Hyundai H-1 (Grand Starex) 2009 Handleiding (in Dutch)

Page 171 of 321

511
Rijden met uw auto
E060000AENAUTOMATISCHE TRANSMISSIE
De selectiehendel kan worden verplaatst zonder de vergrendelknop in te drukken.
Schakelaar O/D
Type A
Vergrendelknop, voorkomt bewegen van
de selectiehendel wanneer de knop niet
wordt ingedrukt.Vergrendelknop, voorkomt bewegen van
de selectiehendel wanneer de knop niet
wordt ingedrukt.
Automatische stand Sportstand
Als uw auto is uitgerust met een schakelblokkeersysteem, moet u het rempedaal intrappen
en de vergrendelknop indrukken als u de selectiehendel uit stand P wilt zetten.
Druk de vergrendelknop in om de selectiehendel te bewegen.
OTQ057006G/OTQ057006
Type B

Page 172 of 321

Rijden met uw auto
12
5
E060100ATQ
Bediening automatische transmissie
De automatische transmissie heeft 5 (of
4) versnellingen vooruit en 1 versnelling
achteruit.
De verschillende versnellingen worden
automatisch ingeschakeld, welke
versnellingen er beschikbaar zijn, is
afhankelijk van de stand van deselectiehendel.
✽✽
AANWIJZING
Het schakelen bij een nieuwe auto kan, als de accukabels losgenomen zijn
geweest, de eerste paar keer watschokkerig verlopen. Dat is een normaal
verschijnsel en na een paar keer
schakelen zal de TCM (Transaxle
Control Module) of de PCM
(Powertrain Control Module) hetschakelgedrag aanpassen.
Trap voor een soepele en veilige bediening het rempedaal in bij het overschakelen van stand N naar een
vooruitversnelling of deachteruitversnelling.
WAARSCHUWING -
Automatische transmissie
Controleer altijd de omgeving rond de auto op de aanwezigheid
van anderen, in het bijzonder
kinderen, alvorens u detransmissie in stand D (Drive) of
R (Reverse) zet.
Controleer altijd of stand P is ingeschakeld, trek de parkeerrem
volledig aan en zet de motor uit
voordat u de auto verlaat. Als
deze voorzorgsmaatregelen niet
worden opgevolgd kan de auto
onverwacht en plotseling in
beweging komen.
OPMERKING
Geef, om schade aan de
transmissie te voorkomen, geengas wanneer stand R of een vande vooruitversnellingen is
ingeschakeld en het rempedaalingetrapt is.
Houd de auto bij stilstaan op een helling nooit op zijn plaats doorgas te geven. Gebruik de
bedrijfsrem of de parkeerrem.
Schakel niet van stand N of P in stand D of R wanneer hetmotortoerental hoger is dan het
stationaire toerental.

Page 173 of 321

513
Rijden met uw auto
E060101BTQ
Standen selectiehendel
De schakelstandindicator in het
instrumentenpaneel geeft, als het
contact in stand ON staat, aan in welkestand de selectiehendel staat.
P (parkeren)
Zorg ervoor dat de auto volledig tot
stilstand is gekomen voordat stand P
wordt ingeschakeld.
In deze stand zijn de transmissie en de
aangedreven wielen geblokkeerd.R (achteruit)
Gebruik deze stand om de auto achteruit
te rijden. N (neutraal)
De wielen en de transmissie zijn niet
geblokkeerd. De auto zal zelfs op de
kleinste helling wegrollen tenzij de
parkeerrem wordt aangetrokken of het
rempedaal wordt ingetrapt.Stand D (drive)
Dit is de normale stand voor het rijden in
voorwaartse richting. De transmissie
schakelt automatisch tussen de 5 (of 4)
versnellingen vooruit voor een zo laag
mogelijk brandstofverbruik bij optimale
prestaties.
Druk voor extra vermogen tijdens
inhaalmanoeuvres of het beklimmen van
een steile helling het gaspedaal volledig
in. Hierdoor zal de automatische
transmissie automatisch een lagere
versnelling kiezen.
✽✽

AANWIJZING
Laat de auto helemaal tot stilstand
komen alvorens de selectiehendel in ofstand D te zetten. WAARSCHUWING
Wanneer stand P tijdens het rijden wordt ingeschakeld,
blokkeren de aangedreven wielen
en raakt u de controle over deauto kwijt.
Gebruik stand P niet in plaats van de parkeerrem. Zorg er altijd voordat de selectiehendel in stand Pstaat en dat de parkeerrem is
geactiveerd.
Laat een kind nooit zonder toezicht achter in de auto.
OPMERKING
De transmissie kan beschadigd
raken wanneer u stand P tijdens het rijden inschakelt.
OPMERKING
Laat de auto helemaal tot stilstand
komen alvorens de selectiehendelin of uit stand R te zetten. Anderszou de transmissie kunnen
beschadigen, behalve onder de omstandigheden uitgelegd onder“Op eigen kracht lostrekken van deauto” in dit hoofdstuk.

Page 174 of 321

Rijden met uw auto
14
5
2 (Tweede versnelling, indien van toepassing)
Schakel stand 2 (tweede versnelling) in
voor meer vermogen bij het oprijden van
een helling en voor beter afremmen op
de motor bij het dalen. Als de
selectiehendel in stand 2 (tweede
versnelling) staat, zal de transmissie
automatisch schakelen tussen de 1e en
2e versnelling.
Stand L (Laag, indien van toepassing)
Zet de selectiehendel in deze stand
wanneer een maximale trekkracht nodig
is en bij het op- of afrijden van steilehellingen. O/D OFF-Functie
(indien van toepassing)
De overdrive kan worden in- en
uitgeschakeld door de O/D-knop in te
drukken.Als de overdrive is
uitgeschakeld, brandt het controlelampje
O/D OFF en wordt er geschakeld tussen
de 1e en 3e versnelling. De transmissie
zal pas naar de 4e versnelling schakelen
als de O/D-schakelaar nogmaals wordt
ingedrukt.Bij het afrijden van een helling met de
transmissie in O/D(4e), kunt u snelheid
verminderen zonder het rempedaal in te
trappen door de knop O/D OFF in te
drukken.
Door nogmaals op deze schakelaar te
drukken wordt de O/D OFF-functie weer
uitgeschakeld.
Controlelampje O/D OFF
Dit lampje gaat branden als de O/D OFF-
functie is ingeschakeld.
OPMERKING
Overschrijd de geadviseerde
maximumsnelheden in 2 (2e versnelling) of L (laag) niet. Het overschrijden van de geadviseerde
maximumsnelheden in 2 (2eversnelling) of L (laag) kan leiden tot een overmatigehitteontwikkeling, waardoor de
automatische transmissiebeschadigd of defect kan raken.
OTQ057007G

Page 175 of 321

515
Rijden met uw auto
E060102BTQ Sportstand (indien van toepassing)
Zowel bij stilstaande als rijdende auto
kan de sportstand worden geselecteerd
door de keuzehandel van de stand "D" in
het handmatige vlak te drukken. Om
terug te keren tot de stand "D", moet de
keuzehandel in de hoofdvlak worden
teruggedrukt.
In de sportstand verloopt het
overschakelen tussen de versnellingen
eenvoudig en snel door de
selectiehendel naar voren en naar
achteren te bewegen. In tegenstelling tot
een handgeschakelde transmissie, kan
in de sportstand geschakeld worden
terwijl het gaspedaal ingetrapt is.OMHOOG(+) : Druk de handel eenmaal
naar voren om één
versnelling op te
schakelen.
OMLAAG (-) : Trek de handel eenmaal naar achteren om één
versnelling terug te
schakelen.
✽✽
AANWIJZING

Page 176 of 321

Rijden met uw auto
16
5
E060200AEN
Goede rijgewoonten
Houd het gaspedaal nooit ingetrapt als
de selectiehendel van stand P of N in
een andere stand wordt gezet.
Zet de selectiehendel nooit in stand P als de auto nog niet volledig tot
stilstand is gekomen.
Zorg ervoor dat de auto volledig tot stilstand is gekomen voordat stand R,
D wordt ingeschakeld.
Laat de auto nooit in zijn vrij een helling af rijden. Dit is bijzonder
gevaarlijk. Laat de auto bij het rijden
altijd in een versnelling staan.
Houd het rempedaal niet langdurig achter elkaar ingetrapt. Hierdoor
kunnen de remmen oververhit raken
en dienst gaan weigeren. Schakel in
plaats daarvan bij het afrijden van een
lange helling terug naar een lagere
versnelling. Hierdoor remt de auto af
op de motor.
Vertraag de snelheid voordat u terugschakelt. Anders kan de lagere
versnelling misschien niet worden
ingeschakeld.
Gebruik altijd de parkeerrem. Vertrouw niet uitsluitend op stand P van de
transmissie om de auto op zijn plaatste houden. Wees vooral voorzichtig bij het rijden op
een gladde ondergrond. Let in dat geval
vooral op bij het remmen, gasgeven en
schakelen. Op een glad wegdek kan
een abrupte snelheidsverandering
leiden tot verlies van grip van de
aangedreven wielen, waardoor u de
controle over uw auto kunt verliezen.
Voor de beste prestaties en een zo
laag mogelijk brandstofverbruik moethet gaspedaal met een gelijkmatige
beweging worden ingetrapt en wordenlosgelaten.
WAARSCHUWING
Als u met u auto vast komt te zitten
in de sneeuw, modder, zand, enz.,
kunt u proberen de auto weer los te
krijgen door afwisselend voor- en
achteruit te rijden. Doe dat echterniet als er mensen of obstakels in
de directe nabijheid van de auto
aanwezig zijn. Tijdens het voor- of
achteruitrijden kan de auto
plotseling naar voren of naar
achteren bewegen als de
aangedreven wielen weer grip
krijgen, waardoor personen letsel
kunnen oplopen of schade kanontstaan.
WAARSCHUWING
Draag altijd uw veiligheidsgordel! Bij een aanrijding lopen inzittenden die hun
veiligheidsgordel niet dragen een
veel grotere kans op ernstigletsel dan inzittenden die hun
veiligheidsgordel wel dragen.
Pas uw snelheid aan voordat u een bocht aansnijdt of gaat keren.
Maak geen plotselinge stuurbewegingen bij het wisselen
van rijbaan of bij het nemen van
snelle, scherpe bochten.
De kans dat de auto over de kop slaat wanneer u de macht over
het stuur verliest, is veel groter
bij hogere snelheden.
Meestal verliest de bestuurder de
macht over de auto wanneer twee
of meer wielen van de weg raken
en de bestuurder het stuuromgooit om de auto weer de wegop te sturen.
Gooi het stuur niet om wanneer uw auto van de weg raakt. Minder
in plaats daarvan snelheid
voordat u de auto terug de weg
op stuurt.
Houd u altijd aan de snelheidslimieten.

Page 177 of 321

517
Rijden met uw auto
E060203AUN
Vanuit stilstand een steile hellingoprijden
Trap het rempedaal in en zet de
selectiehendel in stand D (Drive) om
vanuit stilstand een steile helling op te
rijden. Kies de juiste versnelling
afhankelijk van de mate waarin de auto
belast is en de steilheid van de helling en
ontgrendel de parkeerrem. Trap hetgaspedaal geleidelijk in terwijl u het
rempedaal op laat komen.
Bij het vanuit stilstand accelereren op een steile helling kan de auto de
neiging hebben om achteruit te rollen.Door de selectiehendel in stand 2
(tweede versnelling) te zetten
voorkomt u dat de auto achteruit gaat
rollen. E060203ATQ
Schakelblokkeersysteem
(indien van toepassing)
De automatische transmissie heeft een
schakelblokkeersysteem dat voorkomtdat de selectiehendel uit de stand P kan
worden gezet zonder dat het rempedaal
is ingetrapt. Om de selectiehendel uit stand P te
zetten:
Type A
1. Houd het rempedaal ingetrapt.
2. Start de motor of zet het contact in de
stand ON.
3. Druk de ontgrendelknop in en verplaats de selectiehendel.
Type B (met sleuteblokkeersysteem)
1. Houd het rempedaal ingetrapt.
2. Druk de ontgrendelknop in en verplaats de selectiehendel.
Als het rempedaal herhaaldelijk wordt
ingetrapt en losgelaten met de
selectiehendel in de stand P, kan een
ratelend geluid bij de selectiehendel
worden gehoord. Dit is een normaal
verschijnsel. E060103AUN
Sleutelblokkeersysteem
(indien van toepassing) De sleutel kan alleen uit het contact
worden genomen als de selectiehendel
in stand P staat. Als de selectiehendel ineen andere stand staat, kan de sleutel
niet worden verwijderd.

Page 178 of 321

Rijden met uw auto
18
5
E070100AUN
Rembekrachtiging
Uw auto is voorzien van bekrachtigde
remmen die bij normaal gebruik
automatisch afgesteld worden.
Als de rembekrachtiging uitvalt omdat de motor is afgeslagen of door een andereoorzaak, kunt u de auto alsnog totstilstand brengen door het rempedaal
met een grotere kracht dan normaal in te
trappen. De remweg zal echter langer
dan gewoonlijk zijn.
Als de motor niet draait, wordt de mate
van bekrachtiging steeds minder
naarmate u vaker het rempedaal indrukt.
Als de rembekrachtiging uitvalt, probeer
dan niet “pompend” te remmen.
Rem alleen “pompend” als de wielen
dreigen te blokkeren. E070101AUN
Problemen bij het remmen
Als de bedrijfsremmen tijdens het rijden
uit zouden vallen, kunt u de auto met
behulp van de parkeerrem alsnog tot
stilstand brengen. Houd daarbij dan wel
rekening met een veel langere remweg
dan normaal.
REMSYSTEEM
WAARSCHUWING - Remmen
Laat tijdens het rijden uw voet niet op het rempedaal rusten.
Hierdoor kan de temperatuur vande remmen abnormaal hoog
worden, kunnen de remblokken
en -schoenen overmatig slijten
en kan de remweg vergroot
worden.
(Vervolg)
WAARSCHUWING-
Parkeerrem
Wanneer tijdens het rijden met een normale snelheid de parkeerrem
wordt aangetrokken, kunt u
plotseling de controle over de auto
verliezen. Trek de parkeerrem
voorzichtig aan wanneer u deze
gebruikt om de auto tot stilstand te
brengen.
(Vervolg)
Schakel bij het afrijden van een lange of een steile helling een
lagere versnelling in en vermijd
langdurig achter elkaar remmen.
Door langdurig achter elkaar te
remmen, zullen de remmen
oververhit raken en kan een
tijdelijk verlies van remprestaties
het gevolg zijn.
Als de remmen nat zijn, remt de auto minder dan normaal en kande auto naar één kant trekken
tijdens het remmen. Door het
rempedaal licht in te trappen,
kunt u controleren of het
remvermogen door het nat
worden is verminderd. Controleer
uw remmen altijd op deze maniernadat u door waterplassen bent
gereden. Druk voor het drogen
van de remmen het rempedaal
licht in terwijl u met een lage
snelheid rijdt, totdat het
remvermogen weer op hetnormale niveau is.

Page 179 of 321

519
Rijden met uw auto
E070102AUN
Remblokslijtage-indicatoren
Uw auto is voorzien van schijfremmen.
Wanneer de remblokken vóór of achter
versleten zijn, hoort u als waarschuwing
een piepend geluid van de remmen. Ditgeluid kan af en toe hoorbaar zijn of op
het moment dat u het rempedaal intrapt.
Onder sommige rijomstandigheden of bij sommige klimaten kunnen de remmen
piepen wanneer u het rempedaal voor de
eerste keer of lichtjes intrapt. Dit is
normaal en duidt niet op een probleemmet de remmen.Parkeerrem E070201AFD
Activeren van de parkeerrem
Trap eerst de voetrem in en trek daarna
de parkeerremhendel zonder de
ontgrendelknop in te drukke zo ver
mogelijk omhoog. Verder wordt
geadviseerd bij het parkeren op een
helling de versnellingspook in een lage
versnelling te zetten (handgeschakelde
transmissie) of de selectiehendel in
stand P (automatische transmissie) te
zetten.
WAARSCHUWING-
Remblokslijtage
Dit waarschuwingsgeluid geeft aan
dat de remblokken van uw auto
vervangen moeten worden.
Wanneer u deze waarschuwing
negeert, kunnen de remprestaties
na een poosje verminderen, wat tot
ernstige ongevallen kan leiden.
OPMERKING
Blijf, om kostbare reparaties aan de remmen te voorkomen, nietrijden met versleten remblokken.
Vervang de remblokken van één as altijd gelijktijdig.
OTQ057008
OPMERKING
Wanneer met ingetrapte
parkeerrem gereden wordt, zullen de remblokken overmatig slijten.

Page 180 of 321

Rijden met uw auto
20
5
E070202AFD
Deactiveren van de parkeerrem
Trap het rempedaal in en trek de
parkeerremhendel iets omhoog.
Druk vervolgens de ontgrendelknop (1)
in en beweeg de parkeerremhendel (2)naar beneden terwijl u de
ontgrendelknop ingedrukt houdt. Controleer of het waarschuwingslampje
van het remsysteem werkt door het
contact in stand ON te zetten (start de
motor niet). Dit lampje gaat branden
wanneer het contact in stand START of
ON wordt gezet en de parkeerrem is
geactiveerd.
Zorg ervoor dat de parkeerrem voor het
wegrijden vrij is en controleer of het
waarschuwingslampje van het
remsysteem niet brandt.
Als het waarschuwingslampje van het
remsysteem blijft branden nadat de
parkeerrem vrij is en de motor draait, kan
er een storing in het remsysteem zijn. Laatdit direct controleren. Breng de auto indien mogelijk direct tot
stilstand. Als dat niet mogelijk is, rijdt dan
erg voorzichtig door naar een plaats waar
u wel kunt stoppen.
WAARSCHUWING
Gebruik de versnellingspook of de selectiehendel niet in plaats
van de parkeerrem om de auto op
zijn plaats te houden. Activeer de
parkeerrem EN zet de
versnellingspook in de 1e
versnelling of de
achteruitversnelling
(handgeschakelde transmissie)of de selectiehendel in stand P
(automatische transmissie).
Laat kinderen en personen die niet bekend zijn met de auto niet
aan de parkeerrem komen. Als de
parkeerrem per ongeluk wordt
gedeactiveerd, kan er ernstigletsel ontstaan.
Bij het parkeren van de auto moet altijd de parkeerrem worden
geactiveerd om te voorkomen dat
de auto zich onbedoeld in
beweging zet, waardoor de
inzittenden of voetgangers letselop zouden kunnen lopen.
OTQ057009W-75

Page:   < prev 1-10 ... 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 ... 330 next >