sensor JEEP GRAND CHEROKEE 2013 Instructieboek (in Dutch)

Page 75 of 420

•FORWARD COLLISION WARNING (FCW) MET
RISICOBEPERKING - INDIEN AANWEZIG ..............144
•PARKSENSE® PARKEERSENSOREN ACHTER — INDIEN
AANWEZIG .................................147
•ParkSense® sensoren ........................ .147
• ParkSense® waarschuwingsscherm .................147
• ParkSense® display ......................... .148
• ParkSense® in- en uitschakelen ...................150
• Onderhoud van ParkSense® parkeerhulpsysteem achter . . . .150
• ParkSense® systeem reinigen ....................150
• Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik van het ParkSense®
systeem ................................ .151
•PARKSENSE® PARKEERSENSOREN VOOR EN ACHTER —
INDIEN AANWEZIG ............................152
•ParkSense® sensoren ........................ .153
• ParkSense® waarschuwingsscherm .................153
• ParkSense® display ......................... .153
• ParkSense® in- en uitschakelen ...................156
• Onderhoud van ParkSense® parkeerhulpsysteem .........156
• ParkSense® systeem reinigen ....................157
• Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik van het ParkSense®
systeem ................................ .157
•PARKVIEW® ACHTERUITRIJCAMERA — INDIEN AANWEZIG . . .158•ParkView® in- of uitschakelen — met Uconnect® 5.0 .......160
• ParkView® in- of uitschakelen — met Uconnect® 8.4A/8.4AN . .160
•ELEKTRISCH BEDIENBAAR ZONNEDAK —
INDIEN AANWEZIG ............................160
71

Page 120 of 420

sterkte van het omgevingslicht. Om dit systeem
in te schakelen draait u de koplampschakelaar
naar stand A (AUTO).
Bij ingeschakeld systeem is de uitschakelver-
traging van de koplampen ook ingeschakeld.
Dit betekent dat de koplampen nog maximaal
90 seconden lang blijven branden nadat u de
contactschakelaar in de stand OFF hebt gezet.
Om de automatische koplampen uit te schake-
len draait u de koplampschakelaar naar een
andere stand dan AUTO.
OPMERKING:
Bij ingeschakelde automatische stand gaan
de koplampen pas branden zodra de motor
draait.
Koplampen automatisch
inschakelen met ruitenwissers
Als uw auto is uitgerust met automatisch inschake-
lende koplampen dan is deze door de klant te
programmeren functie beschikbaar. Als de koplam-
pen in de modus Automatisch staan en de motor
draait, gaan de koplampen automatisch branden
wanneer de ruitenwisser wordt ingeschakeld.
Raadpleeg de paragraaf"Elektronisch voertuigin-
formatiecentrum (EVIC)/Door de klant te program- meren functies"
in het hoofdstuk "Het instrumen-
tenpaneel" voor meer informatie hierover.
Als uw auto is uitgerust met een regensensor
en als deze is ingeschakeld, dan gaan de
koplampen automatisch branden nadat de rui-
tenwissers binnen ongeveer een minuut vijf
wiscycli hebben uitgevoerd. De koplampen wor-
den vier minuten nadat de ruitenwissers zijn
gestopt, weer uitgeschakeld. Zie “Ruitenwis-
sers en sproeiers” in dit hoofdstuk voor meer
informatie.
OPMERKING:
Als uw koplampen overdag worden inge-
schakeld, dan worden de lampjes op het
instrumentenpaneel automatisch gedimd
zodat ze niet zo fel branden als in het don-
ker. Raadpleeg Verlichtingin dit hoofdstuk
voor meer informatie.
Automatisch grootlicht — Indien
aanwezig
Het automatisch-grootlichtsysteem zorgt voor
meer licht van de koplampen in het donker door
automatische regeling van het grootlicht met
behulp van een op de achteruitkijkspiegel ge-
monteerde digitale camera. Deze camera de- tecteert de verlichting van andere voertuigen en
zorgt ervoor dat automatisch van grootlicht naar
dimlicht wordt geschakeld totdat naderende
voertuigen uit het zicht van de camera zijn
verdwenen.
OPMERKING:

Als de voorruit of spiegel voor automa-
tisch grootlicht wordt vervangen, moet de
spiegel voor automatisch grootlicht op-
nieuw worden gericht om zeker te zijn van
een correcte werking. Neem contact op
met uw erkende dealer.
• Als de koplampen en achterlichten van
voertuigen in het blikveld van de camera
defect zijn, met modder zijn bespat of
gedeeltelijk aan het zicht worden onttrok-
ken, zal uw grootlicht langer blijven bran-
den (dichter bij het andere voertuig). Het
systeem zal ook niet correct werken als
de voorruit of cameralens zijn bedekt met
vuil, vet of andere obstakels (sticker, tol-
kastje, etc.).
11 6

Page 127 of 420

Als u tegen het uiteinde van de hendel duwt
terwijl de ruitenwissers zijn uitgeschakeld, voe-
ren de ruitenwissers meerdere wisbewegingen
uit en worden vervolgens weer uitgeschakeld.
WAARSCHUWING!
Een plotselinge verslechtering van het zicht
door de voorruit kan tot aanrijdingen leiden.
Mogelijk ziet u andere voertuigen of obsta-
kels over het hoofd. Voorkom plotselinge
ijsvorming op de voorruit door de voorruit
eerst te verwarmen met de ontdooi-inrichting
voordat u de ruitensproeier gebruikt.
WasemGebruik de tipfunctie als het weer vereist dat de
ruitenwissers af en toe gebruikt worden. Draai
het uiteinde van de hendel naar de stand MIST
en laat hem los voor één wisbeweging.
OPMERKING:
De MIST-functie schakelt de sproeierpomp
niet in. Er wordt daarom geen ruitensproei-
ervloeistof op de voorruit gesproeid. De wis-
functie moet worden gebruikt om ruiten-
sproeiervloeistof op de voorruit te sproeien.Regensensor — Indien aanwezigDeze voorziening detecteert vocht op de voor-
ruit en schakelt automatisch de ruitenwissers in.
De functie is vooral handig wanneer spatwater
van de weg of water dat van de ruitenwissers
van een voorliggende auto wordt geblazen, op
de voorruit terechtkomt. Draai het uiteinde van
de multifunctionele hendel naar één van de vijf
standen om deze functie te activeren.
Werking van de ruitensproeierBediening van MIST-functie
123

Page 128 of 420

De gevoeligheid van het systeem kan worden
ingesteld met de multifunctionele hendel. Wis-
serintervalstand 1 is het minst gevoelig en
wisserintervalstand 4 is het meest gevoelig. Bij
normale regenval dient stand 3 te worden ge-
bruikt. Gebruik stand 1 en 2 als u de gevoelig-
heid van de regensensor wilt verkleinen. Ge-
bruik stand 4 als u de gevoeligheid van de
regensensor wilt vergroten. Zet de ruitenwisser-
schakelaar in de stand OFF als u het systeem
niet wilt gebruiken.
OPMERKING:
•De regensensor werkt niet wanneer de
ruitenwisserschakelaar in de stand voor
lage of hoge snelheid staat.
• Als er ijs of opgedroogd zout water op de
voorruit aanwezig is, werkt de regensen-
sor mogelijk niet goed.
• Het gebruik van Rain-X® en was- of sili-
conenhoudende producten kan de presta-
ties van de regensensor beïnvloeden.
• Via een door de klant te programmeren
functie in het elektronisch voertuiginfor-
matiecentrum (EVIC) kan de regensensor worden uitgeschakeld. Raadpleeg de pa-
ragraaf
Elektronisch voertuiginformatie-
centrum (EVIC)/Persoonlijke instellingen
(door de klant te programmeren functies) 
in het hoofdstuk Het instrumentenpa-
neel voor meer informatie hierover.
Het regensensorsysteem is voorzien van be-
schermfuncties voor de wisserbladen en
-armen en werkt niet onder de volgende om-
standigheden:
• Lage omgevingstemperatuur — Als de
contactschakelaar voor het eerst in de stand
ON wordt gezet, dan werkt het regensensor-
systeem pas wanneer de ruitenwisserscha-
kelaar wordt bediend, de voertuigsnelheid
hoger is dan 0 km/u (0 mph) of de buitentem-
peratuur hoger is dan 0 °C (32 °F).
• Versnellingsbak in de neutraalstand — Als
de contactschakelaar in de stand ON staat
en de versnellingsbak in de neutraalstand
staat, dan werkt het regensensorsysteem
pas wanneer de ruitenwisserschakelaar
wordt bediend, de voertuigsnelheid hoger is
dan 8 km/u (5 mph) of als de schakelhendel
uit de neutraalstand wordt gezet. In de modus Starten op afstand
— Op voer-
tuigen die zijn uitgerust met de functie voor
starten op afstand werkt de regensensor niet
als het voertuig in de modus Starten op afstand
staat. Als de bestuurder in het voertuig zit en de
contactschakelaar in de stand RUN heeft gezet,
dan kan de werking van de regensensor wor-
den hervat als deze is geselecteerd en zijn er
geen andere belemmerende omstandigheden
(eerder vermeld).
VERSTELBARE STUURKOLOM
Met deze functie kunt u de stuurkolom in de
hoogte verstellen. U kunt de stuurkolom ook in
de lengte verstellen. De hendel voor de lengte-
en hoogteverstelling bevindt zich onder het
stuur aan het einde van de stuurkolom.
124

Page 133 of 420

Als u eenmaal op de knop SET (-) drukt, wordt
de ingestelde snelheid verlaagd met 1 km/u
(1 mph). Telkens wanneer u opnieuw kort op de
knop drukt, wordt de snelheid met 1 km/u
(1 mph) verlaagd.
Accelereren om in te halenTrap het gaspedaal in op dezelfde wijze als u
normaal gesproken zou doen. Wanneer u het
pedaal loslaat, keert de auto terug naar de
ingestelde rijsnelheid.
Gebruik van de cruisecontrol op hellingen
De versnellingsbak schakelt op hellingen moge-
lijk terug om de ingestelde snelheid van de auto
te handhaven.
OPMERKING:
De cruisecontrol houdt de snelheid op hel-
lingen en bij afdalingen constant. Een kleine
snelheidsverandering op lichte hellingen is
normaal.
Op steile berghellingen kan de snelheid veel
hoger of lager worden, waardoor het in die
gevallen beter is om zonder cruisecontrol te
rijden.
WAARSCHUWING!
De cruisecontrol kan gevaarlijk zijn in situa-
ties waar het systeem geen constante snel-
heid kan aanhouden. Uw auto kan gezien de
omstandigheden te snel gaan, waardoor u
de controle over de auto kunt verliezen en
mogelijk een ongeval veroorzaakt. Gebruik
de cruisecontrol nooit in druk verkeer of op
bochtige, beijzelde, besneeuwde of anders-
zins gladde wegen.
ADAPTIEVE CRUISECONTROL
(ACC) — INDIEN AANWEZIG
Adaptieve cruisecontrol (ACC) vergroot het ge-
bruiksgemak van de cruisecontrol tijdens het
rijden op autosnelwegen en andere hoofdwe-
gen. Het is echter geen veiligheidssysteem en
draagt niet bij aan het voorkomen van ongeval-
len.Met ACC kunt u de cruisecontrol ingeschakeld
houden in lichte tot matige verkeersdrukte zon-
der dat u voortdurend uw cruisecontrol opnieuw
hoeft in te stellen. ACC maakt gebruik van een
radarsensor en een naar voren gerichte camera
ontworpen om direct voor u rijdende voertuigen
te detecteren.
OPMERKING:

Als de sensor geen voor u rijdend voer-
tuig detecteert, houdt ACC een vaste in-
gestelde snelheid aan.
• Wanneer de ACC-sensor een voor u rij-
dend voertuig detecteert, zorgt ACC dat
uw auto automatisch iets afremt of ver-
snelt (maximaal tot de oorspronkelijk in-
gestelde snelheid) om een vooraf inge-
stelde volgafstand aan te houden, waarbij
de snelheid wordt aangepast aan de snel-
heid van uw voorligger.
129

Page 140 of 420

Verhogen. Telkens wanneer de knop wordt in-
gedrukt, wordt de instelling van de volgafstand
verhoogd met één balk (groter).
Om de instelling van de volgafstand te verla-
gen, drukt u kort op de knop Afstand Instellen —
Verlagen. Telkens wanneer de knop wordt inge-
drukt, wordt de instelling van de volgafstand
verlaagd met één balk (kleiner).
Als er geen voertuig voor u rijdt, houdt uw auto
de ingestelde snelheid aan. Als een langzamer
rijdend voertuig op dezelfde rijstrook wordt ge-
detecteerd, toont het EVIC het pictogram voor
een gedetecteerd voertuig, waarna het systeem
de rijsnelheid automatisch aanpast om de inge-
stelde volgafstand te handhaven, ongeacht de
ingestelde snelheid.
Uw auto handhaaft dan de ingestelde volgaf-
stand totdat:
•Het voorliggende voertuig versnelt tot een
waarde die hoger ligt dan de ingestelde
rijsnelheid.
• Het voorliggende voertuig naar een andere
rijbaan gaat of buiten het bereik van de
sensor komt. •
Het voorliggende voertuig gedurende langer
dan 2 seconden tot stilstand 0 km/u (0 mph)
vertraagt en het systeem automatisch wordt
uitgeschakeld.
• De instelling van de volgafstand wordt
gewijzigd.
• Het systeem wordt uitgeschakeld. (Zie de
informatie over het activeren van de ACC.)
Het maximale remvermogen van de ACC is
beperkt, maar indien nodig kunt u altijd zelf
bijremmen.
OPMERKING:
De remlichten gaan branden als het ACC-
systeem de auto afremt.
Er wordt een naderingswaarschuwing weerge-
geven wanneer de ACC voorspelt dat het maxi-
male remvermogen onvoldoende is om de in-
gestelde afstand te handhaven. In een
dergelijke situatie knippert de visuele waar-
schuwing "BRAKE"(remmen) op het EVIC en
klinkt er een geluidssignaal, terwijl de ACC het
maximale remvermogen gebruikt. U dient dan onmiddellijk te remmen om een
veilige afstand tot uw voorligger te handhaven.
InhaalhulpTijdens het rijden met ingeschakelde ACC en
het volgen van een doelauto, biedt het systeem
extra acceleratie om te helpen voorliggende
voertuigen in te halen. Deze extra acceleratie
wordt geactiveerd wanneer de bestuurder de
richtingaanwijzer naar links inschakelt. Op
plaatsen waar het verkeer links rijdt, is de
inhaalhulp alleen actief bij het links inhalen van
de doelauto.
Remwaarschuwing
136

Page 141 of 420

Wanneer een auto verandert van een plaats
waar het verkeer links rijdt naar een plaats waar
het verkeer rechts rijdt, detecteert de ACC
automatisch de rijrichting van het verkeer. In dat
geval is de inhaalhulp alleen actief bij het rechts
inhalen van de doelauto. Deze extra acceleratie
wordt geactiveerd wanneer de bestuurder de
richtingaanwijzer naar rechts inschakelt. In
deze situatie zorgt het ACC-systeem niet meer
voor inhaalhulp bij het links inhalen totdat het
vaststelt dat het voertuig weer is teruggekeerd
naar een plaats waar het verkeer links rijdt.
Menu van de adaptieve
cruisecontrol (ACC)
Het EVIC toont de huidige instellingen van het
ACC-systeem. Het EVIC bevindt zich in het
midden van de instrumentengroep. De ge-
toonde informatie is afhankelijk van de status
van het ACC-systeem.
Druk op de toets AAN/UIT van de ADAPTIEVE
CRUISECONTROL (ACC) (op het stuur), totdat
een van de volgende meldingen wordt weerge-
geven in het EVIC:Adaptive Cruise Control OFF (adaptieve
cruisecontrol uitgeschakeld)
Als ACC is uitgeschakeld, verschijnt op het
scherm de melding
"Adaptive Cruise Control
OFF (adaptieve cruisecontrol uitgeschakeld).
Adaptive Cruise Control (ACC) Ready
(adaptieve cruisecontrol gereed)
Als ACC is ingeschakeld, maar de rijsnelheid
niet is ingesteld, verschijnt op het scherm de
melding "Adaptive Cruise Control (ACC)
Ready" (adaptieve cruisecontrol gereed).
Druk op de toets SET + of de SET- (op het
stuur), en de volgende meldingen worden weer-
gegeven in het EVIC:
ACC ingesteld
Als ACC is ingesteld, blijft de ingestelde snel-
heid zichtbaar in de rechteronderhoek van de
instrumentengroep.
Het ACC-scherm wordt opnieuw getoond wan-
neer een ACC-activiteit plaatsvindt, zoals bij-
voorbeeld:
• Wijzigen van de ingestelde volgafstand •
Annuleren van het systeem
• Ingreep door de bestuurder
• Uitschakelen van het systeem
• Naderingswaarschuwing van ACC
• Waarschuwing ACC niet beschikbaar
• Als het ACC-scherm langer dan 5 seconden
niet actief is, toont het EVIC het laatst geko-
zen scherm.
Waarschuwingen en
onderhoudsaanwijzingen op het
scherm
Waarschuwing Wipe Front Radar Sensor
In Front Of Vehicle (veeg radarsensor aan
voorzijde af)
De waarschuwing "ACC / FCW Unavailable
Wipe Front Radar Sensor" (ACC/FCW niet be-
schikbaar Veeg radarsensor aan voorzijde af)
wordt weergegeven en ook een geluidssignaal
geeft aan wanneer de functionaliteit van het
systeem tijdelijk door omstandigheden wordt
beperkt.
137

Page 142 of 420

Dit komt vooral voor bij slecht zicht, zoals
tijdens sneeuwval of zware regenbuien. Het
ACC-systeem kan ook tijdelijk niet beschikbaar
zijn doordat de sensor is bedekt met modder,
vuil of ijs. In dergelijke gevallen wordt in het
EVIC"ACC / FCW Unavailable Wipe Front
Radar Sensor" (ACC/FCW niet beschikbaar
Veeg radarsensor aan voorzijde af) weergege-
ven en wordt het systeem uitgeschakeld.
De melding "ACC / FCW Unavailable Wipe
Front Radar Sensor" (ACC/FCW niet beschik-
baar Veeg radarsensor aan voorzijde af) wordt
soms weergegeven als u rijdt in omgevingen
met veel reflectie (zoals in tunnels met reflecte-
rende tegels of op plaatsen met ijs en sneeuw).
Het ACC-systeem herstelt zich nadat de auto
deze omgevingen heeft verlaten. In zeldzame
gevallen, wanneer de radar geen voertuigen of
objecten vóór zich detecteert, kan deze waar-
schuwing tijdelijk worden weergegeven.
OPMERKING:
Als de waarschuwing ACC / FCW Unavaila-
ble Wipe Front Radar Sensor (ACC/FCW
niet beschikbaar Veeg radarsensor aan
voorzijde af) actief is, is de normale cruise-
control (vaste snelheid) nog steeds beschik- baar. Raadpleeg de paragraaf
Modus Nor-
male cruisecontrol (vaste snelheid) in dit
hoofdstuk voor meer informatie hierover.
Als de weersomstandigheden geen oorzaak
kunnen zijn, dient u de sensor te controleren.
Het kan noodzakelijk zijn een obstakel van de
sensor te verwijderen of deze te reinigen. De
sensor bevindt zich in het midden van de auto,
achter de onderste grille.
Voor een juiste werking van het ACC-systeem
dient u de volgende onderhoudsaanwijzingen
op te volgen:
• Houd de sensor altijd schoon. Veeg de lens
voorzichtig schoon met een zachte doek.
Voorkom beschadiging van de sensorlens.
• Verwijder geen schroeven van de sensor.
Het verwijderen van schroeven kan een sto-
ring in het ACC-systeem tot gevolg hebben of
het opnieuw uitlijnen van de sensor noodza-
kelijk maken.
• Als de sensor of de voorkant van het voertuig
is beschadigd door een aanrijding, neemt u
contact op met uw erkende dealer voor
service. •
Monteer geen accessoires in de nabijheid
van de sensor, ook geen transparant materi-
aal of een andere grille. Dat kan een storing
of defect in het ACC-systeem veroorzaken.
Als de omstandigheid waardoor het systeem werd
uitgeschakeld niet langer aanwezig is, keert het
systeem terug naar de status "Adaptive Cruise
Control OFF (adaptieve cruisecontrol uitgescha-
keld). U kunt het systeem dan opnieuw activeren,
waarna de huidige instellingen weer worden ge-
bruikt.
OPMERKING:

Als de melding ACC / FCW Unavailable Wipe
Front Radar Sensor (ACC/FCW niet beschik-
baar Veeg radarsensor aan de voorzijde af)
vaak wordt weergegeven (bijvoorbeeld ie-
dere rit meer dan één keer) zonder enige
sneeuw, regen, modder of andere obstakels,
laat u de radarsensor opnieuw uitlijnen door
uw erkende dealer.
•Het monteren van een sneeuwploeg, be-
scherming of een andere grille of het wijzi-
gen van de grille wordt afgeraden. Hierdoor
kan de sensor worden geblokkeerd en de
werking van het ACC/FCW-systeem worden
belemmerd.
138

Page 143 of 420

WaarschuwingClean Front Windshield
(voorruit reinigen)
De waarschuwing "ACC/FCW Limited Functio-
nality Clean Front Windshield "(ACC/FCW be-
perkte functionaliteit Voorruit reinigen) wordt
weergegeven en ook een geluidssignaal geeft
aan wanneer de functionaliteit van het systeem
tijdelijk door omstandigheden wordt beperkt. Dit
komt vooral voor bij slecht zicht, zoals tijdens
sneeuwval of zware regenbuien en bij mist. Het
ACC-systeem kan ook tijdelijk verblind zijn als
gevolg van obstakels, zoals modder, vuil of ijs
op de voorruit en mist aan de binnenkant van
het glas. In dergelijke gevallen wordt in het
EVIC "ACC/FCW Limited Functionality Clean
Front Windshield" (ACC/FCW beperkte functio-
naliteit Voorruit reinigen) weergegeven en heeft
het systeem verminderde prestaties.
De melding "ACC/FCW Limited Functionality
Clean Front Windshield" (ACC/FCW beperkte
functionaliteit Voorruit reinigen) wordt soms
weergegeven als u rijdt in omgevingen met veel
reflectie (zoals in tunnels met reflecterende
tegels of op plaatsen met ijs en sneeuw). Het
ACC/FCW-systeem herstelt zich nadat de auto
deze omgevingen heeft verlaten. In zeldzame gevallen kan deze waarschuwing tijdelijk wor-
den weergegeven zonder dat de camera een
voertuig of object vóór zich detecteert.
Als de weersomstandigheden geen factor zijn,
dient de bestuurder de voorruit en de camera
aan de achterkant van de achteruitkijkspiegel te
controleren. Het kan noodzakelijk zijn een ob-
stakel van de sensor te verwijderen of deze te
reinigen.
Als de omstandigheid die de beperkte functio-
naliteit veroorzaakte niet meer aanwezig is,
gaat het systeem terug naar volledige functio-
naliteit.
OPMERKING:
Als de melding
ACC/FCW Limited Functio-
nality Clean Front Windshield (ACC/FCW
beperkte functionaliteit Voorruit reinigen)
vaak wordt weergegeven (bijv. meer dan
eenmaal per rit) zonder enige sneeuw, re-
gen, modder of andere obstakels, laat u de
voorruit en de naar voren gerichte camera
controleren door uw erkende dealer. Verwijderen van ACC-sensor voor
terreinrijden
OPMERKING:
Voor terreinrijden is het beter om de ACC-
sensor te verwijderen. De sensor bevindt
zich achter de voorste onderste grille in het
midden van het voertuig. Na het verwijderen
van het bumperpaneel kunt u de onderste
sensor met steun verwijderen.
Volg onderstaande aanwijzingen voor het ver-
wijderen van de sensor:
1. Koppel de connector los door de twee lippen
op de connector in te drukken en de connector
naar buiten te trekken. Niet aan de bedrading
trekken en geen gereedschap gebruiken om de
connector te verwijderen.
2. Verwijder de sparvormige kabelklem uit de
achterkant van de steun.
3. Verwijder de twee M6-bevestigingen waar-
mee de steun op de bumper is bevestigd.
139

Page 144 of 420

OPMERKING:
De stelbevestigingen niet wijzigen en de
sensor niet van de steun trekken. Dit kan tot
een onjuiste uitlijning van de sensor leiden.
Berg de sensor en de steun op een veilige plek
op. De bedrading en de connector moeten goed
worden weggewerkt nadat de sensor en de
steun zijn verwijderd.
Boven op de bumperstang is een connector-
stekker opgeborgen. Breng de bedrading van
de connector aan in de connectorstekker.
OPMERKING:
Als de sensor is verwijderd, zijn adaptieve
cruisecontrol, normale cruisecontrol en For-
ward Collision Warning niet beschikbaar en
blijft de aan/uit-knop voor Forward Collision
Warning branden. Nadat het contact van de
auto is uitgeschakeld en weer ingeschakeld,
wordt het systeem opnieuw ingesteld en de
volledige functionaliteit hervat.
Herhaal bovenstaande procedure in omge-
keerde volgorde om de sensor en de steun
opnieuw aan te brengen. Het vereiste aanhaal-
moment om de steun opnieuw op de stang te
bevestigen is 9 Nm.Waarschuwing onderhoud ACC/FCW
Als het systeem wordt uitgeschakeld en in het
EVIC de melding
"ACC/FCW Unavailable Ser-
vice Required" (ACC/FCW niet beschikbaar,
onderhoud noodzakelijk) of "Cruise/FCW Una-
vailable Service Required" (cruisecontrol/FCW
niet beschikbaar, onderhoud noodzakelijk)
wordt weergegeven, kan er sprake zijn van een
interne systeemstoring of van een tijdelijke sto-
ring die de functionaliteit van ACC beperkt.
Hoewel u nog steeds met de auto kunt rijden,
zal het ACC-systeem tijdelijk niet beschikbaar
zijn. Als dit gebeurt, kunt u proberen ACC later
opnieuw te activeren nadat u de contactscha-
kelaar uit- en weer ingeschakeld heeft. Als het
probleem aanhoudt, breng dan een bezoek aan
uw erkende dealer.
Voorzorg tijdens het rijden met ACCOnder sommige rijomstandigheden kan het
ACC-systeem moeite te hebben met de detec-
tie. In een dergelijk geval kan ACC laat of
onverwacht remmen. U dient als bestuurder
altijd alert te zijn om te kunnen ingrijpen. Een aanhanger trekken
OPMERKING:
Een aanhanger trekken wordt niet aangera-
den tijdens gebruik van de adaptieve cruise
control (ACC).
Verspringend verkeer
Het ACC-systeem kan een voertuig in dezelfde
rijstrook mogelijk niet waarnemen als dat voer-
tuig niet recht voor u rijdt, of invoegt vanaf een
naastgelegen rijstrook. Het kan zijn dat er on-
voldoende afstand is tot uw voorligger. Uw
voorligger kan uw rijtraject onder een hoek
kruisen waardoor uw auto plotseling kan rem-
men of versnellen.
140

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 50 next >