Hyundai Santa Fe 2016 Handleiding (in Dutch)

Page 231 of 729

Kenmerken van uw auto
130
4
1. Activeer het Smart Parking Assist-
systeem
Druk de toets van het Smart ParkingAssist-systeem in (het controlelampje
in de toets gaat branden). Het Smart Parking Assist-systeem
wordt ingeschakeld (hetcontrolelampje in de toets gaat
branden). Er klinkt een
waarschuwingssignaal wanneer een
obstakel wordt waargenomen.
Druk gedurende ten minste 2 seconden nogmaals op de toets
van het Smart Parking Assist-systeem
om het systeem uit te schakelen.
De standaardinstelling voor het Smart Parking Assist-systeem is UIT als het
contact in stand ON wordt gezet.
2. Selecteer parkeermodus
Selecteer de modus fileparkeren ofachteruit inparkeren door de toets van
de slimme parkeerhulp in te drukkenterwijl de selectiehendel in stand D
(rijden) staat en het rempedaal wordt
ingetrapt.
De modus rechts fileparkeren wordt automatisch geselecteerd wanneer de
slimme parkeerhulp wordt
ingeschakeld.
ODM046757L
ODM046753L
■Type A
■Type B
ODM046754LODM046195L
ODM046715LODM046671L

Page 232 of 729

4131
Kenmerken van uw auto
De modus verandert van fileparkeren(rechts → links) naar achteruit
inparkeren (rechts → links) wanneer de
toets van de slimme parkeerhulp wordt
ingedrukt.(LHD)
De modus verandert van fileparkeren (links →rechts) naar achteruit
inparkeren (links →rechts) wanneer de
toets van het Smart Parking Assist-
systeem wordt ingedrukt.(RHD)
Als de toets nogmaals wordt ingedrukt, wordt het systeem uitgeschakeld.3. Zoek een parkeerplaats
Rijd langzaam naar voren en houddaarbij een afstand aan van ongeveer
50 - 150 cm tot geparkeerde auto's. De
sensoren opzij zoeken naar een
parkeerplaats.
Als de rijsnelheid hoger is dan 20 km/h, wordt er een melding weergegeven om
u erop te wijzen snelheid te minderen.
Het systeem wordt uitgeschakeld bij een rijsnelheid van meer dan 30 km/h.
✽✽ AANWIJZING
 Schakel de alarmknipperlichten in wanneer zich in de buurt van de auto
veel andere auto's bevinden.
 Als het parkeerterrein klein is, rijd dan langzaam dichter langs de
parkeerplaats.
 Het zoeken van een parkeerplaats
wordt alleen voltooid wanneer er
voldoende ruimte is om de auto te
manoeuvreren.
ODM046719LODM046675L
ODM046717LODM046673L

Page 233 of 729

Kenmerken van uw auto
132
4
✽✽
AANWIJZING
 Wanneer u naar een parkeerplaats zoekt, wordt er door het systeem
mogelijk geen parkeerplaats
gevonden als er geen andere auto's
geparkeerd staan, er na het
voorbijrijden een lege plaats is of er
een lege parkeerplaats is voordat u
voorbijrijdt.
 Het systeem werkt mogelijk niet goed
onder de volgende omstandigheden:(1) W anneer de sensoren zijn
bevroren
(2) Wanneer de sensoren vuil zijn(3) W anneer het hevig sneeuwt of
regent
(4) In de buurt van pilaren of objecten ✽

AANWIJZING
Rijd langzaam vooruit, waarbij u een
afstand van ongeveer 50 cm - 150 cm
bewaart tot de geparkeerde auto's. Als
de auto zich niet binnen deze afstand
bevindt, kan het systeem mogelijk niet
zoeken naar een parkeerplaats.
OLM041273
50~150 cm
OPMERKING
Blijf het systeem gebruiken nadat u
een parkeerplaats hebt gevonden
en de omgeving hebt gecontro
-leerd.
Controleer bij gebruik van hetsysteem vooral de afstand van de
buitenspiegels tot objecten om aanrijdingen te voorkomen.

Page 234 of 729

4133
Kenmerken van uw auto
4. Herkennen van parkeerplaats
Als een parkeerplaats is gevonden,
verschijnt een leeg vak zoals getoond in
bovenstaande afbeelding. Rijd langzaam
vooruit. Vervolgens verschijnt de melding
"Shift to R" (Schakel naar R).
5. Zoeken voltooid
Wanneer u naar voren rijdt om een
parkeerplaats te zoeken, verschijnt
bovenstaande melding en klinkt een
piepsignaal wanneer het zoeken is
voltooid. Breng de auto tot stilstand en
zet de selectiehendel in stand R
(achteruit).
OPMERKING
Rijd altijd langzaam en bedien hetrempedaal.
Als de parkeerplaats te klein is, wordt het systeem mogelijkuitgeschakeld tijdens deondersteuning bij het sturen.
Parkeer de auto niet als de plaats te klein is.
ODM046723L
ODM046721L
ODM046727L
ODM046725L
ODM046679L
ODM046677L
ODM046683L
ODM046681L

Page 235 of 729

Kenmerken van uw auto
134
4
6. Bedien het stuurwiel
Bovenstaande melding verschijnt als
de selectiehendel in stand R
(achteruit) staat. Het stuurwiel wordtautomatisch bediend.
Het systeem wordt uitgeschakeld als u het stuurwiel stevig vasthoudt terwijl
deze automatisch wordt bediend.
Het systeem wordt uitgeschakeld bij een rijsnelheid van meer dan 7 km/h.
✽✽ AANWIJZING
 Als u de gegeven instructies niet opvolgt, wordt de auto mogelijk niet
geparkeerd.
Als de parkeerhulp echter een
waarschuwingssignaal geeft (afstand
tot object is minder dan 30 cm:
onafgebroken piepsignaal), controleer
dan eerst de omgeving en rijd dan bij
het gesignaleerde object vandaan.
 Controleer altijd de omgeving voordat u met uw auto rijdt als de
parkeerhulp een
waarschuwingssignaal geeft (afstand
tot object is minder dan 30 cm:
onafgebroken piepsignaal) omdat het
object dicht bij uw auto is.
OPMERKING
Rijd altijd langzaam en bedien het
rempedaal.
Controleer voordat u gaat rijden altijd de omgeving van de auto opobjecten.
Als de auto niet beweegt terwijl het rempedaal niet wordtingetrapt, controleer dan de omgeving voordat u het
gaspedaal intrapt. Zorg ervoor datu niet harder rijdt dan 7 km/h.
WAARSCHUWING
Houd uw handen niet binnen het
stuurwiel wanneer dit automatisch
wordt bediend.
ODM046684L/ODM046685L
■ Type A■Type B

Page 236 of 729

4135
Kenmerken van uw auto
Het systeem tijdens het parkeren
uitschakelen
Houd de toets van de slimmeparkeerhulp ingedrukt totdat het
systeem wordt uitgeschakeld.
Druk de toets van de slimme parkeerhulp in terwijl het systeem een
parkeerplaats zoekt of het stuurwiel
wordt bediend.
Schakelen tijdens het bedienen van het
stuurwiel
Wanneer bovenstaande melding
verschijnt en een piepsignaal klinkt, zetdan de selectiehendel in een andere
versnelling en rijd met de auto terwijl uhet rempedaal bedient.
ODM046690L
ODM046688L
ODM046691L

Handgeschakelde transmissie
■Automatische transmissie/
Double clutch-transmissie
ODM046686L
WAARSCHUWING
Let bij het parkeren altijd op andere
voertuigen en op voetgangers.
OPMERKING
Controleer altijd de omgeving voordat u het rempedaal loslaat

Page 237 of 729

Kenmerken van uw auto
136
4
7. Smart Parking Assist-systeem
voltooid
Voltooi het parkeren van uw auto volgens
de instructies op het LCD-display. Bedien
indien gewenst zelf het stuurwiel en
voltooi het parkeren van uw auto.
✽✽AANWIJZING
Tijdens het parkeren van de auto moet
het rempedaal door de bestuurder
worden bedient.
Extra aanwijzingen (meldingen) Wanneer het Smart Parking Assist-
systeem in werking is, verschijnt ermogelijk een melding, ongeacht de
volgorde van parkeren.
De meldingen verschijnen
overeenkomstig de omstandigheden.
Volg de gegeven instructies terwijl u de
auto parkeert met het Smart ParkingAssist-systeem.
✽✽
AANWIJZING
 Het systeem wordt in de volgende gevallen uitgeschakeld. Parkeer uw
auto handmatig.
- Als het ABS in werking treedt
- Als de TCS/ESC wordt
uitgeschakeld
 Als de rijsnelheid hoger is dan 20
km/h terwijl een parkeerplaats wordt
gezocht, verschijnt de melding
"Reduce speed" (Beperk snelheid).
 In de volgende situatie wordt het
systeem niet ingeschakeld - Als de
TCS/ESC wordt uitgeschakeld.
ODM046692L/ODM046693L
■Type A■Type B
ODM046694L/ODM046695L
ODM046696L/ODM046697L
ODM046698L/ODM046699L
■Type A■Type B
■Type A■Type B
■Type A■Type B

Page 238 of 729

4137
Kenmerken van uw auto
Storing systeem
Als zich, wanneer het systeem isingeschakeld, problemen voordoen in
het systeem, verschijnt bovenstaande
melding. Ook gaat het controlelampje
in de toets niet branden en klinkt
driemaal een piepsignaal.
Als zich alleen in het Smart Parking Assist-systeem problemen voordoen,
werkt na 2 seconden de parkeerhulp.
Laat wanneer zich problemen
voordoen, we adviseren u het systeemte laten controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer. Werking van het systeem (wegrijmodus)
De modus wegrijden werkt in onderstaande situatie:
Zolang na het voor de eerste keer
starten van de motor de rijsnelheid lager is dan 5 km/h.
Nadat met het Smart Parking Assist- systeem de fileparkeerprocedure
voltooid is.
1. Schakel de slimme parkeerhulp in De selectiehendel moet in stand P of N
(vrijstand) worden gezet.
2. Selecteer modus wegrijden na fileparkeren
3. Controleer de omgeving
4. Bediening van het stuurwiel (1) Schakel overeenkomstig de
aanwijzingen op het LCD-scherm.
(2) Rijd langzaam en bedien hetrempedaal.
5. Wegrijden voltooid Wijzig indien nodig handmatig de
positie van de auto.✽✽ AANWIJZING
 Controleer voordat u het systeem inschakelt of de omstandigheden
geschikt zijn voor gebruik van het
systeem.
 Trap voor uw veiligheid altijd het
rempedaal in, behalve tijdens het
rijden.
ODM046700L/ODM046701L
■Type A■Type B

Page 239 of 729

Kenmerken van uw auto
138
4
1. Schakel de slimme parkeerhulp in
Druk de toets van de slimme
parkeerhulp in (het controlelampje in
de toets gaat branden). De parkeerhulp wordt ingeschakeld
(het controlelampje in de toets gaat
branden).
Als er een obstakel wordt gesignaleerd, klinkt er een
waarschuwingssignaal.
Druk gedurende ten minste 2 seconden nogmaals op de toets van
de slimme parkeerhulp om het
systeem uit te schakelen.
De standaardinstelling voor de slimme parkeerhulp is UIT als het contact in
stand ON wordt gezet.
2. Selecteer modus wegrijden na
fileparkeren
Selecteer de modus door de toets vande slimme parkeerhulp in te drukken terwijl de selectiehendel in stand P of
N (vrijstand) staat en het rempedaal
wordt ingetrapt.
De modus links fileparkeren wordt automatisch geselecteerd wanneer de
slimme parkeerhulp wordt
ingeschakeld.
Druk de toets van de slimme parkeerhulp nogmaals in om de modus
rechts fileparkeren te selecteren.
Als de toets nogmaals wordt ingedrukt, wordt het systeem uitgeschakeld.
ODM046757L
ODM046753L
■Type A
■Type B
ODM046744LODM046703L

Page 240 of 729

4139
Kenmerken van uw auto
3. Controleer de omgeving
De slimme parkeerhulp controleert het
gebied voor en achter de auto voor het
verlaten van de parkeerplaats.
✽✽AANWIJZING
 Als tijdens het controleren van de omgeving de auto (of object) voor of
achter de auto te dichtbij staat, werkt
het systeem mogelijk niet goed.
 Het systeem werkt onder de volgende
omstandigheden mogelijk niet goed:(1) W anneer de sensoren bevroren
zijn
(2) Wanneer de sensoren vuil zijn(3) W anneer het hevig sneeuwt of
regent
(4) Wanneer een pilaar of object in de buurt is
 Wanneer tijdens het wegrijden uit een parkeerplaats een obstakel wordt
gesignaleerd dat een ongeval kan
veroorzaken, wordt het systeem
mogelijk uitgeschakeld.
 Als de ruimte voor het wegrijden te
smal is, wordt het systeem mogelijk
uitgeschakeld.
ODM046746LODM046745L
OPMERKING
Nadat het controleren van de
omgeving is voltooid, kunt u
verdergaan met het gebruiken van het systeem nadat u zelf deomgeving hebt gecontroleerd.
De modus wegrijden na fileparkeren wordt mogelijkonbedoeld geactiveerd als deselectiehendel in stand P of N (vrijstand) staat terwijl de toets
van de slimme parkeerhulp wordt ingedrukt.

Page:   < prev 1-10 ... 191-200 201-210 211-220 221-230 231-240 241-250 251-260 261-270 271-280 ... 730 next >