Hyundai Santa Fe 2013 Handleiding (in Dutch)
Page 541 of 670
Kenmerken van uw auto
98
4
Controlelampje
richtingaanwijzers
Dit lampje gaat knipperen:
Als u de richtingaanwijzers inschakelt.
In de volgende gevallen zit er mogelijk
een storing in het
richtingaanwijzersysteem. In dat geval
adviseren we u de auto te laten
controleren door een officiële HYUNDAI-
dealer.
- Het controlelampje richtingaanwijzersknippert niet, maar blijft branden.
- Het controlelampje knippert sneller dan normaal.
- Het controlelampje richtingaanwijzers knippert helemaal niet.
Controlelampje dimlicht
(indien van toepassing)
Dit lampje gaat branden:
Als het dimlicht wordt ingeschakeld.
Controlelampje grootlicht
Dit lampje gaat branden:
Als het dimlicht is ingeschakeld en wordt overgeschakeld op grootlicht.
Bij het geven van een lichtsignaal door de richtingaanwijzerhendel naar u toe
te bewegen.
Controlelampje verlichting
AAN
Dit lampje gaat branden:
Als de parkeerverlichting of het dim- /grootlicht wordt ingeschakeld.
Controlelampje mistlampen
vóór
(indien van toepassing)
Dit lampje gaat branden:
Als de mistlampen vóór worden ingeschakeld.
Controlelampje
mistachterlicht
(indien van toepassing)
Dit lampje gaat branden:
Als het mistachterlicht wordt ingeschakeld.
Page 542 of 670
499
Kenmerken van uw auto
Controlelampje AUTOHOLD (indien van toepassing)
Dit lampje gaat branden:
[Wit] Als u het AUTO HOLD-systeem inschakelt door de toets AUTO HOLD
in te drukken.
[Groen] Als u de auto door het intrappen van het rempedaal volledig
tot stilstand brengt terwijl het AUTO
HOLD-systeem is ingeschakeld.
[Geel] In het geval van een storing in het AUTO HOLD-systeem.
In dat geval adviseren we u de auto te laten controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Zie voor meer informatie "AUTO HOLD"in hoofdstuk 5.
Controlelampje voorgloeien (dieselmotor)
Dit lampje gaat branden:
Als nadat het contact of de toets ENGINE START/STOP in de stand ON
is gezet de motor wordt voorgegloeid.
- De motor kan worden gestart zodrahet controlelampje voorgloeien uitgaat.
- De voorgloeitijd is afhankelijk van de koelvloeistoftemperatuur, de
luchttemperatuur en de conditie vande accu.
Als het controlelampje blijft branden of
knippert nadat de motor is opgewarmd of
tijdens het rijden, is er mogelijk sprake
van een storing in het voorgloeisysteem.
In dat geval adviseren we u de auto te laten controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
✽✽ AANWIJZING - Voorgloeien
Als de motor niet binnen 10 seconden aanslaat nadat het voorgloeien isvoltooid, zet het contact of de toets
ENGINE START/STOP dan gedurende10 seconden terug in stand LOCK of
OFF en vervolgens weer in de stand ON
om nogmaals voor te gloeien.AUTO
HOLD
Page 543 of 670
Kenmerken van uw auto
100
4
Controlelampje 4WD LOCK
(indien van toepassing)
Dit lampje gaat branden:
Als het contact of de toets ENGINE START/STOP in de stand ON wordt
gezet.
- Het lampje blijft ongeveer 3 seconden
branden en gaat dan uit.
Als u de stand 4WD LOCK selecteert door de toets 4WD LOCK in te
drukken.
- Het doel van de stand 4WD LOCK isom de aandrijfkracht te vergroten
wanneer er over natte of
besneeuwde wegen of in het terrein
wordt gereden.
Controlelampje
CRUISE (indienvan toepassing)
Dit lampje gaat branden:
Als de cruise control wordt ingeschakeld.
Zie voor meer informatie "Cruise control- systeem" in hoofdstuk 5.
Controlelampje SET (indien van toepassing)
Dit lampje gaat branden:
Als er een snelheid is ingesteld voor de cruise control.
Zie voor meer informatie "Cruise control- systeem" in hoofdstuk 5.
Controlelampje Downhill Brake Control (DBC) (indien van toepassing)
Dit lampje gaat branden:
Als het contact of de toets ENGINE START/STOP in de stand ON wordt
gezet.
- Het lampje blijft ongeveer 3 secondenbranden en gaat dan uit.
Als u het DBC-systeem inschakelt door op de toets DBC te drukken.
Dit lampje knippert:
Als het DBC-systeem in werking is. Dit lampje gaat geel branden:
In het geval van een storing in het DBC-systeem.
In dat geval adviseren we u de auto te laten controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Zie voor meer informatie "Downhill Brake Control (DBC)" in hoofdstuk 5.
CRUISE
SET
OPMERKING - Stand 4WD
LOCK
Gebruik de stand 4WD LOCK niet op droge verharde wegen of desnelweg. Dit kan leiden tot
bijgeluiden, trillingen en beschadiging van onderdelen vande vierwielaandrijving.
Page 544 of 670
4101
Kenmerken van uw auto
De parkeerhulp waarschuwt de
bestuurder tijdens het achteruitrijden met
een signaal zodra de afstand tussen de
auto en een voorwerp achter de auto
minder dan 120 cm wordt. Het systeemdient slechts als hulpmiddel en
vermindert niet de noodzaak om
voorzichtig te rijden. Het bereik van de
parkeersensoren is beperkt en niet alle
voorwerpen worden even goed
opgemerkt. Blijf daarom altijd alert
tijdens het achteruitrijden.Werking van de parkeerhulp
Werking
Het systeem wordt ingeschakeld
wanneer het controlelampje in de toets
parkeerhulp achter OFF niet brandt.
Als u de parkeerhulp achter wilt
uitschakelen, drukt u nogmaals op de
toets parkeerhulp achter OFF. (Hetcontrolelampje in de toets gaat
branden.)
Het systeem wordt ingeschakeld als de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld en het contact in standON staat.
Bij een snelheid van meer dan 10 km/h
wordt het systeem mogelijk niet juist
geactiveerd.
PARKEERHULP ACHTER (INDIEN VAN TOEPASSING)
ODM042232
Sensors
WAARSCHUWING
De parkeerhulp dient slechts als
hulpmiddel. De werking van de
parkeerhulp kan worden beïnvloed
door verschillende factoren
(inclusief de luchtverontreiniging).
Het is de verantwoordelijkheid van
de bestuurder om het gebied achter
de auto te controleren alvorens
achteruit te rijden.
ODMEDR2148
Page 545 of 670
Kenmerken van uw auto
102
4
Het bereik van de parkeersensoren
bedraagt ongeveer 120 cm.
Als er zich meerdere voorwerpen achter de auto bevinden, zal het
dichtstbijzijnde als eerste wordengeregistreerd.
Waarschuwingssignalen
Als een voorwerp zich 120 - 61 cm vande achterbumper bevindt: Zoemer
klinkt met tussenpozen
Als een voorwerp zich 60 - 31 cm van de achterbumper bevindt: Zoemer
klinkt vaker
Als een voorwerp zich binnen 30 cm van de achterbumper bevindt: Zoemer
klinkt onafgebroken. Gevallen waarin de parkeerhulp niet werkt
De parkeerhulp werkt mogelijk niet
goed in de volgende gevallen:
1. Er zit ijs op de sensor. (Het systeem
werkt weer normaal zodra het ijs
gesmolten is.)
2. Er zit vuil, zoals sneeuw of water, of een andere substantie op de sensor.
(De sensor werkt weer normaal zodra
deze vrij is gemaakt.)
3. Bij het rijden op oneffen wegen en op hellingen.
4. Als bepaalde hoogfrequente geluiden, zoals claxons, motorfietsmotoren,
luchtremmen van vrachtwagens, enz.
binnen het bereik van de sensor
aanwezig zijn.
5. Bij zware regenval of opspattend water.
6. Bij de aanwezigheid van afstandsbedieningen of mobiele
telefoons binnen het bereik van de
sensor.
7. Als de sensor bedekt is met sneeuw.
8. Aanhanger, rijden met. Het sensorbereik kan in de volgende
gevallen afnemen:
1. Er zit vuil zoals sneeuw of water op de
sensor. (De sensor werkt weer
normaal zodra deze vrij is gemaakt.)
2. Bij extreem hoge of lage buitentemperaturen.
De volgende voorwerpen worden
mogelijk niet opgemerkt door desensoren:
1. Smalle voorwerpen als touwen, kettingen enz.
2. Voorwerpen die de hoogfrequente signalen van de sensor absorberen,
zoals kleding, sponsachtige materialen
en sneeuw.
3. Bij voorwerpen lager dan 1 meter en smaller dan 14 cm.
Page 546 of 670
4103
Kenmerken van uw auto
Waarschuwingen parkeerhulp
Het waarschuwingssignaal klinktmogelijk niet regelmatig als het
voorwerp achter de auto beweegt of
een grillige vorm heeft.
De correcte werking van de parkeerhulp kan verstoord raken als de
bumperhoogte of de inbouwpositie van
de sensoren is gewijzigd of als de
bumper of sensor beschadigd is.
Achteraf gemonteerde accessoires
kunnen het bereik van de sensoren
beïnvloeden.
Voorwerpen die kleiner zijn dan 30 cm worden mogelijk niet of niet goed
geregistreerd. Wees alert.
Als de sensor bedekt is met sneeuw, vuil of water werkt deze mogelijk niet
goed totdat deze weer schoon endroog is gemaakt met een zachtedoek.
Druk of sla niet op de sensor en voorkom dat er krassen op de sensor
komen. De sensor kan beschadigd
raken.✽✽ AANWIJZING
Het systeem werkt alleen in het gebied
waar de parkeersensoren zijn geplaatst.Bovendien worden kleine of smallevoorwerpen als palen, of voorwerpen
die zich tussen de verschillende sensoren
bevinden mogelijk niet door de sensoren
geregistreerd.Kijk tijdens het achteruitrijden altijd
waar u rijdt.
Informeer bestuurders die onbekend
zijn met de auto over de mogelijkhedenen beperkingen van het systeem.Zelfdiagnose
Als u geen waarschuwingsgeluid hoort of
als de zoemer met tussenpozen klinkt als
u de stand R inschakelt, kan dit duiden
op een storing in de parkeerhulp. Als dit
gebeurt adviseren we u het systeem telaten controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
WAARSCHUWING
Wees extra voorzichtig als u dicht
langs voorwerpen of personen, in
het bijzonder kinderen, rijdt. Houd
er rekening mee dat sommige
voorwerpen mogelijk niet door de
sensoren worden geregistreerd.
Controleer altijd met eigen ogen ofde weg vrij is.
WAARSCHUWING
Schade aan de auto en persoonlijk
letsel, ontstaan vanwege het
onjuist functioneren van de
parkeerhulp, vallen niet onder de
garantie. Rijd altijd veilig en
voorzichtig.
Page 547 of 670
Kenmerken van uw auto
104
4
De parkeerhulp waarschuwt de
bestuurder tijdens het rijden met een
signaal zodra de afstand tussen de auto
en een obstakel voor de auto minder dan60 cm of achter de auto minder dan 120
cm wordt. Het systeem dient slechts als
hulpmiddel en vermindert niet de
noodzaak om voorzichtig en oplettend te
rijden. Het bereik van de parkeersensoren is
beperkt en niet alle voorwerpen worden
even goed opgemerkt. Blijf daarom altijd
alert tijdens het rijden.
Werking van de parkeerhulp
Werking
Dit systeem wordt ingeschakeld
wanneer de toets van de parkeerhulp
wordt ingedrukt terwijl het contact instand ON staat.
PARKEERHULP (INDIEN VAN TOEPASSING)
WAARSCHUWING
De parkeerhulp biedt slechts
aanvullende informatie.
De bestuurder dient altijd zelf voor-
en achteruit te kijken. De werking
van het systeem kan worden
beïnvloed door allerlei factoren en
kan niet blindelings worden
vertrouwd. De bestuurder blijft
altijd verantwoordelijk.
ODM042233
ODM042232
■
Voor
■ Achter
Parkeerhulp
Parkeerhulp
ODM042237
ODM042236
■Type A
■ Type B
Page 548 of 670
4105
Kenmerken van uw auto
Wanneer u de achteruitversnellinginschakelt, wordt de parkeerhulp
automatisch ingeschakeld en wordt de
parkeerhulp geactiveerd. De functie
wordt automatisch uitgeschakeld zodra
u meer dan 40 km/h rijdt. (Indien
uitgerust met SPAS.)
Bij een snelheid hoger dan 10 km/h geeft het parkeerhulpsysteem geen
aanwijzingen meer.
Het bereik van de parkeersensoren bij het achteruitrijden bedraagt ongeveer
120 cm bij een snelheid van maximaal10 km/h.
De sensoren aan de zijkant worden geactiveerd als u de
achteruitversnelling inschakelt.
Het bereik van de parkeersensoren bij het vooruitrijden bedraagt ongeveer 60
cm bij een snelheid van maximaal 10km/h.
Als er zich twee voorwerpen achter de auto bevinden, zal het dichtstbijzijnde
als eerste worden geregistreerd.
✽✽ AANWIJZING
Mogelijk werkt het systeem niet
wanneer het wordt ingeschakeld terwijlde afstand tot het voorwerp al minder
dan ongeveer 25 cm is.
Afstand tot voorwerp
Waarschuwing slampjeWaarschuwings-signaalWanneer de auto vooruitrijdtWanneer de autoachteruitrijdt
100cm~61cmVoor--
120cm~61cmAchter-Zoemer klinkt met tussenpozen
60cm~31cm
VoorZoemer klinkt met
kortere tussenpozen
Achter-Zoemer klinkt met
kortere tussenpozen
30cm
VoorZoemer klinkt
onafgebroken.
Achter-Zoemer klinkt
onafgebroken.
✽✽ AANWIJZING
Page 549 of 670
Kenmerken van uw auto
106
4
Gevallen waarin de parkeerhulp niet werkt
De parkeerhulp werkt in de volgende
gevallen mogelijk niet goed:
1. Er zit ijs op de sensor. (De sensor werkt weer normaal zodra het ijs is gesmolten.)
2. Er zit vuil, zoals sneeuw of water, of een andere substantie op de sensor.
(De sensor werkt weer normaal zodra
deze vrij is gemaakt.)
3. Er zit vuil, zoals sneeuw of water, op de sensor. (De sensor werkt weer
normaal zodra deze vrij is gemaakt.)
4. De toets van de parkeerhulp is uitgeschakeld.
De werking van de parkeerhulp kan
in de volgende omstandigheden worden verstoord:
1. Bij het rijden op oneffen wegen, zoals ongeplaveide wegen, grind, drempels of hellingen.
2. Als bepaalde hoogfrequente geluiden, zoals claxons, racemotorfietsen,
luchtremmen van vrachtwagens en
dergelijke de werking van de sensoren
beïnvloeden.
3. Bij zware regenval of opspattend water.
4. Door afstandsbedieningen of mobiele telefoons in de buurt van de sensoren.
5. Als de sensor is bedekt met sneeuw.
Het sensorbereik kan in de volgende gevallen afnemen:
1. Bij extreem hoge of lage buitentemperaturen.
2. Bij objecten lager dan 1 meter en smaller dan 14 cm.
OPMERKING
Dit systeem werkt alleen in het
gebied waar de sensoren zijn
geplaatst;
Het kan geen objectenwaarnemen in gebieden waargeen sensoren zijn geplaatst.
Bovendien worden kleine of smalle objecten als palen, ofobjecten die zich tussen deverschillende sensoren bevinden
mogelijk niet door de sensorengeregistreerd. Kijk tijdens hetachteruitrijden altijd waar u rijdt.
Informeer bestuurders die onbekend zijn met de auto over
de mogelijkheden enbeperkingen van het systeem.
Page 550 of 670
4107
Kenmerken van uw auto
De volgende objecten wordenmogelijk niet opgemerkt door desensoren:
1. Smalle objecten als touwen, kettingen of paaltjes.
2. Objecten die de hoogfrequente signalen van de sensor absorberen,
zoals kleding, sponsachtige materialen
en sneeuw.
✽✽ AANWIJZING
1. Het waarschuwingssignaal klinkt mogelijk niet regelmatig als het object
achter de auto beweegt of een grilligevorm heeft.
2. De correcte werking van de parkeerhulp raakt mogelijk verstoordals de bumperhoogte of de
inbouwpositie van de sensoren is
gewijzigd. Achteraf gemonteerde
accessoires kunnen het bereik van de
sensoren ook beïnvloeden.
3. Objecten die zich binnen 30 cm van de
sensor bevinden worden mogelijk niet
of niet goed geregistreerd. Wees alert.
4. Wanneer de sensor bevroren is of is bedekt met sneeuw of water werktdeze mogelijk niet goed totdat deze
weer schoon en droog is gemaakt meteen zachte doek.
5. Druk, kras of stoot niet met harde
voorwerpen tegen de sensor. Anderskan het oppervlak van de sensor
beschadigd raken. De sensor kanbeschadigd raken. ✽✽
AANWIJZING
Het systeem werkt alleen in het gebied
waar de parkeersensoren zijn geplaatst.Bovendien worden kleine of smalleobjecten, of objecten die zich tussen de
verschillende sensoren bevinden,
mogelijk niet door de sensoren
geregistreerd. Houd tijdens het rijdende omgeving van de auto goed in de
gaten. Informeer bestuurders die
onbekend zijn met de auto over demogelijkheden en beperkingen van hetsysteem.
WAARSCHUWING
Wees extra voorzichtig als u dicht
langs objecten of personen, in het
bijzonder kinderen, rijdt. Houd er
rekening mee dat sommige
objecten mogelijk niet door de
sensoren worden geregistreerd,
door de afstand tot, afmetingen van
of materiaal van de objecten, welke
allen hun invloed hebben op de
effectiviteit van de sensoren.
Controleer altijd met eigen ogen ofde weg vrij is.