alarm JEEP COMPASS 2020 Instructieboek (in Dutch)

Page 8 of 370

6
WELKOM VAN FCA
HOE U UW INSTRUCTIEBOEKJE ONLINE KUNT
TERUGVINDEN ......................................... 1
HOE GEBRUIKT U DEZE HANDLEIDING?
HOE GEBRUIKT U DEZE HANDLEIDING? ...... 2
Essentiële informatie ........................ 2
Symbolen ........................................ 2
WAARSCHUWING VOOR OVER DE KOP
SLAAN ................................................... 2
BELANGRIJKE OPMERKING ........................ 3
WAARSCHUWINGEN EN
AANDACHTSPUNTEN ................................ 4
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
SLEUTELS ............................................ 13
Sleutelhouders .............................. 13
CONTACTSCHAKELAAR .......................... 14
Keyless Enter-N-Go — Contact —
indien aanwezig.............................. 14 Geïntegreerd/handmatig contact —
indien aanwezig.............................. 16 Elektronisch stuurslot — indien
aanwezig ...................................... 16 Mechanisch stuurslot — indien
aanwezig ....................................... 16
STARTSYSTEEM MET
AFSTANDSBEDIENING — INDIEN
AANWEZIG ...........................................17
Starten met afstandsbediening —
indien aanwezig ............................. 17 De modus starten met
afstandsbediening activeren ............ 18
ALARMSYSTEEM — INDIEN AANWEZIG ..18
Alarm inschakelen ......................... 18
Alarm uitschakelen ........................ 19
Alarmsysteem handmatig omzeilen .. 19
PREMIUM ALARMSYSTEEM — INDIEN
AANWEZIG ...........................................20
Alarm inschakelen .......................... 20
Alarm uitschakelen ......................... 20
Alarmsysteem handmatig omzeilen .. 21
PORTIEREN............................................ 21
Keyless Enter-N-Go — Passive
Entry............................................. 21 Kinderslot — achterportieren........... 24
STOELEN .............................................. 25
Handmatig verstellen (achterbank) ... 26
Bestuurdersstoel met geheugenfunctie
— indien aanwezig ........................ 27 Stoelverwarming voor — indien
aanwezig ....................................... 28 Stoelventilatie voor — indien
aanwezig ...................................... 29 40/20/40 armsteun achter - indien
aanwezig ....................................... 30
HOOFDSTEUNEN ....................................30
Afstellen hoofdsteun voor.................30
Hoofdsteunen achterin ....................31
STUURWIEL ..........................................31
Verstelbare stuurkolom ...................31
Stuurverwarming — indien
aanwezig .......................................32
BUITENVERLICHTING .............................32
Multifunctionele hendel ..................32
Koplampschakelaar .........................33
Daglichtlampen — indien aanwezig ..33
Schakelaar dimlicht/grootlicht .........33
Regeling automatisch grootlicht —
indien aanwezig ..............................33 Lichtsignaal ..................................34
Automatisch inschakelende
koplampen — indien aanwezig ........34 Uitschakelvertraging van de
koplampen .....................................34 Lichtverklikker - indien aanwezig .....34
Voorste en achterste mistlampen -
indien aanwezig .............................34 Richtingaanwijzers .........................35
Systeem voor het afstemmen van de
lichtbundelhoogte — indien
aanwezig ........................................35 Accuspaarfunctie ............................36
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 6

Page 17 of 370

15
(Vervolgd)
worden bediend. Druk de voorzijde (zijde
tegenover de noodsleutel) van de sleutel-
houder tegen de knop START/STOP om de
contactschakelaar te bedienen.
START/STOP-contactschakelaar
De contactschakelaar in de vorm van een
drukknop kan in de volgende modi worden
gezet:
OFF
De motor wordt uitgeschakeld.
Sommige elektrische apparaten (bijv.
centrale vergrendeling, alarm, enz. ) zijn
nog steeds beschikbaar.
ON/RUN
Rijmodus.

Alle elektrische apparaten zijn beschikbaar.
START
Start de motor.
OPMERKING:
Raadpleeg de paragraaf "De motor starten" in
het hoofdstuk "Starten en rijden" in het
instructieboekje voor meer informatie.
WAARSCHUWING!
Verwijder altijd de sleutelhouder uit het
voertuig bij het verlaten van het voertuig
en sluit het voertuig af.
Laat nooit kinderen alleen in een auto
achter of in de buurt van een auto die
niet is afgesloten.
Het achterlaten van kinderen zonder
toezicht in een auto is om verschillende
redenen gevaarlijk. Kinderen of derden
lopen dan het risico op ernstig of zelfs
dodelijk letsel. Waarschuw kinderen dat
ze niet aan de handrem, het rempedaal
of de schakelhendel mogen komen.
Laat de sleutelhouder niet achter in of in
de buurt van het voertuig (of op een voor
kinderen bereikbare plaats) en laat het
contact van een voertuig met Keyless
Enter-N-Go niet in de stand ON/RUN
staan. Een kind zou de knoppen van de
elektrische raambediening of andere
schakelaars kunnen bedienen of de auto
in beweging kunnen zetten.
Laat nooit kinderen of dieren achter in
een geparkeerde auto bij warm weer. De
warmte in het interieur kan ernstige
gezondheidsproblemen veroorzaken en
zelfs dodelijk zijn.
Verwijder nooit de mechanische sleutel
tijdens het rijden, omdat het stuur auto-
matisch wordt vergrendeld zodra de
sleutel wordt gedraaid. Dit geldt ook voor
voertuigen die worden gesleept.
LET OP!
Een niet-afgesloten voertuig is een
uitnodiging voor dieven. Verwijder altijd de
sleutelhouder uit het voertuig en
vergrendel alle portieren wanneer u het
voertuig zonder toezicht achterlaat.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 15

Page 18 of 370

UW VOERTUIG LEREN KENNEN
16
Geïntegreerd/handmatig contact — indien
aanwezig
Dit voertuig is mogelijk uitgerust met een
geïntegreerde/handmatige contactschake-
laar. Er zijn drie bedieningsstanden, waar -
onder twee klikstanden en een stand met
veerbelasting. De klikstanden zijn OFF en
ON/RUN. De stand START is een veerbelaste
contactstand. Bij het loslaten uit de stand
START keert de schakelaar automatisch
terug in de stand ON/RUN.
Geïntegreerde contactschakelaar OFF

De motor wordt uitgeschakeld.
De sleutel kan uit de contactschakelaar
worden verwijderd.
De stuurkolom kan worden vergrendeld
(nadat u de contactsleutel hebt verwij -
derd).
Sommige elektrische apparaten (bijv.
centrale portiervergrendeling, alarm, enz.)
zijn nog steeds beschikbaar.
ON/RUN
Rijpositie.
Elektrische apparaten zijn beschikbaar.
START
Start de motor.
De contactschakelaar is voorzien van een
veiligheidsmechanisme. Als de motor niet
aanslaat, moet het contact weer op de stand
STOP/OFF worden gezet voordat de startpro -
cedure wordt herhaald.
Bij modellen met een automatische trans -
missie kan de contactsleutel alleen worden
verwijderd wanneer de schakelhendel in
PARK is gezet.
Elektronisch stuurslot — indien aanwezig
Uw auto is mogelijk uitgerust met een
passief elektronisch stuurslot. Dit slot zorgt
ervoor dat de auto niet kan worden gestuurd
als de contactschakelaar in de stand OFF
staat. Het stuurslot wordt ontgrendeld als het
contact in de stand ON staat. Als het slot niet
ontgrendelt en de auto niet start, draai het
stuurwiel dan naar links en naar rechts om
het stuurslot te ontgrendelen.
Mechanisch stuurslot — indien aanwezig
Uw auto is mogelijk uitgerust met een
mechanisch stuurslot. Dit slot zorgt ervoor
dat de auto niet kan worden gestuurd als de
contactschakelaar in de stand OFF staat.
Draai het stuurwiel een halve slag in een van
beide richtingen bij draaiende motor
(zes-uur-stand). Zet de motor af en verwijder
de contactsleutel. Draai het stuur een iets in
een willekeurige richting tot het wordt
vergrendeld.
1 — OFF
2 — ON/RUN
3 — START
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 16

Page 20 of 370

UW VOERTUIG LEREN KENNEN
18
Controlelampje alarmsysteem knippert
Contactschakelaar in de stand STOP/OFF
Brandstofniveau voldoet aan de minimale
vereisten
Alarmsysteem meldt geen inbraak
De modus starten met afstandsbediening
activeren
Druk tweemaal binnen vijf seconden op de
toets remote start (starten op afstand) op de
sleutelhouder. De portieren worden vergren-
deld, de parkeerlichten knipperen en de claxon klinkt twee keer (indien geprogram
-
meerd). De motor start en het voertuig blijft
15 minuten in de modus voor starten met
afstandsbediening.
OPMERKING:

Als er sprake is van een storing in de motor
of het brandstofpeil te laag is, slaat de motor
aan en vervolgens binnen 10 seconden weer
af.

De parkeerlichten gaan branden en blijven
tijdens de modus starten met afstandsbe-
diening branden.
Om veiligheidsredenen kunnen de elek-
trisch bedienbare ramen en het zonnedak
(indien aanwezig) niet worden bediend
wanneer de modus starten met afstands-
bediening actief is.
De motor kan tweemaal achter elkaar met
de sleutelhouder worden gestart. Voordat
u de startprocedure een derde keer kunt
herhalen, moet u echter het contact in en
uit schakelen door twee keer op de START/
STOP-knop te drukken (of het contactslot
eerst in de stand ON/RUN te zetten).
ALARMSYSTEEM — INDIEN
AANWEZIG

Het alarmsysteem bewaakt de portieren,
motorkap, achterklep en het Keyless
Enter-N-Go contact tegen bediening door onbe-
voegden. Als het alarmsysteem is ingescha-
keld, zijn de schakelaars van de portiersloten
en de achterklep in het interieur uitgeschakeld.
Als het alarm afgaat, geeft het alarmsysteem de
volgende geluids- en lichtsignalen:

De claxon klinkt
De richtingaanwijzers knipperen

Het controlelampje van het alarmsysteem
knippert op het display in de instrumenten -
groep

Alarm inschakelen
Volg deze stappen om het alarmsysteem in te
schakelen:
1. Zorg ervoor dat het contact van het voer -
tuig in de stand OFF staat.
Als uw voertuig is uitgerust met Keyless Entry (portierontgrendeling),
dient u ervoor te zorgen dat het bijbe -
horende ontstekingssysteem zonder
sleutel op OFF is gezet.
WAARSCHUWING!
Laat een motor niet in een gesloten
garage of afgesloten ruimte draaien.
Uitlaatgas bevat koolmonoxide (CO),
hetgeen geurloos en kleurloos is. Kool -
monoxide is giftig en kan bij inademing
leiden tot erstig of dodelijk letsel.
Houd sleutelhouders buiten het bereik
van kinderen. Door met de afstandsbe-
diening de motor te starten of de ramen,
portiersloten of andere onderdelen te
bedienen kunt u of kunnen anderen
ernstig gewond raken of om het leven
komen.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 18

Page 21 of 370

19
2. Sluit de auto op een van de volgendemanieren af:
Druk op de vergrendeltoets op de scha -
kelaar voor de centrale portiervergren -
deling in het interieur terwijl het
bestuurders- en/of passagiersportier is
geopend.
Druk op de vergrendeltoets op de Passive Entry-handgreep aan de
buitenzijde, terwijl een geldige sleutel -
houder zich ook aan de buitenzijde
bevindt, raadpleeg de paragraaf
"Portieren" in het hoofdstuk "Uw voer -
tuig leren kennen" in het instructie -
boekje voor meer informatie.
Druk op de vergrendelknop op de Passive Entry-portiergreep aan de
buitenzijde, terwijl een geldige sleutel -
houder zich ook aan de buitenzijde
bevindt.
Druk op de vergrendelknop op de sleu -
telhouder.
3. Sluit eventuele geopende portieren.
Alarm uitschakelen
Het alarmsysteem kan op de volgende
manieren worden uitgeschakeld:
Druk op de ontgrendelknop op de sleutel -
houder.
Pak de Passive Entry-portiergreep om het
portier te ontgrendelen, raadpleeg de
paragraaf "Portieren" in het hoofdstuk "Uw
voertuig leren kennen" in het instructie-
boekje voor meer informatie.
Zet het contact in de stand OFF (uit) om
het systeem uit te schakelen.
OPMERKING:
Het alarmsysteem kan niet worden in- of
uitgeschakeld via de slotcilinder van het
bestuurdersportier of de achterklepknop
op de sleutelhouder.
Het alarmsysteem blijft actief wanneer de
elektrisch bediende achterklep wordt
geopend. Als u op de achterklepknop
drukt, wordt het alarmsysteem niet uitge-
schakeld. Als iemand de auto binnen -
dringt via de achterklep en een portier
opent, gaat het alarm af.
Als het alarmsysteem is geactiveerd, kunt
u de portieren niet ontgrendelen met de
schakelaars voor de centrale portierver -
grendeling in het interieur.
Het alarmsysteem is bedoeld om uw voertuig
te beveiligen. Er zijn echter omstandigheden
die een ongewenst alarm kunnen veroor -
zaken. Als een van de eerder beschreven
procedures voor het inschakelen van het
alarm is uitgevoerd, zal het alarmsysteem
worden ingeschakeld, ongeacht of u zich in
de auto bevindt. Wanneer u dan in de auto
blijft zitten en vervolgens een portier opent,
gaat het alarm af. Als deze situatie zich voor -
doet, schakel dan het alarmsysteem uit.
Wanneer het alarmsysteem is geactiveerd en
de accu wordt losgekoppeld, blijft het alarm -
systeem actief nadat de accu weer is aange -
sloten; de buitenlampen knipperen en de
claxon geeft een geluidssignaal. Als deze
situatie zich voordoet, schakel dan het
alarmsysteem uit.
Alarmsysteem handmatig omzeilen
Het alarmsysteem wordt niet ingeschakeld
als u de portieren handmatig vergrendelt.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 19

Page 22 of 370

UW VOERTUIG LEREN KENNEN
20
PREMIUM ALARMSYSTEEM
— INDIEN AANWEZIG
Het premium alarmsysteem bewaakt de
portieren, de motorkapvergrendeling en de
achterklep tegen onbevoegde toegang en de
contactschakelaar op onbevoegde bediening.
Het systeem maakt tevens gebruik van een
inbraaksensor met dubbele functie en een
voertuigkantelsensor. De inbraaksensor
bewaakt tegen beweging in het interieur van
de auto. De voertuigkantelsensor bewaakt de
auto tegen kantelbewegingen (wegslepen,
wielen verwijderen, veerbootvervoer, enz.).
Een sirene met noodstroomvoorziening, die
onderbrekingen van de voeding en communi-
catie detecteert, is tevens inbegrepen.
Als een perimeter wordt overschreden, wordt
het beveiligingssysteem geactiveerd, waarna
de sirene 29 seconden klinkt en de buiten -
verlichting gaat knipperen, gevolgd door vijf
seconden waarin er geen activiteit is. Indien
het alarm niet wordt uitgeschakeld, gaat dit
8 cycli zo door.
Alarm inschakelen
Volg deze stappen om het alarmsysteem in te
schakelen:
1. Verwijder de sleutel uit de contactscha -
kelaar, raadpleeg de paragraaf "De motor
starten" in het hoofdstuk "Starten en
rijden" in uw instructieboekje voor meer
informatie.
Als uw voertuig is uitgerust met Keyless Enter-N-Go — Passive Entry,
controleer dan of de contactschakelaar
in de stand OFF staat.
Indien uw auto niet is uitgerust met
Keyless Enter-N-Go — Passive Entry,
controleer dan of de contactschakelaar
in de stand OFF staat en de sleutel is
verwijderd uit de contactschakelaar.
2. Sluit de auto op een van de volgende manieren af:
Druk op LOCK op de schakelaar voorde centrale portiervergrendeling in het
interieur terwijl het bestuurders- en/of
passagiersportier is geopend.
Druk op de vergrendeltoets op dePassive Entry-handgreep aan de
buitenzijde, terwijl een sleutelhouder zich ook aan de buitenzijde bevindt.
Raadpleeg de paragraaf "Portieren" in
het hoofdstuk "Uw voertuig leren
kennen" in uw instructieboekje voor
meer informatie.
Druk op de vergrendelknop op de sleu
-
telhouder.
3. Sluit eventuele geopende portieren.
OPMERKING:
Nadat het alarmsysteem is ingeschakeld,
blijft het ingeschakeld totdat u het
uitschakelt door een van de beschreven
uitschakelmethoden te volgen. Als de
elektrische voeding wegvalt nadat het
alarmsysteem is ingeschakeld, moet u het
systeem uitschakelen nadat de voeding is
hersteld om te voorkomen dat het alarm
afgaat.
Alarm uitschakelen
Het alarmsysteem kan op de volgende
manieren worden uitgeschakeld:
Druk op de ontgrendelknop op de sleutel -
houder.
Pak de Passive Entry-portiergreep om het
portier te ontgrendelen, raadpleeg de
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 20

Page 23 of 370

21
paragraaf "Portieren" in het hoofdstuk "Uw
voertuig leren kennen" in uw instructie-
boekje voor meer informatie.
Draai de contactschakelaar uit de stand
OFF.
Als uw voertuig is uitgerust metKeyless Enter-N-Go — Passive Entry,
druk dan op de START/STOP-contact -
schakelaar (hiertoe dient minimaal
één geldige sleutelhouder aanwezig te
zijn in het voertuig).
Wanneer uw voertuig niet is uitgerust
met Keyless Enter-N-Go — Passive
Entry, steek dan een geldige sleutel in
de contactschakelaar en draai de
sleutel naar de stand ON.
OPMERKING:
Het alarmsysteem kan niet worden in- of
uitgeschakeld via de slotcilinder van het
bestuurdersportier of de achterklepknop
op de sleutelhouder.
Het alarmsysteem blijft actief wanneer de
elektrisch bediende achterklep wordt
geopend. Als u op de achterklepknop
drukt, wordt het alarmsysteem niet uitge-
schakeld. Als iemand de auto binnen -dringt via de achterklep en een portier
opent, gaat het alarm af.
Als het alarmsysteem is geactiveerd, kunt
u de portieren niet ontgrendelen met de
schakelaars voor de centrale portierver
-
grendeling in het interieur.
Het alarmsysteem is bedoeld om uw voertuig
te beveiligen, maar er zijn omstandigheden
die een ongewenst alarm veroorzaken. Als
een van de eerder beschreven procedures
voor het inschakelen van het alarm is uitge -
voerd, zal het alarmsysteem worden inge -
schakeld, ongeacht of u zich in de auto
bevindt. Wanneer u dan in de auto blijft
zitten en vervolgens een portier opent, gaat
het alarm af. Als deze situatie zich voordoet,
schakel dan het alarmsysteem uit.
Wanneer het alarmsysteem is geactiveerd en
de accu wordt losgekoppeld, blijft het alarm -
systeem actief nadat de accu weer is aange -
sloten; de buitenlampen knipperen en de
claxon geeft een geluidssignaal. Als deze
situatie zich voordoet, schakel dan het
alarmsysteem uit.
Alarmsysteem handmatig omzeilen
Het alarmsysteem wordt niet ingeschakeld
als u de portieren vergrendelt via de handbe -
diende vergrendelknop.
PORTIEREN
Keyless Enter-N-Go — Passive Entry
Het Passive Entry systeem is een uitbreiding
van het afstandsbedieningsysteem van het
voertuig en is een functie van Keyless
Enter-N-Go — Passive Entry. Met deze
functie kunt u de portieren en de brandstof -
vulklep van het voertuig vergrendelen en
ontgrendelen zonder dat u op de vergrendel-
en ontgrendelknoppen van de sleutelhouder
hoeft te drukken.
OPMERKING:
Passive Entry kan door middel van
programmeren worden in- en uitgescha-
keld.
Als u handschoenen draagt of als de
portiergreep met Passive Entry is natgere-
gend of -gesneeuwd, is het mogelijk dat de
vergrendeling minder gevoelig wordt en
daardoor langzamer reageert.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 21

Page 24 of 370

UW VOERTUIG LEREN KENNEN
22
Als de auto wordt ontgrendeld met Passive
Entry en er binnen 60 seconden geen
portier wordt geopend, worden de
portieren weer vergrendeld en het alarmsy-
steem, indien aanwezig, ingeschakeld.
De sleutelhouder kan mogelijk niet worden
gevonden door het Passive Entry-systeem
wanneer deze zich naast een mobiele tele-
foon, laptop of andere elektronische appa-
raten bevindt. Deze apparaten kunnen het
draadloze signaal van de sleutelhouder
blokkeren, waardoor het Passive
Entry-systeem het voertuig niet kan
vergrendelen en ontgrendelen.
Ontgrendelen vanaf de bestuurderszijde
Houd een geldige sleutelhouder met Passive
Entry binnen 1,5 m (5 ft) van de handgreep
van het bestuurdersportier en pak deze
handgreep vast om het bestuurdersportier
automatisch te ontgrendelen. Pak de portiergreep vast om te ontgrendelen
OPMERKING:
Als "alle portieren ontgrendelen met eerste
druk op de ontgrendelknop" is geprogram -
meerd, worden alle portieren ontgrendeld
wanneer u de handgreep van het bestuur -
dersportier vastpakt. Raadpleeg de paragraaf
"Instellingen van Uconnect" in het hoofdstuk
"Multimedia" in uw instructieboekje voor
meer informatie over de keuze tussen
"bestuurdersportier ontgrendelen met eerste
druk op de ontgrendelknop" en "alle
portieren ontgrendelen met eerste druk op de
ontgrendelknop". Ontgrendelen vanaf de passagierszijde
Houd een bijbehorende sleutelhouder met
Passive Entry op minder dan 1,5 m (5 ft) van
de handgreep van het voorste passagierspor
-
tier en pak deze handgreep vast om alle vier
de portieren en de achterklep automatisch te
ontgrendelen.
OPMERKING:
Alle portieren worden ontgrendeld wanneer
de handgreep van het voorste passagierspor -
tier wordt vastgepakt, ongeacht de voorkeur -
sinstelling van de portierontgrendeling
("Unlock Driver Door 1st press" (bestuur -
dersportier ontgrendelen met één druk op de
ontgrendelknop) of "Unlock All Doors On 1st
Press" (alle portieren ontgrendelen met één
druk op de ontgrendelknop)).
Voorkomen dat de sleutelhouder met Passive
Entry per ongeluk in de auto wordt ingesloten
(FOBIK-Safe)
Om te voorkomen dat een sleutelhouder met
Passive Entry per ongeluk wordt ingesloten
in het voertuig, is het Passive Entry-systeem
uitgerust met een automatische portieront -
grendelingsfunctie, die in werking treedt
wanneer de contactschakelaar in de stand
OFF staat.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 22

Page 70 of 370

UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
68
Waarschuwingslampje
versnellingsbaktemperatuur — indien
aanwezig
Dit waarschuwingslampje gaat
branden om te waarschuwen voor
een hoge temperatuur van de trans-
missievloeistof. Dit kan gebeuren
bij veeleisend gebruik, zoals het trekken van
een aanhanger. Als dit lampje gaat branden,
moet u het voertuig stoppen en de motor
stationair of iets sneller laten draaien met de
versnellingsbak in PARK (P) of NEUTRAL
(N), totdat het lampje uitgaat. Zodra het
lampje uitgaat, kunt u weer normaal rijden.
Waarschuwingslampje alarmsysteem —
indien aanwezig
Dit lampje knippert snel gedurende
circa 15 seconden, wanneer het
alarmsysteem wordt ingeschakeld,
en knippert vervolgens langzaam
totdat het alarmsysteem wordt uitgescha -
keld.
Gele waarschuwingslampjes
Waarschuwingslampje
antiblokkeerremsysteem (ABS)
Dit waarschuwingslampje is een
indicator van het ABS-systeem. Het
lampje gaat branden wanneer u het
contact in de stand ON/RUN of
ACC/ON/RUN zet en kan daarna nog vier
seconden blijven branden.
Als het ABS-lampje tijdens het rijden blijft of
gaat branden, wijst dit erop dat het
ABS-gedeelte van het remsysteem niet func -
tioneert en dat onderhoud zo snel mogelijk
moet worden uitgevoerd. Het gewone remsy -
steem zal echter normaal functioneren ervan
uitgaande dat het waarschuwingslampje
remsysteem niet brandt. Wanneer het ABS-lampje niet gaat branden
als het contact in de stand ON/RUN of ACC/
ON/RUN wordt gezet, moet het remsysteem
worden gecontroleerd door een erkende
dealer.
Storingslampje elektronische parkeerrem
Dit waarschuwingslampje gaat
branden om aan te geven dat de
elektronische parkeerrem niet
correct werkt en moet worden nage
-
keken. Neem contact op met een erkende
dealer.
Waarschuwingslampje ESC actief — indien
aanwezig
Dit waarschuwingslampje geeft aan
wanneer het elektronisch stabili -
teitsregelsysteem actief is. Het
controlelampje van het elektronisch
stabiliteitsregelsysteem (ESC) in de instru -
mentengroep gaat branden wanneer het
contact in de stand ON/RUN of ACC/ON/
RUN wordt gezet en ESC actief is. Als de
motor draait, behoort dit lampje uit te gaan.
Wanneer het controlelampje ESC continu
blijft branden terwijl de motor draait, is een
storing gedetecteerd in het ESC-systeem. Als
het waarschuwingslampje blijft branden
WAARSCHUWING!
Als u door blijft rijden terwijl het bij het
lampje voor de versnellingsbaktemperatuur
brandt, kan de vloeistof overkoken, in
aanraking komen met hete motor- of
uitlaatonderdelen en brand veroorzaken.
LET OP!
Als u door blijft rijden terwijl het lampje
voor de versnellingsbaktemperatuur
brandt, kan de versnellingsbak ernstig
beschadigd of defect raken.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 68

Page 76 of 370

UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
74
Controlelampje FCW — indien aanwezig
Deze indicator gaat branden om u
te waarschuwen voor een mogelijke
aanrijding met een voertuig vóór u.
Controlelampje Forward Collision Warning
uit — indien aanwezig
Dit controlelampje licht op om aan
te geven aan dat Forward Collision
Warning uitgeschakeld is.
Startblokkering defect / controlelampje VPS
elektrisch alarm
Dit verklikkerlampje gaat branden
wanneer het alarmsysteem heeftgedetecteerd dat iemand heeft geprobeerd in
te breken in het voertuig.
OPMERKING:
Nadat de contactschakelaar in de stand ON/
RUN is gedraaid, zou het waarschuwings
-
lampje van het alarmsysteem kunnen gaan
branden als er een probleem met het
systeem wordt gedetecteerd. De motor wordt
dan na twee seconden uitgeschakeld.
Controlelampje Laag niveau
AdBlue®-additief (UREUM) — indien
aanwezig
Het controlelampje Laag niveau
AdBlue®-additief (UREUM) gaat
branden wanneer het
AdBlue®-niveau (UREUM) laag is.

Vul de AdBlue®-tank (UREUM) zo snel moge -
lijk bij met ten minste 5 liter (1,3 gallon)
AdBlue® (UREUM).

Als het bijvullen is uitgevoerd met een bijna
lege AdBlue® (UREUM)-tank, moet u moge -
lijk twee minuten wachten voordat u de
motor start.
Raadpleeg de paragraaf "Brandstof tanken"
in het hoofdstuk "Starten en rijden" voor
meer informatie hierover.
Controlelampje mistachterlichten — indien
aanwezig
Dit controlelampje gaat branden
wanneer de mistachterlichten zijn
ingeschakeld.
Raadpleeg de paragraaf "Buitenverlichting"
in het hoofdstuk "Uw voertuig leren kennen"
voor meer informatie.
Controlelampje water in brandstof — indien
aanwezig
De indicator "Water in brandstof"
brandt als water wordt gedetec -
teerd in het brandstoffilter. Als dit
lampje blijft branden, mag u de
auto NIET starten voordat u het water uit het
brandstoffilter hebt afgetapt om schade aan
de motor te voorkomen. Raadpleeg tevens
een geautoriseerde dealer.
De motor kan uitgeschakeld worden als het
DPF-waarschuwingslampje brandt; maar
herhaaldelijk onderbrekingen van het
regeneratieproces kan leiden tot
vroegtijdige verslechtering van de
motorolie. Daarom is het belangrijk om te
wachten totdat het symbool uitgaat
voordat u de motor uitzet. Voer niet de
DPF-regeneratie uit wanneer de auto
stilstaat.
LET OP! (Vervolgd)
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 74

Page:   1-10 11-20 next >