Hyundai Genesis Coupe 2011 Handleiding (in Dutch)

Page 51 of 377

333
Veiligheidsysteem van uw auto
C030104ABK
Monteren van een kinderzitje metbehulp van een ISOFIX-systeem en een systeem met
bevestigingsbanden (indien vantoepassing)
ISOFIX is een gestandaardiseerde
methode voor het monteren vankinderzitjes die een einde maakt aan het
vastmaken van kinderzitjes met de
standaard veiligheidsgordel. Hierdoor is
een veel veiligere en meer betrouwbare
bevestiging mogelijk en verloopt
bovendien het installeren een stuk
eenvoudiger en sneller. Een ISOfix-kinderzitje mag alleen
worden gebruikt als het specifiek is
goedgekeurd voor uw auto volgens deeisen die gesteld zijn in de Europese
norm ECE-R44.
Aan de onderzijde van de rugleuningen
achter zijn symbolen aangebracht. Deze
symbolen geven de bevestigingspunten
voor de baby- of kinderzitjes aan, indien
aanwezig.
WAARSCHUWING
-
Bevestigingspunten voor een kinderzitje
De bevestigingspunten zijn alleen berekend op de belasting
die er op wordt uigeoefend door
een juist gemonteerd kinderzitje.
Ze mogen in geen geval worden
gebruikt voor de bevestiging van
veiligheidsgordels voor
volwassenen of voor de
bevestiging van anderecomponenten in de auto.
De band biedt misschien onvoldoende bescherming als hijaan een ander dan het speciaal
hiervoor bedoelde
bevestigingspunt is gemonteerd.
OBK039036

Page 52 of 377

Veiligheidsysteem van uw auto
34
3
Aan elke zijde van de achterbank, achter
de zitting, bevinden zich twee ISOfix-
bevestigingspunten in combinatie met
een bevestigingspunt voor de bovenste
band op de hoedenplank. Tijdens hetinstalleren moet het zitje in de
bevestigingspunten worden vastgeklikt
(controleer of het zitje vastzit door eraan
te trekken!) en worden vastgezet met de
bovenste bevestigingsband op hetbijbehorende punt op de hoedenplank. Volg bij het installeren en gebruiken vaneen kinderzitje de installatiehandleiding
die bij het ISOFIX-zitje wordt geleverd.
WAARSCHUWING
Als een kinderzitje op de achterbank is geplaatst met
behulp van de ISOFIX-
bevestigingen, moeten alle
ongebruikte gordels op de
achterbank worden vastgemaakt
in de gordelsluitingen en moet de
gordel op de plaats van het
kinderzitje achter het zitje worden
vastgemaakt om ervoor te zorgen
dat de gordel buiten bereik van
het kind blijft. Bij losse gespen of
gordelsluitingen kan het kind in
het kinderzitje verstrikt raken enernstig letsel oplopen.
Plaats geen voorwerpen rond de onderste bevestigingspunten.
Controleer ook of de
veiligheidsgordel niet wordt
gehinderd door de onderste
bevestigingspunten.
WAARSCHUWING
Plaats het kinderzitje helemaal naar
achteren tegen de rugleuning met
de rugleuning rechtop.
OBK039037L
Onderste
bevestigingspunt
Aanduiding onderste bevestigingspunt

Page 53 of 377

335
Veiligheidsysteem van uw auto
Vastzetten van het kinderzitje:
1. Om het kinderzitje vast te zetten in hetISOFIX-bevestigingspunt dient u de
vergrendeling van het kinderzitje in het
ISOFIX-bevestigingspunt vast te
klikken. Controleer of een klikkend
geluid hoorbaar is.
2. Plaats de haak van de band in de haakhouder van het kinderzitje en trek
de band strak om het zitje vast te
zetten. (Zie de vorige bladzijde.)
WAARSCHUWING
Installeer geen kinderzitje in het midden van de achterbank met
behulp van de ISOFIX-
bevestigingen. De ISOFIX-
bevestigingen zijn alleen bedoeld
voor de buitenste zitplaatsen
links en rechts op de achterbank.Misbruik de ISOFIX-
bevestigingen niet door te
proberen een kinderzitje in het
midden van de achterbank temonteren.
Bij een ongeval zijn de ISOFIX-
bevestigingen voor een
kinderzitje dan mogelijk niet
sterk genoeg om het kinderzitjeop zijn plaats te houden in het
midden van de achterbank. De
bevestigingen kunnen danafbreken en ernstig letsel
veroorzaken.
(Vervolg)(Vervolg)
Monteer niet meer dan éénkinderzitje aan een van de
onderste bevestigingspunten.
Het extra gewicht kan ertoe
leiden dat de bevestigingspunten
of -banden afbreken, wat ernstig
letsel kan veroorzaken.
Bevestig het ISOFIX-kinderzitje of het voor ISOFIX geschikte
kinderzitje alleen aan de daarvoor
bestemde bevestigingspunten,
zoals aangegeven in deafbeelding.
Volg altijd de instructies voor installatie en gebruik van de
fabrikant van het kinderzitje.
OPMERKING
Zorg dat het materiaal van de
veiligheidsgordel achter tijdens hetplaatsen niet beschadigd wordt ofbekneld raakt tussen de ISOFIX-bevestigingen.

Page 54 of 377

Veiligheidsysteem van uw auto
36
3
IUF = Geschikt voor ISOFIX-bevestiging van naar voren gerichte, universele
voor deze gewichtsgroep goedgekeurde kinderzitjes.
X = ISOFIX bevestiging niet geschikt voor kinderzitje in deze
gewichtsgroep en/of deze grootteklasse.
* Zowel ISO/R2 als ISO/R3 kan alleen op de middelste tot voorste positievan de passagiersstoel geplaatst worden.
* Afmetingen en bevestigingspunten ISOfix-baby- of kinderzitje
A - ISO/F3: Volledig baby-/kinderzitje waarbij het kind met het gezicht naar voren gericht zit (hoogte 720 mm)
B - ISO/F2: Babyzitje waarbij het kind met het gezicht naar vorengericht
zit (hoogte 650 mm) B1 - ISO/F2X: Babyzitje (versie 2) waarbij het kind met het gezicht naar
voren gericht zit (hoogte 650 mm)
C - ISO/R3: Volledig baby-/kinderzitje waarbij het kind met het gezicht naar achteren gericht zit (hoogte 720 mm)
D - ISO/R2: Babyzitje waarbij het kind met het gezicht naar achteren gericht zit
E - ISO/R1: Kinderzitje waarbij het kind met het gezicht naar achteren gericht zit
F - ISO/L1: Reiswieg waarbij het kind met het gezicht naar links gericht ligt
G - ISO/L2: Reiswieg waarbij het kind met het gezicht naar rechtsgericht ligt
C030106ABK
Geschikte ISOFIX-bevestigingspunten voor een kinderzitje
Buitenste achter
(Passagierszijde)
Buitenste achter
(Bestuurderszijde)
Voorpassagier
Bevestiging
Afmetingen
Gewichtsgroep
Reiswieg
0: tot 10 kg
0+: tot 13 kg
I: 9 tot 18 kg Middelste achter
ISOFIX-posities in auto
F ISO/L1 - X X -
G ISO/L2 - X X - E ISO/R1 - X X -
E ISO/R1 - X X -
D ISO/R2 - X X -
C ISO/R3 - X X -
D ISO/R2 - X X -
C ISO/R3 - X X - B ISO/F2 - IUF IUF -
B1 ISO/F2X - IUF IUF - A ISO/F3 - X X -

Page 55 of 377

337
Veiligheidsysteem van uw auto
C040000ABK (1) Airbag bestuurder
(2) Airbag voorpassagier*(3) Zijairbag*
(4) Curtain airbag*
* indien van toepassing
AANVULLEND VEILIGHEIDSSYSTEEM
WAARSCHUWING
Zelfs in auto’s uitgerust met
airbags, dienen u en uw passagiers
te allen tijde de aanwezige
veiligheidsgordels te dragen om de
kans op letsel of de ernst daarvan
bij een aanrijding of bij het over de
kop slaan van de auto te beperken.
OBK039019

Het aantal daadwerkelijke airbags kan afwijken van de afbeelding.

Page 56 of 377

Veiligheidsysteem van uw auto
38
3
C040900AEN
Werking van airbagsysteem
De airbags kunnen alleen worden
geactiveerd als het contact in stand ON
of START staat.
De airbags worden bij zwaardere aanrijdingen van voren of opzij (indien
zijairbags en/of curtain airbags
aanwezig zijn) onmiddellijk geactiveerd
om de inzittenden te beschermentegen letsel.
Er is geen bepaalde snelheid waarbij de airbags worden geactiveerd.
Of de airbags worden geactiveerd,
hangt voornamelijk af van de kracht en
de richting van de aanrijding. Deze
twee factoren bepalen of de sensoren
een elektronisch activeringssignaal
uitzenden.
Of de airbags al dan niet opgeblazen worden, is afhankelijk van een aantal
factoren, zoals de rijsnelheid, de hoek
van de aanrijding, de massa en de
stijfheid van de bij de aanrijding
betrokken auto's of objecten. Ook
andere factoren kunnen een rol spelen. De airbags vóór worden direct volledig
opgeblazen, waarna ze meteen weer leeglopen.
Het is vrijwel onmogelijk om tijdens
een ongeval waar te nemen dat de
airbags opgeblazen worden. Het is
aannemelijker dat u de leeggelopen
airbags na de aanrijding uit hetstuurwiel of het dashboard ziethangen.
Om bij een zware aanrijding bescherming te bieden, moeten de
airbags snel opgeblazen worden. De
snelheid waarmee de airbag
opgeblazen wordt is het gevolg van de
extreem korte tijd waarbinnen een
aanrijding plaatsvindt en de noodzaakom de airbag tussen de inzittende en
de delen van de auto te krijgen voordat
de inzittende in contact komt met delen
van de auto. De snelheid waarmee de
airbags worden opgeblazen, beperkt
de kans op ernstig letsel bij een zware
aanrijding en vormt daarom een
belangrijk deel van het ontwerp van de
airbags.
Het opblazen van een airbag kan
echter ook letsel zoals schaafwonden,
blauwe plekken en botbreuken, en
soms nog ernstiger letsel veroorzaken
omdat de snelheid waarmee de
airbags worden opgeblazen wordt tot
gevolg heeft dat de airbags met veel
kracht uitzetten. Er zijn zelfs omstandigheden
waaronder het contact met de
airbag in het stuurwiel tot ernstig
letsel kan leiden, vooral wanneer de
inzittende te dicht op het stuurwielzit.
WAARSCHUWING
Om ernstig letsel te voorkomen, moet de bestuurder altijd zo ver
mogelijk van het stuurwielafzitten (ten minste 250 mm (10
inch)). De voorpassagier moet de
stoel altijd zo ver mogelijk naar
achteren schuiven en helemaal
achterin de stoel gaan zitten.
De airbags worden bij een aanrijding onmiddellijk
geactiveerd en door de grote
kracht waarmee dit gebeurt,
kunnen de passagiers ernstig
gewond raken als ze te dicht bij
de airbag zitten.
Het activeren van de airbags kan letsel veroorzaken zoals
schaafwonden, verwondingen als
gevolg van gebroken brillen en
brandwonden die het gevolg zijn
van de explosieve lading van de
airbags.

Page 57 of 377

339
Veiligheidsysteem van uw auto
C040902AEN
Geluid en rookontwikkeling
Bij het opblazen van de airbags is een
hard geluid hoorbaar en komt rook en
poeder vrij. Dit is normaal en wordt
veroorzaakt doordat het
ontstekingsmechanisme van de airbag
geactiveerd wordt.Nadat de airbags
opgeblazen zijn, kunt u een poosje
last hebben bij het ademhalen doordat
uw borstkas in contact is geweest met
zowel de veiligheidsgordel als de
airbag en doordat u de rook en het
poeder hebt ingeademd. Wij adviseren
u met klem zo snel mogelijk na een
aanrijding de portieren en/of de ruiten
te openen wanneer dit mogelijk is, om
te voorkomen dat u te lang in
aanraking blijft met de rook.
Hoewel de rook en het poeder niet giftig
zijn, kunnen deze wel huidirritaties
veroorzaken in de buurt van ogen, neus
en hals. Was in dat geval de
desbetreffende plek schoon en spoel
deze met koud water na. Raadpleeg eendokter als de symptomen aanhouden. C040903AEN
Het is verboden om een kinderzitje op
de voorstoel te plaatsen.
Gebruik nooit een kinderzitje waarbij het kind met het gezicht naar achteren
gericht op de voorstoel zit. Als de airbag
wordt opgeblazen, oefent deze op een
dergelijk geplaatst kinderzitje een grote
kracht uit, waardoor het kind ernstigletsel kan oplopen.
Gebruik op de voorstoel ook geen
kinderzitje waarbij het kind met het
gezicht naar voren is gericht. Als de
airbag voorpassagier wordt geactiveerd,
zou dit ernstig letsel bij het kind kunnen
veroorzaken.
1JBH3051
WAARSCHUWING
Als de airbags geactiveerd zijn, zijn
de bij het airbagsysteem
behorende onderdelen in hetstuurwiel en/of instrumentenpaneel
en/of de dakrails boven de voor- en
achterportieren zeer heet. Raak de
onderdelen van het airbagsysteem
niet aan direct nadat een airbag
opgeblazen is, om letsel te
voorkomen.

Page 58 of 377

Veiligheidsysteem van uw auto
40
3
C041000AEN
Waarschuwingslampje AIRBAG
Het doel van het waarschuwingslampje
AIRBAG in het dashboard is om u te
waarschuwen voor een mogelijke storing
in de airbag - het aanvullend
veiligheidssysteem (SRS). Als het contact in stand ON wordt gezet,
moet het lampje gedurende ongeveer 6
seconden gaan knipperen en daarnauitgaan.
Laat het systeem controleren wanneer:
Het lampje niet kort gaat branden als
het contact in stand ON wordt gezet.
Het lampje na ongeveer 6 seconden niet uitgaat maar blijft branden.
Het lampje gaat branden tijdens het rijden.
W7-147
WAARSCHUWING
Plaats nooit een kinderzitje dat tegen de rijrichting in moet
worden geplaatst op een stoel
waarvoor een airbag zit.
Gebruik nooit een kinderzitje op de voorstoel. Als de airbag
voorpassagier wordt geactiveerd,zou dit ernstig letsel kunnen
veroorzaken.

Page 59 of 377

341
Veiligheidsysteem van uw auto
C040100AEN
Onderdelen aanvullend veiligheidssysteem en functies
De onderdelen van het aanvullend
veiligheidssysteem zijn:
1. Airbag bestuurder
2. Airbag voorpassagier*
3. Zijairbags*
4. Curtain airbags*
5. Blokkeerautomaten metgordelspanners*
6. Waarschuwingslampje AIRBAG
7. Airbagmodule (SRSCM)
8. Airbagsensoren vóór
9. Zijairbagsensoren*
* indien van toepassing De SRSCM controleert constant alle
componenten van het systeem als hetcontact in stand ON staat om te bepalen
of een frontale aanrijding of een
aanrijding van opzij zwaar genoeg is omde airbags of de gordelspanners te
activeren.
Het waarschuwingslampje air bag " "
op het dashboard brandt na het in stand
ON zetten van het contact gedurende 6
seconden en moet vervolgens uit gaan.
Als een van de volgende condities zich
voordoen, kan dat duiden op een storing
in het airbagsysteem. Laat het
airbagsysteem van uw auto zo snelmogelijk controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Het lampje gaat niet kort branden als
het contact in stand ON wordt gezet.
Het lampje gaat niet na ongeveer 6 seconden uit, maar blijft branden.
Het lampje gaat branden tijdens het rijden. De airbags vóór bevinden zich in het
stuurwiel en boven het dashboardkastje.
Als de SRSCM oordeelt dat de kracht
waaraan de voorzijde van de auto wordt
blootgesteld een bepaalde
drempelwaarde overschrijdt, activeert hij
automatisch de airbags vóór.
OBK039052NB240B01L
Airbag bestuurder (1)

Page 60 of 377

Veiligheidsysteem van uw auto
42
3
Als de airbags geactiveerd worden,
scheuren de afdekkappen op vooraf
bepaalde plaatsen open als gevolg van
de zich vullende airbags. Als deze
openingen groter worden, kunnen de
airbags geheel gevuld worden. Een geheel gevulde airbag vertraagt in
combinatie met een juist gedragen
veiligheidsgordel de voorwaartse
beweging van de bestuurder of de
voorpassagier en beperkt zo de kans ophoofdletsel en letsel aan het
bovenlichaam.
Nadat de airbag geheel gevuld is, begint
hij direct weer leeg te lopen, waaroor de
bestuurder weer zicht op de weg krijgt en
hij de auto weer kan besturen ofanderszins kan bedienen.
B240B02LB240B03L
Airbag bestuurder (2)Airbag bestuurder (3)
WAARSCHUWING
Plaats geen accessoires (bekerhouder, cassettehouder) of
stickers enz. op het paneel boven
het dashboardkastje in auto's
met een airbag voorpassagier.
Dergelijke voorwerpen kunnen
gevaarlijke projectielen worden
en letsel veroorzaken wanneer de
airbag voorpassagier geactiveerd
wordt.
Plaats een eventuele luchtverfrisser ook niet in de
buurt van het instrumentenpaneel
of op het dashboard.
Dit kan een gevaarlijk projectiel
worden en letsel veroorzaken
wanneer de airbag voorpassagier
geactiveerd wordt.
B240B05L
Airbag voorpassagier

Page:   < prev 1-10 ... 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 ... 380 next >