JEEP GRAND CHEROKEE 2010 Instructieboek (in Dutch)

Page 51 of 378


Omdat airbag-sensors de vertraging van het
voertuig schatten, zijn de snelheid van het
voertuig en de schade geen goede indicatoren
voor de noodzaak van het wel of niet opblazen
van een airbag.
OPMERKING:
Wanneer het voertuig over de kop slaat,
kunnen de gordelspanners en/of de extra
zijairbags in de voorstoelen en de extra
gordijn-zijairbags worden geactiveerd aan
beide zijden van de auto.
Sensors frontale en zijbotsingen
Bij frontale en zijdelingse botsingen kunnen de
botsingsensoren het ORC helpen bij het bepa-
len van de juiste reactie op de botsingen. Extra
sensors in het ORC bepalen de mate waarin de
airbags moeten worden geactiveerd en geven
hiervan bevestiging.Verbeterd ongelukkenresponssysteem
Bij een botsing die leidt tot het opblazen van de
zij-airbags zal de ORC, als het communicatie-
netwerk en de voeding intact blijven en afhan-
kelijk van de aard van de botsing, bepalen of
het verbeterde ongelukkenresponssysteem de
volgende functies uitvoert:

De brandstoftoevoer naar de motor afsluiten.
• De alarmknipperlichten laten knipperen zo-
lang er accuspanning is of tot het contact
wordt verbroken met de contactsleutel .
• De binnenverlichting inschakelen zolang de
accu werkt of totdat de contactsleutel wordt
verwijderd.
• De deuren automatisch ontgrendelen.
Als een airbag wordt opgeblazen
Het ontwerp van de geavanceerde voorairbags
is zodanig uitgevoerd, dat deze airbags na het
opblazen onmiddellijk leeglopen.
OPMERKING:
De voor- en/of zij-airbags worden niet bij alle
botsingen opgeblazen. Dit houdt echter niet
in dat het airbagsysteem niet werkt. Bij een aanrijding waarbij de airbags worden
opgeblazen, kan zich het volgende voordoen:

Het nylon van de airbag kan soms schaaf-
wonden en/of een rode huid veroorzaken bij
de bestuurder en de voorpassagier tijdens
het opblazen van de airbags. De schaafwon-
den lijken op de wonden die u oploopt als u
zich schaaft aan een touw, de vloerbedek-
king of op de vloer van een gymnastiekzaal.
Deze schaafwonden worden niet veroor-
zaakt door contact met chemische produc-
ten. De schaafwonden zijn niet blijvend en
genezen normaal gesproken snel. Als uw
schaafwonden echter na enkele dagen nog
niet zijn genezen of als u last hebt van
blaren, ga dan onmiddellijk naar uw huisarts.
• Terwijl de airbags leeglopen ziet u misschien
rondvliegende stofdeeltjes die op rook lijken.
Dit stof is een normaal bijproduct van het
activeringsproces voor het niet-giftige op-
blaasgas. Deze rondzwevende stofdeeltjes
kunnen de huid, ogen, neus of keel irriteren.
Spoel met koud water als u last hebt van
geïrriteerde ogen of huid. Zorg voor frisse
lucht bij neus- of keelirritaties. Raadpleeg uw
huisarts als de irritatie zich blijft voordoen.
47

Page 52 of 378


Als deze deeltjes op uw kleding terechtko-
men, volg dan de gebruikelijke wasvoor-
schriften van de kledingfabrikant om de kle-
ding te reinigen.
Rijd niet in uw auto nadat de airbags opgebla-
zen zijn geweest. Als u opnieuw bij een aanrij-
ding betrokken raakt, zullen de airbags geen
enkele bescherming bieden.
WAARSCHUWING!
Ooit geactiveerde airbags en gordelspanners
hebben geen enkel effect bij een volgende
aanrijding. Laat de airbags, gordelspanners
en rolautomaat van de veiligheidsgordels
voorin zo snel mogelijk vervangen door een
erkende dealer. U moet ook het ORC-
systeem laten nakijken. Onderhoud aan het airbagsysteem
WAARSCHUWING!

Wijzigingen aan delen van het airbagsys-
teem kunnen tot gevolg hebben dat het
systeem bij een aanrijding niet functioneert.
U kunt gewond raken doordat de airbag
niet werkt en u niet beschermt. Breng geen
wijzigingen aan de onderdelen of bedra-
ding aan en plak nooit emblemen of stic-
kers op het afdekpaneel op het stuur of aan
de rechterzijde van het instrumentenpa-
neel. Breng geen wijzigingen aan op de
voorbumper of de carrosseriestructuur en
monteer geen los verkrijgbare treeplanken.
• Het is gevaarlijk zelf onderdelen van het
airbagsysteem te repareren. Waarschuw
iedereen die aan uw auto werkt dat de auto
is uitgerust met airbags.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Probeer geen enkel onderdeel van het ge-
avanceerde airbagsysteem te wijzigen. De
airbag kan per ongeluk worden opgeblazen
of werkt mogelijk niet goed meer als deze
wordt gewijzigd. Breng de auto naar een
erkende dealer voor onderhoud aan het
geavanceerde airbagsysteem. Breng de
auto naar een erkende dealer als onder-
houd nodig is aan de autostoel, waaronder
het afdekpaneel en het kussen (ook voor
het verwijderen of losser/strakker maken
van de bevestigingsbouten). Er mogen al-
leen door de fabrikant goedgekeurde stoe-
laccessoires worden gebruikt. Neem con-
tact op met een erkende dealer als het
airbagsysteem moet worden aangepast
voor personen met een handicap.
48

Page 53 of 378


Waarschuwingslampje voor het
airbagsysteemDe airbags moeten bedrijfsklaar
zijn om bij een aanrijding onmid-
dellijk op te blazen en u te be-
schermen. Hoewel het airbagsys-
teem onderhoudsvrij is, moet u het
systeem onmiddellijk laten contro-
leren door een erkende dealer als zich het
volgende voordoet.
• Het waarschuwingslampje voor het airbag-
systeem gaat niet vier tot acht seconden
branden nadat u de contactschakelaar de
eerste keer in de stand ON/RUN hebt gezet.
• Het waarschuwingslampje voor het airbag-
systeem blijft branden na de periode van
vier tot acht seconden.
• Het waarschuwingslampje voor het airbag-
systeem gaat af en toe branden of blijft
branden tijdens het rijden. OPMERKING:
Als de snelheidsmeter, toerenteller of an-
dere meters voor motorfuncties niet werken,
is het mogelijk dat het beschermingssys-
teem voor de inzittenden ook niet werkt. Het
kan zijn dat de airbags niet gereed zijn om u
te beschermen. Controleer onmiddellijk de
zekeringen op doorgeslagen zekeringen.
Raadpleeg het label aan de binnenkant van
het deksel van het zekeringenblok voor de
juiste airbagzekeringen. Laat uw erkende
dealer controleren of de zekering nog goed
is.
EDR (Event Data Recorder,
Gebeurtenisrecorder)
Deze auto is uitgerust met een gebeurtenisre-
corder (EDR). De belangrijkste taak van de
EDR is het registreren van gegevens die dui-
delijk maken hoe een voertuigsysteem zich
heeft gedragen in bepaalde ongevals- of ge-
lijksoortige situaties, zoals de activering van
een airbag of een botsing tegen een obstakel.
De EDR is ontworpen om kortstondig, meestal
30 seconden of minder, gegevens te registre-
ren die verband houden met de dynamiek en
veiligheidssystemen van de auto. De EDR in
deze auto is ontworpen om onder andere de
volgende gegevens te registreren:

Hoe hebben diverse systemen in uw auto
zich gedragen?
• Waren de veiligheidsgordels van de bestuur-
der en passagier vastgegespt?
• Hoe ver (indien van toepassing) trapte de
bestuurder het gas- en/of rempedaal in?
• Hoe snel reed de auto?
Deze gegevens kunnen bijdragen tot een beter
inzicht in de omstandigheden waarin botsingen
en letsel ontstaan.
49

Page 54 of 378


OPMERKING:
De EDR-gegevens worden uitsluitend tij-
dens extreme ongevalssituaties geregis-
treerd. Onder normale rijomstandigheden
registreert de EDR geen privé- of overige
gegevens, zoals naam, geslacht, leeftijd en
ongevalslocatie. Het is echter wel mogelijk
dat anderen, bijvoorbeeld de politie, de
EDR-gegevens combineren met de per-
soonsgegevens die standaard worden op-
gevraagd na ongevallen.
Voor het uitlezen van de geregistreerde EDR-
gegevens is zowel toegang tot de auto als
speciale apparatuur nodig. Naast de fabrikant
van de auto kunnen ook anderen die over deze
speciale apparatuur beschikken, zoals de po-
litie, de EDR-gegevens lezen indien zij toegang
hebben tot de auto of de EDR.
Veiligheidssystemen voor kinderenIedereen in uw auto moet altijd een autogordel
dragen, ook baby’s en kinderen.
Ge-
wichts- klasse Stoelstand
(of andere plaats)
Voor- stoelpas- sa-
giers- zijde Ach-
ter
bui-
ten-
zijde Ach-
ter
mid- den Tweede
zitrij
buiten- zijde Tweede
zitrij
mid- den
Groep
0 - tot
10 kg X U U N.v.t. N.v.t.
Group
0+ -
tot
13 kg X U U N.v.t. N.v.t.
Groep
1-9
tot
18 kg X U U N.v.t. N.v.t.
Groep
II en III
-15
tot
36 kg X U U N.v.t. N.v.t.
Legenda voor letters in het schema hierboven:
U = Geschikt voor
universele kinderzitjes,
goedgekeurd voor gebruik in deze leeftijds-
groep/gewichtsklasse.
UF = Geschikt voor in vooruitrichting ge-
plaatste universele kinderzitjes, goedgekeurd
voor deze gewichtsklasse.
L = Geschikt voor speciale kinderzitjes vermeld
op de bijgevoegde lijst. Deze kinderzitjes kun-
nen behoren tot de categorieën specifiek voer-
tuig , beperkt gebruik of semi-universeel .
B = Ingebouwd kinderzitje goedgekeurd voor
leeftijdsgroep/gewichtsklasse.
X = Zitpositie niet geschikt voor kinderen in
deze leeftijdsgroep/gewichtsklasse.
50

Page 55 of 378


Tabel ISOFIX-posities voor het voertuig
Gewichtsklasse Grootte-
klasse Bevestiging Voorstoel pas-
sagierszijde Achter buiten-
zijde rechts/links Achter middenTweede zitrij
buitenzijde Tweede zitrij
midden Andere
plaatsen
Draagbare wieg F ISO/L1 X X X N.v.t. N.v.t. N.v.t.
G ISO/L2 X X X N.v.t. N.v.t. N.v.t. (1) X N.v.t. X N.v.t. N.v.t. N.v.t.
0 — tot 10 kg E ISO/R1 X 1UF/1UF X N.v.t. N.v.t. N.v.t.
(1) X N.v.t. X N.v.t. N.v.t. N.v.t.
0+ — tot 13 kg E ISO/R1 X 1UF/1UF X N.v.t. N.v.t. N.v.t.
D ISO/R2 X 1UF/1UF X N.v.t. N.v.t. N.v.t.
C ISO/R3 X 1UF/1UF X N.v.t. N.v.t. N.v.t. (1) X X X N.v.t. N.v.t. N.v.t.
I – 9 tot 18 kg D ISO/R2 X 1UF/1UF X N.v.t. N.v.t. N.v.t.
C ISO/R3 X 1UF/1UF X N.v.t. N.v.t. N.v.t.
B ISO/F2 X 1UF/1UF X N.v.t. N.v.t. N.v.t.
B1 ISO/F2X X 1UF/1UF X N.v.t. N.v.t. N.v.t. A ISO/F3 X 1UF/1UF X N.v.t. N.v.t. N.v.t. (1) X N.v.t. X N.v.t. N.v.t. N.v.t.
II – 15 tot 25 kg (1) X N.v.t. X N.v.t. N.v.t. N.v.t.
III – 22 tot 36 kg (1) X N.v.t. X N.v.t. N.v.t. N.v.t.
Legenda voor letters in het schema hierboven:
(1) Voor de CRS die geen ISO/XX -identificatie
hebben (A tot G) voor de geldende gewichts- klasse moet de autofabrikant het bescher-
mingssysteem voor kinderen van ISOFIX dat
specifiek voor dat voertuig is bedoeld aanbe-
velen voor elke positie.1UF = Geschikt voor voorwaarts gerichte
ISOFIX-beschermingssystemen voor kinderen
uit de
universele klasse die is goedgekeurd
voor gebruik bij deze gewichtsklasse.
51

Page 56 of 378


IL = geschikt voor bepaalde ISOFIX-
beschermingssystemen voor kinderen (CRS),
zoals vermeld in de bijgevoegde lijst. Deze
ISOFIX-kinderzitjes vallen onder de catego-
rieën vanbepaald voertuig , beperkt of
 semi-universeel .
X = ISOFIX-positie niet geschikt voor ISOFIX
-kinderbeveiligingssystemen in deze gewichts-
klasse en/of voor deze grootte.
Kinderen van 12 jaar en jonger moeten goed
vastgegespt op de achterbank plaatsnemen
(als dat mogelijk is). Statistieken tonen aan dat
kinderen veiliger zijn wanneer ze op de achter-
ste zitplaatsen zijn vastgegespt (en niet op de
voorstoelen).
Er zijn verschillende typen kinderzitjes in ver-
schillende maten verkrijgbaar, van zitjes voor
pasgeboren baby’s tot oudere kinderen die al
bijna groot genoeg zijn om een autogordel voor
volwassenen te dragen. Controleer altijd de
handleiding bij het kinderzitje, zodat u zeker
weet dat het zitje voor uw kind geschikt is.
Gebruik het juiste veiligheidssysteem voor uw
kind.WAARSCHUWING!
Bij botsingen kunnen niet-vastgegespte kin-
deren, zelfs kleine baby’s, als projectielen
door de auto worden geslingerd. De kracht
om bijvoorbeeld een baby op uw schoot te
houden kan dan zo groot worden dat u het
kind niet kunt vasthouden, hoe sterk u ook
bent. De baby en andere inzittenden kunnen
zo ernstig gewond raken. Voor elk kind in uw
auto moet u het bijbehorende kinderzitje ge-
bruiken, overeenkomend met de grootte van
het kind.
Baby- en kinderzitjes
• Veiligheidsdeskundigen adviseren om kin-
deren achterstevoren mee te laten rijden tot
ze minstens één jaar oud zijn en bovendien
minstens 9 kg wegen. Twee soorten kinder-
zitjes kunnen achterstevoren worden ge-
bruikt: babydraagzitjes en ’aanpasbare’ kin-
derzitjes. •
Het babydraagzitje mag u uitsluitend achter-
stevoren in de auto plaatsen. Een dergelijk
zitje is aan te bevelen voor kinderen die
maximaal ca. 9 kg wegen. Veelzijdig bruik-
bare kinderzitjes hebben in de achterstevo-
ren positie vaak een hoger gewichtsmaxi-
mum dan babydraagzitjes, dus u kunt ze
achterstevoren plaatsen voor kinderen die
meer wegen dan 9 kg, maar die nog geen
één jaar oud zijn. Beide typen kinderzitjes
worden in de auto verankerd met behulp van
de heup/schoudergordel of met het ISOFIX-
systeem voor bevestiging van kinderzitjes
(zie ISOFIX — Bevestigingssysteem voor
kinderzitjes).
Bij gebruik van bepaalde kinderzitjes met stijve
ISOFIX-bevestigingen en voetsteunen die op
de vloer van de auto rusten, dient voorafgaand
aan het installeren de vloermat te worden ver-
wijderd voor een veilige bevestiging. Raad-
pleeg de handleiding bij het kinderzitje voor
meer informatie.
52

Page 57 of 378


WAARSCHUWING!
•Achterwaarts gerichte kinderzitjes mogen
uitsluitend op de voorstoel van een auto
met passagiersairbag worden geplaatst als
deze airbag is uitgeschakeld. Bij opblazen
kan de airbag dan ernstig en zelfs dodelijk
letsel toebrengen aan de baby.
• Een foutief aangebracht kinder- of baby-
zitje kan op het kritieke ogenblik dienst
weigeren. Het kan losschieten bij een aan-
rijding. Het kind kan zo ernstig of zelfs
dodelijk letsel oplopen. Volg daarom bij de
bevestiging van een kinderzitje de aanwij-
zingen van de fabrikant nauwgezet op.
• Een achterstevoren te bevestigen babyzitje
mag u alleen gebruiken op de achterbank.
In een achterstevoren te bevestigen baby-
zitje kan de baby ernstig of zelfs dodelijk
gewond raken wanneer u het zitje op de
voorstoel heeft gezet en dan de passagier-
sairbag wordt opgeblazen. Enkele tips om uw kinderzitje optimaal te ge-
bruiken:

Controleer voor de aanschaf van een kinder-
zitje of op een sticker is vermeld dat het zitje
voldoet aan alle van toepassing zijnde vei-
ligheidsnormen. Chrysler Group LLC raadt
aan om, voordat u een kinderzitje aanschaft,
dit eerst te testen in de auto op de stoel(en)
die u gaat gebruiken.
• Het kinderzitje moet zijn afgestemd op het
gewicht en de lengte van uw kind. Contro-
leer de sticker op het zitje en let op de
grenswaarden voor gewicht en lengte.
• Volg nauwkeurig de instructies op van de
fabrikant wanneer u een kinderzitje instal-
leert. Als u het zitje niet op de juiste wijze
installeert, functioneert het misschien niet
juist wanneer dat nodig is.
• Behalve bij de middelste zitplaats op de
achterbank zijn alle veiligheidsgordels voor
passagiers voorzien van speciale gespen.
De middelste zitplaats op de achterbank
heeft een rolautomaat die automatisch ver-
grendelt. Bij beide gordeltypen kan het
heupgedeelte stevig rond het kinderzitje worden getrokken, zodat geen borgclip
hoeft te worden gebruikt. Als de veiligheids-
gordel is voorzien van een speciale gesp,
kunt u de gordel aantrekken door het schou-
dergedeelte omhoog te trekken. (De speci-
ale gesp houdt de gordel strak, maar na
verloop van tijd zal de bevestiging van elk
kinderzitje losser worden. Controleer de gor-
del dus regelmatig en trek deze zo nodig
aan.) Bij veiligheidsgordels voor de middel-
ste zitplaats met een automatische rolver-
grendeling moet u de gordel uit de rolauto-
maat trekken totdat deze lang genoeg is om
door het kinderzitje te halen en de bevesti-
gingsplaat in de gesp te steken. Trek de
gordel vervolgens volledig uit de rolauto-
maat. Laat de gordelband nu terugrollen in
de gordelspanner en trek aan de losse gor-
delband om het heupgedeelte goed strak te
zetten rondom het kinderzitje. Raadpleeg

Automatische rolvergrendeling voor meer
informatie.
• Op de achterbank is het soms lastig om de
driepuntsgordel strak om het kinderzitje aan
te trekken, doordat de gesp of de gespslui-
ting zich te dicht bij de gordeldoorvoer aan
53

Page 58 of 378


het zitje bevindt. Maak dan de gesp los uit
de gespsluiting en draai het korte gordelge-
deelte aan de sluitingzijde een paar keer
rond om dit gedeelte korter te maken. Zet de
gesp weer vast, met de ontgrendelknop naar
buiten toe.
• Als u de gordel nog steeds niet stevig kunt
bevestigen of als door trekken en duwen aan
het kinderzitje de gordel loskomt, maak dan
de gesp los uit de sluiting. Draai vervolgens
de sluiting om en steek de gesp opnieuw in
de sluiting. Als het kinderzitje nu nog niet
stevig is vastgezet, moet u een andere zit-
positie proberen.
• Zet het kind in het zitje zoals de fabrikant dit
aangeeft.
• Wanneer u het baby- of kinderzitje niet ge-
bruikt, zet dit dan vast met de autogordel of
verwijder het uit de auto. Laat het zitje nooit
los in de auto liggen. Bij een noodstop of
ongeval kan het zitje de inzittenden of de
stoelrugleuningen raken en ernstig letsel ver-
oorzaken. Oudere kinderen en kinderzitjes
Kinderen die zwaarder zijn dan 9 kg en ouder
zijn dan één jaar kunnen in de auto voorwaarts
gericht meerijden. De voorwaarts gerichte kin-
derzitjes en in die positie geplaatste veelzijdig
bruikbare kinderzitjes zijn bedoeld voor kinde-
ren die tussen 9 tot 18 kg wegen en die ouder
zijn dan één jaar. Beide typen kinderzitjes wor-
den in de auto verankerd met behulp van de
heup/schoudergordel of met het ISOFIX-
systeem voor bevestiging van kinderzitjes (zie
ISOFIX — Bevestigingssysteem voor kinderzit-
jes).
Het verhogingszitje met gordelbevestiging is
bedoeld voor kinderen met een gewicht van
meer dan 18 kg en die nog te klein zijn om
goed in het autogordelsysteem te passen. Als
het kind met de rug tegen de rugleuning op de
zitting zit en de knieën niet kan buigen om de
benen te laten afhangen, moet het kind een
verhogingszitje met gordelbevestiging gebrui-
ken. Het kind en het verhogingszitje met gor-
delbevestiging worden bevestigd met behulp
van de driepuntsgordel. Kinderen te groot voor een verhogingszitje
Grote kinderen die gemakkelijk een schouder-
gordel dragen en zo lange benen hebben dat
deze vanaf de knie omlaag hangen als ze met
de rug tegen de rugleuning steunen, moeten
de driepuntsgordels gebruiken en op de ach-
terbank plaatsnemen.

Zorg dat het kind rechtop in de stoel zit.
• Leg de heupgordel laag over de heupen en
trek de gordel zo strak mogelijk aan.
• Controleer regelmatig of de autogordel goed
past. Door de bewegingen van het kind kan
de autogordel een foutieve positie aanne-
men.
• Als de schoudergordel het gezicht of de hals
raakt, plaats het kind dan verder naar het
midden van de auto toe. Sta nooit toe dat
een kind de schoudergordel onder de arm
door of achter de rug langs draagt.
54

Page 59 of 378


ISOFIX — Bevestigingssysteem voor
kinderzitjes
De achterbank van uw auto is uitgerust met het
zogeheten ISOFIX-bevestigingssysteem voor
kinderzitjes. Met het ISOFIX--systeem kunnen
kinderzitjes worden geïnstalleerd zonder ge-
bruik te maken van de autogordels. Hierbij
wordt het kinderzitje aan de carrosserie beves-
tigd met ankerpunten onder en ankerbanden
boven.
Er zijn nu ISOFIX--compatibele kinderzitjes ver-
krijgbaar. Kinderzitjes voorzien van ankerban-
den en haken voor bevestiging aan de boven-
ste ankerbanden zijn al langere tijd leverbaar.
Maak vooral gebruik van alle beschikbare mo-
gelijkheden om uw kinderzitje stevig in een
auto te bevestigen.
OPMERKING:
Wanneer u het ISOFIX-bevestigingssysteem
gebruikt om een kinderzitje te installeren,
moet u ervoor zorgen dat alle veiligheids-
gordels die op dat moment niet worden
gebruikt, buiten het bereik van kinderen
worden gehouden. Vertel alle kinderen in het
voertuig dat een veiligheidsgordel geenspeelgoed is, en dat ze er niet mee mogen
spelen. Laat kinderen nooit zonder begelei-
ding achter in het voertuig.
De twee buitenste zitplaatsen zijn voorzien van
ankerpunten. Kinderzitjes met vaste, lage be-
vestigingen mogen uitsluitend op de buitenste
zitplaatsen worden geïnstalleerd. Ongeacht het
specifieke type lage bevestiging mag u
ISOFIX-compatibele kinderzitjes nooit zodanig
installeren dat twee zitjes een gemeenschap-
pelijk laag ankerpunt delen.
Als u ISOFIX-compatibele kinderzitjes naast
elkaar op de achterbank installeert, kunt u voor
de buitenste zitplaats de ISOFIX-ankerpunten
of de autogordel gebruiken, maar moet u voor
de middelste zitplaats de autogordel gebrui-
ken. Als de kinderzitjes niet ISOFIX-compatibel
zijn, kunt u deze uitsluitend bevestigen met de
autogordels. Raadpleeg
Het ISOFIX-
compatibele kinderzitje installeren voor speci-
fieke installatieaanwijzingen.
Het ISOFIX-compatibele kinderzitje
installeren
Wij verzoeken u dringend om bij het installeren
van het kinderzitje zorgvuldig de aanwijzingen van de fabrikant op te volgen. Niet alle kinder-
zitjes worden geïnstalleerd volgens deze be-
schrijving. Nogmaals: volg nauwgezet de aan-
wijzingen van de fabrikant op wanneer u een
kinderzitje installeert.
De lage ankerpunten in de achterbank zijn
ronde stangen aan de achterzijde van de zit-
ting, in de hoek die wordt gevormd door zitting
en rugleuning. Deze stangen zijn nog net zicht-
baar wanneer u tegen de zitting steunt om het
kinderzitje te installeren. U voelt deze stangen
wanneer u met de vinger langs de rand gaat
waar rugleuning en zitting samenkomen.
ISOFIX-ankerpunten
55

Page 60 of 378


Daarnaast bevinden zich bovenste ankerband-
punten achter iedere zitplaats op de achter-
bank, aan de achterzijde van de rugleuningen
van de buitenste zitplaatsen. U krijgt toegang
tot de bovenste ankerbandpunten achter de
achterste zitplaats door het beklede vloerpa-
neel weg te trekken van de stoelrugleuning,
waardoor de bovenste ankerbandpunten vrij-
komen.
WAARSCHUWING!
Gebruik hiervoor niet de bagageruimtehaken
op de laadvloer. Onjuist gebruik van de anker-
band kan ertoe leiden dat het kinderzitje niet
goed functioneert. Het kind kan zo ernstig of
zelfs dodelijk letsel oplopen.
De meeste, maar niet alle, kinderzitjes zijn aan
beide zijden voorzien van aparte banden. Deze
banden zijn voorzien van een haak of een
koppelstuk voor bevestiging aan het lage an-
kerpunt en van een systeem voor het strak stellen van de band. Voorwaarts gerichte kin-
derzitjes en sommige achterstevoren gerichte
babyzitjes hebben vaak ook een bevestigings-
band, een haak voor bevestiging aan de ban-
dankerpunten en een versteller waarmee u de
strakheid van de band regelt.
Maak eerst de verstellers van het kinderzitje
aan de onderste banden en aan de ankerband
los, zodat u de haken of koppelstukken gemak-
kelijker kunt vastmaken aan de ankerpunten in
de auto. Bevestig de onderste haken of kop-
pelstukken vervolgens aan de verankerings-
stangen, waarbij u bekledingsmateriaal van de
bank opzij duwt. Zoek het ankerpunt recht
achter de zitplaats waar u het kinderzitje
plaatst en bevestig de ankerband volgens de
kortste weg van het ankerpunt naar het kinder-
zitje.
Er bevinden zich twee bovenste boven-
ste ankerbandpunten aan de stoelrugleu-
ning, achter het afdekpaneel. Deze worden
zichtbaar nadat u het paneel naar beneden
hebt geklapt. Gebruik hiervoor niet de baga-
geruimtehaken op de vloer achter de stoel.
Trek tot slot de beide banden aan terwijl u het
kinderzitje naar achteren en omlaag tegen de
Het beklede vloerpaneel wegtrekken om
toegang te krijgen tot de bovenste ankerband
Bovenste ankerbandpunt
(aan achterzijde van stoelrugleuning)
56

Page:   < prev 1-10 ... 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 ... 380 next >