sensor FIAT SCUDO 2010 Instructieboek (in Dutch)

Page 5 of 210

4
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTENDASHBOARD........................................................................ 5
SYMBOLEN........................................................................... 6
FIAT CODE ........................................................................... 6
DE SLEUTELS ....................................................................... 7
DIEFSTALALARM ................................................................. 10
START-/CONTACTSLOT .................................................... 12
INSTRUMENTENPANEEL................................................. 13
INSTRUMENTEN................................................................ 14
DISPLAY................................................................................... 15
ONDERHOUDSMETER...................................................... 16
TRIP COMPUTER................................................................. 17
ZITPLAATSEN VOOR ......................................................... 17
ZITPLAATSEN ACHTER ..................................................... 20
OPSTELLING STOELEN..................................................... 22
HOOFDSTEUNEN.............................................................. 23
STUURWIEL .......................................................................... 24
SPIEGELS ................................................................................ 25
VERWARMING EN VENTILATIE ..................................... 27
AIRCONDITIONING, HANDBEDIEND....................... 31
KLIMAATREGELING, AUTOMATISCH
MET GESCHEIDEN REGELING........................................ 37
DRIEZONE-AIRCONDITIONING................................... 45
BUITENVERLICHTING...................................................... 47
RUITEN REINIGEN ............................................................. 50
SNELHEIDSREGELAAR (CRUISE-CONTROL)............... 54SNELHEIDSBEGRENZER.................................................... 57
PLAFONDVERLICHTING................................................. 60
BEDIENINGSKNOPPEN..................................................... 61
BRANDSTOFNOODSCHAKELAAR............................... 64
INTERIEURUITRUSTING.................................................... 65
PORTIEREN .......................................................................... 69
ROLHOES VOOR AFDEKKEN BAGAGERUIMTE ....... 73
RUITBEDIENING ................................................................. 74
MOTORKAP .......................................................................... 76
IMPERIAAL/SKIDRAGER................................................... 77
WIELOPHANGING MET LUCHTVERING.................... 78
AANWIJZINGEN VOOR HET LADEN .......................... 79
KOPLAMPEN ........................................................................ 81
ABS .......................................................................................... 82
ESP ........................................................................................... 84
EOBD ...................................................................................... 87
PARKEERSENSOREN......................................................... 88
AUTORADIO......................................................................... 89
EXTRA ACCESSOIRES ....................................................... 90
TANKEN MET DE AUTO................................................... 91
BESCHERMING VAN HET MILIEU ................................. 92
D D
A A
S S
H H
B B
O O
A A
R R
D D
E E
N N
B B
E E
D D
I I
E E
N N
I I
N N
G G
S S
E E
L L
E E
M M
E E
N N
T T
E E
N N
001-017 ScudoG9 NL.qxp:001-017 ScudoG9 NL.qxp 24-11-2008 10:54 Pagina 4

Page 17 of 210

16
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
Klokje instellen op het display op
de middenconsole
Enkele uitvoeringen hebben een midden-
console met een display waarop de tijd
wordt aangegeven. Raadpleeg voor het in-
stellen van de tijd, de boordcomputer bij
“Tijd en datum instellen”.
ONDERHOUDSMETER
Deze geeft informatie over de onder-
houdsintervallen in relatie tot het gebruik
van de auto.
Werking
Als de sleutel in het contactslot wordt ge-
stoken, dan wordt gedurende enkele se-
conden op het display een steeksleutel
weergegeven, als symbool voor de on-
derhoudswerkzaamheden; op het display
van de totaalkilometerteller wordt het
aantal kilometers (naar beneden afgerond)
aangegeven dan nog kan worden afgelegd
tot de volgende servicebeurt. De onder-
houdsintervallen worden berekend vanaf
de laatste reset van de meter.
Het interval wordt bepaald m.b.v. twee pa-
rameters:
❒afgelegde afstand
❒verstreken tijd na de laatste service-
beurt.Interval tot volgende servicebeurt
overschreden.
Nadat de contactsleutel in
stand Mis gedraaid, knippert
gedurende enkele seconden
het steeksleutelsymbool voor
het onderhoud en wordt aan-
tal kilometers getoond dat na het ver-
strijken van het onderhoudsinterval is af-
gelegd. Afstand tot volgende servicebeurt
groter dan 1.000 km
Bijvoorbeeld: er kan nog 4.800 km wor-
den gereden tot de volgende servicebeurt.
Nadat de contactsleutel in stand Mis ge-
draaid, toont het display gedurende en-
kele seconden de volgende informatie:
De resterende afstand kan
worden beïnvloed door een
tijdfactor op basis van de wij-
ze waarop de bestuurder de
auto gebruikt .
F0P0354m
F0P0355m
Enkele seconden later nadat de sleutel in stand
Mis gedraaid, wordt het motorolieniveau aan-
gegeven, vervolgens begint de kilometertel-
ler te werken en wordt de totaalkilometers-
tand en de dagtellerstand weergegeven.
Afstand tot volgende servicebeurt
kleiner dan 1.000 km
Nadat de contactsleutel in stand Mis ge-
draaid, knippert gedurende enkele secon-
den het steeksleutelsymbool voor het on-
derhoud en wordt het resterende aantal
kilometers getoond:Het steeksleutelsymbool blijft
bij draaiende motor perma-
nent branden totdat het on-
derhoud is uitgevoerd.
OLIENIVEAUMETER
Als u de contactsleutel in stand
Mdraait, geeft het instrument, na de
weergave van het aantal kilometers dat
nog kan worden afgelegd tot de volgende
servicebeurt, tijdelijk het olieniveau in het
motorcarter aan. Als het opschrift “OIL”
knippert, er een geluidssignaal klinkt en
een bericht verschijnt, dan is het olieniveau
in de motor onvoldoende. Als het op-
schrift “OIL –“ knippert, dan is er een sto-
ring in de olieniveausensor.
OIL OK
F0P0356m
Eerste van de twee intervallen bereikt: het
steeksleutelsymbool voor het onderhoud
brandt ook als het interval van twee jaar
is verstreken.
001-017 ScudoG9 NL.qxp:001-017 ScudoG9 NL.qxp 24-11-2008 10:54 Pagina 16

Page 38 of 210

37
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
AUTOMATISCHE
TWEEZONE-
KLIMAATREGELING
(indien aanwezig)
BESCHRIJVING
De automatische tweezone-klimaatrege-
ling regelt de temperatuur en de lucht-
verdeling in het interieur in twee zones:
bestuurders- en passagierszijde De tem-
peratuurregeling is gebaseerd op de “ge-
voelstemperatuur”: het systeem houdt
doorlopend het comfort in het interieur
constant en compenseert eventuele wij-
zigingen van de externe klimatologische
omstandigheden, waaronder zonnestra-
ling, de gemeten wordt met een sensor.
De automatisch gecontroleerde parame-
ters en functies zijn:
❒luchttemperatuur bij de uitstroomope-
ningen aan bestuurders-/passagierszijde
voor;
❒luchtverdeling naar de uitstroomope-
ningen aan bestuurders-/passagierszijde
voor;
❒aanjagersnelheid (traploze regeling van
de luchtstroom);
❒inschakeling van de compressor (voor
koelen en drogen van de lucht);
❒luchtrecirculatie.Deze functies kunnen handmatig worden
gewijzigd, d.w.z. dat u het systeem kunt
regelen door naar wens een of meer func-
ties te selecteren en te wijzigen. Op de-
ze manier worden de functies die hand-
matig zijn gewijzigd niet langer automa-
tisch door het systeem geregeld. Het sys-
teem grijpt alleen in om veiligheidsrede-
nen. De handmatige instellingen hebben
voorrang boven de automatische instel-
lingen en blijven in het geheugen opgesla-
gen totdat de gebruiker de regeling weer
overlaat aan de automatische werking
door de knop AUTOin te drukken, be-
halve in de gevallen dat het systeem om
veiligheidsredenen ingrijpt. De handmati-
ge instelling van een functie beïnvloedt de
regeling van de andere automatisch gere-
gelde functies niet. De luchtopbrengst in
het interieur is onafhankelijk van de snel-
heid van de auto omdat de luchtopbrengst
elektronisch geregeld wordt door de aan-
jager. De luchttemperatuur in het interi-
eur wordt altijd automatisch geregeld op
basis van de ingestelde temperaturen op
de displays van de bestuurder en de pas-
sagier voor (behalve als het systeem is uit-
geschakeld of in enkele omstandigheden
als de compressor is uitgeschakeld).De volgende parameters en functies kun-
nen handmatig worden ingesteld en ge-
wijzigd:
❒temperatuur bestuurders-/passagiers-
zijde voor;
❒aanjagersnelheid (traploze regeling);
❒luchtverdeling in zeven standen (be-
stuurder/passagier voor);
❒inschakelen van de compressor;
❒niet gescheiden/gescheiden regeling;
❒snelle ontwaseming/ontdooiing;
❒luchtrecirculatie;
❒achterruitverwarming.
❒uitschakelen van het systeem.
018-080 ScudoG9 NL:018-080 ScudoG9 NL 24-11-2008 10:55 Pagina 37

Page 50 of 210

49
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
Follow me home (indien aanwezig)
Met deze functie wordt een bepaalde pe-
riode ingesteld (45 seconden) waarin de
ruimte voor de auto wordt verlicht; de
functie worden ingeschakeld door bij con-
tactslot in stand Sof verwijderde sleutel
de linker hendel in de richting van het
dashboard te drukken. Deze functie wordt
ingesteld door de hendel binnen 2 minu-
ten na het uitschakelen van de motor te
bedienen.
Als de auto is uitgerust met automatisch
inschakelende buitenverlichting en dim-
licht, wordt de functie follow me home au-
tomatisch ingeschakeld als een portier
wordt geopend.SCHEMERSENSOR
(automatische koplampen)
(indien aanwezig)
Deze sensor is in staat om de verschillen
in sterkte van het omgevingslicht waar te
nemen op basis van de ingestelde gevoe-
ligheid: hoe hoger de gevoeligheid, hoe
minder buitenlicht er nodig is om de ver-
lichting in te schakelen.
Inschakelen fig. 58
Draai de draaiknop in stand AUTO: op
deze manier gaan, afhankelijk van de sterk-
te van het omgevingslicht, tegelijkertijd de
buitenverlichting en de dimlichten auto-
matisch branden.
fig. 58F0P0286m
Uitschakelen fig. 58
Zet de draaiknop terug in stand å; bij uit-
schakeling van de functie verschijnt er een
bericht op het display.
De schemersensor is niet in staat om mist
te signaleren. Daarom moet bij mist de
verlichting handmatig worden ingescha-
keld.
018-080 ScudoG9 NL:018-080 ScudoG9 NL 24-11-2008 10:55 Pagina 49

Page 52 of 210

51
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
De regensensor (indien aanwezig) is een
elektronische voorziening voor de rui-
tenwissers en zorgt ervoor dat de fre-
quentie van de slagen van de ruitenwissers,
tijdens het wissen met interval, automa-
tisch wordt aangepast aan de hoeveelheid
regen op de ruit.
De regensensor wordt automatisch inge-
schakeld als u de rechter hendel in stand
AUTOzet en heeft een regelbereik dat
geleidelijk varieert van stilstaande ruiten-
wissers (geen enkele slag) bij een droge
ruit, tot de eerste snelheid (langzaam con-
tinu wissen) bij veel regenval.
Als de regensensor wordt ingeschakeld,
maken de ruitenwissers 1 slag. REGENSENSOR
(indien aanwezig)
De regensensor bevindt zich achter de
achteruitkijkspiegel, staat in contact met
de voorruit en zorgt ervoor dat de fre-
quentie van de slagen van de ruitenwissers,
tijdens het wissen met interval, automa-
tisch wordt aangepast aan de hoeveelheid
regen op de ruit.
WAARSCHUWING Houd de ruit in de
omgeving van de sensor schoon.
Als de regensensor fig. 60aanwezig is:
0Ruitenwissers uitgeschakeld.
IWissen met interval.
1Langzaam continu wissen.
2Snel continu wissen.
AUTOInschakeling regensensor (auto-
matische werking). Als de hendel wordt
losgelaten, keert deze terug naar stand 0.
fig. 60F0P0052m
018-080 ScudoG9 NL:018-080 ScudoG9 NL 24-11-2008 10:55 Pagina 51

Page 53 of 210

52
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
Als de ruitensproeiers worden bediend bij
ingeschakelde regensensor, werkt het nor-
male reinigingsprogramma. Daarna hervat
de regensensor zijn normale automatische
werking.
Zet voor het uitschakelen van de regen-
sensor de hendel van de ruitenwissers in
standI,1of2. Bij uitschakeling van de
functie verschijnt er een melding op het
display.
Voor het inschakelen van de regensensor
moet de hendel in een andere stand wor-
den gezet en daarna in stand AUTO.De regensensor kan de volgende specia-
le omstandigheden die van invloed zijn op
de gevoeligheid van de sensor signaleren
en zichzelf aanpassen:
❒vuil op het controle-oppervlak (zou-
taanslag, vuil enz.);
❒waterstrepen veroorzaakt door ver-
sleten wisserrubbers;
❒verschil tussen dag en nacht (het zicht
wordt ‘s nachts sterker gehinderd door
vocht op de ruit).Als u de hendel iets naar het stuur trekt
(onvergrendelde stand), schakelen de rui-
tensproeiers in, ongeacht de stand van de
draaiknop. Als het dimlicht of grootlicht
brandt, gaan gelijktijdig ook de koplamp-
sproeiers (indien aanwezig) werken. Ver-
volgens voeren de ruitenwissers een cy-
clus van drie slagen uit.Schakel de regensensor niet
in als de auto in een wastun-
nel wordt gereinigd.
ATTENTIE!
Voor het reinigen van de
voorruit moet altijd worden
gecontroleerd of het systeem is uitge-
schakeld.
ATTENTIE!
Schakel het systeem niet in
als er ijs op de voorruit zit.
ATTENTIE!
018-080 ScudoG9 NL:018-080 ScudoG9 NL 24-11-2008 10:55 Pagina 52

Page 64 of 210

63
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
INTERIEURBEWAKING VAN
DIEFSTALALARM
(indien aanwezig)
UITSCHAKELEN
Als u op de knop fig. 73op de midden-
console drukt, wordt de bewegingsdetec-
tie van het diefstalalarm in het interieur
uitgeschakeld.
Alleen de omtrekbeveiliging blijft dan in-
geschakeld.
Als het systeem is uitgeschakeld, brandt
het lampje op de knop.
Zie voor meer informatie de paragraaf
“Diefstalalarm” in dit hoofdstuk.
fig. 72F0P0063m
PARKEERSENSOREN
(indien aanwezig)
UITSCHAKELEN
Als u op de knop fig. 72op de midden-
console drukt, wordt de werking van de
parkeersensoren uitgeschakeld.
Als het systeem is uitgeschakeld, brandt
het lampje op de knop.
Druk nogmaals op de knop om ze weer in
te schakelen.
BELANGRIJKDe instelling voor de par-
keersensoren (in- of uitgeschakeld) wordt
opgeslagen in het systeem bij het uitzet-
ten van de motor.
fig. 73F0P0062m
CENTRALE VERGRENDELING
VAN ZIJSCHUIFDEUREN EN
ACHTERDEUREN
(indien aanwezig)
U kunt de centrale vergrendeling van de
zijschuifdeuren en achterdeuren inscha-
kelen door de knop fig. 71op de mid-
denconsole in te drukken, onafhankelijk
van de stand van de contactsleutel.
Het lampje op de knop gaat branden als
deze functie wordt ingeschakeld.
Druk de knop nogmaals in om de deuren
te ontgrendelen.
fig. 71F0P0061m
018-080 ScudoG9 NL:018-080 ScudoG9 NL 24-11-2008 10:55 Pagina 63

Page 89 of 210

88
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
PARKEERSENSOREN
(indien aanwezig)
Deze bevinden zich in de achterbumper
van de auto fig. 114en attenderen de be-
stuurder via een repeterend geluidssignaal
op de aanwezigheid van obstakels achter
de auto.
Druk voor uitschakeling van de parkeer-
sensoren op de knop A-fig. 115op het
schakelaarpaneel op de middenconsole.
Als het systeem is uitgeschakeld, brandt
het lampje Bop de knop.
Druk voor inschakeling de knop Anog-
maals in.
Als de afstand tot het obstakel achter de
auto kleiner wordt, neemt de frequentie
van het geluidssignaal toe.
BELANGRIJK De instelling voor de
parkeersensoren (in- of uitgeschakeld)
wordt opgeslagen bij het uitzetten van de
motor.AKOESTISCH
WAARSCHUWINGSSYSTEEM
Als bij ingeschakelde sensoren de achte-
ruit wordt ingeschakeld, klinkt er auto-
matisch een onderbroken geluidssignaal.
De frequentie van het geluidssignaal:
❒neemt toe als de afstand tot het ob-
stakel kleiner wordt;
❒klinkt ononderbroken als de afstand tot
het obstakel minder is dan ongeveer 30
cm en stopt onmiddellijk als de afstand
tot het obstakel groter wordt;
❒blijft constant als de gemeten afstand
onveranderd blijft, terwijl, als deze si-
tuatie zich voordoet bij de sensoren aan
de zijkant, het signaal na 3 seconden on-
derbroken wordt, om bijvoorbeeld si-
gnalen te voorkomen als u langs een
muur rijdt.STORINGSMELDINGEN
Een storing in de parkeersensoren wordt
tijdens het inschakelen van de achteruit
aangegeven door een geluidssignaal, een
brandend waarschuwingslampje B-fig.
115en een melding op het display.
fig. 114F0P0605mfig. 115F0F0106m
081-092 ScudoG9 NL:081-092 ScudoG9 NL 24-11-2008 10:57 Pagina 88

Page 90 of 210

89
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
ALGEMENE OPMERKINGEN
❒Controleer tijdens parkeermanoeuvres
of zich geen obstakels boven of onder
de sensor bevinden.
❒Obstakels die zich dicht bij de auto be-
vinden, worden onder bepaalde om-
standigheden niet door het systeem ge-
signaleerd en kunnen dus de auto be-
schadigen of zelf beschadigd worden.
❒De metingen van de sensoren kunnen
beïnvloed worden/zijn door beschadi-
ging van de sensoren zelf, door vuil,
sneeuw of ijs op de sensoren of door
ultrasone systemen (bijv. luchtdruk-
remmen van vrachtwagens of pneuma-
tische hamers) die zich in de nabijheid
bevinden. Voor een juiste werking van
het systeem mag er geen mod-
der, vuil, sneeuw of ijs op de
sensoren zitten. Wees voorzi-
chtig bij het reinigen van de sensoren om
krassen of beschadigingen te voorko-
men; gebruik geen droge, grove of har-
de doek. De sensoren moeten worden
gereinigd met schoon water, waaraan
eventueel autoshampoo is toegevoegd.
De verantwoordelijkheid tij-
dens het parkeren en andere
gevaarlijke handelingen ligt altijd en
overal bij de bestuurder. Controleer als
u de auto parkeert of zich geen per-
sonen (in het bijzonder kinderen) of
dieren in de buurt van de auto bevin-
den. De parkeersensoren moeten als
een hulpmiddel voor de bestuurder be-
schouwd worden. De bestuurder moet
tijdens eventueel gevaarlijke parkeer-
manoeuvres altijd volledig zijn aanda-
cht behouden, ook als de manoeuvres
met lage snelheid worden uitgevoerd.
ATTENTIE!
WERKING MET
AANHANGER
Schakel de parkeersensoren uit als u een
aanhanger trekt.AUTORADIO
(indien aanwezig)
Raadpleeg voor de werking van de auto-
radio met CD- of MP3 CD-speler (indien
aanwezig) het supplement dat bij dit in-
structieboekje is geleverd.
INBOUWVOORBEREIDING
AUTORADIO (indien aanwezig)
Zie voor de in uw auto geïnstalleerde au-
toradio en de bijbehorende audio-instal-
latie, het supplement “Autoradio” dat bij
dit instructieboek is geleverd.
Laat de aansluiting op de in-
bouwvoorbereiding in de au-
to uitsluitend door het Fiat Service-
netwerk uitvoeren. Zo bent u verzekerd
van het beste resultaat en wordt
voorkomen dat de rijveiligheid in ge-
vaar wordt gebracht .
ATTENTIE!
081-092 ScudoG9 NL:081-092 ScudoG9 NL 24-11-2008 10:57 Pagina 89

Page 148 of 210

147
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
fig. 22F0P0299m
F1
F2
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
F11
F12
F13
F14
F15
F16
F1715

10
30
30
5
20
10
30
15
15
5
15
30

40/10
Zekeringenkast op dashboard aan passagierszijde
VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRAGE
Achterruitwisser
Vrij
Koplampverstelling, diagnosestekker, ESP-regeleenheid,
ventilatie, additiefpomp roetfilter, stuurhoeksensor
Elektrische spiegel, ruitbediening passagierszijde
Voeding ruitbediening voor
Plafondverlichting, verlichting dashboardkastje
Multifunctioneel display, sirene diefstalalarm, autoradio,
CD-Changer, Autotelefoon, optionalregeleenheid aanhanger
beveiligingsregeleenheid carrosserie
Aansteker, stekkerdoos laadruimte
Elektronisch geregelde luchtvering achter, start-/contactslot,
instrumentenpaneel
Diagnosestekker, regeleenheid diefstalalarm
Handsfreeset, regeleenheid airbag
Regeleenheid motor, regeleenheid aanhanger
Regensensor, automatische klimaatregeling,
instrumentenpaneel, achterste aanjager in interieur
(combi-uitvoering)
Portierver-/ontgrendeling
Vrij
Verwarming achterruit en buitenspiegels
❒Kantel het opbergvak en trek het met
kracht los om de zekeringen te bereiken.
133-152 ScudoG9 NL:133-152 ScudoG9 NL 16-11-2009 14:23 Pagina 147

Page:   1-10 11-20 next >