Hyundai Santa Fe 2010 Handleiding (in Dutch)
Page 241 of 409
Rijden met uw auto
32
5
E070102ACM
Remblokslijtage-indicatoren
Wanneer de remblokken vóór of achter
versleten zijn, hoort u als waarschuwing
een piepend geluid van de remmen. Ditgeluid kan af en toe hoorbaar zijn of op
het moment dat u het rempedaal intrapt.
Onder sommige rijomstandigheden of bij sommige klimaten kunnen de remmen
piepen wanneer u het rempedaal voor de
eerste keer of lichtjes intrapt. Dit is
normaal en duidt niet op een probleemmet de remmen.
Parkeerrem
Activeren van de parkeerrem
Voetbediend
Trap om de parkeerrem te activeren eerst
het voetrempedaal in en trap daarna het
parkeerrempedaal zo ver mogelijk in.
WAARSCHUWING-
Remblokslijtage
Dit waarschuwingsgeluid geeft aan
dat de remblokken van uw auto
vervangen moeten worden.
Wanneer u deze waarschuwing
negeert, kunnen de remprestaties
na een poosje verminderen, wat tot
ernstige ongevallen kan leiden.
OPMERKING
Blijf, om kostbare reparaties aan de remmen te voorkomen, niet
rijden met versleten remblokken.
Vervang de remblokken van één as altijd gelijktijdig.
OCM050015
Page 242 of 409
533
Rijden met uw auto
Handbediend
Trap eerst de voetrem in en trek daarna
de parkeerremhendel zonder de
ontgrendelknop in te drukke zo vermogelijk omhoog.
Verder wordt geadviseerd bij het
parkeren op een helling de
versnellingspook in een lage versnelling
te zetten (handgeschakelde transmissie)of de selectiehendel in stand P
(automatische transmissie) te zetten.Ontgrendelen van de parkeerrem
Voetbediend
Trap, om de parkeerrem vrij te zetten, het
parkeerrempedaal nogmaals in terwijl u
de voetrem gebruikt. Het pedaal keert
hierdoor terug in de vrijstand.Handbediend
Trap het rempedaal in en trek de
parkeerremhendel iets omhoog.
Druk vervolgens de ontgrendelknop (1) in
en beweeg de parkeerremhendel (2) naar
beneden terwijl u de ontgrendelknop
ingedrukt houdt.
OPMERKING
Wanneer met ingetrapte
parkeerrem gereden wordt, zullende remblokken overmatig slijten.
OCM050019OCM050016OCM050020
Page 243 of 409
Rijden met uw auto
34
5
Laat de auto controleren door een
officiële HYUNDAI-dealer als de
parkeerrem niet of niet helemaal in de
vrijstand terugkeert.
Controleer of het waarschuwingslampje
van het remsysteem werkt door het
contact in stand ON te zetten (start de
motor niet). Dit lampje gaat branden
wanneer het contact in stand START of
ON wordt gezet en de parkeerrem is
geactiveerd.
Zorg ervoor dat de parkeerrem voor het
wegrijden vrij is en controleer of het
waarschuwingslampje van het
remsysteem niet brandt.
Als het waarschuwingslampje van het
remsysteem blijft branden nadat de
parkeerrem vrij is en de motor draait, kan
er een storing in het remsysteem zijn. Laatdit direct controleren. Breng de auto indien mogelijk direct tot
stilstand. Als dat niet mogelijk is, rijdt dan
erg voorzichtig door naar een plaats waar
u wel kunt stoppen.E070300AFD
Antiblokkeersysteem (ABS)
WAARSCHUWING
Gebruik stand P niet in plaats van de parkeerrem om de auto op zijn
plaats te houden. Activeer de
parkeerrem EN zet de
versnellingspook in de 1e
versnelling of de
achteruitversnelling
(handgeschakelde transmissie)
of zet de selectiehendel in stand
P (automatische transmissie).
Laat kinderen en personen die niet bekend zijn met de auto niet
aan de parkeerrem komen. Als de
parkeerrem per ongeluk wordt
gedeactiveerd, kan er ernstigletsel ontstaan.
Bij het parkeren van de auto moet altijd de parkeerrem worden
geactiveerd om te voorkomen dat
de auto zich onbedoeld in
beweging zet, waardoor de
inzittenden of voetgangers letselop zouden kunnen lopen.
W-75
WAARSCHUWING
ABS (of ESP) kan geen ongelukken
voorkomen die het gevolg zijn van
gevaarlijk rijgedrag. Hoewel de autobij een noodstop beter onder
controle gehouden kan worden, is
het toch noodzakelijk voldoende
afstand tot uw voorligger te
bewaren. U moet uw rijsnelheidaltijd aanpassen aan deomstandigheden en zo nodig uw
snelheid verlagen.
De remweg van auto’s met ABS (of
ESP) kan in de volgende situaties
langer zijn dan van auto’s zonder
een dergelijk systeem.
Rijd in dergelijke situaties met een
gereduceerde snelheid:
Op slechte wegen, wegen met steenslag of wegen die met sneeuw bedekt zijn.
Als er sneeuwkettingen gemonteerd zijn.
(Vervolg)
Page 244 of 409
535
Rijden met uw auto
Het ABS registreert continu de snelheid
van de wielen. Zodra de wielen dreigen
te blokkeren, vermindert het ABS de
hydraulische remdruk op de wielen.
In dat geval is een tikkend geluid hoorbaar in het remsysteem en kan het
rempedaal gaan trillen. Dit is normaal.
Het betekent dat het ABS in werking isgetreden. Om in een noodsituatie het maximale rendement uit het ABS te halen, dient u
niet zelf “pompend” te gaan remmen.
Trap het rempedaal zo hard mogelijk in
en laat het ABS verder het werk doen.
✽✽AANWIJZING
Na het starten van de motor en het
wegrijden kan er in de motorruimte een
klikkend geluid hoorbaar zijn. Dat is
normaal en geeft aan dat het ABS op de
juiste manier werkt.
Zelfs met het antiblokkeersysteem heeft uw auto nog steeds voldoende
remweg nodig. Bewaar altijd een
veilige afstand tot de auto voor u.
Rem altijd af voor een bocht. Het antiblokkeersysteem kan geen
ongevallen voorkomen die het gevolg
zijn van te snel rijden.
Op wegen met los grind of wegen die niet vlak zijn kan het
antiblokkeersysteem voor een langere
remweg zorgen dan bij auto’s zonder
antiblokkeersysteem.(Vervolg)
Op wegen met kuilen of methoogteverschillen.
Probeer de werking van het ABS
(of ESP) van uw auto niet uit bij
hoge snelheden of tijdens het
nemen van een bocht. Hiermee
kunt u zichzelf en anderen in
gevaar brengen.
Page 245 of 409
Rijden met uw auto
36
5
✽✽
AANWIJZING
Als u de auto met een hulpaccu moet
starten doordat de accu is leeggeraakt,
draait de motor mogelijk niet soepel
rond en kan bovendien het
waarschuwingslampje ABS gaan
branden. Dit komt door de lage
accuspanning. Het betekent niet dat er
een storing in het ABS is.
Rem niet “pompend”!
Laat de accu bijladen voordat u wegrijdt.
E070500AUN-EE
Voertuigstabiliteitsregeling
(ESP - Electronic stability
program) (indien van toepassing)
Het ESP-systeem is ontworpen om de
stabiliteit van de auto in bochten te
verbeteren. Het ESP controleert in welke
richting u stuurt en in welke richting de
auto daadwerkelijk beweegt. Het ESP
remt de wielen gericht af en grijpt indiennodig in in het
motormanagementsysteem om de autote stabiliseren.
OPMERKING
Wanneer het waarschuwingslampje ABS brandt en blijft branden, is ermogelijk een probleem aanwezig inhet ABS. In dat geval werken de remmen echter wel normaal.
Het waarschuwingslampje ABS gaat nadat het contact om stand ONis gezet ongeveer 3 secondenbranden. Het ABS voert dan een zelfdiagnose uit en het lampje zaldoven wanneer alles in orde is. Wanneer het lampje blijft branden,is er mogelijk een probleemaanwezig in het ABS. Laat de auto zo snel mogelijk controleren dooreen officiële HYUNDAI Erkend Reparateur.
OPMERKING
Als u op een weg rijdt waar erg
weinig grip is, bijvoorbeeld bij
vorst, en voortdurend de remmenbedient, is het ABS voortdurendin werking en kan het waarschuwingslampje ABS gaan
branden. Zet de auto stil op eenveilige plaats en zet de motor uit.
Start de motor opnieuw. Als het waarschuwingslampje ABS dooft,
is het ABS in orde. Anders is ermogelijk een storing in het ABS. Laat de auto zo snel mogelijkcontroleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
W-78OCM050008
Page 246 of 409
537
Rijden met uw auto
Het ESP-systeem (Electronic Stability
Program) is een elektronisch systeem
dat ontworpen is om de auto onderongunstige omstandigheden beter onder
controle te kunnen houden. Het systeem
is geen vervanging voor een veilig
rijgedrag. Zaken als snelheid, conditie
van de weg en stuurcommando’s van de
bestuurder hebben invloed op de mate
waarin het ESP verlies van controle over
de auto kan voorkomen. Het blijft te allen
tijde de verantwoordelijkheid van debestuurder de snelheid aan te passen
aan de omstandigheden en te zorgen
voor een juiste veiligheidsmarge.
In dat geval is een tikkend geluid hoorbaar in het remsysteem en kan het
rempedaal gaan trillen. Dit is normaal.
Het betekent dat het ESP in werking isgetreden.
✽✽AANWIJZING
Na het starten van de motor en het
wegrijden kan er in de motorruimte een
klikkend geluid hoorbaar zijn. Dat is
normaal en geeft aan dat het ESP op de
juiste manier werkt.
E070501AUN-EE
Werking voertuigstabiliteitsregeling
Voertuigstabiliteitsregeling ingeschakeld wordt gezet, gaan de controlelampjes ESP en ESP
OFF gedurende ongeveer 3
seconden branden, waarna
de voertuigstabiliteitsregeling
wordt ingeschakeld.
Houd, om de
voertuigstabiliteitsregeling uit
te schakelen, de schakelaarESP OFF ten minste 0,5
seconden ingedrukt nadat het
contact in stand ON is gezet.(Het controlelampje ESP
OFF gaat branden.) Druk op
de schakelaar ESP OFF om
de voertuigstabiliteitsregeling
in te schakelen (hetcontrolelampje ESP OFFdooft).
motor is mogelijk een zacht
tikkend geluid hoorbaar. Dit isde automatische
zelfdiagnosefunctie van de
voertuigstabiliteitsregeling en
duidt niet op een storing.
WAARSCHUWING
Rijd niet harder dan de toestand
van de weg toelaat en neem
bochten niet met een te hoge
snelheid. De
voertuigstabiliteitsregeling (ESP)
kan aanrijdingen niet voorkomen.
Te hoge bochtensnelheden,abrupte uitwijkmanoeuvres enaquaplaning op een nat wegdekkunnen nog steeds leiden tot
ernstige ongelukken. Alleen een
bestuurder die veilig en oplettend
rijdt kan aanrijdingen voorkomendoor manoeuvres te vermijden die
kunnen leiden tot het verlies van
grip van de banden. Neem ook bij
een auto die is uitgerust met ESP
de normale voorzorgsmaatregelen
in acht en pas uw snelheid altijdaan aan de omstandigheden.
-
Page 247 of 409
Rijden met uw auto
38
5
In werking
Als de voertuigstabiliteitsregeling
in werking treedt, gaat hetcontrolelampje ESP knipperen.
devoertuigstabiliteitsregeling
werkt, voelt u mogelijk lichte
trillingen in de auto. Dit wordt
veroorzaakt door het
aansturen van de remmen en
is normaal.
gladde weg neemt het
motortoerental mogelijk niet
toe, ondanks dat u het
gaspedaal intrapt. E070502AUN-EE
Voertuigstabiliteitsregeling
uitschakelen
Voertuigstabiliteitsregeling uitgeschakeld
de voertuigstabiliteitsregeling
uit te schakelen. Hetcontrolelampje ESP OFF
gaat branden.
blijft uitgeschakeld, ook als uhet contact in stand LOCK
zet. Pas wanneer de motor
opnieuw wordt gestart, zal de
voertuigstabiliteitsregeling
automatisch weer worden
ingeschakeld. E070503ACM
Controlelampje
Als het contact in stand ON wordt gezet,
gaat het controlelampje branden. Als hetsysteem in orde is dooft het lampje na
enige tijd weer.
Het controlelampje ESP knippert als het
ESP werkt of gaat branden als het ESP
niet in werking treedt. Het controlelampje ESP OFF gaat
branden als het ESP wordt uitgeschakeld
met de schakelaar.
■
ESP indicator light
■ ESP OFF indicator light
Page 248 of 409
539
Rijden met uw auto
E070504ACM
Voertuigstabiliteitsregelinguitschakelen
Tijdens het rijden
Het verdient aanbeveling om de voertuigstabiliteitsregeling waar
mogelijk ingeschakeld te houden.
Schakel de voertuigstabiliteitsregeling tijdens het rijden alleen uit als u op een
vlakke weg rijdt.
✽✽ AANWIJZING
Schakel de voertuigstabiliteitsregeling uit (controlelampje ESP OFF brandt)
als de auto op een rollenbank getest
wordt. Als dat niet gebeurt, kan het
toerental van de wielen mogelijk niet
verhoogd worden, waardoor een
foutieve diagnose zou kunnen worden
gesteld.
Het uitschakelen van de voertuigstabiliteitsregeling heeft geen
gevolgen voor een correcte werking
van het ABS en het remsysteem.OPMERKING
Als er banden en/of velgen met een
verschillende maat onder de auto
gemonteerd zijn, kan dat dewerking van het ESP in negatievezin beïnvloeden. Zorg er daarom voor dat als de banden onder uw
auto vervangen moeten worden, zedezelfde maat hebben als deoriginele banden.
WAARSCHUWING
De voertuigstabiliteitsregeling is
slechts een hulpmiddel bij het
rijden. Pas op bochtige en gladde
wegen uw rijsnelheid aan. Rijd
voorzichtig en probeer niet te
accelereren als het controlelampje
ESP knippert of als u op een gladdeweg rijdt.
WAARSCHUWING
Druk nooit op de schakelaar ESP OFF als de
voertuigstabiliteitsregeling in
werking is (controlelampje ESP
knippert). Als het systeem in dat
geval toch wordt uitgeschakeld,kan de auto gaan slippen.
Page 249 of 409
Rijden met uw auto
40
5
E070600AFD
Goede remgewoonten Controleer na het parkeren of de
parkeerrem gedeactiveerd is en het
controlelampje voor de parkeerrem uit
is alvorens weg te rijden.
Als u met de auto door plassen rijdt, worden de remmen nat. Ook als de
auto gewassen is, kunnen de remmen
nat geworden zijn. Het rijden met natte
remmen kan gevaarlijk zijn! De
remweg van uw auto wordt langer als
de remmen nat zijn. Ook kan de autotijdens het remmen naar één kant
trekken als de remmen nat zijn. U kunt de remmen drogen door het
rempedaal tijdens het rijden licht in te
trappen. Als de remmen droog zijn,
werkt het remsysteem weer normaal.Als het remsysteem echter na het
drogen niet normaal werkt, breng dan
de auto op een veilige plaats totstilstand en neem contact op met een
officiële HYUNDAI Erkend Reparateur
voor hulp. Zet de transmissie tijdens het afrijden
van een helling niet in de vrijstand. Dit
is bijzonder gevaarlijk. Rijd met een
ingeschakelde versnelling, gebruik hetremsysteem om de snelheid te
verlagen en schakel vervolgens een
lagere versnelling in. Door tevens opde motor af te remmen, kunt u de
snelheid op een veilige manier
verlagen.
Houd het rempedaal niet langdurig achter elkaar ingetrapt. Als u tijdens
het rijden het rempedaal ingetrapt
houdt, kan dat gevaar opleveren omdat
het remsysteem hierdoor oververhit
kan raken, waardoor de remwerking
minder wordt. Verder resulteert het
ingetrapt houden van het remsysteem
voor extra slijtage aan onderdelen vanhet remsysteem.
WAARSCHUWING
Trek bij het verlaten of parkeren van de auto altijd de parkeerrem
aan en zet de transmissie in
stand P. Indien de parkeerrem
niet is aangetrokken en detransmissie niet in stand P is
gezet, kan de auto onbedoeld in
beweging komen waardoor u ofanderen letsel kunnen oplopen.
Bij het parkeren van de auto moet altijd de parkeerrem worden
geactiveerd om te voorkomen dat
de auto zich onbedoeld in
beweging zet, waardoor de
inzittenden of voetgangers letselop zouden kunnen lopen.
Page 250 of 409
541
Rijden met uw auto
Trap het rempedaal geleidelijk in enverlaag uw snelheid terwijl u rechtuit
blijft rijden als u tijdens het rijden een
lekke band krijgt. Breng uw auto op
een veilige plaats tot stilstand.
Zorg ervoor dat uw auto niet gaat kruipen als uw auto is voorzien van
een automatische transmissie.
Voorkom kruipen door het rempedaal
ingetrapt te houden als de autostilstaat.
Neem de nodige voorzorgsmaatregelen in acht bij het
parkeren op een helling. Activeer de
parkeerrem en zet de selectiehendel in
stand P (automatische transmissie) of
in de 1e versnelling of de achteruit
(handgeschakelde transmissie).
Draai de voorwielen naar de stoeprand
als de auto met de voorzijde naar
beneden wijst, om te voorkomen dat
de auto wegrolt. Draai de voorwielen
van de stoeprand af als de auto met de
voorzijde naar boven wijst, om te
voorkomen dat de auto wegrolt. Als er
geen geschikte stoeprand naast de
weg aanwezig is die de auto tegen kan
houden, leg dan blokken voor dewielen. Onder bepaalde omstandigheden kan
de parkeerrem in geactiveerde
toestand vastvriezen. De kans daar op
is het grootst als er rond de
achterremmen sprake is van een
opeenhoping van sneeuw of ijs of als
de remmen nat zijn. Als de kans
bestaat dat de parkeerrem vast gaat
vriezen, gebruik hem dan alleen maar
tijdelijk tijdens het in stand P zetten
van de transmissie (automatische
transmissie) of in de 1e versnelling of
achteruit zetten (handgeschakelde
transmissie) en het blokkeren van de
wielen. Deactiveer daarna de
parkeerrem.
Houd de auto op een helling niet op zijn plaats door gas te geven. Hierdoor
kan de transmissie oververhit raken.
Gebruik altijd de voetrem of de
parkeerrem.