tow FIAT FREEMONT 2011 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2011, Model line: FREEMONT, Model: FIAT FREEMONT 2011Pages: 289, PDF Size: 5.06 MB
Page 178 of 289

Alle inzittenden moeten te allen tijde hun driepuntsvei-
ligheidsgordel op de juiste wijze dragen.
Schuif de stoelen van bestuurder en voorpassagier zo
ver naar achteren als praktisch mogelijk is, zodat de
geavanceerde voorairbags ruimte hebben om te kun-
nen worden opgeblazen.
Zit daarom niet tegen het portier of het raam geleund.
Als de auto zijairbags heeft, worden die tijdens een
aanrijding krachtig opgeblazen in de ruimte tussen uzelf
en het portier.
Indien het airbagsysteem in deze auto veranderd moet
worden om gebruik door een invalide mogelijk te
maken, neem dan contact op met klantenservice. De
telefoonnummers worden vermeld in het hoofdstuk
"Als u gebruik wilt maken van klantenservice".
WAARSCHUWING!
Als u alleen op de airbags vertrouwt ,
kan dit bij een aanrijding leiden tot ern-
stig letsel. De airbags werken in combinatie met
uw autogordel om u op de juiste wijze te bescher-
men. Bij sommige aanrijdingen worden de air-
bags niet opgeblazen. Draag uw autogordels al-
tijd, ook als uw auto is uitgerust met airbags.
(Vervolgd)(Vervolgd)
Als u tijdens het activeren van de geavanceerde
voorairbag te dicht op het stuur of bij het instru-
mentenpaneel zit , kunt u ernstig of dodelijk letsel
oplopen. Airbags hebben ruimte nodig om te
worden opgeblazen. Ga achterover zitten en
strek uw armen zodanig dat u comfortabel het
stuur en het instrumentenpaneel kunt bedienen.
De zijairbags hebben ook ruimte nodig om zich
te ontplooien. Zit daarom niet tegen het portier
of het raam geleund. Zit rechtop op het midden
van de stoel.
SENSOREN EN REGELKNOPPEN VOOR
OPBLAZEN AIRBAGS
Beschermingssysteem voor de inzittenden
(ORC)Het Beschermingssysteem voor de inzittenden
(ORC) maakt deel uit van een voorgeschreven veilig-
heidssysteem dat vereist wordt voor dit voertuig.
Het ORC bepaalt of het nodig is de voor- en/of zijair-
bags op te blazen bij een frontale of zijwaartse botsing.
Op basis van de signalen van de botsingssensoren
activeert een centrale elektronische ORC zo nodig de
geavanceerde voorairbags, gordijn-zijairbags, extra zij-
airbags in de stoelen en de gordelspanners vóór, naar-
gelang de aard en de ernst van de botsing.
Geavanceerde voorairbags zijn bedoeld om extra be-
scherming te bieden doordat ze een aanvulling vormen 171
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 179 of 289

op de autogordels bij bepaalde frontale botsingen,
afhankelijk van de ernst en aard van de aanrijding.
Geavanceerde voorairbags zijn niet bedoeld voor het
verminderen van het risico op letsel bij botsingen van
achteren, botsingen van opzij of over de kop slaan.
De geavanceerde voorairbags worden niet opgeblazen
bij alle frontale botsingen, ook niet bij sommige fron-
tale botsingen die ernstige schade aan het voertuig tot
gevolg hebben — bijvoorbeeld sommige aanrijdingen
met palen, met (onder) vrachtwagens en aanrijdingen
onder een hoek. Daarentegen kunnen de geavanceerde
voorairbags, afhankelijk van de aard van de botsing en
de plaats waar de auto wordt geraakt, opgeblazen
worden bij aanrijdingen die geringe schade aan de
voorkant van het voertuig tot gevolg hebben, maar die
aanvankelijk een grote afname van de snelheid veroor-
zaken.
De zijairbags worden niet opgeblazen bij alle zijdelingse
botsingen. Het opblazen van de zijairbags is afhankelijk
van de ernst en aard van de aanrijding.
Omdat airbagsensoren de vertraging van het voertuig
meten, zijn de snelheid van het voertuig en de schade
op zichzelf geen goede indicatoren voor de noodzaak
van het wel of niet opblazen van een airbag.
Veiligheidsgordels zijn bij alle ongevallen noodzakelijk
voor uw bescherming en om uw lichaam in de juiste
positie te houden, uit de buurt van een airbag die wordtopgeblazen.Het beschermingssysteem voor de inzittenden (ORC)
bewaakt de gereedheid van de elektronische onderde-
len van het airbagsysteem wanneer het contactslot in
de stand ON/RUN staat. Als het contactslot in de
stand OFF of ACC staat, is het airbagsysteem niet
ingeschakeld en zullen de airbags niet worden opgebla-zen.
Het ORC beschikt over een reservevoeding die de
airbags kan ontvouwen, zelfs als de accu leeg is of
wordt losgekoppeld voordat de airbags worden geacti-
veerd.
De ORC schakelt ook het airbag-
waarschuwingslampje op het instrumenten-
paneel in voor een zelftest gedurende 4 tot
8 seconden, wanneer het contact voor de
eerste keer wordt aangezet. Na de zelftest gaat het
lampje uit. Als het ORC een storing in het systeem
detecteert, gaat het waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem knipperen of constant branden. Een en-
kel geluidssignaal klinkt als het lampje gaat branden na
de eerste keer starten.
Het ORC bevat ook diagnosefuncties die het waar-
schuwingslampje voor het airbagsysteem in het instru-
mentenpaneel laten branden wanneer een storing
wordt geconstateerd die het airbagsysteem zou kun-
nen beïnvloeden. De diagnose meldt eveneens de aard
van het defect.
172UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 180 of 289

WAARSCHUWING!
Wanneer u een airbag-
waarschuwingslampje op uw instrumen-
tenpaneel negeert , kan dat betekenen dat de
airbags u bij een aanrijding niet beschermen. Als
het lampje niet gaat branden als u de contact-
sleutel omdraait , blijft branden nadat u de auto
hebt gestart of gaat branden tijdens het rijden,
moet u het airbagsysteem onmiddellijk laten
controleren door een erkende dealer.
Opblaasmodules voor de geavanceerde
voorairbag aan bestuurders- en passagierszijde
De opblaasmodules voor de geavanceerde voorairbags
aan bestuurders- en passagierszijde bevinden zich in
het midden van het stuurwiel en aan de rechterzijde
van het instrumentenpaneel. Het ORC zendt een sig-
naal naar de opblaasmodules wanneer een botsing
wordt gedetecteerd waarbij de geavanceerde voorair-
bags moeten worden geactiveerd. Er ontwikkelt zich
een grote hoeveelheid niet-giftig gas om de geavan-
ceerde voorairbags op te blazen. De airbags kunnen in
verschillende mate worden opgeblazen, afhankelijk van
de aard en ernst van de botsing. Het afdekpaneel op de
stuurwielnaaf en op de bovenzijde van het dashboard
komen los en klappen opzij terwijl de airbags volledig
worden opgeblazen. Het volledig opblazen van de air-
bags duurt circa 50 tot 70 milliseconden. Dit is onge-
veer de helft van de tijd die nodig is om met uw ogen te
knipperen. De airbags lopen vervolgens snel leeg ter- wijl ze de bestuurder en de voorpassagier nog bescher-
ming bieden.
Het gas in de geavanceerde voorairbag wordt afge-
voerd via de ventilatieopeningen in de zijkanten van de
airbag. Op deze wijze belemmeren de airbags de bestu-
ring van de auto niet.
Opblaasmodules voor de extra zijairbag in de
voorstoel
De extra zijairbags in de voorstoelen worden uitslui-
tend bij bepaalde zijdelingse botsingen geactiveerd.
Het ORC bepaalt op basis van de aard en ernst van een
zijdelingse botsing of de zijairbags moeten wordenopgeblazen.
Naargelang de ernst en de aard van de botsing kan het
opblaasmechanisme van de zijairbag aan de zijde van de
botsing geactiveerd worden, waardoor een hoeveel-
heid niet-giftig gas vrijkomt. De zich opblazende zij-
airbag komt via de voegnaad in de stoel naar buiten in
de ruimte tussen de inzittende en het portier. De
zij-airbag worden volledig opgeblazen in ongeveer 10
milliseconden. De zijairbag wordt zo snel en krachtig
opgeblazen dat u gewond kunt raken wanneer u niet
goed in de stoel zit, of wanneer zich voorwerpen
bevinden in de ruimte waar de airbag zich ontvouwt.
Dat geldt vooral voor kinderen.
Opblaasmodules voor de extra gordijn-
zijairbag
Tijdens botsingen waarbij de inwerking beperkt blijft
tot een bepaalde zone aan de zijkant van het voertuig,
173
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 181 of 289

zal het ORC mogelijk de extra gordijn-zijairbags opbla-
zen. Dit is afhankelijk van de kracht en de aard van de
botsing. In deze gevallen blaast het ORC alleen de
gordijn-zijairbag op aan de kant van de botsing.
Er ontwikkelt zich een grote hoeveelheid niet-giftig gas
om de gordijn-zijairbag op te blazen. De gordijn-
zijairbag drukt de buitenrand van de hemelbekleding
opzij en bedekt het zijraam. De airbag wordt in circa 30
milliseconden opgeblazen (ongeveer een kwart van de
tijd die nodig is om met de ogen te knipperen). Dit
gebeurt met zoveel kracht dat u letsel kunt oplopen als
u niet correct op uw stoel zit en/of uw gordel niet
(correct) heeft vastgemaakt of als de gordijn-zijairbag
bij het opblazen een voorwerp in uw richting wegdrukt.
Dat geldt vooral voor kinderen. De gordijn-zijairbag
heeft na het opblazen slechts een dikte van circa 9 cm.
Omdat airbagsensoren de vertraging van het voertuig
schatten, zijn de snelheid van het voertuig en de schade
geen goede indicatoren voor de noodzaak van het wel
of niet opblazen van een airbag. OPMERKING:Wanneer het voertuig over de kop
slaat, kunnen de gordelspanners en/of de extra zijair-
bags in de voorstoelen en de extra gordijn-zijairbags
worden geactiveerd aan beide zijden van de auto.
Sensors frontale en zijbotsingen
Bij frontale en zijdelingse botsingen kunnen de bot-
singsensors het ORC helpen bij het bepalen van de
juiste reactie op de botsingen. Verbeterd ongelukkenresponssysteem
Bij een botsing die leidt tot het opblazen van de airbags
zal het ORC, als het communicatienetwerk en de
voeding intact blijven en afhankelijk van de aard van de
botsing, bepalen of het geavanceerde ongelukkenres-
ponssysteem de volgende functies uitvoert:
De brandstoftoevoer naar de motor afsluiten.
De waarschuwingsknipperlichten inschakelen zo lang
de accu energie heeft of het contact wordt afgezet.
De binnenverlichting inschakelen zolang de accu werkt of totdat de contactsleutel wordt verwijderd.
De deuren automatisch ontgrendelen.
Als een airbag wordt opgeblazen
Het ontwerp van de geavanceerde voorairbags is zoda-
nig uitgevoerd, dat deze airbags na het opblazen onmid-
dellijk leeglopen. OPMERKING: De voor- en/of zijairbags worden
niet bij alle botsingen opgeblazen. Dit houdt echter niet
in dat het airbagsysteem niet werkt.
Bij een aanrijding waarbij de airbags worden opgebla-
zen, kan zich het volgende voordoen:
Het nylon van de airbag kan soms schaafwonden en/of een rode huid veroorzaken bij de bestuurder
en de voorpassagier tijdens het opblazen van de
airbags. De schaafwonden lijken op de wonden die u
oploopt als u zich schaaft aan een touw, de vloerbe-
dekking of op de vloer van een gymnastiekzaal. Deze
schaafwonden worden niet veroorzaakt door con-
tact met chemische producten. De schaafwonden
zijn niet blijvend en genezen normaal gesproken snel.
174
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 182 of 289

Als uw schaafwonden echter na enkele dagen nog
niet zijn genezen of als u last hebt van blaren, ga dan
onmiddellijk naar uw huisarts.
Terwijl de airbags leeglopen ziet u misschien rond- vliegende stofdeeltjes die op rook lijken. Dit stof is
een normaal bijproduct van het activeringsproces
voor het niet-giftige opblaasgas. Deze rondzwevende
stofdeeltjes kunnen de huid, ogen, neus of keel irri-
teren. Spoel met koud water als u last hebt van
geïrriteerde ogen of huid. Zorg voor frisse lucht bij
neus- of keelirritaties. Raadpleeg uw huisarts als de
irritatie zich blijft voordoen. Als deze deeltjes op uw
kleding terechtkomen, volg dan de gebruikelijke was-
voorschriften van de kledingfabrikant om de kleding
te reinigen.
Rijd niet in uw auto nadat de airbags opgeblazen zijn
geweest. Als u opnieuw bij een aanrijding betrokken
raakt, zullen de airbags geen enkele bescherming bie-den.
WAARSCHUWING!
Eenmaal geactiveerde airbags en gor-
delspanners hebben geen enkel effect bij
een volgende aanrijding. Laat de airbags, gor-
delspanners en rolautomaat van de veiligheids-
gordels voorin onmiddellijk vervangen door een
erkende dealer. U moet ook het ORC-systeem
laten nakijken. Onderhoud van het airbagsysteem
WAARSCHUWING!
Wijzigingen aan delen van het airbag-
systeem kunnen tot gevolg hebben dat
het systeem bij een aanrijding niet functioneert .
U kunt gewond raken doordat de airbag niet
werkt en u niet beschermt . Breng geen wijzigin-
gen aan de onderdelen of bedrading aan en plak
nooit emblemen of stickers op het afdekpaneel
op het stuur of aan de rechterzijde van het
instrumentenpaneel. Breng geen wijzigingen aan
op de voorbumper of de carrosseriestructuur en
monteer geen los verkrijgbare treeplanken.
Het is gevaarlijk zelf onderdelen van het air-
bagsysteem te repareren. Waarschuw iedereen
die aan uw auto werkt dat de auto is uitgerust
met airbags.
(Vervolgd)
175
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 183 of 289

(Vervolgd)
Probeer geen enkel onderdeel van het airbag-
systeem te wijzigen. De airbag kan per ongeluk
worden opgeblazen of werkt mogelijk niet goed
meer als deze wordt gewijzigd. Breng de auto
naar een erkende dealer voor onderhoud aan het
airbagsysteem. Breng de auto naar een erkende
dealer als onderhoud nodig is aan de autostoel,
waaronder het afdekpaneel en het kussen (ook
voor het verwijderen of losser/strakker maken
van de bevestigingsbouten). Er mogen alleen
door de fabrikant goedgekeurde stoelaccessoires
worden gebruikt . Neem contact op met een er-
kende dealer als het airbagsysteem moet worden
aangepast voor personen met een handicap.
Waarschuwingslampje voor het airbagsysteem De airbags moeten bedrijfsklaar zijn om bij
een aanrijding onmiddellijk op te blazen en u
te beschermen. Het waarschuwingslampje
voor het airbagsysteem controleert de in-
terne circuits en de bedrading verbonden met elektri-
sche componenten van het airbagsysteem. Het airbag-
systeem is onderhoudsvrij. Laat het systeem echter
onmiddellijk controleren door een erkende dealer als
zich het volgende voordoet:
Het waarschuwingslampje van het airbagsysteem brandt geen vier tot acht seconden nadat u de
contactschakelaar de eerste keer in de stand ON/
RUN hebt gezet. Het waarschuwingslampje voor het airbagsysteem
blijft branden na de periode van vier tot acht secon-den.
Het waarschuwingslampje voor het airbagsysteem gaat af en toe branden of blijft branden tijdens hetrijden.
OPMERKING: Als de snelheidsmeter, toerenteller
of andere meters voor motorfuncties niet werken, is
het mogelijk dat het beschermingssysteem voor de
inzittenden ook niet werkt. Het kan zijn dat de airbags
niet gereed zijn om u te beschermen. Controleer
onmiddellijk de zekeringen op doorgeslagen zekerin-
gen. Raadpleeg het label aan de binnenkant van het
deksel van het zekeringenblok voor de juiste airbagze-
keringen. Laat uw erkende dealer controleren of de
zekering nog goed is.
GEBEURTENISRECORDER (EDR)
Deze auto is uitgerust met een gebeurtenisrecorder
(EDR). De belangrijkste taak van de EDR is het regis-
treren van gegevens die duidelijk maken hoe een voer-
tuigsysteem zich heeft gedragen in bepaalde ongevals-
of gelijksoortige situaties, zoals de activering van een
airbag of een botsing tegen een obstakel. De EDR is
ontworpen om kortstondig, meestal 30 seconden of
minder, gegevens te registreren die verband houden
met de dynamiek en veiligheidssystemen van de auto.
De EDR in deze auto is ontworpen om onder andere
de volgende gegevens te registreren:
Hoe hebben diverse systemen in uw auto zich gedra- gen?
176UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 184 of 289

Waren de veiligheidsgordels van de bestuurder enpassagier vastgegespt?
Hoe ver (indien van toepassing) trapte de bestuurder het gas- en/of rempedaal in?
Hoe snel reed de auto?
Deze gegevens kunnen bijdragen tot een beter inzicht
in de omstandigheden waarin botsingen en letsel ont-
staan. OPMERKING: De EDR-gegevens worden uitslui-
tend tijdens extreme ongevalsituaties geregistreerd.
Onder normale rijomstandigheden registreert de EDR
geen privé of overige gegevens, zoals naam, geslacht,
leeftijd en ongevallocatie. Het is echter wel mogelijk
dat anderen, bijvoorbeeld de politie, de EDR-gegevens
combineren met de persoonsgegevens die standaard
worden opgevraagd na ongevallen.
Voor het uitlezen van de geregistreerde EDR-gegevens
is zowel toegang tot de auto als speciale apparatuur
nodig. Naast de fabrikant van de auto kunnen ook
anderen die over deze speciale apparatuur beschikken,
zoals de politie, de EDR-gegevens lezen indien zij toe-
gang hebben tot de auto of de EDR. Vervoer van huisdieren
Een huisdier kan letsel oplopen als een voorairbag
wordt opgeblazen. Een niet-aangelijnd huisdier kan bij
een noodstop of botsing als projectiel door de auto
worden geslingerd en letsel oplopen of een passagier
verwonden.
Huisdieren moeten aangelijnd meerijden op de achter-
bank of in een speciale reismand die is bevestigd met de
autogordels.
177
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 185 of 289

VEILIGHEIDSTIPS
PASSAGIERS VERVOEREN
VERVOER NOOIT PASSAGIERS IN DE BAGAGE-
RUIMTE.
WAARSCHUWING!
Laat nooit kinderen of dieren achter in
een in de zon geparkeerde en afgesloten
auto. De hitte in het interieur kan ernstige ge-
zondheidsproblemen veroorzaken en zelfs dode-
lijk zijn.
Het is zeer gevaarlijk om tijdens het rijden
personen te vervoeren in de bagageruimte. Bij
een aanrijding lopen personen in de bagage-
ruimte een groter risico om ernstig of zelfs dode-
lijk gewond te raken.
Vervoer geen personen in een ruimte van de
auto die niet is voorzien van stoelen en autogor-
dels.
Zorg dat iedereen in uw auto een stoel heeft en
de autogordel op de juiste wijze heeft omgedaan.
(Vervolgd)(Vervolgd)
Bij modellen voor zeven passagiers wordt het
rijden met de tweede zitrij in de instap/uitstap-
stand (zitting naar boven geklapt en stoel naar
voren geschoven) afgeraden omdat deze stand
alleen bedoeld is om de toegang tot de derde
zitrij te vergemakkelijken. Als aan deze waar-
schuwing geen gehoor wordt gegeven, kan per-
soonlijk letsel het gevolg zijn.
Bij modellen voor zeven passagiers mag er nie-
mand op de derde zitrij plaatsnemen als de rug-
leuningen van de tweede zitrij zijn neergeklapt .
Bij een botsing zouden de inzittenden onder de
autogordel kunnen glijden en ernstig of dodelijk
letsel kunnen oplopen.
UITLAATGAS
WAARSCHUWING!
Uitlaatgassen kunnen letsel veroorza-
ken of zelfs dodelijk zijn. Ze bevatten
koolmonoxide (CO), een kleur- en reukloos gas.
Het inademen ervan kan bewusteloosheid en
vergiftiging veroorzaken. Houd u aan de vol-
gende veiligheidswenken om het inademen van
koolmonoxide te vermijden:
Laat de motor niet langer in een gesloten garage of
beschutte ruimte draaien dan noodzakelijk is om de
auto te verplaatsen.
178
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 186 of 289

Als u in een geparkeerde auto moet zitten met een
draaiende motor, stel dan de verwarming of de koeling
zodanig af dat er buitenlucht in de auto wordt aange-
zogen. Zet de aanjager op de hoogste snelheid.
Wanneer u toch met open achterklep moet rijden,
zorg dan dat alle ramen gesloten zijn en dat de aanjager
van de airco op de hoogste stand staat. Gebruik de
hercirculatiestand NIET.
De beste bescherming tegen koolmonoxidevergiftiging
is een goed onderhouden uitlaatsysteem.
Wanneer enige verandering in het uitlaatgeluid is waar
te nemen, als u uitlaatgassen in het interieur ruikt of als
de onder- of achterzijde van de auto is beschadigd, is er
mogelijk sprake van lekkage in het uitlaatsysteem. Laat
een vakbekwaam monteur het volledige uitlaatsysteem
en de naburige carrosseriedelen controleren op breuk,
schade, slijtage of verkeerde montage. Open naden of
losse verbindingen kunnen zorgen dat uitlaatgas bin-
nendringt in het interieur. Laat het uitlaatsysteem ook
altijd controleren wanneer de auto op een hefbrug
wordt gezet voor smering of bij olieverversing. Laat
indien nodig delen van het uitlaatsysteem vervangen.AANBEVOLEN VEILIGHEIDSCONTROLES
BINNEN IN DE AUTO
Veiligheidsgordels
Controleer regelmatig de autogordels op scheuren,
rafels en losse delen. Laat beschadigde onderdelen
direct vervangen. Probeer niet zelf de gordels aan te
passen of uit elkaar te halen.
De autogordelsystemen voorin moeten na een aanrij-
ding worden vervangen. De autogordels moeten on-
middellijk worden vervangen als na een aanrijding blijkt
dat er beschadigingen zijn ontstaan (verbogen gor-
delspanner, gescheurde gordelband, enz.). Wanneer er
ook maar enige twijfel bestaat over de toestand van de
gordels of de rolautomaten, laat de gordel dan
vervangen.
Waarschuwingslampje voor het airbagsysteem
Nadat de contactschakelaar in de stand ON is gezet,
dient dit waarschuwingslampje gedurende ongeveer
vier tot zes seconden te gaan branden om de werking
ervan te controleren. Als het lampje niet gaat branden
bij het starten of blijft branden, knippert of gaat bran-
den tijdens het rijden, dient u het systeem te laten
nakijken bij een erkende dealer.
Ruitverwarming
Controleer de werking door de ontdooistand te selec-
teren en de aanjager op de hoogste snelheid te zetten.
U moet nu de lucht kunnen voelen die langs de voorruit
geblazen wordt. Bezoek uw erkende servicedealer als
het ontdooimechanisme niet werkt.
179
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 187 of 289

Veiligheidsinformatie over vloermatten
Plaats uitsluitend vloermatten die overeenkomen met
de afmetingen van het voetengedeelte van uw auto. U
mag alleen vloermatten gebruiken die het gebied
rondom de pedalen vrijlaten en stevig vastliggen, zodat
de matten niet kunnen verschuiven, de baan van de
pedalen kunnen belemmeren of de veilige werking van
uw auto op een andere manier kunnen verstoren.
WAARSCHUWING!
Als de pedalen niet vrij kunnen bewegen,
kunt u de controle over de auto verlie-
zen, waardoor gevaar voor ernstig letsel ont-
staat .
Controleer altijd of de vloermatten op de juiste
wijze zijn vastgemaakt aan de bevestigingspun-
ten voor de matten.
Plaats nooit vloermatten of andere vloerbe-
dekkingen die u niet op de juiste wijze kunt
vastmaken en voorkom te allen tijde dat de mat-
ten verschuiven, de baan van de pedalen belem-
meren of de controle over de auto verstoren.
Plaats nooit vloermatten of andere vloerbe-
dekkingen over reeds aanwezige vloermatten.
Extra vloermatten en andere vloerbedekkingen
verkleinen de ruimte voor de pedalen en belem-
meren de baan van de pedalen.
(Vervolgd)(Vervolgd)
Controleer regelmatig of de matten nog cor-
rect zijn bevestigd. Matten die zijn verwijderd om
te worden gereinigd, moeten altijd op de juiste
wijze opnieuw worden geplaatst en vastge-
maakt .
Voorkom te allen tijde dat er tijdens het rijden
voorwerpen kunnen vallen in het voetengedeelte
van de bestuurder. Deze voorwerpen kunnen be-
klemd raken onder het rem- en gaspedaal, waar-
door u de controle over de auto verliest .
Bevestigingspunten moeten, indien nodig, op
de juiste wijze worden aangebracht als deze niet
af fabriek aanwezig zijn.
Als de vloermatten niet op de juiste wijze worden
geplaatst of bevestigd, kunnen de banen van het
rem- en gaspedaal worden belemmerd, waardoor
u de controle over de auto verliest .
180
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD