Hyundai Santa Fe 2010 Handleiding (in Dutch)
Page 251 of 409
Rijden met uw auto
42
5
E090000ACM
1. Controlelampje CRUISE*
2. Controlelampje CRUISE SET*
De cruise control stelt u in staat een
bepaalde rijsnelheid te programmeren
die de auto vervolgens aanhoudt, zonder
dat u de voet op het gaspedaal hoeft tehouden.
Dit systeem is ontworpen om bij een
snelheid van meer dan 40 km/h in
werking te treden.✽✽
AANWIJZING
Tijdens de normale werking van de
cruise control zal deze na ongeveer 3
seconden in werking treden wanneer de
toets SET wordt ingedrukt of opnieuw
wordt ingedrukt nadat geremd is. Deze
vertraging is normaal.
CRUISE CONTROL-SYSTEEM (INDIEN VAN TOEPASSING)
WAARSCHUWING
Als het systeem niet wordt uitgeschakeld (controlelampje
CRUISE blijft branden) kan de
cruise control mogelijk onbedoeld
worden geactiveerd. Zet het
systeem uit (controlelampje
CRUISE UIT) wanneer de cruise
control niet gebruikt wordt.
Gebruik het cruise control-systeem alleen indien de verkeersdrukte en
de weersomstandigheden dattoelaten.
Gebruik de cruise control nooit wanneer niet veilig met een
constante snelheid gereden kan
worden, bijvoorbeeld bij filerijden,
op gladde wegen (door regen, ijs of
sneeuw), bochtige wegen of op
bergwegen met een
hellingspercentage van meer dan6%.
Houd bij het gebruik van het cruise control-systeem de
rijomstandigheden extra in acht.
Let op bij het gebruik van het cruise control-systeem bij het afrijden van
hellingen, omdat de rijsnelheid kantoenemen.OPMERKING
Schakel bij het rijden met de cruise
control bij een auto met
handgeschakelde transmissie niet naar de vrijstand zonder hetkoppelingspedaal in te trappen. Demotor zal dan met een te hoog
toerental draaien. Trap, wanneer ditgebeurt, het koppelingspedaal in of zet de cruise control UIT met de
hoofdschakelaar.
OCM050100
Type A Type B
Page 252 of 409
543
Rijden met uw auto
E090100AUN Rijsnelheid instellen:
1. Druk op de toets CRUISE ON-OFF ophet stuurwiel om de cruise control in te
schakelen. Het controlelampje CRUISE
in het instrumentenpaneel gaat branden.
2. Accelereer naar de gewenste snelheid, die hoger moet zijn dan 40 km/h 3. Druk de schakelaar - SET in en laat de
schakelaar los als de gewenste
snelheid is bereikt. Het controlelampje
SET in het instrumentenpaneel zal
gaan branden. Laat op dat moment
ook het gaspedaal los. De snelheid
wordt nu automatisch aangehouden.
Op steile hellingen kan de snelheid van
de auto tijdelijk iets hoger of lagerworden.
E090200ACM
Rijsnelheid verhogen
Volg één van de volgende procedures:
Houd de schakelaar RES+ ingedrukt. De auto zal accelereren. Laat de
schakelaar los op het moment dat de
gewenste snelheid is bereikt.
OCM050101
OCM050101L
Type A
Type B
OCM050103
OCM050103L
Type A
Type B
OCM050102
OCM050102L
Type A
Type B
Page 253 of 409
Rijden met uw auto
44
5
Druk de schakelaar RES+ in en laat
deze meteen los.
Benzinemotor - Iedere keer dat de
schakelaar RES+ op deze manier
bediend wordt, wordt de snelheid met
1.6 km/h verhoogd.
Dieselmotor - Iedere keer dat de
schakelaar RES+ op deze manier
bediend wordt, wordt de snelheid met
2 km/h verhoogd.
E090300ACM
Rijsnelheid verlagen:
Volg één van de volgende procedures:
Houd de schakelaar - SET ingedrukt.De auto mindert geleidelijk snelheid.
Laat de schakelaar los op het moment
dat de gewenste snelheid is bereikt. Druk de schakelaar - SET in en laat
hem meteen los.
Benzinemotor - Iedere keer dat de
schakelaar - SET op deze manier
bediend wordt, wordt de snelheid met
1.6 km/h verlaagd.
Dieselmotor - Iedere keer dat de
schakelaar - SET op deze manier
bediend wordt, wordt de snelheid met
2 km/h verlaagd.
E090400AFD Tijdelijk accelereren met
ingeschakelde cruise control:
Trap het gaspedaal in als u tijdelijk
sneller wilt gaan rijden terwijl de cruise
control is ingeschakeld. De cruise control
wordt niet uitgeschakeld en de
rijsnelheid die oorspronkelijk was
ingesteld blijft behouden.
Laat het gaspedaal los om weer terug te
keren naar de oorspronkelijke rijsnelheid.
OCM050103
OCM050103L
Type A
Type B
Page 254 of 409
545
Rijden met uw auto
E090500AFD
Schakel de cruise control op één
van de volgende manieren uit:
Trap het rempedaal in.
Trap het koppelingspedaal in(handgeschakelde transmissie).
Zet de selectiehendel in stand N (automatische transmissie). Druk de schakelaar CANCEL op het
stuurwiel.
Verlaag de snelheid tot een snelheid die 15 km/h lager is dan de snelheid die in het geheugen is opgeslagen.
Verlaag de snelheid tot een snelheid die lager is dan ongeveer 40 km/h.
Door deze handelingen wordt de werking
van de cruise control onderbroken (hetcontrolelampje SET op hetinstrumentenpaneel gaat uit), maar
wordt het systeem niet uitgeschakeld.Om de werking van de cruise control tehervatten drukt u op schakelaar RES+op het stuurwiel. De cruise control keert
terug naar de eerder door u ingesteldesnelheid.
E090600ACM
Terugkeren naar ingestelde
rijsnelheid (boven 40 km/h):
De meest recente snelheid wordt
automatisch hervat wanneer de
schakelaar RES+ wordt ingedrukt.
OCM050104
OCM050104L
Type A
Type B
OCM050102
OCM050102L
Type A
Type B
Page 255 of 409
Rijden met uw auto
46
5
Dit kan alleen als de ingestelde
rijsnelheid niet onderbroken is met
schakelaar CRUISE ON-OFF en het
systeem nog steeds geactiveerd is.
De ingestelde snelheid wordt echter niet
hervat wanneer de snelheid minder isdan 40 km/h.
E090700AUN
Schakel de cruise control op één
van de volgende manieren uit:
Druk op de toets CRUISE ON-OFF(het controlelampje CRUISE op het
instrumentenpaneel gaat uit).
Zet het contact in stand LOCK.In deze beide gevallen wordt het systeem uitgeschakeld. Volg de aanwijzingen onder “Rijsnelheidinstellen” op de vorige bladzijde om de
cruise control opnieuw in te schakelen.
OCM050101
OCM050101L
Type A
Type B
Page 256 of 409
547
Rijden met uw auto
E100000AFD
Het brandstofverbruik van uw auto is
voornamelijk afhankelijk van uw rijstijl, de
plaatsen waar u rijdt en de
omstandigheden waaronder u rijdt.
Al deze factoren zijn van invloed op het totale aantal kilometers dat u op een liter
brandstof kunt afleggen. Door de
onderstaande suggesties op te volgen,
verbruikt uw auto zo min mogelijk
brandstof en bespaart u geld op zowel de
brandstof als op reparaties enonderhoud:
Rijd zo vloeiend mogelijk. Verhoog uwsnelheid geleidelijk. Rijd niet volgas
weg bij een verkeerslicht en houd uw
snelheid zo constant mogelijk. Sprint
niet van verkeerslicht naar
verkeerslicht. Pas uw snelheid zoveel
mogelijk aan aan de snelheid van de
overige verkeersdeelnemers zodat u
niet onnodig moet vertragen of
versnellen. Vermijd indien mogelijk
verkeersopstoppingen. Bewaar altijd
voldoende afstand tot uw voorligger,
zodat u onnodig remmen kunt
voorkomen. Dat beperkt tevens deslijtage aan het remsysteem. Rijd niet harder dan nodig is. Hoe
harder u rijdt, hoe meer brandstof uw
auto verbruikt. Rijden met een
constante, niet al te hoge snelheid,
vooral op de snelweg, is een van de
meest effectieve manieren om
brandstof te besparen.
Regel de snelheid niet met het rempedaal of het koppelingspedaal.
Dat verhoogt het brandstofverbruik en
kan tevens de slijtage aan deze
componenten bespoedigen. Verder
kan, als u uw voet tijdens het rijden op
het rempedaal laat rusten, het
remsysteem oververhit raken,
waardoor de remwerking in negatieve
zin beïnvloed kan worden, hetgeen
ernstige consequenties kan hebben.
Zorg goed voor uw banden. Houd de bandenspanning op de geadviseerde
waarde. Een onjuiste bandenspanning,te hoog of te laag, leidt tot onnodige
bandenslijtage. Controleer de
bandenspanning minimaal een keerper maand. Zorg ervoor dat de wielen goed
uitgelijnd zijn. Een onjuiste uitlijning
van de wielen kan het gevolg zijn van
het rijden tegen stoepranden of van
het met een te hoge snelheid rijden
over een weg met kuilen en hobbels.
Een onjuiste uitlijning zorgt voor eensnellere bandenslijtage en kan naast
een hoger brandstofverbruik ook nog
andere problemen veroorzaken.
Houd uw auto in een goede conditie. Laat het onderhoud aan uw auto
uitvoeren volgens hetonderhoudsschema in hoofdstuk 7.
Dat is essentieel voor een zo laag
mogelijk brandstofverbruik en zo laag
mogelijke onderhoudskosten. Bij ongunstige
gebruiksomstandigheden dient er
vaker onderhoud te worden uitgevoerd
(zie hoofdstuk 7 voor meer details).
BRANDSTOFBESPARING
Page 257 of 409
Rijden met uw auto
48
5
Houd uw auto schoon. Om optimaal
service aan uw auto te kunnen laten
uitvoeren, moet uw auto schoon zijn en
moeten materialen die corrosie
kunnen veroorzaken, verwijderd
worden. Het is vooral belangrijk
opeenhopingen van modder, vuil, ijs,
enz. aan de onderzijde van de auto te
voorkomen. Het extra gewicht van
dergelijke opeenhopingen verhoogt
het brandstofverbruik en het materiaal
kan corrosie veroorzaken omdat het
lang vochtig kan blijven.
Houd uw auto zo licht mogelijk. Vervoer geen onnodig gewicht in uw auto. Hoe
zwaarder de auto, hoe hoger het
brandstofverbruik.
Laat de motor niet langer stationair draaien dan nodig is. Als u ergens
moet wachten (en niet aan het verkeer
deelneemt), zet dan de motor uit en
start de motor pas weer als u weg wilt
rijden.
Denk eraan dat u uw auto niet langdurig warm hoeft te laten draaien.
Laat de motor na het starten 10 - 20
seconden stationair draaien voordat u
een versnelling inschakelt. Bij zeer
lage buitentemperaturen kunt u deze
periode iets verlengen. Laat de motor niet “bokken” of met een
hoog toerental draaien. Bokken is het
verschijnsel dat de motor onregelmatig
gaat draaien als u met een te lage
snelheid in een te hoge versnelling
gaat rijden. Schakel als dat gebeurt
terug naar een lagere versnelling. Bij
een te hoog toerental draait de motor
meer toeren dan goed voor hem is. Dat
kan worden voorkomen door te
schakelen bij de aanbevolensnelheden.
Maak met beleid gebruik van de airconditioning. De airconditioning
wordt aangedreven door de motor,
waardoor het brandstofverbruiktoeneemt als de airconditioning
gebruikt wordt.
Geopende ruiten verhogen bij hoge snelheid het brandstofverbruik.
Het brandstofverbruik neemt toe bij zij- en tegenwind. Verminder onder dezeomstandigheden snelheid om het
brandstofverbruik enigszins te
beperken. Het in goede staat houden van uw auto is
van groot belang voor zowel de veiligheid
als het brandstofverbruik. Laat daarom
het voorgeschreven periodieke
onderhoud uitvoeren door een officiële
HYUNDAI Erkend Reparateur.
WAARSCHUWING
-
Rijden met uitgezette motor
Zet nooit de motor tijdens af om een helling af te rijden of tijdens het
rijden. Als de motor niet draait,
werken de stuurbekrachtiging en
de rembekrachtiging niet. Laat de
motor draaien en schakel terug
naar de juiste versnelling omoptimaal op de motor te kunnen
afremmen. Daarnaast kan het
uitzetten van de motor tijdens het
rijden het stuurslot inschakelen
waardoor de auto onbestuurbaar
wordt, hetgeen tot ernstig letselkan leiden.
Page 258 of 409
549
Rijden met uw auto
E110100AUN Rijden onder moeilijke omstandigheden
Neem de volgende raadgevingen in acht
als ten gevolge van zware regenval,
sneeuw, ijzel, modder of zand het rijden
bemoeilijkt wordt:
Rijd voorzichtig en bewaar extraafstand tot het overige verkeer.
Vermijd abrupt remmen of sturen.
Rem “pompend”als uw auto niet voorzien is van ABS.
Probeer weg te rijden in de tweede versnelling als de auto vastzit in
sneeuw, modder of zand. Geef
voorzichtig gas om te voorkomen datde wielen doorslippen.
Gebruik zand, pekel, sneeuwkettingen of ander anti-slipmateriaal onder de
aangedreven wielen als de auto vast is
komen te zitten in ijs, sneeuw of
modder. E110200AEN
Op eigen kracht lostrekken van de auto
Verdraai eerst het stuurwiel een aantal
keren naar rechts en naar links om de
voorwielen vrij te maken wanneer de auto
vastzit in ijs, modder of sneeuw en het
nodig is de auto heen en weer teschommelen om te proberen hem los te
trekken. Schakel vervolgens afwisselend
de eerste versnelling en de
achteruitversnelling (bij een
handgeschakelde transmissie) in of stand R
en één van de vooruitversnellingen (bij een
automatische transmissie). Laat de motor
niet met een te hoog toerental draaien en
laat de wielen niet te lang doorslippen. Als
de auto na enkele pogingen nog vastzit,
dient u de auto los te laten trekken om
oververhitting van de motor en
beschadiging van de transmissie te
voorkomen.
RIJDEN ONDER SPECIALE RIJOMSTANDIGHEDEN
WAARSCHUWING - Remsysteem met ABS
Rem niet “pompend” als uw auto is
uitgerust met ABS.
WAARSCHUWING -
Terugschakelen
Op een glad wegdek terugschakelen
bij een automatische transmissie kan
ongelukken veroorzaken. Door de
plotselinge verandering inwielsnelheid kunnen de banden
slippen. Wees voorzichtig met het
terugschakelen op een glad wegdek.
OPMERKING
Het langdurig op eigen kracht lostrekken van de auto kan oververhitting van de motor en
beschadiging van de transmissie en van de banden veroorzaken.
Page 259 of 409
Rijden met uw auto
50
5
✽✽
AANWIJZING
De voertuigstabiliteitsregeling (indien
van toepassing) moet in stand OFF
wordt gezet voordat de auto op eigen
kracht losgetrokken wordt.
E110300AUN
Vloeiend nemen van bochten
Pas uw snelheid zo aan dat u in bochten
niet hoeft te remmen of te schakelen,
vooral op een nat wegdek. Het beste is
licht accelererend de bocht uit te rijden.
Als u deze adviezen opvolgt wordt de
bandenslijtage tot een minimum beperkt.
OUN056051
WAARSCHUWING
Als u met u auto vast komt te zitten
in de sneeuw, modder, zand, enz.,
kunt u proberen de auto weer los te
krijgen door afwisselend voor- en
achteruit te rijden. Doe dat echterniet als er mensen of obstakels in
de directe nabijheid van de auto
aanwezig zijn. Tijdens het voor- of
achteruitrijden kan de auto
plotseling naar voren of naar
achteren bewegen als de
aangedreven wielen weer grip
krijgen, waardoor personen letsel
kunnen oplopen of schade kanontstaan.WAARSCHUWING -
Slippende wielen
Laat de wielen niet doorslippen,
vooral niet met hoge snelheid. Het
met hoge snelheid door laten
slippen van de wielen wanneer de
auto stilstaat, kan oververhitting
van de banden veroorzaken
waardoor deze kunnen exploderen
en voorbijgangers kunnen
verwonden.
Page 260 of 409
551
Rijden met uw auto
E110400AUN Rijden in het donker
Omdat het rijden in het donker meer
gevaren oplevert dan het rijden bij
daglicht, volgen hier een aantal
belangrijke tips om te onthouden:
Rijd langzamer en houd meer afstandtussen u en uw voorliggers omdat het
zicht in het donker beperkter is, vooral
in gebieden waar geen
straatverlichting is. Stel uw spiegels bij om schittering door
de koplampen van andere auto's te
beperken.
Houd uw koplampen schoon en, indien uw auto niet is uitgerust met
automatische koplampverstelling, op
de juiste wijze afgesteld. Vuile of
verkeerd afgestelde koplampen
beperken het zicht in het donker.
Kijk niet rechtstreeks in de koplampen van tegemoetkomende auto's. U kunt
daardoor tijdelijk verblind raken en het
duurt enkele seconden voordat uw
ogen weer aan de duisternis gewendzijn. E110500AUN
Rijden in de regen
Regen en natte wegen kunnen het rijden
gevaarlijk maken, vooral wanneer u er
niet op bedacht bent. Hier volgen een
aantal aandachtspunten voor het rijdenin de regen:
Door hevige regenval zal het zicht
beperkt worden en de remafstand
groter worden. Matig daarom uwsnelheid.
Zorg ervoor dat uw ruitenwissers in goede staat verkeren. Vervang de
ruitenwisserbladen als ze strepen
achterlaten of bepaalde stukken
overslaan.
1VQA3003OCM053010