JEEP GRAND CHEROKEE 2013 Instructieboek (in Dutch)
Page 221 of 420
Instelsuggesties voor diverse weersomstandigheden
217
Page 222 of 420
218
Page 223 of 420
5
STARTEN EN RIJDEN
•STARTPROCEDURES ..........................223•Automatische versnellingsbak ....................223
• Keyless Enter-N-Go™ ........................ .224
• Normaal starten ............................ .224
• Extreem lage temperaturen (lager dan 29°C of -20°F) ......225
• Als de motor niet start ....................... .225
• Na het starten ............................. .226
• Normaal starten — dieselmotor ....................226
•AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK ................228•Sleutelblokkering ........................... .229
• Blokkeersysteem rem/transmissie ..................230
• ECO-modus .............................. .230
• Automatische transmissie met acht versnellingen ........230
•WERKING VAN DE VIERWIELAANDRIJVING ............236•Bedieningsaanwijzingen/voorzorgsmaatregelen Quadra-Trac I® -
Indien aanwezig ........................... .236
• Bedieningsaanwijzingen/voorzorgsmaatregelen Quadra-Trac II® -
Indien aanwezig ........................... .237
• Schakelstanden ............................ .237
219
Page 224 of 420
•Schakelprocedures ............................ .238
• Quadra-Drive® II-systeem – indien aanwezig ..............241
•SELEC-TERRAIN™ — INDIEN AANWEZIG ................241•Omschrijving ................................ .241
• Berichten op scherm elektronisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC) .................................... .242
•QUADRA-LIFT™ — INDIEN AANWEZIG .................242•Omschrijving ................................ .242
• Standen van de luchtvering ....................... .245
• Berichten op scherm elektronisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC) .................................... .245
• Bediening .................................. .245
•TIPS VOOR RIJDEN OP DE WEG .....................247
• TIPS VOOR TERREINRIJDEN ........................247
•Quadra-lift™ — indien aanwezig .....................247
• Gebruik van de groep 4WD LOW – indien aanwezig ..........248
• Door water rijden ............................. .248
• Rijden in sneeuw, modder of zand ....................249
• Heuvel oprijden .............................. .249
• Neerwaartse tractie ............................ .250
• Na terreinrijden .............................. .250
•STUURBEKRACHTIGING ..........................251•5.7-liter motor ............................... .251
• 3.6-liter benzinemotor en 3.0-liter dieselmotor .............251
• Controle vloeistof stuurbekrachtiging ..................252
•BRANDSTOFBESPARINGSTECHNOLOGIE ALLEEN 5.7-LITER
MOTOR - INDIEN AANWEZIG ........................253
220
Page 225 of 420
•HANDREM .................................253
• ELEKTRONISCHE REMREGELING ..................254
•ABS-systeem ............................. .255
• Tractieregelsysteem (ASR) ..................... .255
• Remassistent (BAS) ......................... .255
• Electronic Roll Mitigation (ERM) ...................256
• Elektronisch stabiliteitsregelsysteem (ESP) ............256
• Antislingerregeling (ASR) ...................... .258
• Hill Start Assist (HSA) ........................ .258
• Ready Alert Braking - Indien aanwezig ...............260
• Rain Brake Support - Indien aanwezig ................260
• Hill Descent Control (HDC) — Alleen modellen met
vierwielaandrijving met MP3023 tussenbak met twee
versnellingen ............................. .260
• Select Speed Control (SSC) — Alleen modellen met
vierwielaandrijving met MP3023 tussenbak met twee
versnellingen ............................. .262
• Controle-/storingslampje ESP en indicatielampje ESP UIT . . .263
•BANDEN — ALGEMENE INFORMATIE ................263•Bandenspanning ........................... .263
• Bandenspanning ........................... .264
• Bandenspanning bij hoge snelheden ................265
• Radiaalbanden ............................. .265
• Type banden .............................. .266
• Run-flat-banden ............................ .266
• Reservebanden ............................ .267
• Doorslippen van de wielen ..................... .268
221
Page 226 of 420
•Bandenslijtage-indicatoren ....................... .268
• Levensduur van banden ......................... .269
• Vervangende banden .......................... .269
•SNEEUWKETTINGEN (TRACTIEHULPMIDDELEN) ...........271
• ROULEREN VAN BANDEN .........................271
• BANDENSPANNINGSCONTROLESYSTEEM ...............272
•Waarschuwingen van het bandenspanningscontrolesysteem . . . .274
• Waarschuwing SERVICE TPM SYSTEM (Onderhoud
bandenspanningscontrolesysteem) ...................274
• Bandenspanningscontrolesysteem uitschakelen ............276
•BRANDSTOFVEREISTEN ..........................276•3,6-liter motor ............................... .276
• 5,7-litermotor ................................ .277
•BRANDSTOFVEREISTEN — DIESELMOTOR ..............279
• BRANDSTOF TANKEN ............................280
•Noodontgrendeling voor brandstofvulklep ...............281•TREKKEN VAN EEN AANHANGER ....................281•Begrippen voor het trekken van een aanhanger ............282
• Breekkabelbevestiging .......................... .283
• Trekgewichten (maximale aanhangergewichten) ...........285
• Aanhanger- en disselgewicht ...................... .286
• Vereisten voor het trekken van de aanhanger .............286
• Tips voor het trekken van een aanhanger ................290
•DE AUTO SLEPEN ACHTER EEN CAMPER ...............292•Slepen van deze auto achter een ander voertuig............292
• Slepen achter een camper – modellen met tweewielaandrijving . . .292
• Slepen achter een camper – Quadra–Trac II® /Quadra–Drive® II
modellen met vierwielaandrijving .....................293
222
Page 227 of 420
STARTPROCEDURES
Doe het volgende voordat u uw auto start: stel
uw stoel in, stel de binnen- en buitenspiegels in,
doe uw veiligheidsgordel om en verzoek even-
tuele passagiers ook hun veiligheidsgordel om
te doen.
WAARSCHUWING!
•Verwijder altijd uw sleutelhouder bij het
uitstappen en sluit de auto af.
• Laat nooit kinderen alleen in een auto
achter of in de buurt van een auto die niet
is afgesloten. Het achterlaten van kinderen
zonder toezicht in een auto is om verschil-
lende redenen gevaarlijk. Kinderen of der-
den lopen dan het risico op ernstig of zelfs
dodelijk letsel. Waarschuw kinderen dat ze
niet aan de handrem, het rempedaal of de
schakelhendel mogen komen.
•
Laat de sleutelhouder niet achter in of in de
buurt van de auto (of op een voor kinderen
bereikbare plaats) en laat Keyless Enter-N-
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Go™ niet in de stand ACC of ON/RUN
staan. Een kind zou de knoppen van de
elektrische raambediening of andere scha-
kelaars kunnen bedienen of de auto in be-
weging kunnen zetten.
Automatische versnellingsbakDe schakelhendel moet in de stand NEUTRAL
of PARK staan voordat u de motor kunt starten.
Trap het rempedaal in voordat u naar een
rijstand schakelt.
LET OP!
De versnellingsbak kan beschadigd raken
indien de volgende voorzorgsmaatregelen
niet in acht genomen worden:
• Schakel niet vanuit REVERSE, PARK of
NEUTRAL naar een van de rijstanden bij
een hoger motortoerental dan stationair.
(Vervolgd)
LET OP!(Vervolgd)
•Schakel alleen naar PARK als de auto
volledig stilstaat.
• Schakel alleen naar of uit REVERSE, als
de auto volledig stilstaat en de motor sta-
tionair draait.
• Voordat u naar een versnelling schakelt,
moet u het rempedaal stevig intrappen.
Houder met ingebouwde sleutel gebruiken
(Tipstart)
OPMERKING:
Bij normaal starten van een koude of warme
motor hoeft u het gaspedaal niet te bedienen.
Druk niet op het gaspedaal. Zet de contact-
schakelaar met de houder met ingebouwde
sleutel even in de stand START en laat deze los
zodra de startmotor aanslaat. De startmotor
blijft draaien en slaat automatisch af als de
motor begint te draaien. Als de motor niet
aanslaat, slaat de startmotor automatisch bin-
223
Page 228 of 420
nen 10 seconden af. Als dit gebeurt, draai dan
de contactschakelaar in de vergrendelstand
(LOCK), wacht 10 tot 15 seconden en herhaal
dan de procedure"Normaal starten".
Keyless Enter-N-Go™
Met deze functie kan de
bestuurder de contact-
schakelaar met een druk
op de knop bedienen,
mits de knop ENGINE
START/STOP aanwezig
is en de Remote Start/
Keyless Enter-N-Go™
FOBIK zich in het passa-
gierscompartiment
bevindt.
Normaal starten
Gebruik van de knop ENGINE START/STOP
(motor aan/uit)
1. De schakelhendel moet in de stand PARK of
NEUTRAL staan. 2. Houd het rempedaal ingetrapt terwijl u één
keer op de knop ENGINE START/STOP drukt.
3. Het systeem neemt het dan over en probeert
de auto te starten. Als de auto niet start, wordt
de startmotor automatisch na 10 seconden uit-
geschakeld.
4. Als u de startpogingen wilt onderbreken
voordat de motor aanslaat, druk dan nogmaals
op de knop.
OPMERKING:
Bij normaal starten van een koude of warme
motor hoeft u het gaspedaal niet te bedie-
nen.
Motor uitschakelen met de knop ENGINE
START/STOP (motor aan/uit)
1. Zet de schakelhendel in de stand PARK en
druk vervolgens kort op de knop ENGINE
START/STOP.
2. De contactschakelaar keert terug naar de
stand OFF.
3. Als de keuzehendel niet in de stand PARK
staat, moet de knop ENGINE START/STOP
twee seconden lang worden ingedrukt en moet
de rijsnelheid meer dan 8 km/u (5 mph) bedra-
gen, voordat de motor afslaat. De contactscha-
kelaar blijft in de stand ACC, totdat de schakel-
hendel in de stand PARK staat en de knop twee
keer wordt ingedrukt naar de stand OFF (uit).
Als de keuzehendel niet in de stand PARK staat
en de ENGINE START/STOP-knop één keer
wordt ingedrukt, verschijnt op het EVIC (indien
aanwezig) de melding
"Vehicle Not In Park"
(auto staat niet in de stand PARK) en blijft de
motor draaien. Verlaat een auto nooit als deze
niet in de stand PARK staat, omdat de auto dan
kan wegrollen.
OPMERKING:
Wanneer de contactschakelaar in de stand
ACC of RUN (motor draait niet) blijft staan
terwijl de schakelhendel in de stand PARK
staat, wordt het systeem, nadat het 30 minu-
ten niet actief is geweest, automatisch uit-
geschakeld en wordt de contactschakelaar
in de stand OFF gezet.
224
Page 229 of 420
Functies van de Keyless Enter-N-Go™ –
rempedaal/koppelingspedaal niet ingedrukt
(in de stand PARK of NEUTRAL)
De werking van Keyless Enter-N-Go™ is ver-
gelijkbaar met die van een contactschakelaar.
Er zijn vier standen: OFF, ACC, RUN en START.
Om de contactschakelaar in een andere stand
te zetten zonder de auto te starten en om de
accessoires te kunnen gebruiken, volgt u de
onderstaande stappen.
•Starten met de contactschakelaar in de stand
OFF:
• Druk één keer op de ENGINE START/STOP-
knop om de contactschakelaar in de stand
ACC te zetten (op het EVIC verschijnt de
melding "IGNITION MODE ACCESSORY"
(contactschakelaar accessoires)),
• Druk nogmaals op de ENGINE START/
STOP-knop om de contactschakelaar in de
stand RUN te zetten (op het EVIC verschijnt
de melding "IGNITION MODE RUN" (con-
tactschakelaar aan)), •
Druk voor de derde keer op de ENGINE
START/STOP-knop om de contactschake-
laar weer in de stand OFF te zetten (op het
EVIC verschijnt de melding "IGNITION
MODE OFF" (contactschakelaar uit)).
Extreem lage temperaturen (lager
dan 29°C of -20°F)
Om te zorgen voor betrouwbaar starten bij deze
temperaturen wordt het gebruik van een van
buitenaf gevoede elektrische motorblokverwar-
ming (verkrijgbaar bij uw erkende dealer) aan-
bevolen.
Als de motor niet start
WAARSCHUWING!
•Giet nooit brandstof of andere brandbare
vloeistoffen in de luchtinlaat van het gas-
klephuis om de auto te starten. Hierdoor
kunnen steekvlammen ontstaan die ern-
stig letsel kunnen veroorzaken.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
•Probeer niet de auto te starten door middel
van aanduwen of slepen. Auto’s met een
automatische versnellingsbak mogen niet
op die manier worden gestart. Onver-
brande brandstof kan de katalysator bin-
nendringen, na het starten ontbranden en
zo de katalysator en de auto beschadigen.
• Wanneer de accu van de auto leeg is, kunt
u startkabels gebruiken en de auto starten
met een hulpaccu of de accu van een
andere auto. Deze manier van starten kan
gevaarlijk zijn als dit niet op de juiste
manier wordt gedaan. Raadpleeg de para-
graaf "Starten met startkabels" in het
hoofdstuk "Wat doen in geval van nood "
voor meer informatie hierover.
’Verzopen’ motor starten (met de knop
ENGINE START/STOP)
Als de motor niet start nadat u de procedures
voor "Normaal starten" of"Extreem lage tempe-
225
Page 230 of 420
raturen"hebt gevolgd, is het mogelijk dat de
motor is ’verzopen’. Afvoeren van overtollige
brandstof:
1. Houd het rempedaal ingetrapt.
2. Houd het gaspedaal helemaal tot aan de
vloer ingetrapt.
3. Druk kort op de knop ENGINE START/
STOP.
De startmotor wordt automatisch ingeschakeld,
draait gedurende 10 seconden, en wordt dan
uitgeschakeld. Als dit gebeurt, laat dan het gas-
en rempedaal los, wacht 10 tot 15 seconden, en
herhaal dan de procedure voor "Normaal star-
ten".
’Verzopen’ motor starten (met houder met
ingebouwde sleutel)
Als de motor niet start nadat u de procedures
voor "Normaal starten" of"Extreme koude" hebt
gevolgd, kan het zijn dat de motor ’verzopen’ is.
Afvoeren van overtollige brandstof:
1. Houd het gaspedaal helemaal tot aan de
vloer ingetrapt. 2. Draai de contactschakelaar in de stand
"START"
en laat deze los zodra de startmotor
inschakelt.
De startmotor slaat automatisch binnen 10 secon-
den af. Als dit gebeurt, laat dan het gaspedaal los,
draai de contactschakelaar in de vergrendelstand
(LOCK), wacht 10 tot 15 seconden en herhaal
dan de procedure "Normaal starten".
LET OP!
Om schade aan de startmotor te voorkomen,
wacht u 10 tot 15 seconden voordat u het
nogmaals probeert.
Na het startenHet stationaire toerental wordt automatisch gere-
geld en neemt af naarmate de motor warmer wordt.
Normaal starten — dieselmotorLet op de volgende zaken als de motor draait.
•Alle lampjes in de instrumentgroep zijn uit.
• Het storingslampje is uit.
• Het oliedruklampje is uit. Voorzorgsmaatregelen bij koud weer
Bij gebruik in omgevingstemperaturen lager
dan 0°C kunnen speciale voorzorgsmaatrege-
len noodzakelijk zijn. De volgende tabel bevat
enkele aanbevelingen.
*Dieselbrandstof nr. 1 met ultralaag zwavelge-
halte (ULSD) mag uitsluitend worden gebruikt in
gebieden waar langdurig extreem koude weers-
omstandigheden (-23 °C) heersen.
OPMERKING:
•
Bij gebruik van op het klimaat afgestemde
dieselbrandstof met ultralaag zwavelge-
halte of dieselbrandstof nr. 1 met ultra-
laag zwavelgehalte neemt het brandstof-
verbruik aanzienlijk toe.
• Op het klimaat afgestemde dieselbrand-
stof met ultralaag zwavelgehalte is een
226