JEEP GRAND CHEROKEE 2013 Instructieboek (in Dutch)

Page 231 of 416

Gebruik ingangen voor audio- en
video-apparatuur (AUX)
•Breng het scherm naar beneden en druk
vervolgens op de knop POWER van de af-
standsbediening om het scherm aan te zet-
ten.
• Steek de geluids- en/of video-uitgangen van
het aparte apparaat met het volume op hard,
in de ingang voor randapparatuur (AUX) (let
erop dat u de kleurencodes correct gebruikt:
video is geel, linker audio is wit en rechter
audio is rood). Navigeer vervolgens naar de
modus VES AUX1 of VES AUX2 in het
scherm Selecteren modus.
• Om de AUX-modus te verlaten, gebruikt u de
knop MODE op de afstandsbediening.
(Raadpleeg de instructies in hoofdstuk
Menu Selecteren modus van deze handlei-
ding.)STUURBEDIENING VOOR AUDIODe knoppen van de afstandsbediening van de
geluidsinstallatie bevinden zich achter op het
stuur. Reik met uw vingers achter het stuur om
de knoppen te bedienen.
De knop aan uw rechterhand is een tuimel-
schakelaar met een drukknop in het midden.
Hiermee kunt u het volume regelen en de
modus van de geluidsinstallatie bepalen. Als u
de bovenzijde van de tuimelschakelaar indrukt,
neemt het geluidsvolume toe. Als u de onder-
zijde indrukt, wordt het volume verminderd. Door op de drukknop in het midden te drukken,
kunt u schakelen tussen de verschillende be-
schikbare modi voor het geluidssysteem (AM/
FM/SAT/CD/HDD/AUX/VES etc.).
De knop aan de linkerkant is een tuimelscha-
kelaar met een drukknop in het midden. De
functie van de knop aan uw linkerhand is
afhankelijk van de modus waarin de geluidsin-
stallatie zich bevindt.
Hier volgt een beschrijving van de functies van
de knop aan uw linkerkant in de verschillende
modi.
Bediening van de radioAls u de bovenzijde van de schakelaar indrukt,
wordt omhoog gezocht naar de volgende goed
te ontvangen zender. Als u de onderzijde van
de schakelaar indrukt, wordt omlaag gezocht
naar de volgende goed te ontvangen zender.
Als u op de drukknop midden op de tuimel-
schakelaar aan uw linkerkant drukt, stemt de
radio af op de volgende vooraf ingestelde
zender die u hebt geprogrammeerd onder de
drukknop voor radiovoorinstellingen.
Afstandsbediening geluidssysteem
(achteraanzicht stuurwiel)
227

Page 232 of 416

Cd-spelerBij eenmaal indrukken van de bovenzijde van
de schakelaar gaat u door naar de volgende
muziektitel op de cd. Als u eenmaal de onder-
zijde van de schakelaar indrukt, keert u terug
naar het begin van het huidige nummer of naar
het begin van het vorige nummer wanneer de
knop wordt ingedrukt binnen één seconde na-
dat het huidige nummer begint te spelen.
Wanneer u de schakelaar tweemaal naar bo-
ven of naar beneden drukt, wordt het tweede
nummer afgespeeld; bij driemaal het derde,
enz.
De drukknop midden op de tuimelschakelaar
aan de linkerkant heeft geen functie voor een
cd-speler voor één cd. Als de auto echter is
uitgerust met een cd-speler met cd-wisselaar,
kunt u met de middelste drukknop de volgende
beschikbare cd in de speler selecteren.
ONDERHOUD VAN CD/DVD-
SCHIJFJES
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen om
uw cd’s en dvd’s in goede conditie te houden:1. Houd de cd aan de rand vast en zorg dat u
het oppervlak niet aanraakt.
2. Als er vlekken op de cd zijn, moet u het
oppervlak met een zachte doek schoonmaken
en vegen van het midden naar de richting van
de rand.
3. Geen papier of plakband op de cd aanbren-
gen; krassen van de cd vermijden.
4. Gebruik geen oplosmiddelen, zoals ben-
zine, terpentijn, schoonmaakmiddelen of anti-
statische sprays.
5. Bewaar de cd in de houder na het afspelen.
6. De cd niet aan direct zonlicht blootstellen.
7. De cd niet bewaren op een plaats waar het
te heet kan worden.
OPMERKING:
Als u op problemen stuit bij het afspelen van
een bepaalde disc, kan er sprake zijn van
een beschadiging (bijvoorbeeld krassen, ge-
deeltelijke verwijdering van de reflecterende
laag, een haar, vocht of dauw op de disc). De
disc kan echter ook te groot zijn of een
beveiligingscode hebben. Probeer eerst eengoede disc af te spelen, voordat u de cd-
speler ter reparatie aanbiedt.
RADIOWEERGAVE EN MOBIELE
TELEFOONS
Onder bepaalde omstandigheden kan een in-
geschakelde mobiele telefoon in uw auto de
radio storen. Deze situatie kunt u verhelpen
door de antenne van de mobiele telefoon te
verplaatsen. Dit probleem is niet schadelijk
voor de radio. Wanneer de radio nog steeds
niet naar tevredenheid werkt nadat de antenne
is verplaatst, is het raadzaam de radio zachter
of uit te zetten wanneer de mobiele telefoon in
gebruik is en niet gebruik wordt gemaakt van
Uconnect™ (indien aanwezig).
KLIMAATREGELINGHet systeem voor airconditioning en verwar-
ming is ontworpen voor een optimaal interieur-
comfort onder alle weersomstandigheden.
228

Page 233 of 416

Dual-Zone automatische
temperatuurregeling — Indien
aanwezig
•De automatische temperatuurregeling stelt
zowel de bestuurder als de bijrijder in staat
individuele comfortinstellingen te kiezen.
• Wanneer inzittenden van het voertuig kiezen
om de regeling in automatische modus te
laten verlopen, kunnen zij een aangename
temperatuur instellen met de toetsen OM-
HOOG en OMLAAG en de automatische
aanjagerfunctie wordt automatisch inge-
steld.
• Voor optimaal gemak en comfort is het sys-
teem eenvoudig en blijvend instelbaar.
• Het systeem kan desgewenst met de hand
worden bediend.
De automatische temperatuurregeling hand-
haaft automatisch het door de bestuurder en
passagier ingestelde comfortniveau in het inte-
rieur. 1. Toets A/C
Druk deze toets kort in om de huidige instelling
van de airconditioning (A/C) te wijzigen, het
indicatielampje brandt wanneer de A/C is inge-
schakeld. Door deze functie te gebruiken scha-
kelt de automatische temperatuurregeling naar
de handmatige modus.
2. Regelknop recirculatie
Druk deze toets kort in om de huidige instelling
te wijzigen, het indicatielampje brandt wanneer
de functie actief is.3. Temperatuurweergave bestuurderszijde
Deze weergave toont de ingestelde tempera-
tuur voor de bestuurderszijde.
4. Weergave modus
Dit symbool toont de actueel ingestelde modus
(paneel, duo-niveau, vloer, mengen).
5. Weergave regeling aanjager
Dit symbool toont de actueel ingestelde snel-
heid van de aanjager.
6. Temperatuurweergave bijrijderzijde
Deze weergave toont de ingestelde tempera-
tuur voor de bijrijderzijde.
7. Ontdooiknop voorzijde
Druk deze toets kort in om de huidige instelling
te wijzigen, het indicatielampje brandt wanneer
de functie actief is. Door deze functie te gebrui-
ken schakelt de automatische temperatuurre-
geling naar de handmatige modus. Wanneer
de ontdooimodus is geselecteerd zal de aan-
jager onmiddellijk inschakelen.
Bedieningspaneel automatische
temperatuurregeling
229

Page 234 of 416

8. Temperatuurregelknop passagiers
OMHOOG
Biedt de passagiers een onafhankelijke tempe-
ratuurregeling. Druk deze toets om de inge-
stelde temperatuur te verhogen.
9. Temperatuurregelknop passagiers
OMLAAG
Biedt de passagiers een onafhankelijke tempe-
ratuurregeling. Druk deze toets om de inge-
stelde temperatuur te verlagen.
10. Knop automatische
temperatuurregeling
Regelt de luchttemperatuur, luchtverdeling,
luchtdoorstroming en de hoeveelheid lucht die
binnen in de auto circuleert automatisch. Kort
indrukken om een keuze te maken. Raadpleeg
“Automatische bediening” voor meer informa-
tie. Door deze functie te gebruiken schakelt de
automatische temperatuurregeling tussen de
handmatige en automatische modi.11. Aanjagerknop
Er zijn zeven aanjagerstanden. Wanneer u de
regelaar vanuit de laagste aanjagerstand naar
rechts beweegt zal de snelheid van de aanja-
ger toenemen. Door deze functie te gebruiken
schakelt de automatische temperatuurregeling
naar de handmatige modus.
12. Knop klimaatregeling AAN/UIT
Druk op deze toets om de klimaatregeling uit te
schakelen
13. Knop modusselectie
Druk de toets kort in om te kiezen uit de modi:
(paneel, duo-niveau, vloer, mengen). Door
deze functie te gebruiken schakelt de automa-
tische temperatuurregeling naar de handma-
tige modus.
14. Toets SYNC
Druk deze toets kort in om de temperatuurin-
stellingen voor beide zones te regelen vanaf de
temperatuurregeling voor de bestuurder.
15. Temperatuurregelknop bestuurder
OMLAAG
Biedt de bestuurder een onafhankelijke tempe-
ratuurregeling. Druk deze toets om de inge-
stelde temperatuur te verlagen.16. Temperatuurregelknop bestuurder
OMHOOG
Biedt de bestuurder een onafhankelijke tempe-
ratuurregeling. Druk deze toets om de inge-
stelde temperatuur te verhogen.
Automatische bediening
1. Druk de AUTO-toets op het bedieningspa-
neel van de automatische temperatuurregeling.
2. Stel vervolgens, met behulp van de tempe-
ratuurregelknoppen voor bestuurder en bijrij-
der, de temperatuur af welke door het systeem
moet worden bijgehouden. Zodra de gewenste
temperatuur wordt aangegeven, zorgt het sys-
teem dat dit comfortniveau wordt bereikt en
automatisch wordt gehandhaafd.
3. Zodra het systeem eenmaal volgens uw
comfortniveau is ingesteld, hoeven de instellin-
gen niet opnieuw te worden aangepast. U
ervaart het meeste gebruiksgemak wanneer u
het systeem automatisch zijn gang laat gaan.
230

Page 235 of 416

OPMERKING:
•De temperatuurinstellingen hoeft u niet
aan te passen voor een warm of koud
voertuig. Het systeem kiest zelf automa-
tisch de temperatuur, de luchtdistributie
en de aanjagersnelheid om zo snel moge-
lijk te voorzien in comfort.
• De temperatuur kan worden getoond in
Amerikaanse of metrische eenheden, via
selectie van de US/M klantprogrammeer-
functie. Raadpleeg “Elektronisch voer-
tuiginformatiecentrum (EVIC) — Door de
klant te programmeren functies (SETUP)”
in dit hoofdstuk van de handleiding.
Voor een optimaal comfort in de AUTO-modus,
blijft de aanjager tijdens een koude start op een
lage stand draaien totdat de motor is opge-
warmd. Daarna zal de aanjager steeds sneller
draaier en overgaan naar de AUTO-modus.
Handmatige bediening
Het systeem is uitgerust met een hele reeks
functies die handmatig instellen mogelijk ma-
ken. OPMERKING:
Deze functies werken onafhankelijk van el-
kaar. Wanneer één functie met de hand
wordt bediend, blijft de temperatuurregeling
automatisch werken.
Er zijn zeven vaste
aanjagerstanden. Ge-
bruik, in elke gekozen
modus, de buitenring
van de regelknop om
de hoeveelheid lucht
te regelen die door het
systeem wordt ge-
voerd. De aanjager-
snelheid neemt toe
wanneer u de regelknop naar rechts be-
weegt en neemt af wanneer u de regelknop
naar links beweegt.
De aanjager kan op elke gewenste vaste snel-
heid worden ingesteld door de buitenring van
de bedieningsknop te verdraaien. De aanjager
werkt nu op een vaste snelheid tot een andere
snelheid wordt gekozen. Zo kunnen de voorste
inzittenden de luchthoeveelheid regelen die in
het voertuig circuleert en de “AUTO” modus
opheffen. Men kan eveneens de richting van de lucht-
stroom kiezen bij de volgende standen.
Ventilatie instrumentenpaneel
Er komt lucht naar binnen via de roosters
in het dashboard. Deze roosters kunt u
afzonderlijk instellen om zo de luchtstro-
ming te regelen. De schoepen van de uitblaas-
openingen in het midden van het dashboard en
in de zijpanelen kunnen omhoog en omlaag en
naar links en naar rechts bewogen worden om
zo de richting van de luchtstroom te regelen.
Onder de schoepen bevindt zich een regelwiel
waarmee de uitblaasopening kan worden afge-
sloten of gesmoord om zo de uitstromende
hoeveelheid lucht te regelen.
Gemengde ventilatie Er stroomt lucht naar binnen via de
dashboardroosters, de vloerroosters en
de ontdooiroosters.
OPMERKING:
Bij veel temperatuurinstellingen is de twee-
ledige ventilatiestand bedoeld om koelere
lucht toe te voeren via de dashboardroos-
ters en warmere lucht via de vloerroosters.
231

Page 236 of 416

VloerventilatieEr stroomt lucht naar binnen via de
roosters in de vloer. Een geringe hoe-
veelheid lucht stroomt via de openingen
voor voorruit- en zijruitontwaseming.
Mix-ventilatie De lucht stroomt via de vloeropeningen
en de roosters voor ontwaseming van
voor- en zijruiten. Deze ventilatiestand
kunt u het beste gebruiken bij koud
weer of sneeuw. De binnentemperatuur is be-
haaglijk, terwijl de voorruit schoon blijft.
Stand ontdooien/ontwasemen De lucht stroomt via de roosters voor
ontwaseming van de voor- en zijruiten.
Gebruik de ontdooimodus met maxi-
male temperatuursinstelling om zo snel moge-
lijk de voorruit en de zijruiten te ontdooien.
Wanneer de ontdooimodus is geselecteerd, zal
de aanjager automatisch op het standaard
ingesteld middelhoog toerental gaan draaien,
tenzij de aanjager handmatig geregeld wordt.
OPMERKING:
Als een andere modus in werking is, kan het
systeem niet automatisch de aanwezigheid van mist, nevel of ijs op de voorruit detecte-
ren. De ontdooimodus moet handmatig wor-
den geselecteerd om een beslagen voorruit
en beslagen zijramen schoon te maken.
Airconditioning (A/C)
Met de toets voor de airconditioning (A/C) kan
de gebruiker het airconditioningsysteem hand-
matig in- of uitschakelen. In de A/C-modus en
met de automatische temperatuurregeling in-
gesteld op een lage temperatuur, stroomt ge-
droogde lucht uit de uitblaasopeningen. Wan-
neer de spaarstand gewenst is, drukt u de
A/C-toets op het ATC-scherm uit, waarmee het
aircosysteem uitschakelt.
OPMERKING:

Wanneer het systeem in de stand Mengen
of Ontdooien staat, kan de A/C worden
uitgeschakeld, maar het aircosysteem
blijft actief om te voorkomen dat de ramen
kunnen beslaan.
• Wanneer zich wasem of condens vormt
op de voorruit of zijramen, kiest u de
ontdooimodus en verhoogt u de aanjager-
snelheid. Circulatieknop
Wanneer de buitenlucht rook, on-
prettige luchtjes of veel vocht be-
vat, of wanneer een snelle koeling
gewenst is, kunt u de binnenlucht
laten circuleren door de recircula-
tietoets in te drukken. De
recirculatiestand mag slechts tijdelijk worden
gebruikt. Wanneer deze toets geselecteerd is
brandt de recirculatie-LED. Druk de toets nog-
maals in om de LED van de recirculatiemodus
uit te schakelen en buitenlucht binnen te laten.
OPMERKING:
Bij koud weer kunnen de ruiten, bij gebruik
van de recirculatiefunctie, sneller beslaan.
De recirculatiefunctie mag niet in de ont-
dooistand staan om het beslaan van de
ramen te verminderen. De recirculatiestand
wordt automatisch geannuleerd zodra u
deze ventilatiestand selecteert.
232

Page 237 of 416

Aanwijzingen voor bediening
Ruitontwaseming
De ramen beslaan aan de binnenkant als het
vochtigheidsgehalte in de auto hoog is. Dit
gebeurt dikwijls bij zachte of koele temperatuur
bij regenachtig of vochtig weer. In de meeste
gevallen verdwijnt de wasem door de aircondi-
tioning in te schakelen (door de A/C-toets te
drukken). Stel de temperatuur, richting van de
luchtstroom en aanjagersnelheid af voor het
grootste comfort.
Als de temperatuur daalt, kan het nodig zijn om
de luchtstroom op de voorruit te richten. Stel de
temperatuurregeling en de aanjagersnelheid
op het gewenste comfortniveau. Beslaan van
de ruiten wordt verminderd naarmate de aan-
jagersnelheid toeneemt. Het beslaan van de
voorruit aan de binnenzijde is snel te verhelpen
via de ventilatiestand ontdooien/ontwasemen.Als u de binnenkant van de ramen regelmatig
schoonmaakt met een zuivere reinigingsoplos-
sing (water met azijn werkt heel goed), wordt
voorkomen dat bepaalde vervuilende stoffen
(zoals sigarettenrook, parfum, etc.) zich aan de
ramen hechten. Door vervuilende stoffen be-
slaan de ramen sneller.
Rijden in de zomer
OPMERKING:
In sommige gevallen, bij het trekken van een
aanhanger bij hoge temperaturen, presteert
het airconditioningsysteem mogelijk minder
goed. Dit is om de motor tijdens de zware
belasting te bescherming tegen oververhit-
ting.
De airconditioning is ook voorzien van een
automatisch hercirculatie-systeem. Als het sys-
teem een zware belasting of hoge temperatuur
waarneemt, wordt de functie hercirculatie/AC
gedeeltelijk ingeschakeld voor extra comfort.Rijden in de winter
Wanneer u de verwarming/airco tijdens de win-
ter gebruikt, moet u er goed op letten dat de
luchtinlaat - direct onder de voorruit - vrij blijft
van ijs, modder, sneeuw of andere hindernis-
sen.
Stalling
Wanneer u de auto stalt, of minstens twee
weken lang niet meer gebruikt (bijv. bij vakan-
tie), laat het aircosysteem dan bij stationair
toerental vijf minuten lang draaien in de buiten-
lucht bij een hoge aanjagersnelheid. Zo krijgt
het systeem voldoende smering en is de kans
op schade aan de aircocompressor miniem
wanneer u het systeem weer start.
233

Page 238 of 416

Kaart met tips voor gebruik
234

Page 239 of 416

5
STARTEN EN BEDIENEN
•STARTPROCEDURES ........................ 240
• Automatische versnellingsbak ................ 240
• Enter-N-Go sleutelloze toegang ................ 241
• Normale startprocedure .................... 241
• Extreme koude (onder 29°C) ................ 242
• Als de motor niet start ..................... 242
• Na het starten .......................... 243
• Normaal starten — Dieselmotor ............... 243
• AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK ............. 245
• Parkeerstandvergrendeling contactslot ........... 246
• Rem/Schakelblokkering .................... 247
• Automatische versnellingsbak met 5 versnellingen
(3.6L- en 3.0L-dieselmotor) — indien aanwezig ...... 247
• Keuzehendelstanden ...................... 247
• Zestraps automatische versnellingsbak (5.7L-motor) —
indien aanwezig ......................... 251
• Keuzehendelstanden ...................... 252
235

Page 240 of 416

•RIJDEN MET VIERWIELAANDRIJVING .............. 258
• Gebruiksinstructies/veiligheidsmaatregelen
Quadra-Trac II ......................... 258
• Schakelstanden ......................... 259
• Schakelprocedures ....................... 260
• Quadra-Drive II systeem — indien aanwezig ....... 261
• SELEC-TERRAIN™ — INDIEN AANWEZIG ........... 262
• Omschrijving .......................... 262
• Meldingen op het scherm van het EVIC
(Elektronisch voertuiginformatiecentrum) .......... 263
• QUADRA-LIFT™ — INDIEN AANWEZIG ............. 263
• Omschrijving .......................... 263
• Meldingen op het scherm van het EVIC
(Elektronisch voertuiginformatiecentrum) .......... 265
• Bediening ............................ 266
• TIPS VOOR HET RIJDEN OP DE WEG .............. 267
• RIJDEN IN HET TERREIN ..................... 267
• Quadra-Lift™ – Indien aanwezig ............... 267
• Wanneer u de 4WD LOW-groep moet inschakelen —
Indien aanwezig ......................... 267
• Door water rijden ........................ 268
• Rijden door sneeuw, modder en zand ............ 268
• Steile hellingen nemen ..................... 269
236

Page:   < prev 1-10 ... 191-200 201-210 211-220 221-230 231-240 241-250 251-260 261-270 271-280 ... 420 next >