUNCTIES LINKERSCHAKELAAR VOOR RADIOBEDIENING
 Druk de bovenkant van de schakelaar in om de
volgende radiozender in opgaande richting te ZOE-
KEN vanaf de huidige instelling.
 Druk de onderkant van de schakelaar in om de volgende radiozender in neergaande richting te
ZOEKEN vanaf de huidige instelling.
 Druk op de toets midden op de schakelaar om op de volgende vooringestelde zender die u heeft gepro-
grammeerd af te stemmen.
FUNCTIES LINKERSCHAKELAAR VOOR
BEDIENING VAN DE MEDIA (BIJV. CD)
 Druk eenmaal op de bovenkant van de schakelaar om het volgende nummer te beluisteren.
 Druk eenmaal op de onderkant van de schakelaar om het begin van het huidige nummer of het begin van
het vorige nummer te beluisteren. Doe dit binnen
één seconde nadat het huidige nummer is begonnen.
 Druk de schakelaar tweemaal naar boven of naar beneden om het tweede nummer te horen, drie keer
om het derde nummer te horen, enzovoort.
 Druk op de toets midden op de schakelaar om over te gaan naar de volgende voorinstelling die u heeft
geprogrammeerd.(afb. 108) Afstandsbediening geluidssysteem (achteraanzicht stuurwiel)
140
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD

Page:   < prev 1-10 ... 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 ... 280 next >