lock JEEP GRAND CHEROKEE 2012 Instructieboek (in Dutch)

Page 125 of 416

Voorste en achterste mistlampen -
indien aanwezig
De mistlichten voor en achter kunt u naar wens
gebruiken als het zicht door mist is verslech-
terd. De mistlampen worden in deze volgorde
ingeschakeld: als u de schakelaar koplampen
één keer indrukt, gaan de mistkoplampen aan.
Druk de schakelaar een tweede keer in om de
mistachterlichten in te schakelen (mistkoplam-
pen blijven aan). Druk de schakelaar een derde
keer in om de mistachterlichten uit te schakelen
(mistkoplampen blijven aan). Druk de schake-
laar een vierde keer in om de mistkoplampen
uit te schakelen. Bij auto’s zonder mistkoplam-
pen worden de mistachterlichten ingeschakeld
als u de schakelaar de eerste keer indrukt.
OPMERKING:
De koplampschakelaar moet eerst in de
stand voor de positielichten of de koplam-
pen worden gezet voordat de mistlampscha-
kelaar kan worden ingedrukt.
BinnenverlichtingDe plafond- en instaplichten gaan branden
wanneer de voorportieren worden geopend,
wanneer de dimmerregelaar (draaiwieltje
rechts van de koplampschakelaar) naar de
bovenste stand wordt gedraaid, of wanneer
(indien aanwezig) de toets UNLOCK (ontgren-
delen) op de afstandsbediening wordt inge-
drukt. Als een portier is geopend en de interi-
eurverlichting is ingeschakeld, kunnen alle
interieurlampen worden uitgeschakeld door de
dimmerregelaar helemaal omlaag te draaien
naar de UIT-stand. Dit wordt ook wel defeest-functie genoemd, omdat de portieren hierdoor
lang open kunnen blijven zonder dat de accu
leeg loopt.
De helderheid van de instrumentenverlichting
kan worden ingesteld door de dimmerregelaar
omhoog (lichter) of omlaag (donkerder) te
draaien. Wanneer de koplampen branden, kunt
u de helderheid van de kilometerteller, dagtel-
ler, radio en dakconsole instellen door de dim-
merregelaar helemaal omhoog te draaien tot u
een klik hoort. Dit wordt ook wel de
parade-
functie genoemd, omdat dit handig is als u
overdag met ingeschakelde koplampen rijdt.
Werking van de mistlampen
Dimmerknop
121

Page 126 of 416

Waarschuwing lichten-aanAls de koplampen, stadslichten of bagage-
ruimteverlichting nog branden wanneer u de
contactschakelaar uitzet, zal er een geluidssig-
naal klinken wanneer u het bestuurdersportier
opent.
AccuspaarfunctieTer bescherming van de levensduur van uw
accu wordt voor zowel de interieur- als de
buitenverlichting de belasting afgeschakeld.
Als de contactschakelaar in de stand OFF staat
en een van de portieren gedurende 10 minuten
open blijft of de dimmerregelaar gedurende
10 minuten helemaal omhoog gedraaid blijft in
de stand plafondverlichting AAN, wordt de
interieurverlichting automatisch uitgeschakeld.
Als de koplampen blijven branden terwijl de
contactschakelaar wordt uitgezet, zal de bui-
tenverlichting na acht minuten automatisch
worden uitgeschakeld. Als de koplampen zijn
ingeschakeld en acht minuten blijven branden
terwijl de contactschakelaar uitstaat, zal de
buitenverlichting automatisch worden uitge-
schakeld.OPMERKING:
De accuspaarfunctie wordt geannuleerd
wanneer de contactschakelaar wordt uitge-
zet.
Leeslampjes voorin
De leeslampjes voorin bevinden zich in de
dakconsole.
U schakelt de lampjes in door op een van de
schakelaars links of rechts op de console te
drukken. Deze knoppen zijn voorzien van ach-
tergrondverlichting voor goede zichtbaarheid
in het donker. U schakelt de lampjes uit door
nogmaals op de schakelaar te drukken. De
lampjes gaan ook branden wanneer u op de
toets UNLOCK (ontgrendelen) van de af-
standsbediening drukt.
Leeslampjes voorinSchakelaars voor leeslampjes voorin
122

Page 190 of 416

•Clean Radar Sensor in the Front of Vehicle
(Reinig de radarsensor aan de voorzijde van
het voertuig) — Wanneer het ACC-systeem
uitschakelt als gevolg van beperkende om-
standigheden. Raadpleeg “Adaptieve
cruisecontrol (ACC)” onder “De functies van
uw voertuig (indien aanwezig).
• ACC/FCW Unavailable Vehicle System Er-
ror (Storing voertuigsysteem ACC/FCW niet
beschikbaar) — Wanneer het ACC-systeem
uitschakelt als gevolg van een tijdelijke sto-
ring waardoor de functionaliteit beperkt
wordt. Raadpleeg “Adaptieve cruisecontrol
(ACC)” onder “De functies van uw voertuig
(indien aanwezig).
• ACC/FCW Unavailable Service Radar Sen-
sor (Onderhoud radarsensor ACC/FCW niet
beschikbaar) — Wanneer het ACC-systeem
uitschakelt door een interne systeemfout die
door een erkende dealer hersteld dient te
worden. Raadpleeg “Adaptieve cruisecon-
trol (ACC)” onder “De functies van uw voer-
tuig (indien aanwezig).
• Coolant Low (Koelvloeistofpeil laag) •
Service air suspension system (Onderhoud
pneumatisch ophangsysteem)
• Vervang olie
• Key In Ignition (Sleutel in contactslot)
• Lights On (Lampen aan)
• Key in Ignition Lights On (Sleutel in con-
tactslot Lampen aan)
• Ignition or Accessory On (Contactschake-
laar op ON of ACC)
• Ignition or Accessory On. (Contactschake-
laar op ON of ACC). Lights On (Lampen aan)
• Turn Signal On (Richtingaanwijzer aan)
• Parkeerhulp aan
• Waarschuwing voorwerp gedetecteerd
• Memory 1 profile set (Gebruikersprofiel
1 ingesteld)
• Memory 2 profile set (Gebruikersprofiel
2 ingesteld)
• Memory system unavailable — Not in Park 
(Geheugen niet beschikbaar — Voertuig niet
in parkeerstand) •
Memory system unavailable — Seatbelt
buckled (Geheugen niet beschikbaar —
veiligheidsgordel vast)
• Memory 1 profile recall (Gebruikersprofiel 1
opheffen)
• Memory 2 profile recall (Gebruikersprofiel 2
opheffen)
• Trap het rempedaal in en druk op de knop
om te starten
• Wrong Key (verkeerde sleutel)
• Damaged Key (Sleutel
beschadigd)
• Key not programmed (Sleutel niet gepro-
grammeerd)
• Function currently unavailable — Power Lift-
gate (Functie tijdelijk niet beschikbaar —
Bediening achterklep)
• Unlock to operate — Power Liftgate (Ont-
grendelen voor bediening — Bediening ach-
terklep)
• Put in Park to operate — Power Liftgate 
(Zet in parkeerstand om te bedienen —
Bediening achterklep)
186

Page 197 of 416

frequentie van de periodieke olieverversingen
afhankelijk is van uw rijstijl.
Tenzij dit bericht opnieuw wordt ingesteld, ver-
schijnt het iedere keer als u de contactsleutel
naar de stand ON/RUN draait of als u het
contact in de stand ON/RUN zet bij auto’s met
Keyless Enter-N-Go. Om het bericht tijdelijk af
te zetten drukt u de MENU-knop kort in. Om het
oliebeurt-indicatielampje (na het periodieke on-
derhoud) opnieuw in te stellen, volgt u de
volgende stappen:
Auto’s met Keyless Enter-N-Go
1. Druk zonder het rempedaal aan te raken op
de toets ENGINE START/STOP (Motor aan/uit)
en draai het contactslot naar de stand ON/
RUN. (Start de motor niet.)
2. Trap binnen 10 seconden drie keer lang-
zaam het gaspedaal volledig in.
3. Druk zonder het rempedaal in te trappen
eenmaal op de toets ENGINE START/STOP om
het contact terug te zetten in de stand OFF/
LOCK.Auto’s zonder Keyless Enter-N-Go
1. Draai de contactsleutel naar stand ON/RUN
(start de motor niet).
2. Trap binnen 10 seconden drie keer lang-
zaam het gaspedaal volledig in.
3. Draai de contactsleutel in de stand OFF/
LOCK.
OPMERKING:
Als het indicatiebericht aangaat wanneer u
de motor start, is het oliebeurt-
indicatielampje niet opnieuw afgesteld. Her-
haal deze procedure zonodig.
BrandstofverbruikDruk de toets OMHOOG of OMLAAG en houd
deze vast totdat de melding “Fuel Economy”
(Brandstofverbruik) verschijnt in het EVIC en
druk dan SELECTEER. Druk de toets
OMHOOG/OMLAAG en laat deze weer los
totdat een van de volgende functies voor
brandstofverbruik in het EVIC verschijnt:

Average Fuel Economy / Fuel Saver Mode
(Gemiddeld brandstofverbruik/
Brandstofbesparing) •
Distance To Empty (Afstand tot lege tank)
(DTE)
• Huidige mijlen per gallon (MPG) of 100L/km
Average Fuel Economy / Fuel Saver Mode
(Gemiddeld brandstofverbruik/Brandstof
besparen — indien aanwezig
Geeft het gemiddelde brandstofverbruik weer
sinds de laatste reset. Wanneer het brandstof-
verbruik opnieuw wordt ingesteld, worden op
het scherm gedurende twee seconden RESET
of streepjes weergegeven. De historische ge-
gevens worden dan gewist en het nieuwe ge-
middelde wordt berekend op basis van het
laatste gemiddelde brandstofverbruik van voor
de reset.
193

Page 205 of 416

is, kan het zijn dat de sensor niet meer juist
uitgelijnd is, ook wanneer het plaatwerk niet
beschadigd is. Laat in een dergelijk geval de
uitlijning van de sensor controleren door
een erkende dealer. Door een niet juist uit-
gelijnde sensor zal het dodehoeksysteem
niet werken volgens specificatie.
Automatisch ontgrendelen, portieren
Wanneer u deze functie selecteert, worden alle
portieren ontgrendeld wanneer het voertuig
stopt, de transmissie in de stand PARK of
NEUTRAL geschakeld wordt en het bestuur-
dersportier geopend wordt. Om uw keuze te
maken drukt u herhaald kort op de toets SE-
LECT, totdat een vinkje naast de functie ver-
schijnt, waarmee aangegeven wordt dat het
systeem geactiveerd is, of totdat het vinkje
verdwijnt waarmee wordt aangegeven dat het
systeem is uitgeschakeld.
Op afstand ontgrendelen
Wanneer de optieUnlock Driver Door Only
On 1st Press is geselecteerd, wordt alleen het
bestuurdersportier ontgrendeld bij de eerste
druk op de toets UNLOCK van de afstandsbe-
diening. Als u Driver Door 1st Press selecteert,
moet u twee keer op de ontgrendeltoets van de afstandsbediening drukken om de andere por-
tieren te ontgrendelen. Wanneer u
All Doors
1st Press selecteert, ontgrendelen alle portie-
ren bij de eerste keer indrukken op de
UNLOCK-toets op de afstandsbediening. Om
een selectie te maken bladert u omhoog of
omlaag totdat de gewenste instelling gemar-
keerd is, vervolgens drukt u kort op SELECT
totdat naast de instelling een vinkje verschijnt
dat aangeeft dat de instelling geselecteerd is.
OPMERKING:
Wanneer het voertuig is uitgerust met het
Enter-N-Go-systeem voor sleutelloze toe-
gang en het EVIC is geprogrammeerd om
alle portieren na eenmaal drukken te ont-
grendelen, dan zullen alle portieren worden
ontgrendeld, ongeacht welke portierhand-
greep wordt vastgepakt. Als Driver Door 1st
Press (Ontgrendel bestuurdersportier na
één keer drukken) is geprogrammeerd,
wordt alleen het bestuurdersportier ont-
grendeld wanneer dit wordt vastgepakt.
Wanneer bij Passive Entry de functie Driver
Door 1st Press (Ontgrendel bestuur-
dersportier na één keer drukken) is gepro-
grammeerd en de handgreep meer dan één keer wordt aangeraakt, wordt het bestuur-
dersportier geopend. Wanneer de functie
Ontgrendel bestuurdersportier na één keer
drukken
is geselecteerd en het bestuur-
dersportier is geopend, dan kunnen de ove-
rige portieren ontgrendeld worden met be-
hulp van de ontgrendel-/
vergrendelschakelaar in het voertuig (of
gebruik de afstandsbediening).
RKE Linked To Memory
(Afstandsbediening gekoppeld aan
geheugen)
Wanneer u deze functie selecteert, kunt u met
de afstandsbediening één of twee voorgepro-
grammeerde geheugenprofielen oproepen. Elk
geheugenprofiel bevat de voorkeurinstellingen
voor de bestuurdersstoel, zijspiegel, verstel-
bare pedalen (indien aanwezig), verstelbare
stuurkolom (indien aanwezig), evenals de voor-
keuzezenders voor de radio. Als u OFF selec-
teert, kunt u alleen met de geheugentoets op
het bedieningspaneel op het bestuurderspor-
tier een geheugenprofiel oproepen. Om uw
keuze te maken, drukt u kort op de toets
SELECT totdat een vinkje naast de functie
verschijnt, waarmee aangegeven wordt dat het
201

Page 206 of 416

systeem geactiveerd is, of totdat het vinkje
verdwijnt waarmee wordt aangegeven dat het
systeem is uitgeschakeld. Raadpleeg “Geheu-
gen bestuurdersstoel” onder “De functies van
uw voertuig”.
Flash Lamps with Lock - Lampen
knipperen bij vergrendelen
Wanneer deze functie geselecteerd is, knippe-
ren de richtingaanwijzers voor en achter wan-
neer u de portieren vergrendelt of ontgrendelt
via de afstandsbediening. Om uw keuze te
maken drukt u herhaaldelijk kort op de toets
SELECT, totdat een vinkje naast de functie
verschijnt, waarmee aangegeven wordt dat het
systeem geactiveerd is, of totdat het vinkje
verdwijnt waarmee wordt aangegeven dat het
systeem is uitgeschakeld.
Headlamp Off Delay - Vertraagd uitgaan
koplampen
Als u deze functie selecteert, kunt u kiezen of
bij uitstappen de koplampen nog 30, 60 of
90 seconden blijven branden. Om een selectie
te maken bladert u omhoog of omlaag totdat de
gewenste instelling gemarkeerd is, vervolgens
drukt u kort op SELECT totdat naast de instel-ling een vinkje verschijnt dat aangeeft dat de
instelling geselecteerd is.
Koplampen met wissers (Uitsluitend
beschikbaar met automatische koplampen)
Wanneer deze functie geselecteerd is en de
koplampschakelaar in de stand AUTO staat,
schakelen de koplampen in ca. 10 seconden
nadat de ruitenwissers zijn ingeschakeld. Als
de koplampen zijn ingeschakeld door middel
van deze functie, worden ze ook uitgeschakeld
wanneer de ruitenwissers worden uitgescha-
keld. Om uw keuze te maken drukt u herhaal-
delijk kort op de toets SELECT, totdat een vinkje
naast de functie verschijnt, waarmee aangege-
ven wordt dat het systeem geactiveerd is, of
totdat het vinkje verdwijnt waarmee wordt aan-
gegeven dat het systeem is uitgeschakeld.
OPMERKING:
Als overdag de koplampen worden aange-
zet, wordt de verlichting van het instrumen-
tenpaneel gedimd. Voor het verhogen van de
helderheid raadpleegt u “Verlichting” onder
“De functies van uw voertuig”.
Spiegels kantelen bij achteruitrijden—
indien aanwezig
Wanneer deze functie is geselecteerd, kante-
len de buitenspiegels omlaag wanneer het
contact is ingeschakeld en de transmissie in de
stand REVERSE (achteruit) is geschakeld. De
spiegels keren terug in hun oorspronkelijke
stand zodra u de transmissie uit de achteruit-
versnelling schakelt. Om uw keuze te maken
drukt u herhaaldelijk kort op de toets SELECT,
totdat een vinkje naast de functie verschijnt,
waarmee aangegeven wordt dat het systeem
geactiveerd is, of totdat het vinkje verdwijnt
waarmee wordt aangegeven dat het systeem is
uitgeschakeld.
Automatisch groot licht (Uitsluitend
beschikbaar met SmartBeam™)
Wanneer u deze functie selecteert, zal het
grootlicht onder bepaalde omstandigheden au-
tomatisch uitgeschakeld worden. Om uw keuze
te maken drukt u herhaaldelijk kort op de toets
SELECT, totdat een vinkje naast de functie
verschijnt, waarmee aangegeven wordt dat het
systeem geactiveerd is, of totdat het vinkje
verdwijnt waarmee wordt aangegeven dat het
systeem is uitgeschakeld. Raadpleeg voor na-
202

Page 222 of 416

17. – In radiomodus: druk hierop om de
voorafgaande instelbare zender te zoeken. In
diskmodus: druk hierop en houd het ingedrukt
om snel terug te spoelen door het huidige
audionummer of videohoofdstuk. In menumo-
dus: gebruik deze functie om door het menu te
gaan.
18. ENTER – Druk op deze knop om de gemar-
keerde optie in een menu te selecteren.
19.
 / NEXT – In radiomodus: druk hierop om
naar de volgende zender te gaan. In diskmodus:
druk hierop om naar het volgende nummer of
videohoofdstuk te gaan. In menumodus: gebruik
deze functie om door het menu te gaan.
Opbergen van afstandsbedieningDe beeldschermen worden geleverd met een
ingebouwd opbergvakje voor de afstandsbe-
diening. Dit vakje is toegankelijk als het scherm
open staat. Om de afstandsbediening te ver-
wijderen, gebruikt u uw wijsvinger om de af-
standsbediening naar u toe te trekken en te
draaien. Probeer de afstandsbediening niet
recht naar beneden te trekken, want op die
manier is het moeilijk om het apparaat te ver-
wijderen. Om de afstandsbediening terug in het opbergvakje te plaatsen brengt u eerst de
lange kant van de afstandsbediening aan in
twee klemmetjes en draait de afstandsbedie-
ning vervolgens terug omhoog op zijn plaats in
de twee andere klemmetjes.
De afstandsbediening vergrendelenAlle functies van de afstandsbediening kunnen
uitgeschakeld worden via de regelfunctie voor
ouders.

Om veranderingen van de afstandsbedie-
ning te voorkomen drukt u op de toets Video
Lock (beeldvergrendeling) en volgt u de
instructies op de radio (keuzemenu, VES achterin, vergrendeling). Als de auto geen
dvd-speler heeft, volgt u de aanwijzingen
van de radio om de beeldvergrendeling in te
schakelen. De radio en de beeldschermen
geven aan of de beeldvergrendeling in wer-
king is gesteld.
• Als de beeldvergrendeling nogmaals wordt
ingedrukt of de motor wordt uitgezet, wordt
de beeldvergrendeling uitgeschakeld en is
bediening van het VES™ met de afstands-
bediening weer mogelijk.
Vervangen van de batterijenDe afstandsbediening werkt met twee batte-
rijen van het type AAA. Vervangen van de
batterijen:
•Schuif het klepje van het batterijvakje naar
beneden (het vakje bevindt zich op de ach-
terkant van de afstandsbediening).
• Vervang de batterijen en breng ze aan in de
richting die staat aangegeven op het polari-
teitsschema aan de binnenkant van het
vakje.
• Breng het klepje van het batterijvakje weer
aan.
Het opbergvakje voor de afstandsbediening
218

Page 227 of 416

Weergavevenster Informatiemodus
Als de informatiemodus aan staat, wordt de
huidige modusinstelling voor beide geluidska-
nalen weergegeven. Behalve de met een getal
aangegeven punten geeft de resterende infor-
matie de huidige status van de bron aan (bijv.
frequentie, naam zender, nummer voorinstel-
ling of muzieknummer, muzikale titel, naam
zanger(es), titel van de cd, enz.).
1. Modus kanaal 1 – Geeft de huidige bron
voor kanaal 1 weer.2. Gedeelde status kanaal 1 – Als dit picto-
gram verschijnt, is het geluid voor kanaal 1 ook
te horen op de radio en door de luidsprekers
van de auto.
3. Alleen audio/mute kanaal 1- Audio: in een
systeem met één scherm wordt het pictogram
Alleen audio
niet gebruikt op kanaal 1. Mute
(geluid uit): Als het pictogram Muteverschijnt,
is het geluid voor kanaal 1 gedempt met behulp
van de MUTE-toets op de afstandsbediening.
4. Modus kanaal 2 – Geeft de huidige bron
voor kanaal 2 weer.
5. Gedeelde status kanaal 2 – Als het picto-
gram verschijnt, is het geluid voor kanaal 2 ook
te horen op de radio en door de luidsprekers
van de auto.
6. Alleen audio/mute kanaal 2 – Audio: alleen
in een systeem met één scherm: het pictogram
Alleen audio wordt getoond op kanaal 2 als
kanaal 1 zich in een videomodus bevindt. Mute
(geluid uit): Als het pictogram Muteverschijnt,
is het geluid voor kanaal 2 gedempt met behulp
van de MUTE-toets op de afstandsbediening. 7. Actie van knop ENTER kanaal 1 – Als de
knop ENTER op de afstandsbediening wordt
ingedrukt terwijl de toets
INPUT FILE #(Be-
standnummer invoeren) te zien is op het
scherm, toont het scherm een numeriek toet-
senbord waarmee u een specifiek muzieknum-
mer op data-cd’s en een harde schijf kunt
invoeren (zie het hoofdstuk Menu numeriek
toetsenbord van deze handleiding). Andere
actie van knop ENTER – “INPUT TRK #” om een
specifiek muzieknummer op audio-cd’s in te
voeren.
8. Actie van knop ENTER kanaal 2 – Als de
knop ENTER op de afstandsbediening wordt
ingedrukt terwijl de toets DIRECT TUNE(Di-
rect afstemmen) te zien is op het scherm, toont
het scherm een numeriek toetsenbord waar-
mee u een specifieke radiofrequentie of een
radiokanaal voor AM/FM/MW/LW/SAT kunt in-
voeren(zie het hoofdstuk Menu numeriek toet-
senbord).
9. Klok – Geeft de tijd aan.
10. Video Lock (Beeldvergrendeling) – Als dit
pictogram verschijnt, zijn de functies van de
afstandsbediening buiten werking gesteld.
Figuur 5: Weergave Videoscherm
informatiemodus
223

Page 241 of 416

•Tractie tijdens afdalingen ................... 269
• Na off-road rijden ........................ 269
• STUURBEKRACHTIGING ...................... 270
• 3.6L- en 5.7L-motor ....................... 270
• Dieselmotor van 3,0L ...................... 271
• Controle stuurbekrachtigingsvloeistof ............ 272
• MULTI-DISPLACEMENT SYSTEM (MDS) (INDIEN AANWEZIG)
– ALLEEN 5,7-LITERMOTOR ................... 272
• PARKEERREM ............................ 272
• ELEKTRONISCH REMSYSTEEM ................. 274
• Antiblokkeersysteem (Anti-Lock Brake System, ABS) . . 274
• Tractieregeling (Traction Control System, TCS) ...... 275
• Remassistent (Brake Assist System, BAS) ......... 275
• Elektronische kantelbeveiliging (Electronic Roll
Mitigation, ERM) ......................... 276
• Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ........... 276
• Antislingerregeling (TSC) ................... 278
• Starthulp op hellingen (Hill Start Assist, HSA) ....... 278
• Ready Alert Braking ...................... 280
• Rain Brake Support ....................... 280
• HDC (Hill Descent Control / afdaalfunctie) — Uitsluitend
bij modellen met vierwielaandrijving met MP3023
tweetraps tussenbak ...................... 280
237

Page 244 of 416

STARTPROCEDURESVoordat u uw auto start: stel uw stoel in, stel de
binnen- en buitenspiegels in, doe uw veilig-
heidsgordel om en verzoek eventuele passa-
giers ook hun veiligheidsriemen om te doen.
WAARSCHUWING!
•Laat kinderen nooit alleen achter in een
auto en sluit uw auto altijd af als u hem
onbeheerd achterlaat binnen bereik van
kinderen. Kinderen zonder toezicht achter-
laten in een auto is om verschillende rede-
nen gevaarlijk. Kinderen of derden kunnen
ernstige of dodelijke verwondingen oplo-
pen. Waarschuw kinderen dat ze van de
handrem, het rempedaal of de keuzehen-
del moeten afblijven.
• Laat de sleutelhouder niet achter in of in de
buurt van de auto en laat de Keyless Enter-
N-Go niet in de stand ACC of ON/RUN
staan. Een kind zou de elektrische raam-
bediening of andere schakelaars kunnen
bedienen of de auto in beweging kunnen
brengen.
Automatische versnellingsbakDe keuzehendel moet in de stand NEUTRAL of
PARK staan voordat u de auto kunt starten.
Trap op het rempedaal voor u de keuzehendel
in een rijstand zet.
LET OP!
De versnellingsbak kan beschadigd raken in-
dien de volgende voorzorgen niet in acht
genomen worden:
•Zet de keuzehendel alleen in de stand
PARK als de auto helemaal stilstaat.
• Schakel de keuzehendel alleen in of uit de
stand REVERSE, als de auto helemaal
stilstaat en de motor stationair draait.
• Schakel niet vanuit REVERSE, PARK of
NEUTRAL in een van de rijstanden bij een
hoger motortoerental dan stationair.
• Voor u in een versnelling schakelt, moet het
rempedaal stevig worden ingetrapt. Houder met ingebouwde sleutel gebruiken
(Tipstart)
OPMERKING:
Bij normaal starten van een koude of warme
motor hoeft u het gaspedaal niet in te trap-
pen.
Druk niet
op het gaspedaal. Met de houder
met ingebouwde sleutel zet u het contact even
in de START-stand en laat deze los zodra de
startmotor aanslaat. De startmotor blijft draaien
en slaat automatisch af als de motor begint te
draaien. Als de motor niet aanslaat, slaat de
startmotor automatisch binnen 10 seconden af.
Als dit gebeurt, draait u de contactsleutel in de
vergrendelstand (LOCK), wacht 10 tot 15 se-
conden en herhaal dan de normale startproce-
dure.
240

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 next >