JEEP GRAND CHEROKEE 2013 Instructieboek (in Dutch)
Page 261 of 416
WAARSCHUWING!
Schakel op gladde oppervlakken niet terug
voor meer motorremwerking. Hierdoor kun-
nen de aangedreven wielen hun grip verlie-
zen, waardoor de auto in een slip kan raken,
wat op zijn beurt kan leiden tot een ongeval en
persoonlijk letsel.
Display-
weergave12 3 4 5 6 D
Toege-
stane
versnel-
lingen 1 1-2 1-3 1,2,4 1,2,
4,51,2,
4-6 1-5
OPMERKING:
Beweeg om de juiste versnelling te kiezen
voor een maximale vertraging (motorrem-
werking) de keuzehendel naar links (-) en
houd hem in die stand. De versnelling scha-
kelt naar het bereik waarin de auto het beste
kan worden afgeremd. Bediening van de overdrive
De automatische versnellingsbak is uitgerust
met een elektronisch geregelde overdrive
(vierde en vijfde versnellingen). De transmissie
schakelt automatisch naar de overdrive-
versnelling als aan de volgende voorwaarden
wordt voldaan:
•
de keuzehendel staat in de stand DRIVE,
• de transmissievloeistof voldoende warm is,
• de motorkoelvloeistof voldoende warm is,
• de voertuigsnelheid voldoende hoog is,
• de bestuurder het gaspedaal niet stevig
heeft ingetrapt,
• de schakelaar TOW/HAUL niet is geacti-
veerd.
Wanneer gebruikt u de modus TOW/HAUL
(trekken/slepen)
Wanneer u op heuvelachtig terrein rijdt, een
aanhanger trekt of een zware lading vervoert,
en wanneer er veel wordt geschakeld, drukt u
op de knop TOW/HAUL om de modus TOW/
HAUL in te schakelen. Hierdoor worden de
prestaties sterk verbeterd en wordt het risico op oververhitting of beschadiging van de ver-
snellingsbak door overmatig schakelen vermin-
derd. Tijdens rijden in de modus TOW/HAUL
treedt er vertraging op in het opschakelen en
de versnellingsbak schakelt automatisch naar
een lagere versnelling (voor remmen op de
motor) bij constant remmen.
Als de schakelaar is geactiveerd, gaat het
lampje TOW/HAUL op het instrumentenpaneel
branden. Als u nogmaals op de schakelaar
drukt, keert de versnellingsbak terug naar de
normale werking. Als de modus TOW/HAUL is
vereist, moet de schakelaar telkens worden
ingedrukt als de motor wordt gestart.
Schakelaar TOW/HAUL
257
Page 262 of 416
Koppelomvormerkoppeling
De automatische versnellingsbak in deze auto
beschikt over een functie die het brandstofver-
bruik helpt beperken. Bij vooraf ingestelde toe-
rentallen grijpt automatisch de overbruggings-
koppeling van de koppelomvormer aan. U
bemerkt dan mogelijk een enigszins ander
schakelgevoel of een enigszins andere reactie
dan tijdens normaal rijden in de hoge versnel-
lingen. Bij dalende rijsnelheid of tijdens acce-
lereren ontkoppelt de koppeling automatisch.
OPMERKING:
•De koppeling van de koppelomvormer
grijpt pas aan en de hoogste overdrive-
versnelling wordt pas ingeschakeld als de
transmissievloeistof en motorkoelvloei-
stof warm zijn (meestal na enkele kilome-
ters rijden (1,6 tot 4,8 km). Omdat de
hoogste versnelling is uitgeschakeld en
het motortoerental hoger is wanneer de
koppeling van de koppelomvormer niet
aangrijpt, kan het lijken of de versnel-
lingsbak in koude toestand niet correct
schakelt. Dat is normaal. Als u Electronic
Range Select (ERS) gebruikt wanneer de
versnellingsbak voldoende warm is, geeft
dit aan dat de versnellingsbak in staat is
om in en uit de overdrive te schakelen. •
Als u een paar dagen niet met de auto
hebt gereden, lijkt de versnellingsbak de
eerste seconden na schakelen trager te
werken. Dit komt doordat de versnellings-
bakvloeistof gedeeltelijk vanuit de kop-
pelomvormer in de versnellingsbak
stroomt. Dit is normaal en leidt niet tot
schade aan de versnellingsbak. De kop-
pelomvormer wordt binnen vijf seconden
na het starten van de motor weer gevuld.
RIJDEN MET
VIERWIELAANDRIJVING
Gebruiksinstructies/
veiligheidsmaatregelen
Quadra-Trac II
De Quadra-Trac II tussenbak werkt volledig
automatisch in de normale stand 4WD AUTO.
De tussenbak van de Quadra-Trac II heeft drie
posities:
• 4WD HI
• NEUTRAL (NEUTRAAL)
• 4WD LOW In de stand 4WD HI werkt deze tussenbak
volledig automatisch.
Wanneer extra trekkracht is vereist, kan de
stand 4WD LOW worden gebruikt om de aan-
drijfassen voor en achter aan elkaar te koppe-
len, zodat de voor- en achterwielen met de-
zelfde snelheid draaien. De stand 4WD LOW is
uitsluitend bedoeld voor gebruik op onver-
harde of gladde wegen. Door in de stand 4WD
LOW op droge, verharde wegen te rijden, slij-
ten de banden sneller en kunnen onderdelen
van de aandrijflijn worden beschadigd.
Wanneer u met de auto in de stand 4WD LOW
rijdt is bij een gegeven rijsnelheid het motortoe-
rental ongeveer drie keer zo hoog als in de
stand 4WD HI. Zorg dat u de motor niet laat
razen en niet harder gaat dan 40 km/uur.
De correcte werking van voertuigen met vier-
wielaandrijving is sterk afhankelijk van het feit
of op alle wielen banden van dezelfde maat,
type en diameter zijn gemonteerd. Geringe
verschillen zullen het schakelen al negatief
beïnvloeden en kunnen schade aan de tussen-
bak veroorzaken.
258
Page 263 of 416
Doordat bij vierwielaandrijving de trekkracht
sterk verbetert, heeft men de neiging om boch-
ten te snel te nemen en de remweg korter in te
schatten. Rij nooit sneller dan de omstandighe-
den toestaan.
WAARSCHUWING!
Uzelf of anderen kunnen letsel oplopen wan-
neer de auto onbeheerd wordt achtergelaten
met de tussenbak in de stand N (Neutraal)
zonder dat eerst de handrem helemaal is
aangetrokken. In de tussenbakstand Neutraal
(N) zijn de voor- en achteraandrijfassen los-
gekoppeld van de aandrijflijn, zodat de auto
nu ook in beweging kan komen als een wille-
keurige versnelling is ingeschakeld. De par-
keerrem moet altijd aangetrokken zijn als de
bestuurder niet in de auto zit.
Schakelstanden
Zie voor meer bijzonderheden over het cor-
recte gebruik van alle tussenbakstanden de
onderstaande informatie:
4WD AUTO
Dit schakelbereik wordt toegepast op opper-
vlakken zoals ijs, sneeuw, gravel, zand en
droge, verharde ondergronden.
OPMERKING:
Raadpleeg “Selec-Terrain– Indien aanwe-
zig” onder “Starten en bedienen” voor na-
dere informatie betreffende de verschillende
standen en het beoogde gebruik hiervan.
NEUTRAL (NEUTRAAL)
Deze stand ontkoppelt zowel voor als achter de
aandrijfassen van de aandrijflijn. Deze stand is
te gebruiken voor het slepen van het voertuig
achter een ander voertuig. Raadpleeg “Slepen
achter een motorhome” onder “Starten en be-
dienen” voor meer informatie. 4WD LOW
Dit schakelbereik is bedoeld voor het op lage
snelheid gebruiken van de vierwielaandrijving.
Het koppelt de aandrijfassen voor en achter
aan elkaar en laat de voor- en achterwielen
draaien met dezelfde snelheid. Dit biedt extra
tractie en maximale grip en dient uitsluitend
gebruikt te worden op losse en gladde onder-
gronden. Rij niet sneller dan 40 km/u.
OPMERKING:
Raadpleeg “Selec-Terrain
– Indien aanwe-
zig” voor nadere informatie betreffende de
verschillende standen en het beoogde ge-
bruik hiervan.
259
Page 264 of 416
Schakelprocedures
4WD HI tot 4WD LOW
Terwijl het voertuig 0 tot 5 km/h rijdt, de ontste-
kingsschakelaar in standONstaat, of terwijl
de motor draait, schakelt u de transmissie in
stand NEUTRAL en drukt u eenmaal op de
toets “4WD LOW” op de schakelaar van de
tussenbak. Het controlelampje 4WD LOWin
de instrumentgroep begint te knipperen en
brandt continu wanneer de schakelactie is vol-
tooid. OPMERKING:
De melding “For 4x4 Low Slow Below 3 MPH
or 5 KPH Put Trans in N Press 4 Low” (Zet
Trans in N, druk 4 Low voor 4x4 Low trager
dan 5 km/u) knippert in het elektronisch
voertuiginformatiecentrum (EVIC) wanneer
niet aan de juiste schakelvoorwaarden/
koppelingen wordt voldaan of wanneer de
temperatuur van de schakelmotor van de
tussenbak te hoog dreigt te worden. Voor
meer informatie raadpleegt u het
Elektro-
nisch voertuiginformatiecentrum (EVIC) in
De functies op uw dashboard.
4WD LOW tot 4WD HI
Terwijl het voertuig 0 tot 5 km/h rijdt, de ontste-
kingsschakelaar in stand ONstaat, of terwijl
de motor draait, schakelt u de transmissie in
stand NEUTRAL en drukt u eenmaal op de
toets “4WD LOW” op de schakelaar van de
tussenbak. Het indicatielampje 4WD LOWin
de instrumentgroep begint te knipperen en
dimt wanneer de schakelactie is voltooid. OPMERKING:
•
De melding “For 4x4 High Slow Below
3 MPH or 5 KPH Put Trans in N Press 4
Low” Zet Trans in N, druk 4 Low voor 4x4
Low trager dan 5 km/h) knippert in het
elektronisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC) wanneer niet aan de juiste
schakelcondities/koppelingen voldaan
wordt of wanneer de temperatuur van de
schakelmotor van de tussenbak te hoog
dreigt te worden. Voor meer informatie
raadpleegt u het Elektronisch voertuigin-
formatiecentrum (EVIC) inDe functies
op uw dashboard.
• U kunt in of uit de stand 4WD LOW scha-
kelen wanneer het voertuig volkomen stil
staat. Hierbij kan het probleem zich voor-
doen dat de tanden van de betreffende
tandwielen niet goed zijn uitgelijnd. Er
kunnen daarom meerdere pogingen no-
dig zijn om de tanden in lijn te brengen en
het schakelen te voltooien. De beste me-
thode is terwijl de auto zich voortbeweegt
met een snelheid van 0 tot 5 km/uur. Als
de auto sneller rijdt dan 5 km/u, zal de
tussenbak het schakelen niet toestaan.
Tussenbakschakelaar
260
Page 265 of 416
Schakelen in NEUTRAL
1. Draai de contactsleutel in de stand ON, de
motor draait niet.
2. De auto staat stil, de voet op de rem.
3. Zet de transmissie in de stand NEUTRAL
(Neutraal).
4. Houd depenschakelaar NEUTRAL gedu-
rende vier seconden ingedrukt (bijv. met be-
hulp van een pen) totdat het LED-lampje bij de
schakelaar begint te knipperen. Dit duidt er op
dat de bak geschakeld wordt. Het lampje stopt
met knipperen (brandt continu) wanneer de
tussenbak volledig in NEUTRAL geschakeld is. 5. Herhaal stappen 1 tot 4 om uit NEUTRAL te
schakelen.
OPMERKING:
Wanneer niet aan de vereiste
schakelcondities/koppelingen voldaan
wordt, knippert de melding “To Tow Vehicle
Safely, Read Neutral Shift Procedure in Ow-
ners Manual” (Raadpleeg de procedure voor
het in neutraal schakelen in de gebruikers-
handleiding voor veilig afslepen van het
voertuig) in het
Elektronisch voertuiginfor-
matiecentrum (EVIC). Voor meer informatie
raadpleegt u het Elektronisch voertuiginfor-
matiecentrum (EVIC) inDe functies op uw
dashboard.Quadra-Drive II systeem — indien
aanwezig
Het optionele Quadra-Drive II systeem be-
staat uit twee koppelingen voor overdracht van
het aandrijfkoppel. Deze koppelingen omvat-
ten een achteras met elektronisch beperkte
slipdifferentieel (ELSD) en de Quadra-Trac II
tussenbak. De optionele ELSD-as werkt volau-
tomatisch en hoeft niet bediend te worden door
de bestuurder. Onder normale rijomstandighe-
den functioneert de unit als een standaard as
die het motorkoppel gelijkmatig distribueert
naar de wielen links en rechts. Als de linker- en
rechterwielen verschillende grip hebben, con-
stateert de vloeistofkoppeling een verschil in
wielrotatiesnelheid. Zodra het ene wiel sneller
gaat ronddraaien dan het andere, wordt het
aandrijfkoppel automatisch overgedragen van
het wiel met minder grip naar het wiel met grip.
Hoewel het ontwerp van de tussenbak afwijkt
van dat van de aandrijfaskoppelingen, is de
werking gelijk. Volg voor het schakelen met dit
systeem de schakelprocedures voor de
Quadra-Trac II tussenbak in het vorige hoofd-
stuk.
Schakelaar voor de neutraalstand
261
Page 266 of 416
SELEC-TERRAIN™ — INDIEN
AANWEZIG
Omschrijving
Selec-Terrain™ combineert de capaciteiten
van de voertuigstabiliteitssystemen met die van
de bestuurder om zo op alle terreinen de beste
prestaties te bieden.
Selec-Terrain™ bevat de volgende standen:
•Sport – Droog weer, afstemming voor weg-
gebruik. Uitsluitend beschikbaar in het scha-
kelbereik 4WD High. Afstelling op basis van
prestaties biedt de rijbeleving van een ach-
terwielaandrijving maar heeft een verbeterde handling en acceleratie in vergelijking met
een tweewielaangedreven voertuig. De elek-
tronische stabiliteitsregeling staat de be-
stuurder meer vrijheid toe bij de bediening
van het voertuig, terwijl het de veilige bedie-
ning blijft waarborgen. (Indien voorzien van
pneumatische ophanging) zal het voertuig in
schakelbereik High de rijhoogte verlagen
naar de Aeromodus. 4WD Low is niet be-
schikbaar in de SPORT-modus. Wanneer
4WD Low wordt ingeschakeld zal de Selec-
Terrain™ automatisch terugschakelen naar
AUTO.
• Sneeuw – Voertuig wordt afgestemd op ex-
tra stabiliteit in situaties met slecht weer. Voor
gebruik terrein- en weggebruik op onder-
gronden met weinig tractie, zoals sneeuw. In
de sneeuwmodus gebruikt de transmissie
van het voertuig (afhankelijk van bepaalde
gebruiksomstandigheden) mogelijk de
tweede versnelling (in plaats van de eerste
versnelling) bij het wegrijden. Hierdoor wordt
het doorslippen van de wielen beperkt. In-
dien voorzien van pneumatische ophanging,
zal de rijhoogte, wanneer de tussenbak in
het schakelbereik High staat, naar de nor- male rijhoogte (NRH) worden gebracht.
Deze rijhoogte verandert in Off-Road 1 wan-
neer de tussenbak in schakelbereik Low
staat.
• Auto – Geheel automatische fulltime vier-
wielaandrijving voor terrein- en weggebruik.
Verdeelt de tractie over de vier wielen en
geeft een soepele stuurbeleving met sterk
verbeterde handling en acceleratie in verge-
lijking met tweewielaangedreven voertuigen.
Wanneer het voertuig is voorzien van pneu-
matisch ophanging, zal de rijhoogte gewij-
zigd worden in NRH.
• Zand/modder – Afstemming voor terreinge-
bruik in omstandigheden met weinig grip,
zoals in modder, zand of op nat gras. De
aandrijflijn is afgestemd op het leveren van
maximale tractie. Op minder zachte onder-
grond is het mogelijk dat u de wielen voelt
happen. De elektronische remregeling
staat afgestemd op een beperkte tractiere-
geling van gas en wielspin. Wanneer het
voertuig is voorzien van pneumatisch ophan-
ging, zal de rijhoogte gewijzigd worden in
Off-Road 1.
Selec-Terrain™ schakelaar
262
Page 267 of 416
•Rotsen – Afgestemd op terreingebruik, uit-
sluitend beschikbaar in bereik 4WD Low.
(Indien voorzien van pneumatische ophan-
ging) wordt de rijhoogte van het voertuig
verhoogt om extra bodemvrijheid te bieden.
Afgestemd op maximale tractie, met verbe-
terde bestuurbaarheid voor gebruik in terrein
met hoge tractie. Activeert de Hill Descent
Control (afdaalhulp) voor het veilig afdalen
van steile hellingen. Voor het op lage snel-
heid overwinnen van obstakels als grote
rotsen, diepe sporen, etc. Indien voorzien
van pneumatische ophanging, wordt de rij-
hoogte van het voertuig gewijzigd in Off-
Road 2. Wanneer de Selec-Terrain™ scha-
kelaar in de ROCK-stand staat en de
tussenbak van 4WD Low naar 4WD High
geschakeld wordt, zal het Selec-Terrain™
systeem terug schakelen naar AUTO.Meldingen op het scherm van het
EVIC (Elektronisch
voertuiginformatiecentrum)
Wanneer de betreffende omstandigheden hier-
toe aanleiding geven, zullen meldingen ver-
schijnen in het EVIC-scherm. Voor meer infor-
matie raadpleegt u het Elektronisch
voertuiginformatiecentrum (EVIC) inDe func-
ties op uw dashboard.
QUADRA-LIFT™ — INDIEN
AANWEZIG
Omschrijving
Het Quadra-Lift™ pneumatische ophangsys-
teem biedt, naast het voordeel van de met één
toetsdruk afstelbare rijhoogte, de mogelijkheid
om de voertuighoogte af te stemmen op de
belading van het voertuig. •Normale rijhoogte (NRH) – Dit is de stan-
daard rijhoogte van de ophanging en is
bedoeld voor normale rijomstandigheden.
Selec-Terrain™ schakelaar
1 — Toets OMHOOG
2 — Toets OMLAAG
3 — Indicatielamp parkeermodus
4 — Indicatielamp normale rijhoogte
5 — Indicatielamp Off-Road 1
6 — Indicatielamp Off-Road 2
263
Page 268 of 416
•Off-Road 1 (OR1) (Verhoogt de rijhoogte
met ongeveer 33 mm (28 mm voor het
w/AMS-pakket) – Deze rijhoogte dient u toe
te passen voor al het terreinrijden totdat
stand OR2 benodigd wordt. Hierdoor rijdt u
rustiger en comfortabeler. Druk, vanuit de
NRH-stand, eenmaal op de toets “OM-
HOOG” wanneer de voertuigsnelheid min-
der dan 77 km/h bedraagt. De rijhoogte van
het voertuig wordt automatisch verlaagd
naar de NRH-stand, wanneer deze in de OR
1-stand is, de voertuigsnelheid gedurende
langer dan 20 seconden tussen 64 km/h en
80 km/h blijft of de snelheid hoger wordt dan
80 km/h. Raadpleeg voor verdere informatie:
“Tips voor terreinrijden” onder “Starten en
bedienen”.
• Off-Road 2 (OR2) (Verhoogt de rijhoogte
van het voertuig met ongeveer 65 mm
(56 mm w/AMS-pakket) – Deze stand is
uitsluitend bedoeld voor terreinrijden waarbij
maximale bodemvrijheid vereist is. Om de
OR 2-stand te bereiken, drukt u in de NRH-
stand tweemaal op de toets OMHOOG, of
eenmaal vanuit de OR 1-stand terwijl het
voertuig langzamer rijdt dan 32 km/h. Wan- neer het voertuig, in de stand OR 2, een
snelheid bereikt van meer dan 40 km/h, zal
de rijhoogte automatisch verlaagd worden
naar de stand OR 1. Raadpleeg voor verdere
informatie: “Tips voor terreinrijden” onder
“Starten en bedienen”.
• Aeromodus (Verlaagt de rijhoogte met on-
geveer 13 mm – Door de rijhoogte te verla-
gen biedt deze stand een verbeterd aerody-
namisch profiel. Het voertuig wordt
automatisch in de Aeromodus geschakeld,
wanneer de voertuigsnelheid gedurende
langer dan 20 seconden tussen 100 km/h en
106 km/h blijft of de snelheid hoger wordt
dan 106 km/h. Het voertuig keert vanuit de
Aeromodus terug naar de NRH-stand wan-
neer de voertuigsnelheid gedurende langer
dan 20 seconden tussen 48 km/h en 56 km/h
blijft of de snelheid lager wordt dan 48 km/h.
Het voertuig neemt, ongeacht de voertuig-
snelheid, de Aeromodus aan wanneer de
knop Selec-Terrain™ in de SPORT-stand ge-
zet wordt. Door de knop Selec-Terrain™ in
de AUTO-stand te zetten keert het systeem
terug naar normaal bedrijf. •
Parkeermodus (Verlaagt de rijhoogte met
ongeveer 38 mm) – In deze stand wordt het
voertuig verlaagd zodat passagiers eenvou-
diger kunnen in- en uitstappen. Tevens wordt
het laden en lossen van eventuele lading
gemakkelijker doordat de achterzijde van
het voertuig verlaagd wordt. Om de parkeer-
modus te bereiken, drukt u eenmaal de toets
OMLAAG wanneer de voertuigsnelheid min-
der dan 40 km/h bedraagt. Zodra het voer-
tuig langzamer rijdt dan 24 km/h zal de
rijhoogte verlaagd worden. Wanneer de
voertuigsnelheid gedurende langer dan
60 seconden tussen 24 km/h en 40 km/h
blijft, of wanneer de snelheid hoger wordt
dan 40 km/h, zal de parkeermodus worden
opgeheven. Om de parkeermodus te verla-
ten, drukt u, in parkeermodus, eenmaal op
OMHOOG of verhoogt u de voertuigsnelheid
tot meer dan 24 km/h.
De Selec-Terrain™-schakelaar wijzigt de rij-
hoogte automatisch naar de juiste hoogte af-
hankelijk van de stand van de Selec-Terrain™-
schakelaar. Vanuit de standaard Selec-
Terrain™-instelling kan de rijhoogte aangepast
worden door gebruik te maken van de toetsen
264
Page 269 of 416
voor de pneumatische ophanging. Raadpleeg
“Selec-Terrain™” onder “Starten en bedienen”
voor meer informatie.
Voor het maken van al deze wijzigingen is het
noodzakelijk dat de motor draait. Bij het laten
zakken van het voertuig moeten alle portieren,
inclusief de achterklep, gesloten zijn. Wanneer
op enig moment tijdens het zakken van het
voertuig een portier geopend wordt, zal het
zakken van het voertuig onderbroken worden
totdat het portier (de portieren) gesloten is
(zijn).
Het Quadra-Lift™ pneumatisch ophangsys-
teem gebruikt hef- en zakpatronen welke voor-
komen dat de koplampen, tijdens het verande-
ren van de rijhoogte, tegemoetkomend verkeer
verblinden. Bij het heffen van het voertuig, zal
eerst de achterzijde van het voertuig omhoog
komen en dan de voorzijde. Bij het laten zak-
ken, beweegt de voorzijde eerst naar beneden
en daarna pas de achterzijde.Het kan voorkomen dat de pneumatische op-
hanging kortstondig beweegt nadat de motor is
uitgeschakeld, dit is normaal. Het systeem cor-
rigeert de stand van het voertuig om deze zo
een aangenaam uiterlijk te verschaffen.
Ter assistentie bij het verwisselen van een
band, biedt het Quadra-Lift™ pneumatische
ophangsysteem een functie waarmee het auto-
matische uitlijnen wordt uitgeschakeld. Druk
gelijktijdig op de OMHOOG- en OMLAAG-toets
en houd deze vast gedurende5-10seconden.
In het EVIC verschijnt, onmiddellijk nadat de
toetsen zijn losgelaten, een melding dat de
uitlijning is uitgeschakeld. Voor meer informatie
raadpleegt u het Elektronisch voertuiginforma-
tiecentrum (EVIC) inDe functies op uw dash-
board. Door met het voertuig een snelheid van
meer dan 8 km/h te rijden schakelt de pneu-
matische ophanging weer terug naar normaal
bedrijf. Raadpleeg voor meer informatie: “Het
voertuig opkrikken en banden wisselen” onder
“Wat te doen bij noodgevallen”.WAARSCHUWING!
Het pneumatische ophangsysteem maakt
voor het bedienen van het systeem gebruik
van een hoeveelheid lucht onder hoge druk.
Om persoonlijke verwondingen en beschadi-
ging van het systeem te voorkomen, dient het
onderhoud aan het systeem uitgevoerd te
worden door een erkend dealer.
Meldingen op het scherm van het
EVIC (Elektronisch
voertuiginformatiecentrum)
Wanneer de betreffende omstandigheden hier-
toe aanleiding geven, zullen meldingen ver-
schijnen in het EVIC-scherm. Voor meer infor-
matie raadpleegt u het Elektronisch
voertuiginformatiecentrum (EVIC) inDe func-
ties op uw dashboard.
Elke keer dat een systeemfout is waargenomen
zal dit kenbaar gemaakt worden via een ge-
luidssignaal.
265
Page 270 of 416
BedieningDe indicatielampjes 3 t/m 6 gaan branden om
de actuele stand van het voertuig aan te geven.
Knipperende indicatielampjes geven standen
aan waarnaar het systeem onderweg is. Bij het
heffen van het voertuig, waarbij meerdere indi-
catielampjes op de toets OMHOOG knipperen,
geeft het hoogste knipperende lampje de stand
aan waarnaar het systeem onderweg is. Bij het
laten zakken van het voertuig, waarbij meer-
dere indicatielampjes op de toets OMHOOG
knipperen, geeft het laagste continu bran-
dende lampje de stand aan waarnaar het sys-
teem onderweg is.
Door eenmaal op de toets OMHOOG te druk-
ken zal de ophanging naar een niveau bewe-
gen welke een stand hoger is dan de huidige,
vooropgesteld dat aan alle voorwaarden is
voldaan (bijv. motor draait, snelheid beneden
grenswaarde, etc.). De toets OMHOOG kan
meerdere malen gedrukt worden. Elke toets-
druk zal de rijhoogte met een stap verhogen tot
de uiterste stand voor OR 2, of de hoogste
toegestane stand onder de huidige omstandig-
heden (bijv. voertuigsnelheid, etc.).Door eenmaal op de toets OMLAAG te drukken
zal de ophanging naar een niveau bewegen
welke een stand lager is dan de huidige, voor-
opgesteld dat aan alle voorwaarden is voldaan
(bijv. motor draait, portieren gesloten, snelheid
beneden grenswaarde, etc.). De toets OM-
LAAG kan meerdere malen gedrukt worden.
Elke toetsdruk zal de rijhoogte met een stap
verlagen tot de minimale stand voor de par-
keermodus, of de laagste toegestane stand
onder de huidige omstandigheden (bijv. voer-
tuigsnelheid, etc.).
Automatische aanpassingen van de rijhoogte
vinden plaats op basis van de voertuigsnelheid
en de actuele rijhoogte. De indicatielampjes en
de meldingen op het EVIC-scherm verlopen
gelijk voor zowel automatische aanpassingen
als voor handmatige, door de gebruiker ver-
zochte aanpassingen.
•
Off-Road 2 (OR 2) – Indicatielampjes 4, 5 en
6 branden wanneer het voertuig in de OR
2-stand is.
• Off-Road 1 (OR 1) – Indicatielampjes 4 en 5
branden wanneer het voertuig in de OR
1-stand is. •Normale rijhoogte (NRH) – Indicatielampje 4
brandt wanneer het voertuig in deze stand is.
•Parkeermodus – Indicatielamp 3 brandt wan-
neer het voertuig in parkeermodus is. Wanneer
de parkeermodus is aangevraagd terwijl de
voertuigsnelheid tussen 24 km/h en 40 km/h
ligt, zal indicatielamp 4 continu branden en
indicatielamp 3 knipperen terwijl het systeem
wacht totdat de voertuigsnelheid verlaagd
wordt. Wanneer de voertuigsnelheid is ver-
laagd tot minder dan 24 km/h en beneden
deze snelheid gehouden wordt, zal indicatie-
lamp 4 dimmen. Indicatielamp 3 knippert dan
totdat de parkeermodus bereikt is, waarna
indicatielamp 3 continu zal branden. Wanneer
de rijsnelheid, tijdens het aanpassen van de
rijhoogte naar parkeermodus, hoger wordt dan
24 km/h, zal het aanpassen van de rijhoogte
onderbroken worden totdat de rijsnelheid weer
beneden 24 km/h gebracht wordt. Hierop
wordt de aanpassing van de rijhoogte naar
parkeermodus hervat. Stijgt de rijsnelheid tot
boven 40 km/h, dan wordt de rijhoogte weer
terug gebracht naar de NRH-stand. De par-
keermodus kan worden gekozen wanneer het
voertuig stil staat, op voorwaarde dat de motor
draait en alle portieren gesloten blijven.
266