JEEP COMPASS 2018 Instructieboek (in Dutch)

Page 61 of 388

Elektrisch bediende zonwering sluiten —
handmatig
Om de zonwering te sluiten, trekt u de scha-
kelaar in de stand voor sluiten en houdt u de
schakelaar vast. Als u de schakelaar loslaat,
stopt de beweging en blijft de zonwering
gedeeltelijk gesloten totdat er opnieuw aan
de schakelaar wordt getrokken.
Klembeveiliging
Deze functie zorgt ervoor dat obstakels in de
opening van het zonnedak worden gedetec-
teerd bij gebruik van de functie Snel sluiten.
Als een obstakel in de baan van het zonnedak
wordt gedetecteerd, trekt het zonnedak zich
automatisch terug. Verwijder het obstakel als
dit gebeurt. Druk vervolgens de schakelaar
kort naar voren om het zonnedak snel te
sluiten.OPMERKING:
Wanneer drie opeenvolgende pogingen om
het zonnedak te sluiten zijn onderbroken door
de obstakeldetectie, wordt de vierde poging
uitgevoerd als een handmatige sluiting met
uitgeschakelde klembeveiliging.
WAARSCHUWING!
• Laat kinderen niet spelen met het zon-
nedak. Laat nooit kinderen zonder toe-
zicht in een auto achter of in de buurt
van een auto die niet is afgesloten. Laat
de sleutelhouder niet achter in of in de
buurt van het voertuig en laat het con-
tact van voertuigen met Keyless Enter-
N-Go niet in de modus ACC of ON/RUN
staan. Inzittenden, en vooral kinderen
zonder toezicht, kunnen bekneld raken
in de opening van het elektrisch bedien-
bare zonnedak wanneer ze de schake-
laars voor het elektrisch bedienbare zon-
nedak bedienen. Een dergelijke
WAARSCHUWING!
beknelling kan ernstig of zelfs dodelijk
letsel tot gevolg hebben.
• In geval van een aanrijding is het risico
om uit een voertuig geslingerd te worden
groter wanneer het zonnedak geopend
is. U kunt ernstig of zelfs dodelijk ge-
wond raken. Maak altijd uw veiligheids-
gordel op de juiste wijze vast en contro-
leer of alle passagiers dit ook gedaan
hebben.
• Sta niet toe dat kleine kinderen het zon-
nedak bedienen. Steek nooit uw vingers,
andere lichaamsdelen of voorwerpen
door het zonnedak naar buiten. Anders
bestaat er kans op letsel.
Onderhoud van zonnedak
Gebruik voor het reinigen van het glaspaneel
uitsluitend niet-schurende schoonmaakmid-
delen en een zachte doek.
59

Page 62 of 388

MOTORKAP
De motorkap openen
Voor het openen van de motorkap moeten
twee vergrendelingen worden vrijgezet.
1. Trek aan de motorkaphendel aan de be-
stuurderszijde onder het instrumentenpa-
neel.2. Stap uit het voertuig. De veiligheidsgren-
del bevindt zich achter de voorste rand
van de motorkap, in het midden. Reik in
het midden naar binnen met de handpalm
omlaag. Wanneer u de veiligheidsgrendel
voelt, drukt u deze in de richting van de
passagierskant van het voertuig om de
motorkap volledig te ontgrendelen.
Motorkap sluiten
WAARSCHUWING!
Controleer voordat u gaat rijden of de mo-
torkap goed vergrendeld is. Als de motor-
kap niet volledig vergrendeld is, kan hij
opklappen tijdens rijden, waardoor uw
zicht wordt belemmerd. Als u deze waar-
schuwing niet opvolgt, kan dit ernstig en
zelfs dodelijk letsel tot gevolg hebben.
LET OP!
Om beschadigingen te voorkomen mag u
de motorkap niet hard dichtslaan. Laat de
motorkap zakken tot ongeveer 30 cm
(12 inch) en laat vervolgens de motorkap
vallen om hem te sluiten. Zorg ervoor dat
de motorkap helemaal gesloten is voor
beide vergrendelingen. Rijd nooit met de
auto wanneer motorkap niet volledig is
gesloten, waarbij beide vergrendelingen in
de gesloten stand zitten.
Plaats motorkapontgrendeling (onder het
instrumentenpaneel)
Locatie van veiligheidsvergrendeling van
de motorkap
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
60

Page 63 of 388

ACHTERKLEP
Openen
Achterklep ontgrendelen/openen
De achterklep kan worden geopend door op
de schakelaar op de dakconsole te drukken of
met de buitenhandgreep.
Wanneer het voertuig niet is uitgerust met
een elektrisch bediende achterklep, kunt u
de achterklep ontgrendelen en vergrendelen
met de achterklepknop op de sleutelhouder.
Met de schakelaar op de dakconsole wordt de
achterklep ontgrendeld, ongeacht of deze is
ontgrendeld of op slot zit. De handgreep aan
de buitenkant kunt u alleen gebruiken wan-
neer de achterklep is ontgrendeld.OPMERKING:
Gebruik de vergrendel-/ontgrendelknop op de
binnenzijde van het portierpaneel of de ach-
terklepknop op de sleutelhouder om de ach-
terklep te vergrendelen of ontgrendelen. De
achterklep kan niet worden vergrendeld of
ontgrendeld via de handmatige portierver-
grendeling op de portieren of de slotcilinder
aan de buitenzijde van het portier.
WAARSCHUWING!
Wanneer u met een geopende achterklep
rijdt, kunnen giftige uitlaatgassen in de
auto belanden. Deze gassen kunnen scha-
delijk zijn voor u en uw passagiers. Rijd
alleen met gesloten achterklep.
Sluiten
Pak de handgreep van de achterklep en doe
de achterklep naar beneden. Laat de hand-
greep los wanneer de achterklep de stand
voor automatisch sluiten bereikt.
OPMERKING:
Controleer voordat u de achterklep sluit of u
de sleutel hebt, omdat de achterklep moge-
lijk wordt vergrendeld.
Achterklep openen
61

Page 64 of 388

Elektrisch bediende achterklep — indien
aanwezig
De elektrisch bediende achterklep kan
worden geopend of gesloten met de sleutel-
houder, handgreep aan de buitenkant, de
schakelaar op de dakconsole en de schake-
laar van de achterklep in de bekleding links-
boven als de achterklep open is.
Wanneer u een van bovenstaande methoden
gebruikt, wordt:
• De achterklep geopend als de achterklep
volledig is gesloten.
• De achterklep gesloten als de achterklep
volledig is geopend.
• De beweging van de achterklep omgekeerd
wanneer de achterklep wordt geopend of
gesloten.
Met de sleutelhouder en de schakelaar op de
dakconsole opent u de achterklep wanneer
de achterklep is vergrendeld. De handgreep
aan de buitenkant kunt u alleen gebruiken
wanneer de achterklep is ontgrendeld. Druk
tweemaal binnen vijf seconden op de knop op
de sleutelhouder om de achterklep te openen
of sluiten.OPMERKING:
Als u tweemaal op de achterklepknop van de
sleutelhouder drukt, knipperen de richting-
aanwijzers tweemaal om aan te geven dat de
achterklep wordt geopend of gesloten (indien
Flash Lamps with Lock (Verlichting knippert
bij vergrendelen) is ingeschakeld in de instel-
lingen van Uconnect) en klinken de piepto-
nen van de achterklep. Raadpleeg de para-
graaf "Instellingen van Uconnect" in het
instructieboekje voor meer informatie.
OPMERKING:
• Controleer voordat u de achterklep sluit of u
de sleutel hebt, omdat de achterklep mo-
gelijk wordt vergrendeld.
• Met de vergrendel-/ontgrendelschakelaar
op de binnenzijde van het portierpaneel of
de vergrendel-/ontgrendelschakelaar op de
sleutelhouder kunt u de achterklep ver-
grendelen of ontgrendelen. De achterklep
kan niet worden vergrendeld of ontgrendeld
via de handmatige portiervergrendeling op
de portieren of de slotcilinder aan de bui-
tenzijde van het portier.Het voertuig vergrendelenWAARSCHUWING!
Tijdens het elektrisch bedienen bestaat er
risico van letsel of materiële schade. Zorg
ervoor dat de baan van de elektrisch be-
diende achterklep vrij is van obstakels.
Controleer voordat u gaat rijden of de ach-
terklep is gesloten en vergrendeld.
OPMERKING:
• De achterklep kan niet elektrisch worden
geopend of gesloten als de versnellingshen-
del in een versnelling staat of de rijsnelheid
hoger is dan 0 km/u (0 mph).
• Wanneer een of ander obstakel de elek-
trisch bediende achterklep hindert bij het
openen of sluiten, beweegt de klep automa-
tisch in de omgekeerde richting, als het
obstakel voldoende weerstand biedt.
• Aan de zijkanten van de achterklepopening
zijn beknellingsensoren aangebracht. Wan-
neer er lichte druk op deze strips wordt
uitgeoefend, beweegt de achterklep terug
naar de geopende stand.
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
62

Page 65 of 388

• Als de elektrisch bediende achterklep tij-
dens eenzelfde beweging op meerdere ob-
stakels stuit, stopt het systeem automa-
tisch. Als dit gebeurt, moet u de achterklep
handmatig openen of sluiten.
• De elektrische bediening van de achterklep
werkt niet bij temperaturen onder −30 °C
( −22 °F) of boven 65 °C (150 °F). Verwij-
der eventueel sneeuw of ijs vanaf de ach-
terklep voordat u op een schakelaar voor de
elektrisch bediende achterklep drukt.
• Als de achterklep gedurende een lange tijd
geopend blijft, kan het noodzakelijk zijn de
achterklep handmatig te sluiten om de wer-
king van de elektrisch bediende achterklep
te resetten.
• In de geopende stand wordt de achterklep
ondersteund door gasveersteunen. De gas-
druk in deze steunen daalt echter bij lage
temperaturen en het is dan mogelijk dat u
zelf ondersteuning moet bieden bij het ope-
nen van de achterklep.• Controleer voordat u wegrijdt of op de in-
strumentengroep de melding portier of ach-
terklep open wordt weergegeven of dat het
waarschuwingslampje brandt. Als u dit niet
doet, kan de achterklep onbedoeld open
blijven staan tijdens het rijden.
• Als de elektrisch bediende achterklep
wordt gesloten en u het voertuig in een
versnelling zet, gaat de achterklep door met
elektrisch sluiten. De beweging van het
voertuig kan echter leiden tot de detectie
van een obstakel.
• Als de elektronische ontgrendelhendel van
de achterklep wordt ingedrukt terwijl de
elektrisch bediende achterklep wordt ge-
opend, wordt de achterklepmotor uitge-
schakeld zodat de achterklep handmatig
kan worden bediend.
• Als de elektronische ontgrendelhendel van
de achterklep wordt ingedrukt terwijl de
elektrisch bediende achterklep wordt geslo-
ten, beweegt de achterklep terug naar de
volledig geopende stand.WAARSCHUWING!
• Wanneer u met een geopende achterklep
rijdt, kunnen giftige uitlaatgassen in de
auto belanden. Deze gassen kunnen
schadelijk zijn voor u en uw passagiers.
Rijd alleen met gesloten achterklep.
• Wanneer u met open achterklep moet
rijden, zorg er dan voor dat alle ramen
gesloten zijn en dat de aanjager van de
klimaatregeling in een hoge stand staat.
Schakel de recirculatiestand niet in.
OPMERKING:
Laat het elektrische systeem de achterklep
openen. Wanneer u de achterklep handmatig
probeert te openen of sluiten, wordt mogelijk
de obstakeldetectie voor de achterklep geac-
tiveerd en wordt de elektrische bediening
gestopt of wordt de bewegingsrichting omge-
keerd.
63

Page 66 of 388

WAARSCHUWING!
Er kan persoonlijk letsel of materiële
schade ontstaan wanneer iets of iemand
bekneld raakt in de pad van de achterklep.
Controleer of de opening vrij is voordat u
de achterklep activeert.
BOORDAPPARATUUR
VOEDINGSUITGANGEN
Uw voertuig is uitgerust met aansluitcontac-
ten van 12 volt (13 ampère) voor het aanslui-
ten van een mobiele telefoon, kleine elektro-
nische apparaten en andere elektrische
accessoires die weinig stroom verbruiken. De
aansluitcontacten zijn voorzien van een label
met een “sleutel" of een “accu” om de voe-
ding van de aansluiting aan te duiden. Aan-
sluitcontacten die zijn voorzien van een label
met een “sleutel" worden gevoed als het
contact in de stand ON of ACC staat. Aan-
sluitcontacten die zijn voorzien van een label
met een “accu” zijn rechtstreeks aangesloten
op de accu en staan altijd onder stroom.OPMERKING:
• Alle accessoires die zijn aangesloten op de
aansluitcontacten met "accuvoeding" die-
nen losgekoppeld of uitgezet te worden
wanneer de auto niet gebruikt wordt, om te
voorkomen dat de accu leegloopt.
LET OP!
De aansluitcontacten zijn uitsluitend be-
doeld voor accessoirestekkers. Steek geen
voorwerpen in de aansluitcontacten, om te
voorkomen dat de contacten worden be-
schadigd en de zekering doorbrandt. Bij
verkeerd gebruik van het elektrische aan-
sluitcontact kan schade worden veroor-
zaakt die niet door de beperkte garantie
van een nieuw voertuig wordt gedekt.
Het aansluitcontact voorin bevindt zich in het
middendeel van het instrumentenpaneel.Behalve het aansluitcontact voorin bevindt
zich in de bagageruimte een aansluitcontact.
Aansluitcontact voorin
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
64

Page 67 of 388

OPMERKING:
Het aansluitcontact in de bagageruimte kan
worden geschakeld van alleen ingeschakeld
"contact" naar constante voeding door "accu".
Neem contact op met uw erkende dealer voor
meer informatie.
WAARSCHUWING!
Ter voorkoming van ernstig of zelfs dode-
lijk letsel:
• Sluit op de 12 volt-aansluitcontacten
alleen apparaten aan die geschikt zijn
voor dit type aansluitcontact.
• Raak de aansluitcontacten niet aan met
natte handen.
• Zorg dat het klepje is gesloten tijdens
het rijden en wanneer u het aansluitcon-
tact niet gebruikt.
• Onjuist gebruik van dit aansluitcontact
kan leiden tot een elektrische schok en
storing.
LET OP!
•Veel accessoires die u op de aansluitcon-
tacten kunt aansluiten, ontvangen ook
voedingsspanning van de accu in de auto
als u ze niet gebruikt (bijv. mobiele tele-
foons). Als u de accessoires te lang aan-
gesloten laat, raakt de accu zo ver ontla-
den dat de levensduur ervan afneemt
en/of de motor niet meer zal starten.
LET OP!
• Accessoires die veel vermogen vergen,
zoals koelers, stofzuigers, lampen, enz.,
zullen de accu nog sneller ontladen.
Gebruik deze met mate en wees extra
voorzichtig.
• Na het gebruik van accessoires die veel
vermogen vereisen of na een lange peri-
ode dat de auto niet werd gestart (met
nog aangesloten accessoires), moet er
lang genoeg met de auto worden gere-
den, totdat de dynamo de accu weer op
kan laden.
Aansluitcontact bagageruimte
65

Page 68 of 388

Spanningsomvormer — indien aanwezigEr bevindt zich een aansluitcontact met
spanningsomvormer van 230 volt op de ach-
terkant van de middenconsole die gelijk-
stroom omzet naar wisselstroom. Deze aan-
sluiting kan mobiele telefoons, elektronische
apparaten en andere laagspanningsappara-
ten van spanning voorzien. Bepaalde game-
consoles overschrijden deze limiet, evenals
de meeste elektrische gereedschappen.
Om het aansluitcontact met spanningsom-
vormer in te schakelen, sluit u gewoon het
apparaat aan. Het aansluitcontact wordt au-
tomatisch uitgeschakeld wanneer het appa-
raat wordt losgekoppeld.
De spanningsomvormer is uitgerust met een
ingebouwde beveiliging tegen overbelasting.
Als het maximum vermogen wordt overschre-
den, schakelt de spanningsomvormer auto-
matisch uit. Zodra het elektrische apparaat islosgekoppeld van de aansluiting, schakelt de
spanningomvormer automatisch weer in.
Controleer om overbelasting te voorkomen
het vermogen op de elektrische apparaten
voordat u deze op de omvormer aansluit.
WAARSCHUWING!
Ter voorkoming van ernstig of zelfs dode-
lijk letsel:
• Steek geen voorwerpen in de elektri-
sche aansluitingen.
• Raak de aansluitcontacten niet aan
met natte handen.
• Sluit het deksel indien niet in gebruik.
• Onjuist gebruik van dit aansluitcontact
kan leiden tot een elektrische schok en
storing.
Locatie spanningsomvormerUW VOERTUIG LEREN KENNEN
66

Page 69 of 388

UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
DISPLAY IN DE INSTRUMENTEN-
GROEP....................68
Locatie en bedieningselementen display
in de instrumentengroep...........68
BOORDCOMPUTER...........69
WAARSCHUWINGSLAMPJES EN
MELDINGEN................69
Rode waarschuwingslampjes........69
Gele waarschuwingslampjes.........73
Gele controlelampjes.............77
Witte controlelampjes............79
Groene controlelampjes...........80
Blauwe controlelampjes...........81
Grijze controlelampjes............81BOORDDIAGNOSESYSTEEM —
OBDII ....................82
Boorddiagnosesysteem (OBD II) en
cyberveiligheid.................82
EMISSIECONTROLE- EN ONDER-
HOUDSPROGRAMMA'S........83
UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
67

Page 70 of 388

DISPLAY IN DE
INSTRUMENTENGROEP
Uw voertuig is mogelijk uitgerust met een
display in de instrumentengroep, dat de be-
stuurder nuttige informatie biedt. Met het
contact in de stand STOP/OFF, zorgt het
openen/sluiten van een portier ervoor dat het
display wordt geactiveerd en het totaal aantal
kilometers of mijlen weergeeft op de kilome-
terteller. Het display in de instrumenten-
groep is ontworpen om belangrijke informatie
over de systemen en functies van uw voertuig
weer te geven. Met behulp van een interactief
display in het instrumentenpaneel voor de
bestuurder, wordt op het display in de instru-
mentengroep weergegeven hoe systemen
werken en krijgt de bestuurder waarschuwin-
gen wanneer deze niet werken. Met de bedie-
ningselementen op het stuurwiel kunt u door
de hoofd- en submenu's bladeren en u hebt
toegang tot deze menu’s. U hebt toegang tot
de door u gewenste, specifieke informatie en
u kunt selecties maken en aanpassingen
doen.
Locatie en bedieningselementen display in
de instrumentengroep
Het display in de instrumentengroep heeft
een interactief scherm dat zich in de instru-
mentengroep bevindt.
Het display in de instrumentengroep bevat de
volgende menuopties, indien aanwezig:
• Speedometer (snelheidsmeter)
• Vehicle Info (voertuiginformatie)
• Bestuurderhulp
• Brandstofverbruik• Dagteller
• Messages (berichten)
• Audio
• Screen Setup (scherm instellen)
• Voertuiginstellingen
Met dit systeem kan de bestuurder informatie
selecteren door op de volgende knoppen op
het stuur te drukken:
•Toets pijl omhoog
Druk kort op de toets met de pijlomhoogom
omhoog te bladeren door het hoofdmenu en
de submenu's.
Locatie display in de instrumentengroep
Bedieningstoetsen display in
instrumentengroep
UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
68

Page:   < prev 1-10 ... 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 ... 390 next >