stop start FIAT FREEMONT 2013 Instructieboek (in Dutch)
Page 327 of 384
Controleer het oliepeil als de auto op een vlakke
ondergrond staat en alleen wanneer de motor warm is.
De meting is dan nauwkeuriger. Het oliepeil moet
gehandhaafd blijven tussen de merktekens op de peil-
stok. De peilstok is gemarkeerd met een kruisarcering
met het woord SAFE (veilig) of een deel met kruisar-
cering met de woorden MIN aan de ondergrens en
MAX aan de bovengrens. Bijvullen met één liter olie als
het oliepeil aan de ondergrens staat brengt het peil
terug naar de bovengrens van de markering.
Vul niet te veel olie bij. Als er teveel olie
wordt bijgevuld, komt er lucht in de olie,
wat kan leiden tot verlies van de oliedruk
en toename van de olietemperatuur. Dit kan lei-
den tot motorschade. Plaats de olievuldop terug
en draai hem goed vast nadat u olie hebt toege-
voegd.
Oliepeil controleren – dieselmotor
Om een optimale smering van de motor te waarbor-
gen, moet het juiste motoroliepeil gehandhaafd blijven.
Controleer het oliepeil daarom regelmatig, bijvoor-
beeld bij elke tankstop.
Het ideale tijdstip voor een controle van het motor-
oliepeil is ca. 5 minuten nadat u een bedrijfswarme
motor hebt afgezet, of ‘s ochtends voordat u de motor
de eerste keer start. Controleer het oliepeil als de auto op een vlakke
ondergrond staat. De meting is dan nauwkeuriger. Het
oliepeil moet gehandhaafd blijven tussen de MIN en
MAX merktekens op de peilstok. Het bijvoegen van 1
liter olie als de olie tot aan het MIN-merkteken reikt,
heeft tot gevolg dat de olie tot aan het MAX-teken
reikt bij deze motoren.
Laat het onderhoud van uw auto over
aan een FIAT-dealer. Voor routine-
onderhoud en klein onderhoud dat u zelf
wilt uitvoeren, raden wij u aan om het juiste
gereedschap, originele reserveonderdelen van
FIAT en de vereiste vloeistoffen te gebruiken.Voer
geen onderhoud uit als u geen ervaring hebt .
Motorolie verversen – benzinemotor
Raadpleeg het hoofdstuk "Onderhoudsschema" voor
de juiste onderhoudsintervallen.
Motorolie verversen – dieselmotor
Raadpleeg het hoofdstuk "Onderhoudsschema" voor
de juiste onderhoudsintervallen.
321
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 331 of 384
Koudemiddel opvangen en recyclen
Het airconditioningsysteem van uw auto bevat R-134a,
een koudemiddel dat de ozonlaag niet aantast. De
fabrikant raadt u aan het onderhoud aan het aircondi-
tioningsysteem te laten uitvoeren door een erkende
dealerof een vakgarage die beschikt over de uitrusting
om het koudemiddel op te vangen en te laten recyclen.
OPMERKING: Gebruik uitsluitend vloeibare afdich-
tingsmiddelen voor aircosystemen, producten voor het
stoppen van lekken, afdichtingsconditioners, compres-
sorolie of koudemiddelen die goedgekeurd zijn door de
fabrikant.
AIRCOLUCHTFILTER
Raadpleeg het hoofdstuk "Onderhoudsschema" voor
de juiste onderhoudsintervallen.
Laat het onderhoud van uw auto over
aan een FIAT-dealer. Voor routine-
onderhoud en klein onderhoud dat u zelf
wilt uitvoeren, raden wij u aan om het juiste
gereedschap, originele reserveonderdelen van
FIAT en de vereiste vloeistoffen te gebruiken.Voer
geen onderhoud uit als u geen ervaring hebt .
WAARSCHUWING!
Het luchtfilter van het aircosysteem niet
v
erwijderen als de aanjager aanstaat ,
anders kan persoonlijk letsel het gevolg zijn.
Het luchtfilter van het aircosysteem bevindt zich in de
luchtinlaat achter het handschoenenkastje. Volg de
onderstaande stappen om het filter te vervangen:
1. Open het handschoenenkastje en neem alle voor- werpen eruit.
2. Druk het lipje aan weerszijden van het handschoe- nenkastje naar binnen en trek tegelijkertijd zachtjes
aan het klepje van het handschoenenkastje tot beide
lipjes vrijkomen en het klepje opengaat op het
instrumentenpaneel.(afb. 177)
3. Draai het handschoenenkastje omlaag.
4. Maak de twee houders los waarmee het filterdeksel aan de ventilatiebehuizing is bevestigd en verwijder
het deksel.(afb. 178)
5. Verwijder het luchtfilter van de airco door het recht uit de behuizing te trekken.
6. Installeer het luchtfilter van de airco met de pijl op het filter naar beneden wijzend. Bij het terugplaat-
sen van het filterdeksel zorgen dat het deksel goed
in de houders klikt en vast wordt gezet.
325
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 338 of 384
(Vervolgd)
Gebruik geen gewoon water of koelvloeistof
(antivries) op basis van alcohol. Gebruik geen
roestremmers of andere anticorrosie-producten,
omdat deze mogelijk niet geschikt zijn voor de
gebruikte koelvloeistof (antivries) en verstopping
van de koelvloeistof kunnen veroorzaken.
Deze auto is niet ontworpen voor het gebruik
van motorkoelvloeistof (antivries) op basis van
propyleenglycol. Het gebruik van motorkoelvloei-
stof (antivries) op basis van propyleenglycol
wordt afgeraden.
Keuze van koelvloeistof – dieselmotor
Gebruik uitsluitend door de fabrikant aanbevolen koel-
vloeistof (antivries). Raadpleeg "Vloeistoffen, smeer-
middelen en originele onderdelen" in "Technische ge-
gevens" voor meer informatie.
Gebruik geen HOAT (Hybride Organi-
sche Additief Technologie) producten in
dieselmotoren.
Gebruik geen OAT-producten (Organische ad-
ditieventechnologie) die 2-EH (2–ethylhexanol)
bevatten.
(Vervolgd)(Vervolgd)
Gebruik niet gewoon water of een product op
basis van alcohol (antivries). Gebruik geen anti-
corrosieadditieven of andere corrosiewerende
middelen, omdat deze producten mogelijk niet
geschikt zijn voor de koelvloeistof en de radiator
kunnen verstoppen.
Deze auto is niet ontworpen voor gebruik met
koelvloeistoffen op basis van propyleenglycol. De
toepassing van koelvloeistof op propyleenglycol-
basis wordt afgeraden.
Koelvloeistof bijvullen – benzinemotor
Uw auto wordt af-fabriek geleverd met een verbeterde
koelvloeistof (antivries) die grotere onderhouds-
intervallen mogelijk maakt. Deze koelvloeistof (anti-
vries) kan maximaal tien jaar of 240.000 km worden
gebruikt voordat deze moet worden ververst. Om te
vermijden dat dit grotere onderhoudsinterval wordt
verkleind, moet u altijd dezelfde koelvloeistof gebrui-
ken.
Gebruik uitsluitend zeer zuiver water, zoals gedistil-
leerd of gedeïoniseerd water, voor het verdunnen van
de koelvloeistof (antivries). Water van lagere kwaliteit
kan de corrosiebescherming in het motorkoelsysteem
verminderen.
332
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 355 of 384
RESERVEWIEL VOOR BEPERKT GEBRUIK
(voor bepaalde uitvoeringen/landen)
Het reservewiel voor beperkt gebruik mag slechts
tijdelijk en alleen in noodgevallen worden gebruikt. De
omschrijving van de band bevindt zich op een sticker op
het reservewiel voor beperkt gebruik. Op deze sticker
worden de beperkingen voor het rijden met het reser-
vewiel aangegeven. Het reservewiel lijkt op het oor-
spronkelijke wiel op de voor- of achteras van de auto,
maar heeft andere eigenschappen. Het rijgedrag van de
auto verandert wanneer u dit reservewiel voor be-
perkt gebruik monteert. De originele band moet
daarom zo snel mogelijk worden gerepareerd (of ver-
vangen) en weer gemonteerd worden.
WAARSCHUWING!
Reservewielen voor beperkt gebruik mo-
g
en alleen in noodgevallen worden ge-
bruikt . Het rijgedrag van de auto verandert wan-
neer u dit reservewiel voor beperkt gebruik
monteert . Rijd met dit reservewiel niet sneller
dan de snelheid die staat vermeld op het reser-
vewiel voor tijdelijk gebruik. De bandenspanning
mag nooit hoger of lager zijn dan de waarde die
op de band- en beladingsinformatiesticker in de
portieropening aan de bestuurderszijde is aange-
geven. De originele band moet zo snel mogelijk
worden gerepareerd (of vervangen) en weer ge-
monteerd worden.Anders kunt u de controle over
de auto verliezen.
DOORSLIPPEN VAN DE WIELEN
Als u vast komt te zitten in modder, zand, sneeuw of ijs,
mag u de wielen niet sneller dan 48 km/u of meer dan
30 seconden continu laten draaien zonder te stoppen.
Raadpleeg “Een vastzittende auto weer vrijkrijgen” in
“Noodgevallen” voor meer informatie.
349
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 378 of 384
verwarmd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .69
Sproeiers, koplamp. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .92
Stabilisatie-inrichting aanhanger (TSC) . . . . . . . . . . . .137
Stabilisatieregeling, aanhanger (TSC) . . . . . . . . . . . . .137
Stallen van het voertuig. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .82
Starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .223
Starten, bij lage temperaturen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .225
motor start niet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .225
Starten en rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .223
Starten met startkabels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .269
Startonderbreking (Sentry Key) . . . . . . . . . . . . . . . . .12
Startprocedures . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .223
Steun, hoofdsteun . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .56
Stoelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .50
Stoelen,
elektrische bediend . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .50
hoogteregeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .50, 55
instaphulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .63
kantelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .50
neerklapbare achterbank . . . . . . . . . . . . . . . . .59, 64
ontgrendeling rugleuning . . . . . . . . . . . . . .55, 59, 64
stoelverhoging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .200
verstelbaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .54
verstelbare achterbank . . . . . . . . . . . . . . . . . .61, 64
verstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .50
verwarmd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .51
Stof, onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .341
Stopcontact voor randapparatuur . . . . . . . . . . . . . . .103
Storingslampje, motorcontrole . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .262
Storingslampje (motorcontrole) . . . . . . . . . . . . . . . .262
Stroomverdeelkast (zekeringen) . . . . . . . . . . . . . . . .298 Stuur,
verstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .66
Stuurbediening geluidsinstallatie . . . . . . . . . . . . . . . .157
Stuurbedieningselementen geluidsinstallatie. . . . . . . . .157
Stuurbekrachtiging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .139
Stuurkolom, bedieningselementen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .86
verstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .66
Stuurkracht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .139
Stuurslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .21, 66
Systeem, navigatie (Uconnect™ gps) . . . . . . . . . . . . .157
Tanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .181
Telescopische stuurkolom . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .66
Temperatuurmeter, motorkoeling . . . . . . . . . . . . . . . . .8
Temperatuurregeling, automatisch (ATC) . . . . . . . . . . .77
Terugschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .232
TIREFIT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .281
Toerenteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8
Tractieregeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .133
Transaxle, handgeschakeld . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .338
Trekgewicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .251
Trekken aanhangwagen, bedrading . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .254
gewicht aanhanger en dissel . . . . . . . . . . . . . . . .251
minimumvereisten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .252
tips . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .256
tips voor koelssyteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .258
trekhaak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .258
UCI-schakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .179
Uitlaatsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .219
372
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD