brake JEEP COMPASS 2018 Instructieboek (in Dutch)

Page 89 of 388

ABS-waarschuwingslampje
Het gele ABS-waarschuwingslampje gaat
branden wanneer het contact in de stand
ON/RUN staat en kan daarna nog vier secon-
den blijven branden.
Als het ABS-waarschuwingslampje tijdens
het rijden blijft of gaat branden, wijst dit erop
dat het ABS-gedeelte van het remsysteem
niet functioneert en dat onderhoud nodig is.
Het gewone remsysteem zal echter normaal
functioneren wanneer het ABS-
waarschuwingslampje brandt.
Wanneer het ABS-waarschuwingslampje
brandt, moet u het remsysteem zo spoedig
mogelijk laten controleren om weer van de
voordelen van ABS te kunnen profiteren. Als
het ABS-waarschuwingslampje niet gaat
branden wanneer het contact in de stand
ON/RUN is gezet, moet u het lampje zo snel
mogelijk laten repareren.
Elektronisch remregelsysteem
Uw auto is uitgerust met een geavanceerde
elektronische remkrachtregeling (EBC). Dit
systeem bestaat uit een elektronische rem-
krachtverdeling (EB), antiblokkeersysteem(ABS), een remassistent (Brake Assist Sys-
tem (BAS)), Hill Start Assist (HSA), een tran-
ctieregelsysteem (Traction Control System
(TCS)), elektronische stabiliteitsregeling
(ESC), elektronische kantelbeveiliging (Elec-
tronic Roll Mitigation (ERM)). Deze systemen
werken samen zodat de auto stabiel en be-
stuurbaar is bij verschillende rijomstandighe-
den.
Uw voertuig is mogelijk ook uitgerust met
Ready Alert Braking (RAB), Rain Brake Sup-
port (RBS), antislingerregeling (ASR) en Dy-
namic Steering Torque (DST).
Tractieregelsysteem (ASR)
Dit systeem bewaakt de hoeveelheid wielspin
van elk van de aangedreven wielen. Als er
wielslip wordt gedetecteerd, oefent ASR mo-
gelijk remdruk uit op het/de slippende wie-
l(en) en/of wordt het voertuigvermogen ver-
laagd voor een betere acceleratie en
stabiliteit. Een voorziening van ASR, Brake
Limited Differential (BLD), functioneert op
dezelfde wijze als een limited-
slipdifferentieel en regelt de wielspin van een
aangedreven as. Als één wiel van een aange-
dreven as sneller draait dan het andere, wordthet doorslippende wiel afgeremd. Hierdoor
kan er meer koppel naar het niet-
doorslippende wiel gaan. BLD kan ingescha-
keld blijven, zelfs als ASR en ESP zijn be-
perkt.
Remassistent (BAS)
De remassistent (BAS) is ontworpen om de
remwerking van de auto te optimaliseren tij-
dens noodremsituaties. Het systeem herkent
een noodremsituatie aan de hand van de
snelheid en kracht waarmee het rempedaal
wordt ingetrapt en optimaliseert de remdruk
dienovereenkomstig. Dit draagt bij aan een
verkorting van de remweg. Het BAS-systeem
vult het ABS-systeem aan. Wanneer u het
rempedaal zeer snel intrapt, is de assistentie
van het BAS-systeem optimaal. Om van het
systeem te profiteren moet u aanhoudend
remdruk uitoefenen tijdens het stoppen (niet
"pompend" remmen). Verminder de druk op
het rempedaal niet, tenzij u niet langer hoeft
te remmen. Zodra u het rempedaal loslaat,
wordt het BAS-systeem uitgeschakeld.
87

Page 97 of 388

WAARSCHUWING!
en - als belangrijkste - het bedienen van de
remmen voor veilig gebruik van de auto
onder alle omstandigheden. Veilig autorij-
den vereist altijd uw volle aandacht. Het
negeren van deze waarschuwingen kan
een aanrijding en ernstig of zelfs dodelijk
letsel tot gevolg hebben.
Een aanhanger trekken met HSA
HSA helpt ook bij het voorkomen van achter-
over kantelen tijdens het trekken van een
aanhanger.
WAARSCHUWING!
• Als u een aanhangerremregeling ge-
bruikt op uw aanhanger, kunt u de rem-
men van de aanhanger in- en uitschake-
len met de remschakelaar. In dat geval is
er na het loslaten van het rempedaal
mogelijk onvoldoende remkracht om zo-
wel de auto als de aanhangwagen op een
helling stil te laten staan. Om te voorko-
men dat de auto omlaag rolt als u weer
WAARSCHUWING!
gaat rijden, moet u de aanhangerrem
handmatig inschakelen of meer kracht
op de rem zetten voordat u het rempe-
daal loslaat.
• HSA is geen handrem. Trek de parkeer-
rem altijd helemaal aan voordat u uit-
stapt. Controleer ook of de schakelhen-
del in de stand PARK staat.
• Het negeren van deze waarschuwingen
kan een aanrijding en ernstig of zelfs
dodelijk letsel tot gevolg hebben.
HSA in- en uitschakelen
U kunt deze functie in- en uitschakelen. Om
de huidige instelling te wijzigen, gaat u als
volgt te werk:
• Raadpleeg voor het uitschakelen van HSA
via Uconnect instellingen, de paragraaf "In-
stellingen van Uconnect” in het hoofdstuk
"Multimedia" voor meer informatie.
Rain Brake Support (RBS)
Rain Brake Support (remdroogfunctie bij nat
weer) kan de remprestaties bij nat weer ver-
beteren. Het systeem oefent met tussenpo-
zen een geringe remkracht uit om vocht op de
remschijven van de voorwielen te verwijde-
ren. Het werkt wanneer de ruitenwissers in de
stand LO of HI staan. Rain Brake Support
geeft geen melding aan de bestuurder wan-
neer het systeem actief is en het systeem
vereist geen handelingen van de bestuurder.
Ready Alert Braking (RAB)
Ready Alert Braking (anticiperend remsys-
teem) kan de tijd verkorten die nodig is om bij
een noodstop de volle remkracht te bereiken.
Het systeem anticipeert op mogelijke nood-
stopsituaties door te registreren hoe snel de
bestuurder het gaspedaal loslaat. EBC be-
reidt het remsysteem voor op een noodstop.
Stabilisatie-inrichting aanhanger (TSC)
ASR maakt gebruik van sensoren in de auto
die het gevaarlijk slingeren van de aanhanger
detecteren. ASR neemt de nodige maatrege-
95

Page 162 of 388

Om de parkeerrem handmatig in te schake-
len, trekt u de schakelaar kort omhoog. Het
waarschuwingslampje BRAKE in de instru-
mentengroep en een indicator op de schake-
laar gaan branden.
Om de parkeerrem handmatig los te maken,
moet de contactschakelaar in de stand RUN
staan. Plaats vervolgens uw voet op het rem-
pedaal en duw de parkeerremschakelaar kortnaar benden. Zodra de parkeerrem volledig
uitgeschakeld is, gaan het waarschuwings-
lampje BRAKE en de schakelaarindicator uit.
De parkeerrem kan ook automatisch worden
vrijgegeven. Terwijl de motor loopt en de
versnellingsbak in een versnelling staat, laat
u het rempedaal los en trapt u het gaspedaal
in. Omwille van de veiligheid moet de veilig-
heidsgordel eveneens worden vastgegespt.
OPMERKING:
• Mogelijk is een zacht zoemend geluid hoor-
baar vanaf de achterzijde van de auto wan-
neer de parkeerrem wordt ingeschakeld of
uitgeschakeld.
• Als uw voet zich op het rempedaal bevindt
wanneer u de parkeerrem inschakelt of uit-
schakelt, merkt u mogelijk dat het rempe-
daal iets beweegt.
• De nieuwe automatische parkeerremfunc-
tie kan worden gebruikt om de parkeerrem
automatisch in te schakelen wanneer u de
auto parkeert. De automatische parkeerrem
kan worden ingeschakeld en uitgeschakeld
via het menu Settings (instellingen) in
Uconnect.• De parkeerrem kan eveneens worden inge-
schakeld wanneer de contactschakelaar in
de stand OFF staat, maar kan alleen worden
uitgeschakeld wanneer de contactschake-
laar in de stand ON/RUN staat.
• Als uitzonderlijke omstandigheden verei-
sen dat de handrem tijdens het rijden moet
worden ingeschakeld, drukt u de schake-
laar van de elektrische handrem omhoog en
houdt u deze vast zolang de inschakeling
noodzakelijk is. Het waarschuwingslampje
BRAKE gaat branden en er klinkt een con-
tinu geluidssignaal. Ook blijven de remlich-
ten automatisch branden zolang het voer-
tuig in beweging is.
• SafeHold is een nieuwe functie voor het
automatisch inschakelen van de handrem
onder bepaalde omstandigheden. Het EPB
controleert de status van de veiligheidsgor-
del van de bestuurder, het bestuurderspor-
tier en de pedaalstanden om te bepalen of
de bestuurder is uitgestapt terwijl de auto
nog steeds kan bewegen en schakelt vervol-
gens automatisch de parkeerrem in om te
voorkomen dat de auto wegrolt.
Parkeerremschakelaar
STARTEN EN RIJDEN
160

Page 237 of 388

WAARSCHUWING!
– Als het wiel beschadigd is.
– Als u niet zeker weet in welke staat
de band of het wiel verkeert.
• Houd de bandenreparatieset uit de
buurt van open vuur en warmtebronnen.
• Een losse bandenreparatieset kan bij
een noodstop of ongeval naar voren
schieten en zo de inzittenden ernstig
letsel toebrengen. Berg de bandenrepa-
ratieset altijd op de daarvoor voorziene
plaats op. Als geen gehoor wordt gege-
ven aan deze waarschuwingen, kan dit
ernstig of dodelijk letsel tot gevolg heb-
ben voor u, uw passagiers en anderen in
uw omgeving.
• Voorkom dat de bandenreparatieset in
contact komt met uw haar, ogen of kle-
ding. Het afdichtmiddel van de banden-
reparatieset is schadelijk bij inademen,
inslikken en huidcontact. Het veroor-
zaakt irritatie van de huid, ogen en
luchtwegen. Spoel onmiddellijk met
veel water na eventuele aanraking met
de ogen of de huid. Trek zo snel mogelijk
WAARSCHUWING!
andere kleding aan wanneer TIREFIT in
aanraking is gekomen met de kleding.
• De afdichtingsoplossing van de banden-
reparatieset bevat latexrubber. Raad-
pleeg bij een allergische reactie of huid-
uitslag onmiddellijk een arts. Houd de
bandenreparatieset buiten het bereik
van kinderen. Bij inslikken de mond met
veel water uitspoelen en veel water drin-
ken. Braken niet opwekken! Direct een
arts raadplegen.
Een band repareren met de bandenservicekit
Wanneer u stopt om de bandenservice-
kit te gebruiken:
1. Parkeer de auto op een veilige plaats en
schakel de waarschuwingsknipperlichten
in.
2. Zorg dat het ventiel (op het wiel van de
lekke band) zich vlakbij de grond bevindt.
In die stand reikt de slang van de banden-
servicekit tot het ventiel en kan de ban-
denservicekit recht op de grond staan.
Hierdoor bevindt de set zich in de beste
positie voor het inspuiten van het afdich-tingsmiddel in de lekke band en het be-
dienen van de luchtpomp. Verplaats de
auto zo nodig om het ventiel in die positie
te brengen voordat u begint.
3. Zet de versnellingsbak in de stand PARK
en zet het contact in de stand OFF.
4. Trek de handrem aan.
Voorbereiding van het gebruik van
bandservicekit:
1. Rol de afdichtingsslang uit en verwijder
de dop van de fitting aan het uiteinde van
de slang.
2. Zet de bandservicekit recht op de grond,
naast de lekke band.
3. Verwijder het dopje van het ventiel en
schroef de fitting aan het uiteinde van de
afdichtingsslang op het ventiel.
4. Maak de stekker los en steek de stekker in
de 12 Volt-aansluiting van het voertuig.
OPMERKING:
Verwijder geen voorwerpen (bijvoorbeeld
schroeven of spijkers) uit de band.
235

Page 332 of 388

tings (instellingen herstellen), Clear Personal
Data (persoonlijke gegevens wissen) en Sys-
tem Information (systeeminformatie).
Druk op de schermtoets SETTINGS (instellin-
gen) (Uconnect 3 met 5-inch display en
Uconnect 4 met 7-inch display), of druk op
de schermtoets "Apps" (Uconnect 4C/4C NAV
met 8,4-inch display) onderaan in het aan-
raakscherm en druk vervolgens op de
schermtoets "Settings" (instellingen) om het
scherm Settings (instellingen) te openen. Om
een instelling te selecteren, bladert u om-
hoog of omlaag tot de gewenste instelling
wordt gemarkeerd en drukt u op deze instel-
ling totdat naast de instelling een vinkje
verschijnt, waarmee wordt aangegeven dat de
instelling is geselecteerd. De volgende
functie-instellingen zijn beschikbaar:
• Language (taal) • Auto-On Comfort &
Remote Start (com-
fort automatisch
aan en starten op
afstand) — indien
aanwezig
• Display (scherm) • Engine Off Options
(opties voor uitge-
schakelde motor)• Units (eenheden) • Audio
• Voice
(spraakbediening)• Radio Setup
(radio-instellingen)
• Clock or Time &
Date (klok of tijd en
datum)• Phone/Bluetooth
(telefoon/Bluetooth)
• Safety & Driving
Assistance (veilig-
heid en rijhulp)• Restore Settings
(instellingen
herstellen)
• Brakes (remmen) • Clear Personal Data
(persoonlijke
gegevens wissen)
• Verlichting • System Information
(systeeminformatie)
• Doors & Locks
(portieren en slo-
ten)
OPMERKING:
Afhankelijk van de voertuigopties kunnen de
functie-instellingen variëren.
Raadpleeg de paragraaf "Instellingen van
Uconnect" in het hoofdstuk "Multimedia" in
het instructieboekje voor meer informatie.
NAVIGATIESYSTEEM —
INDIEN AANWEZIG
• De informatie in het volgende gedeelte is
alleen van toepassing als uw voertuig is
uitgerust met het 4C NAV systeem.
Druk op de schermtoets "Nav" in de menu-
balk om het navigatiesysteem te openen.
Volume van gesproken aanwijzingen van
het navigatiesysteem wijzigen
1. Druk op de schermtoets "Settings" (instel-
lingen) rechtsonder in het scherm.
2. Kies de schermtoets "Guidance" (begelei-
ding) in het menu Settings (instellingen).
3. Pas het navigatievolume aan in het menu
Guidance (begeleiding) door de scherm-
toets "+" of "–" te kiezen.
MULTIMEDIA
330