JEEP CHEROKEE 2019 Instructieboek (in Dutch)

Page 41 of 380

OPMERKING:
De stuurverwarming werkt alleen als de motor
draait.
Uitvoeringen met op afstand bediend startsys-
teem
Bij uitvoeringen met een op afstand bediend
startsysteem kunt u programmeren dat de
stuurverwarming wordt ingeschakeld tijdens
het starten op afstand via het Uconnect sys-
teem. Raadpleeg de paragraaf "Instellingen
van Uconnect" in het hoofdstuk "Multimedia"
in het instructieboekje voor meer informatie.
WAARSCHUWING!
• Personen die geen pijn op de huid kun-
nen voelen als gevolg van ouderdom,
chronische ziekte, diabetes, rugletsel,
medicatie, alcoholgebruik, uitputting of
een andere lichamelijke conditie, moe-
ten voorzichtig zijn bij het gebruik van
de stuurverwarming. Deze kan zelfs bij
lage temperaturen brandwonden veroor-
zaken, met name als de verwarming
langdurig wordt gebruikt.
WAARSCHUWING!
• Plaats geen voorwerpen op het stuur die
warmte-isolerend werken, zoals een de-
ken of stuurhoes. Hierdoor kan de stuur-
verwarming oververhit raken.
BUITENVERLICHTING
Multifunctionele hendel
Met multifunctionele hendel bedient u de
richtingaanwijzers, het dim- en grootlicht en
het lichtsignaal. De multifunctionele hendel
bevindt zich aan de linkerzijde van de stuur-
kolom.
Koplampschakelaar
De koplampschakelaar bevindt zich
links van het instrumentenpaneel.
Met deze schakelaar bedient u de
koplampen, de parkeerlichten, de automati-
sche koplampen (indien aanwezig), het dim-
men van de instrumentenpaneelverlichting,
het dimmen van de sfeerverlichting (indien
aanwezig), de interieurverlichting, de mist-
lampen vóór en achter (indien aanwezig) en
de koplamphoogte (indien aanwezig).
Koplampschakelaar
39

Page 42 of 380

Draai de koplampschakelaar vanuit de stand
O (uit) linksom naar de eerste klikstand, om
de parkeerlichten van het voertuig in te scha-
kelen. Met deze functie kunnen de parkeer-
lichten aan één kant van de auto ingescha-
keld blijven als de auto is vergrendeld,
afhankelijk van de stand van de multifuncti-
onele hendel. Draai de koplampschakelaar
rechtsom vanaf de stand "O" (uit) naar de
eerste klikstand om de koplampen en de
instrumentenverlichting te bedienen.
Daglichtlampen — Indien aanwezig
De daglichtlampen gaan branden wanneer de
motor wordt gestart en blijft aan tenzij de
koplampen zijn ingeschakeld, de handrem is
aangetrokken of de motor is uitgeschakeld.
OPMERKING:
Indien dit is toegestaan volgens de verkeers-
regels in het land waar het voertuig is aange-
schaft, kunnen de daglichtlampen worden in-
en uitgeschakeld met het Uconnect systeem.Raadpleeg de paragraaf "Instellingen van
Uconnect" in het hoofdstuk "Multimedia" in
het instructieboekje voor meer informatie.
Schakelaar dimlicht/grootlicht
Duw de multifunctionele hendel aan de lin-
kerkant van het stuur van u weg om de
koplampen te veranderen in grootlicht. Trek
de multifunctionele hendel naar u toe om het
dimlicht weer in te schakelen.
Regeling automatisch grootlicht — indien
aanwezig
Het regelsysteem van het automatisch groot-
licht zorgt voor meer licht van de koplampen
in het donker door automatische regeling van
het grootlicht met behulp van een op de
achteruitkijkspiegel gemonteerde digitale ca-
mera. Deze camera detecteert de verlichting
van andere voertuigen en zorgt ervoor dat
automatisch van grootlicht naar dimlicht
wordt geschakeld totdat naderende voertui-
gen uit het zicht van de camera zijn verdwe-
nen.OPMERKING:
• De multifunctionele hendel moet in de
stand voor grootlicht staan om het automa-
tisch grootlicht in te kunnen schakelen.
• De regeling automatisch grootlicht kan wor-
den in- en uitgeschakeld met het Uconnect
systeem. Raadpleeg de paragraaf "Instel-
lingen van Uconnect" in het hoofdstuk
"Multimedia" in uw instructieboekje voor
meer informatie.
In de stand AUTO schakelt het systeem het
dimlicht automatisch in en uit afhankelijk
van het omgevingslicht.
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
40

Page 43 of 380

Lichtsignaal
U kunt met uw koplampen een lichtsignaal
geven aan een ander voertuig door de multi-
functionele hendel kort naar u toe te trekken.
Hierdoor wordt het grootlicht ingeschakeld
en blijft dit ingeschakeld tot u de hendel weer
loslaat.
Automatisch inschakelende koplampen —
indien aanwezig
Dit systeem schakelt de koplampen automa-
tisch in of uit in overeenstemming met de
sterkte van het omgevingslicht. Om het sys-
teem in te schakelen draait u de koplamp-
schakelaar rechtsom naar de laatste stand
(stand AUTO) voor automatische bediening
van de koplampen. Als dit systeem is inge-
schakeld, is ook de uitschakelvertraging van
de koplampen ingeschakeld. Dit betekent dat
de koplampen nog maximaal 90 seconden
lang blijven branden nadat u de contactscha-
kelaar in de stand OFF hebt gezet. Om het
automatische systeem uit te schakelen draait
u de koplampschakelaar naar een andere
stand dan AUTO.OPMERKING:
In de automatische modus gaan de koplam-
pen pas branden zodra de motor draait.
Parkeerlichten
Om de parkeerlichten te gebruiken, moet het
contact in de stand OFF staan. Draai de
koplampschakelaar naar de stand "P". Be-
weeg vervolgens de multifunctionele hendel
omhoog of omlaag om de parkeerlichten links
of rechts in te schakelen.
Koplampen aan bij ingeschakelde
ruitenwissers (uitsluitend beschikbaar in
combinatie met automatische koplampen)
Als deze functie actief is, de koplampschake-
laar in de stand AUTO is gezet en de program-
meerbare functie is ingeschakeld, gaan de
koplampen branden nadat de ruitenwissers
zijn ingeschakeld. Wanneer de koplampen via
deze functie zijn ingeschakeld, gaan ze uit
wanneer u de ruitenwissers uitschakelt.OPMERKING:
De functie Headlights On with Wipers (kop-
lampen aan bij ingeschakelde ruitenwissers)
kan worden in- en uitgeschakeld met het
Uconnect systeem.
Raadpleeg de paragraaf "Instellingen van
Uconnect/Door de klant te programmeren
functies" in het hoofdstuk "Multimedia" in de
gebruikershandleiding voor meer informatie.
Vertragingsduur van de
koplampverlichting
Deze functie zorgt ervoor dat u gedurende
een programmeerbare tijd tot 90 seconden
het gemak hebt van het veilige licht van de
koplampen wanneer u de auto verlaat in een
onverlichte omgeving.
41

Page 44 of 380

Om de vertragingsfunctie in te schakelen
draait u de contactschakelaar naar de stand
OFF terwijl de koplampen nog zijn ingescha-
keld. Schakel vervolgens binnen 45 secon-
den de koplampen uit. De vertragingstijd gaat
in zodra u de koplampen uitschakelt.
OPMERKING:
De functie "uitschakelvertraging van de kop-
lampen" wordt automatisch geactiveerd als
de klant de koplampschakelaar in de stand
AUTO laat staan wanneer het contact in de
stand OFF is gezet.
Als u de koplampen of parkeerlichten inscha-
kelt of de contactschakelaar in de stand ACC
of RUN zet, wordt de vertraging geannuleerd.
Wanneer u de koplampen uitschakelt voordat
u de contactschakelaar in de stand OFF zet,
gaan de koplampen op de normale manier
uit.OPMERKING:
• Als u deze functie wilt activeren, moeten de
koplampen binnen 45 seconden voordat u
de contactschakelaar in de stand OFF zet,
worden uitgeschakeld.
• U kunt de vertragingstijd van de koplampen
programmeren met het Uconnect systeem,
raadpleeg de paragraaf "Instellingen van
Uconnect" in het hoofdstuk "Multimedia" in
het instructieboekje voor meer informatie.
Waarschuwingssignaal verlichting aan
Als de koplampen of parkeerlichten inge-
schakeld blijven nadat de contactschakelaar
in de stand OFF is gezet, klinkt er een ge-
luidssignaal wanneer het bestuurdersportier
wordt geopend, om de bestuurder te waar-
schuwen.
Mistlampen vóór en mistachterlichten —
indien aanwezig
De schakelaars voor de mistlampen zijn geïn-
tegreerd in de koplampschakelaar.
Om de mistlampen vóór in te schakelen
drukt u op de bovenste helft van de koplamp-
schakelaar. Om de mistlampen vóór uit te
schakelen drukt u een tweede keer op de
bovenste helft van de koplampschakelaar.
Om de mistlampen achter in te schake-
len drukt u op de onderste helft van de
koplampschakelaar. Om de mistlampen ach-
ter uit te schakelen drukt u een tweede keer
op de onderste helft van de koplampschake-
laar.
OPMERKING:
Om de mistlampen achter in te schakelen
moeten de dimlichten of de mistlampen vóór
aan zijn.
Wanneer de mistlampen zijn ingeschakeld,
brandt een indicatielampje in de instrumen-
tengroep branden.
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
42

Page 45 of 380

Richtingaanwijzers
Beweeg de multifunctionele hendel op of
neer om te controleren of de pijlen aan beide
zijden op het display in de instrumenten-
groep gaan knipperen, wat betekent dat de
richtingaanwijzers voor en achter naar beho-
ren werken.
OPMERKING:
• Als een van de lampjes blijft branden en
niet knippert, of als een van de lampjes zeer
snel knippert, controleer op een defecte
LED-richtingaanwijzer in de koplamp. Ga
naar een erkende dealer voor onderhoud.
• Wanneer de daglichtlampen zijn ingescha-
keld en een richtingaanwijzer is geacti-
veerd, wordt de daglichtlamp aan de zijde
van de knipperende richtingaanwijzer uit-
geschakeld. De daglichtlamp gaat weer aan
wanneer de richtingaanwijzer wordt
uitgeschakeld.
Automatische hoogteverstelling
koplampen — alleen voor
hogedrukontladingslampen (HID)
Deze functie zorgt ervoor dat het grootlicht
tegenliggers niet verblindt. Door de automa-
tische hoogteverstelling van de koplampen
wordt de hoogte van het grootlicht aangepast
aan de hellingshoek van de auto.
Accuspaarfunctie
Om de levensduur van de accu van uw auto te
verlengen, wordt zowel voor de binnen- als de
buitenverlichting belastingreductie geboden.
Als de contactschakelaar in de stand OFF
(UIT) staat en een portier open blijft staan
gedurende 10 minuten of de dimschakelaar
in de stand ON (AAN) staat voor de plafond-
verlichting, wordt de binnenverlichting auto-
matisch uitgeschakeld.
OPMERKING:
De accuspaarmodus wordt geannuleerd als
de contactschakelaar in de stand ON (AAN)
staat.Als de koplampen ingeschakeld blijven ter-
wijl de contactschakelaar in de stand OFF
(UIT) is gezet, wordt de buitenverlichting
automatisch na acht minuten uitgeschakeld.
Als de koplampen worden ingeschakeld en
ingeschakeld worden geladen gedurende
acht minuten terwijl de contactschakelaar in
de stand OFF (UIT) staat, gaat de buitenver-
lichting automatisch uit.
OPMERKING:
De accuspaarmodus wordt uitgeschakeld als
de contactschakelaar in de stand OFF (uit)
staat en de koplampschakelaar in de stand
voor de parkeerlichten staat. De parkeerlich-
ten blijven branden en stroom van de accu
verbruiken.
RUITENWISSERS EN
-SPROEIERS
De bedieningselementen voor de
ruitenwisser/-sproeier bevinden zich op de
hendel voor de ruitenwisser/-sproeier aan de
rechterzijde van de stuurkolom. De voorrui-
tenwissers worden bediend door een schake-
laar te bedienen op het uiteinde van de hen-
43

Page 46 of 380

del. Raadpleeg "Ruitenwisser/-sproeier
achterruit" in deze paragraaf voor informatie
over de achterruitwisser/-sproeier.Bediening van de ruitenwissers
Draai het uiteinde van de hendel naar een van
de eerste vier klikstanden voor intervalwis-
sen, de vijfde klikstand voor een lage wissnel-
heid en de zesde klikstand voor een hoge
wissnelheid.
LET OP!
Verwijder altijd achtergebleven sneeuw als
die verhindert dat de wisserbladen terug-
keren naar de ruststand. Wanneer de rui-
tenwisserschakelaar is uitgezet en de wis-
serbladen niet kunnen terugkeren naar de
ruststand, kan dat schade toebrengen aan
de ruitenwissermotor.
OPMERKING:
Bedien de ruitenwissers niet wanneer de bla-
den van de voorruit zijn opgeheven.
Werking van de ruitensproeier
Trek de hendel naar achteren naar u toe en
houd deze in die stand zolang u de ruiten-
sproeiers wilt inschakelen.
WAARSCHUWING!
Een plotselinge verslechtering van het
zicht door de voorruit kan tot aanrijdingen
leiden. Mogelijk ziet u andere voertuigen
of obstakels over het hoofd. Voorkom plot-
selinge ijsvorming op de voorruit door de
voorruit eerst te verwarmen met de
ontdooi-inrichting voordat u de ruiten-
sproeier gebruikt.
Wasem
Gebruik de tipfunctie als het weer vereist dat
de ruitenwissers af en toe gebruikt worden.
Duw de hendel omhoog naar de stand MIST
en laat hem los voor één wisbeweging.
OPMERKING:
De MIST-functie schakelt de sproeierpomp
niet in. Er wordt daarom geen ruitensproeier-
vloeistof op de voorruit gesproeid. De wis-
functie moet worden gebruikt om ruiten-
sproeiervloeistof op de voorruit te sproeien.
Bedieningshendel ruitenwissers/-sproeier
1 — Indrukken voor ruitensproeier ach-
ter
2 — Draaien voor ruitenwisser achter
3 — Draaien voor ruitenwisser vóór
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
44

Page 47 of 380

Regensensor — indien aanwezig
Deze functie detecteert regen of sneeuw op
de voorruit en schakelt automatisch de rui-
tenwissers in voor de bestuurder. De functie
is vooral handig wanneer spatwater van de
weg of water dat van de ruitenwissers van een
voorliggende auto wordt geblazen, op de voor-
ruit terechtkomt. Draai het uiteinde van de
multifunctionele hendel naar één van de vier
standen om deze functie te activeren.
De gevoeligheid van het systeem kan worden
ingesteld met de multifunctionele hendel.
Wisserintervalstand 1 is het minst gevoelig
en wisserintervalstand 4 is het meest gevoe-
lig.
OPMERKING:
Bij normale regenval dient stand 3 te worden
gebruikt.
Gebruik stand 1 en 2 als u de gevoeligheid
van de regensensor wilt verkleinen. Gebruik
stand 4 als u de gevoeligheid van de regen-
sensor wilt vergroten. Zet de ruitenwisser-
schakelaar in de stand OFF als u het systeem
niet wilt gebruiken.OPMERKING:
• De regensensor werkt niet wanneer de rui-
tenwisserschakelaar in de stand voor lage
of hoge snelheid staat.
• Als er ijs of opgedroogd zout water op de
voorruit aanwezig is, werkt de regensensor
mogelijk niet goed.
• Het gebruik van was- of siliconenhoudende
producten kan de prestaties van de regen-
sensor beïnvloeden.
• De regensensor kan worden in- en uitge-
schakeld met het Uconnect systeem, raad-
pleeg de paragraaf "Instellingen van
Uconnect" in het hoofdstuk "Multimedia" in
uw instructieboekje voor meer informatie.
Het regensensorsysteem is voorzien van be-
schermfuncties voor de wisserbladen en
-armen en werkt niet onder de volgende om-
standigheden:
•Lage omgevingstemperatuur— Als de con-
tactschakelaar voor het eerst in de stand
ON wordt gezet, dan werkt het regensensor-
systeem pas wanneer de ruitenwisserscha-kelaar wordt bediend, de rijsnelheid van het
voertuig hoger is dan 5 km/u (3 mph) of de
buitentemperatuur hoger is dan 0 °C (32
°F).
•Versnellingsbak in de neutraalstand— Als
het contact in de stand ON staat en de
versnellingsbak in de neutraalstand staat,
dan werkt het regensensorsysteem pas
wanneer de ruitenwisserschakelaar wordt
bediend, de rijsnelheid van het voertuig
hoger is dan 5 km/u (3 mph) of als de
schakelhendel uit de neutraalstand wordt
gezet.
In de modus Starten op afstand— Op voertui-
gen die zijn uitgerust met de functie voor
starten op afstand werkt de regensensor niet
als het voertuig in de modus Starten op af-
stand staat. Als de bestuurder in het voertuig
zit en de contactschakelaar in de stand RUN
heeft gezet, dan kan de werking van de regen-
sensor worden hervat als deze is geselecteerd
en zijn er geen andere belemmerende om-
standigheden (eerder vermeld).
45

Page 48 of 380

Achterruitwisser/-sproeier
De bedieningselementen voor de
ruitenwisser/-sproeier van de achterruit be-
vinden zich op de hendel voor de
ruitenwisser/-sproeier aan de rechterzijde
van de stuurkolom. De ruitenwisser/sproeier
van de achterruit kan worden bediend door
aan de schakelaar in het midden van de
hendel te draaien.
Draai het middendeel van de hendel naar
boven in de eerste stand voor intervalbedrijf
en in de tweede stand voor continu bedrijf
van de achterruitwisser.
Als u de ruitensproeier wilt inschakelen, duwt
u de hendel naar voren en houdt u de hendel
ingedrukt zolang het sproeien nodig is. Als u
tegen de hendel duwt terwijl de intervalstand
actief is, voeren de ruitenwissers, nadat u het
uiteinde van de hendel hebt losgelaten,
meerdere wisbewegingen uit en keren vervol-
gens terug naar de eerder geselecteerde in-
tervalstand.
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
46

Page 49 of 380

KLIMAATREGELING
Overzicht handmatige klimaatregeling met touchscreen
Bedieningselementen automatische temperatuurregeling Uconnect 3 met 5-inch display (indien aanwezig)
47

Page 50 of 380

Bedieningselementen automatische klimaatregeling Uconnect 4 met 7-inch display
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
48

Page:   < prev 1-10 ... 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 ... 380 next >