Hyundai Kona 2018 Handleiding (in Dutch)
Page 31 of 540
2-15
Veiligheidssysteem van uw auto
2
Hoofdsteun
De hoofdsteunen voor en achter zijn
verstelbaar. De hoofdsteunen
vergroten het comfort voor de
inzittenden, maar belangrijker is dat
ze speciaal ontworpen zijn om de
inzittenden beter te beschermentegen een whiplash en ander nek- en
rugletsel bij een ongeval, in het
bijzonder bij een aanrijding vanachteren.Sla, om beschadiging te
voorkomen, NOOIT tegen dehoofdsteun en trek er niet aan.
AANWIJZING
Om de kans op ernstig letsel bij
een ongeval te beperken,
moeten de volgende
voorzorgsmaatregelen getroffen
worden bij het afstellen van dehoofdsteunen:
•Stel de hoofdsteunen voor alle inzittenden altijd op de juiste
hoogte af VOOR het wegrijdenmet de auto.
•Vervoer NOOIT iemand in een
stoel waarvan de hoofdsteun
verwijderd is.
•
Stel de hoofdsteun zo af dat
het midden van de hoofdsteun
zich op dezelfde hoogte
bevindt als de ogen.
•Stel de hoofdsteun van de
bestuurdersstoel NOOIT aftijdens het rijden.
•Stel de hoofdsteun zo af dat
hij zich zo dicht mogelijk bij
het hoofd van de inzittende
bevindt. Gebruik geen loskussen tussen de rug en derugleuning.
•Controleer of de hoofdsteun
goed vergrendeld is nadat hij
is afgesteld.
WAARSCHUWING
OLF034072N
Wanneer er geen inzittenden aanwezig zijn op de
achterstoelen, zet dan de
hoofdsteunen in de laagste
stand. De hoofdsteunen van de
achterstoelen kunnen het zicht
naar achteren belemmeren.
OPMERKING
Page 32 of 540
2-16
Veiligheidssysteem van uw auto
Hoofdsteunen voorstoelen
De bestuurdersstoel en de
voorpassagiersstoel zijn voorzien
van een verstelbare hoofdsteun voor
de veiligheid en het comfort.
Afstellen van de hoogte
De hoofdsteun hoger afstellen:
1. Trek hem omhoog om hem in degewenste positie (1) te zetten.
De hoofdsteun lager afstellen:
1. Houd de ontgrendelknop (2) op de hoofdsteun ingedrukt.
2. Laat de hoofdsteun in de gewenste positie (3) zakken.
Verstellen in voor-/achterwaartse
richting (indien van toepassing)
De hoofdsteun kan in drie standen
naar wens naar voren worden
getrokken. Trek de hoofdsteun
helemaal naar voren en laat hem losom de hoofdsteun helemaal naarachteren te plaatsen.
OPDE036068
OOS037061OOS037010
Page 33 of 540
2-17
Veiligheidssysteem van uw auto
2
Wanneer u de rugleuning naar
voren klapt terwijl de hoofdsteun
en zitting in een hoge stand staan,
raakt de hoofdsteun mogelijk de
zonneklep of andere onderdelen
van de auto.
Verwijderen/plaatsen
Verwijderen van de hoofdsteun:
1. Zet de rugleuning (2) rechtop metde hendel of de schakelaar voor
de rugleuningverstelling (1). 2. Trek de hoofdsteun zo ver
mogelijk omhoog.
3. Zet de rugleuning (4) rechtop met de knop of de schakelaar voor de
rugleuningverstelling (3).
AANWIJZING
OLF034015OOS037011
â– Type A
OOS037012
â– Type B
Laat tijdens het rijden NOOIT iemand zitten in een stoel
waarvan de hoofdsteun
verwijderd is.
WAARSCHUWING
Page 34 of 540
2-18
Veiligheidssysteem van uw auto
Plaatsen van de hoofdsteun:
1. Zet de rugleuning rechtop.
2. Stop de pennen van dehoofdsteun (2) in de gaten terwijl u
de ontgrendelknop (1) indrukt. 3. Stel de hoofdsteun vervolgens af
op de gewenste hoogte.
4. Zet de rugleuning (4) rechtop met de hendel of de schakelaar voor
de rugleuningverstelling (3).
Hoofdsteunen achterstoelen
Elke achterstoel is voor de veiligheid
en het comfort van de passagier
voorzien van een hoofdsteun.
Controleer of de hoofdsteunen
goed vergrendeld zijn nadat ze
opnieuw geplaatst zijn en of ze
goed zijn afgesteld.
WAARSCHUWING
OPDE036069
OOS037013
â–
Type A
OOS037014
â– Type B
Page 35 of 540
2-19
Veiligheidssysteem van uw auto
2
Afstellen van de hoogte
De hoofdsteun hoger afstellen:
1. Trek hem omhoog om hem in degewenste positie (1) te zetten.
De hoofdsteun lager afstellen:
1. Houd de ontgrendelknop (2) op de hoofdsteun ingedrukt.
2. Laat de hoofdsteun in de gewenste positie (3) zakken.
Stoelverwarming en stoelventilatiesysteem
Stoelverwarming voor
(indien van toepassing)
Met de stoelverwarming kunnen de
stoelen bij lage buitentemperaturen
worden verwarmd.
OOS037018 De stoelverwarming kan
ERNSTIGE BRANDWONDEN
veroorzaken, zelfs bij lage
temperaturen, en in hetbijzonder als de
stoelverwarming gedurende
langere tijd wordt gebruikt.
Passagiers moeten in staat zijn
te voelen of de stoel te warm
wordt, zodat ze destoelverwarming uit kunnen
schakelen, indien noodzakelijk.
Bij personen die temperatuur-
wisselingen of pijn aan de huid
niet kunnen voelen, moet
extreme voorzichtigheid in acht
worden genomen, vooral als het
gaat om de volgende soorten
passagiers:
WAARSCHUWING
•Stel de hoofdsteunen zo af dat
het midden van de
hoofdsteun zich op dezelfde
hoogte bevindt als de ogen.
•Zet de hoofdsteun van de
achterstoel niet in de laagstestand wanneer er iemand op
de achterstoel zit.
OPMERKING
Page 36 of 540
Om beschadiging van de stoelverwarming en stoelen te
voorkomen:
• Gebruik voor het reinigen van destoelen geen oplosmiddel, zoals
thinner, benzeen, alcohol of
wasbenzine.
• Plaats geen zware of scherpe voorwerpen op stoelen die zijn
voorzien van stoelverwarming.
• Wijzig de bekleding van de stoel niet. Dit kan de stoelverwarming
beschadigen. [A] : Type A, [B] : Type B
De stoelverwarming kan worden
ingeschakeld door op de toets te
drukken voor de bestuurdersstoel
en/of de voorpassagiersstoel terwijl
de motor draait. Laat de toetsen in stand UIT staan
als de stoelverwarming niet gebruikt
hoeft te worden.
AANWIJZING
OOS037015
2-20
Veiligheidssysteem van uw auto
Plaats NOOIT isolerend
materiaal, zoals een deken of
kussen, op de stoel als destoelverwarming is
ingeschakeld. Dit kan tot
oververhitting van de
stoelverwarming leiden, watkan resulteren in brand of
schade aan de stoel.
WAARSCHUWING
•Kinderen, ouderen, gehandi- capten en ziekenhuispatiënten.
•Mensen met een gevoelige
huid die gemakkelijkverbranden.
•Vermoeide personen.
•Dronken personen.
•Personen die onder invloed
zijn van medicijnen die het
reactievermogen verminderenof slaap opwekken.
Page 37 of 540
2-21
Veiligheidssysteem van uw auto
2
• Iedere keer als u op de toets drukt,verandert de temperatuurinstelling
voor de stoel als volgt:
• Door bij ingeschakelde stoelverwarming langer dan 1,5
seconden op de toets te drukken,
wordt de stoelverwarming
uitgeschakeld.
• De standaardinstelling voor de stoelverwarming is UIT als het
contact in stand ON wordt gezet.
Informatie
Als de toetsen voor de stoelverwar
-
ming in stand AAN staan, wordt de
stoelverwarming automatisch in- of
uitgeschakeld, afhankelijk van de
temperatuur van de stoel.
Stoelventilatiesysteem voor (indien van toepassing)
Het stoelventilatiesysteem zorgt voor
het koelen van de stoelen door lucht
te blazen door kleine
uitstroomopeningen in het oppervlak
van de zittingen en de rugleuningen. Laat de toetsen in de stand OFF staan als het niet nodig is het
stoelventilatiesysteem te gebruiken.
Druk, terwijl de motor draait, op de toets om de bestuurdersstoel of de
voorpassagiersstoel te koelen
(indien van toepassing).
• Iedere keer als u de schakelaar indrukt, verandert de luchtstroom als volgt:
• Door bij ingeschakeldstoelventilatiesysteem langer dan
1,5 seconden op de toets te drukken,
wordt het stoelventilatiesysteem
uitgeschakeld.
• De standaardinstelling voor het stoelventilatiesysteem is UIT als het
contact in stand ON wordt gezet.
Om beschadiging van hetstoelventilatiesysteem te
voorkomen:
• Gebruik hetstoelventilatiesysteem ALLEEN als het verwarmings- enventilatiesysteem is
ingeschakeld. Als hetstoelventilatiesysteem
gedurende langere tijd gebruikt
wordt terwijl het verwarmings- en
ventilatiesysteem uitgeschakeld
is, kan er een defect ontstaan aanhet stoelventilatiesysteem.
AANWIJZING
i
UIT HOOG ( )
LAAG ( ) MIDDEN ( )
→→
→
→
OOS037016 UIT HOOG ( )
LAAG ( ) MIDDEN ( )
→→
→
→
Page 38 of 540
• Gebruik voor het reinigen van destoelen geen oplosmiddel, zoals
thinner, benzeen, alcohol of
wasbenzine.
• Voorkom dat er vloeistoffen gemorst worden op het
oppervlak van de zittingen en
rugleuningen van de
voorstoelen; hierdoor zouden de
uitstroomopeningen verstopt
kunnen raken waardoor hetsysteem niet meer correct kanfunctioneren.
• Plaats geen materialen zoals plastic tassen of kranten onder
de stoelen. Deze zouden de
luchtinlaat kunnen blokkeren,
waardoor de
uitstroomopeningen mogelijkniet goed werken.
• Wijzig de bekleding van de stoel niet. Dit kan het stoelventilatie-
systeem beschadigen.
• Zet de motor uit en start hem weer als de uitstroomopeningen
niet werken. We adviseren u de
auto te laten controleren door
een officiële HYUNDAI-dealer als
dat geen verbetering brengt.In dit hoofdstuk wordt beschreven
hoe de veiligheidsgordels op de juiste
manier gebruikt worden. Verder
worden er zaken behandeld die
achterwege moeten worden gelaten
bij het gebruik van de
veiligheidsgordels.
Voorzorgsmaatregelen
veiligheidsgordel
Doe altijd uw veiligheidsgordel om
en zorg ervoor dat al uw passagiers
dat ook doen voordat u wegrijdt.
Airbags zijn ontworpen als
aanvulling op de veiligheidsgordels
als extra veiligheidsvoorziening en
niet ter vervanging ervan. In de
meeste landen is het gebruik van
veiligheidsgordels door alle
inzittenden verplicht.
VEILIGHEIDSGORDELS
ALLE inzittenden moeten de
veiligheidsgordel dragen als de
auto in beweging is. Neem de
volgende voorzorgsmaatregelen
bij het afstellen en dragen van
de veiligheidsgordels:
•Kinderen tot en met 13 jaar moeten altijd op een
achterstoel plaatsnemen en
de gordel op de juiste manier
dragen.
•Laat kinderen nooit op de
voorpassagiersstoel
meerijden, tenzij de airbag is
uitgeschakeld. Als een kind
op de voorpassagiersstoel zit,
moet de stoel zo ver mogelijk
naar achteren worden gezet
en moet het kind goed vast
worden gezet.
•Vervoer een baby of kind
NOOIT op de schoot van een
andere inzittende.
•Rijd NOOIT met een rugleuning die te ver
achterover staat.
WAARSCHUWING
2-22
Veiligheidssysteem van uw auto
Page 39 of 540
2-23
Veiligheidssysteem van uw auto
2
•Vervoer nooit meerdere kinderen op één stoel of
vastgezet met één
veiligheidsgordel.
•Draag nooit de schoudergordel
onder de arm door of achter uwrug.
•Zet breekbare voorwerpen
nooit vast met een
veiligheidsgordel. Bij krachtigremmen of een aanrijding
kunnen ze beschadigd raken
door de veiligheidsgordel.
•Gebruik de veiligheidsgordel
niet in gedraaide toestand. Een
gedraaide veiligheidsgordel
biedt in geval van een ongeval
onvoldoende bescherming.
•Gebruik een veiligheidsgordel
waarvan de band of andere
onderdelen beschadigd zijnniet.
•Zet de gesp van de
veiligheidsgordel niet vast in
de gordelsluiting van eenandere stoel.
•Maak de veiligheidsgordel tijdens het rijden NOOIT los.
Hierdoor kunt u de controle
over de auto verliezen,
waardoor er een ongeval kanontstaan.
•Controleer of niets de
vergrendeling van de
veiligheidsgordel in de
gordelsluiting hindert. Als dat
wel het geval is, zit de
veiligheidsgordel mogelijk
niet goed vast.
•Er mogen geen wijzigingen
aan de gordel worden
aangebracht of hulpmiddelen
worden gebruikt die
voorkomen dat het
gordelmechanisme de gordel
strak tegen het lichaam aankan trekken of die het
verstellen van de gordel
onmogelijk maken.
Beschadigde veiligheidsgordels
en gordelmechanismen zullen
niet goed werken. Vervang een
veiligheidsgordel altijd:
•Als de gordelband gerafeld,
vervuild of beschadigd is.
•Als de sluitingen of andere
componenten beschadigd zijn.
•Vervang de complete
veiligheidsgordel als hij
gedragen is tijdens een
ongeval, ook al zijn er aan de
gordelband of het
gordelmechanisme geen
beschadigingen te zien.
WAARSCHUWING
Page 40 of 540
Waarschuwingslampje
veiligheidsgordel
Waarschuwingssysteem veiligheidsgordels
Waarschuwingslampje
bestuurdersgordel
Als herinnering voor de bestuurder
gaat telkens als het contact in de
stand ON wordt gezet het
waarschuwingslampje van de
veiligheidsgordels gedurende
ongeveer 6 seconden branden,ongeacht of de gordels zijn
vastgemaakt. Wanneer de veiligheidsgordel niet is
vastgemaakt als het contact in stand
ON wordt gezet of wanneer hij wordtlosgemaakt nadat het contact in
stand ON is gezet, zal het
waarschuwingslampje van de
veiligheidsgordel branden totdat de
gordel wordt vastgemaakt.
Als u gaat rijden terwijl u de
veiligheidsgordel niet hebt
vastgemaakt of de veiligheidsgordel
losmaakt terwijl u rijdt met een
snelheid lager dan 20 km/h, blijft het
desbetreffende waarschu-
wingslampje branden totdat u de
veiligheidsgordel vastmaakt.
Als u de veiligheidsgordel vervolgens
nog niet vastmaakt of u de
veiligheidsgordel losmaakt terwijl u
sneller rijdt dan 20 km/h, zal de
waarschuwingszoemer van de
veiligheidsgordel gedurende
ongeveer 100 seconden klinken en
gaat het desbetreffende
waarschuwingslampje knipperen.
Waarschuwing voorpassagiersgordel
Als herinnering voor de bestuurder
gaat telkens als het contact in de
stand ON wordt gezet het
waarschuwingslampje van de
veiligheidsgordels branden en klinkt
de zoemer gedurende ongeveer 6seconden, ongeacht of de gordels
zijn vastgemaakt.
Wanneer de veiligheidsgordel niet is
vastgemaakt als het contact in stand
ON wordt gezet of wanneer hij wordtlosgemaakt nadat het contact in
stand ON is gezet, zal het
waarschuwingslampje van de
veiligheidsgordel branden totdat de
gordel wordt vastgemaakt.
2-24
Veiligheidssysteem van uw auto
OAM032161L
â–
Instrumentenpaneel
OOS037025