JEEP GRAND CHEROKEE 2018 Instructieboek (in Dutch)
Page 301 of 410
Sneeuwkettingen (tractiehulpmiddelen) —
SRT
Het gebruik van sneeuwkettingen vereist vol-
doende ruimte tussen band en wielkast. Volg
deze aanbevelingen op om schade te voorko-
men.
• Sneeuwkettingen moeten qua maatvoering
geschikt zijn voor de auto, zoals aanbevolen
door de fabrikant van de sneeuwketting.
• Uitsluitend gebruiken op de achterwielen
• Vanwege de beperkte ruimte wordt RUD-
GRIP 4X4 of gelijkwaardig aanbevolen voor
295/45R20 110-banden.
WAARSCHUWING!
Het gebruik van verschillende bandenma-
ten en -typen (M+S, winterbanden) tussen
de voor- en achteras kan leiden tot onvoor-
spelbaar weggedrag. U zou de macht over
het stuur kunnen verliezen en een aanrij-
ding kunnen veroorzaken.
LET OP!
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen
in acht om schade aan de auto of de
banden te voorkomen:
• Door de beperkte ruimte voor sneeuw-
kettingen tussen de banden en andere
onderdelen van de wielophanging, is het
belangrijk uitsluitend kettingen te ge-
bruiken die in goede staat verkeren. Ge-
broken sneeuwkettingen kunnen ern-
stige schade veroorzaken. Zet de auto
onmiddellijk stil als u een geluid hoort
dat zou kunnen wijzen op kettingbreuk.
Verwijder eerst de beschadigde onderde-
len van de ketting voordat u deze weer
gebruikt.
• Breng de ketting zo strak mogelijk aan
en trek hem opnieuw strak nadat u
0,8 km (0,5 mijl) hebt gereden.
• Rijd niet sneller dan 48 km/u (30 mph).
• Rijd voorzichtig en vermijd scherpe
bochten en oneffenheden, vooral als de
auto zwaar beladen is.
• Rijd niet langdurig op een droog wegdek.
• Houd u aan de instructies van de fabri-
kant van de sneeuwketting voor de juiste
LET OP!
wijze van installatie, de rijsnelheid en de
gebruiksvoorwaarden. Houd u aan de
rijsnelheid die de fabrikant van de
sneeuwkettingen aanbeveelt, mits deze
lager is dan 48 km/u (30 mph).
• Gebruik geen sneeuwkettingen op een
compact reservewiel.
Aanbevelingen voor het rouleren van
banden
De voorbanden en de achterbanden van uw
voertuig werken onder verschillende belastin-
gen en vervullen verschillende stuur-,
stabiliteits- en remfuncties. Hierdoor slijten
de voor- en achterbanden onevenredig.
Dit effect kunt u verminderen door de banden
onderling te rouleren. De voordelen van rou-
leren zijn het grootst bij grove profielen, zoals
het profiel van on-/offroadbanden. Rouleren
zorgt voor een langere levensduur van de
banden en geeft langere tijd goede grip in
modder, sneeuw en op een nat wegdek. Bo-
vendien draagt rouleren bij aan de rijeigen-
schappen.
299
Page 302 of 410
Raadpleeg het hoofdstuk "Onderhouds-
schema" voor de juiste onderhouds-
intervallen. Frequenter rouleren is toege-
staan indien dat gewenst is. De oorzaken van
snelle of ongewone slijtage moeten verholpen
worden voordat u de banden rouleert.
OPMERKING:
Het hoogwaardige bandenspanningscontrole-
systeem geeft automatisch de bandenspan-
ningswaarden op de juiste positie op het
voertuig weer nadat de banden gerouleerd
zijn.
De voorgestelde roulatiemethode is kruis-
lings naar achteren, zoals in de volgende
afbeelding is weergegeven.HET VOERTUIG STALLEN
Als het voertuig langer dan een maand stil
moet blijven staan, neem dan de volgende
veiligheidsmaatregelen in acht:
• Parkeer uw voertuig op een bedekte, droge
en zo mogelijk geventileerde plaats met de
ramen een klein stukje open.
• Controleer of de elektrische parkeerrem
niet is ingeschakeld.
• Koppel de negatieve (-) aansluiting los van
de accupool en zorg ervoor dat de accu
volledig is opgeladen. Tijdens de stalling
controleert u de acculading eens per kwar-
taal.
• Indien u niet de accu loskoppelt van het
elektrische systeem, controleert u de accu-
lading iedere 30 dagen.
• Reinig en bescherm de gelakte delen door
het aanbrengen van beschermende was.
• Reinig en bescherm glimmende metalen
onderdelen door het aanbrengen van be-
schermende was.
• Doe talkpoeder op de ruitenwisserbladen
voor en achter en laat ze omhoog staan.• Bedek het voertuig met een juiste afdek-
king. Zorg ervoor dat u de lak niet bescha-
digt door het slepen van de afdekking over
vuile oppervlakken. Gebruik geen kunststof
afdekfolie die de verdamping van het op het
voertuigoppervlak aanwezige vocht verhin-
dert.
• Pomp de banden op tot een druk die
+7,25 psi (+0,5 bar) hoger is dan aanbevo-
len op de bandensticker en controleer de
bandenspanning regelmatig.
• Tap het motorkoelsysteem niet af.
• Wanneer het voertuig gedurende twee we-
ken of langer stilstaat, laat de motor gedu-
rende ongeveer vijf minuten stationair
draaien, met de airconditioning aan en
hoge ventilatorsnelheid. Dit zorgt voor een
juiste smering van het systeem, waardoor er
minder kans op schade aan de compressor
is wanneer het voertuig weer in gebruik
wordt genomen.
Banden rouleren
SERVICE EN ONDERHOUD
300
Page 303 of 410
OPMERKING:
Wanneer het voertuig niet is gestart en niet
met het voertuig is gereden voor ten minste
30 dagen, is een procedure Starten na lang-
durig parkeren vereist voor het starten van het
voertuig. Raadpleeg de paragraaf "De motor
starten" in het hoofdstuk "Starten en rijden"
voor meer informatie hierover.
LET OP!
Voorafgaand aan het verwijderen van de
positieve en negatieve aansluitingen op de
accu, wacht u ten minste een minuut met
de contactschakelaar in de stand OFF en
sluit u het bestuurdersportier. Bij het op-
nieuw aansluiten van de positieve en ne-
gatieve aansluitingen op de accu moet u
ervoor zorgen dat de contactschakelaar in
de stand OFF staat en het bestuurderspor-
tier gesloten is.
CAROSSERIE
Behoud van de carosserie
Wassen
• Was uw auto regelmatig. Was uw auto altijd
in de schaduw en gebruik een milde auto-
shampoo. Spoel de auto zorgvuldig af met
schoon water.
• Gebruik een hoogwaardige was om olieaan-
slag en vlekken te verwijderen en de laklaag
te beschermen. Zorg dat u geen krassen
maakt op de lak.
• Gebruik geen schurende producten en po-
lijstmiddelen die de glans of de dikte van
de laklaag kunnen aantasten.
LET OP!
• Gebruik nooit schurende of sterke reini-
gingsmiddelen zoals staalwol of schuur-
poeder. Deze veroorzaken krassen op het
metaal en de lak.
• Het gebruik van een hogedrukreiniger
met een druk van meer dan 1.200 psi
LET OP!
(8.274 kPa) kan de lak en eventuele
stickers beschadigen.
Speciale verzorging
• Spuit de onderzijde van de auto regelmatig
schoon (minstens één keer per maand)
wanneer u op bepekelde of stoffige wegen
of in kuststreken rijdt.
• Het is belangrijk dat de afvoeropeningen
onder in de portieren, in de dorpellijsten en
in de bagageruimte open worden gehou-
den.
• Als u steenslag of krassen in de lak be-
speurt, werk dergelijke plekken dan meteen
bij. Voor de kosten van dergelijke reparaties
is de eigenaar van de auto verantwoordelijk.
• Wanneer de auto door bijvoorbeeld een aan-
rijding schade heeft opgelopen aan de lak
en de beschermende coating, moet u deze
zo spoedig mogelijk laten repareren. Voor
de kosten van dergelijke reparaties is de
eigenaar van de auto verantwoordelijk.
301
Page 304 of 410
• Wanneer u speciale ladingen met chemica-
liën, kunstmest, zout, enz., vervoert, let
dan goed op of alles goed is verpakt en
afgesloten.
• Wanneer u vaak op grindwegen rijdt, raden
wij u aan spatlappen bij ieder wiel te laten
aanbrengen.
• Een erkende dealer heeft de lakstift die
overeenkomt bij uw lakkleur.
INTERIEUR
Stoelen en bekleding
WAARSCHUWING!
Gebruik nooit vluchtige oplosmiddelen om
te reinigen. Dergelijke stoffen zijn vaak
brandbaar en kunnen bij gebruik in afge-
sloten ruimten ademhalingsproblemen
veroorzaken.
Verzorging van veiligheidsgordels
Bleek of verf de gordels nooit en reinig ze niet
met chemische oplosmiddelen of schurende
reinigingsmiddelen. De gordelband kan hier-
door worden aangetast. Ook zonnestraling
kan de stof aantasten.
Als u de gordels moet reinigen, gebruik dan
een lauw sopje van zachte zeep. Verwijder de
gordels niet uit de auto om ze te wassen.
Drogen met een zachte doek.
Laat de gordels vervangen wanneer ze rafels
of slijtplekken vertonen of wanneer de gesp-
sluitingen niet goed functioneren.
WAARSCHUWING!
Een gerafelde of verdraaide gordel kan bij
een aanrijding scheuren, waardoor u niet
langer beschermd bent. Controleer de vei-
ligheidsgordels van tijd tot tijd op scheu-
ren, rafels en losse delen. Laat bescha-
digde onderdelen onmiddellijk vervangen.
Probeer niet zelf de gordels aan te passen
of uit elkaar te halen. Gordelsystemen
WAARSCHUWING!
moeten na een aanrijding direct worden
vervangen als ze zijn beschadigd (oprol-
mechanisme verbogen, scheuren in de
gordel, enz.).
Kunststof- en gelakte onderdelen
Gebruik Mopar Total Clean om vinylbekleding
te reinigen.
LET OP!
• Direct contact van luchtverfrissers, in-
sectenwerende middelen, zonnecrème
of handcrème met de kunststofopper-
vlakken, of gelakte of gedecoreerde op-
pervlakken in het interieur kan blijvende
schade veroorzaken. Veeg deze onmid-
dellijk af.
• Schade veroorzaakt door dit type pro-
ducten wordt mogelijk niet gedekt door
de standaardgarantie van een nieuw
voertuig.SERVICE EN ONDERHOUD
302
Page 305 of 410
Kunststoflenzen van instrumentengroep
reinigen
De lenzen voor de instrumenten in deze auto
zijn gemaakt van doorzichtige kunststof.
Wees bij het reinigen van deze lenzen extra
voorzichtig om krassen te voorkomen.
1. Reinig met een vochtige, zachte doek.
Eventueel kan een zachte zeepoplossing
worden gebruikt, maar gebruik in geen
geval reinigingsalcohol of bijtende of
schurende reinigingsmiddelen. Verwijder
de zeep met een schone, vochtige doek.
2. Drogen met een zachte doek.
Lederen onderdelen
De kwaliteit van lederen bekleding blijft het
best behouden door deze te reinigen met een
zachte, vochtige doek. Stofdeeltjes of vuil
kunnen een schurend effect hebben en de
lederen bekleding beschadigen. Verwijderdeze daarom direct met een vochtige doek.
Voorkom dat lederen bekleding wordt door-
drenkt met welke vloeistof dan ook. Reinig uw
lederen bekleding nooit met polish, olie, rei-
nigingsvloeistoffen, oplosmiddelen, afwas-
middelen of schoonmaakmiddelen op ammo-
niakbasis. Het gebruik van speciale
onderhoudsmiddelen voor leder is niet vereist
om de originele kwaliteit te behouden.
OPMERKING:
Lichtgekleurde lederen bekleding is besmet-
telijker voor vreemd materiaal, vuil en afge-
ven van weefselkleurstof dan donkere kleu-
ren. Het leer is ontworpen voor eenvoudige
reiniging.LET OP!
Gebruik geen alcohol en reinigingsmidde-
len op basis van alcohol of keton om lede-
ren stoelbekleding te reinigen omdat der-
LET OP!
gelijke middelen de stoel kunnen bescha-
digen.
Ruitoppervlakken
Alle ruiten behoren regelmatig met een nor-
male glasreiniger te worden gereinigd. Ge-
bruik nooit schurende reinigingsmiddelen.
Wees voorzichtig bij het reinigen van de bin-
nenkant van de achterruit, die is voorzien van
achterruitverwarming of ruiten die zijn voor-
zien van een radioantenne. Gebruik geen
schrapers of andere scherpe voorwerpen die
de elementen kunnen beschadigen.
Wanneer u de binnenspiegel schoonmaakt,
moet u reinigingsmiddel op de gebruikte
doek spuiten. Spuit de reinigingsvloeistof
niet rechtstreeks op de spiegel.
303
Page 306 of 410
304
Page 307 of 410
TECHNISCHE SPECIFICATIES
IDENTIFICATIEGEGEVENS. . . .306
Chassisnummer (VIN)...........306
AANHAALMOMENTEN VOOR VEL-
GEN EN BANDEN...........307
Voorgeschreven aanhaalmomenten. . . .307
BRANDSTOFVEREISTEN — BENZI-
NEMOTOREN..............308
3.6-liter-motor................308
5,7-liter motor................308
6.2-liter/6.4-liter motor..........309
Methanol...................309
Ethanol....................309Benzine, nieuwe formule.........309
Gebruik geen E-85 in uitvoeringen zonder
Flex Fuel...................310
Aanpassingen voor CNG en
lagedrukbrandstofsysteem.........310
Brandstofadditieven............310
Brandstoflabel voldoet aan EN16942 . .311
Koolmonoxidewaarschuwingen......312BRANDSTOFVEREISTEN – DIESEL-
MOTOR ...................313
Brandstoflabel voldoet aan EN16942 . .314
VLOEISTOFINHOUD NIET-SRT . .316VLOEISTOFINHOUD SRT......316
VLOEISTOFFEN EN SMEERMIDDE-
LEN NIET-SRT..............317
Motor.....................317
Chassis....................318
VLOEISTOFFEN EN SMEERMIDDE-
LEN—SRT.................319
Motor.....................319
Chassis....................320
MOPAR ACCESSOIRES.......320
Originele accessoires van Mopar.....320
TECHNISCHE SPECIFICATIES
305
Page 308 of 410
IDENTIFICATIEGEGEVENS
Chassisnummer (VIN)
Het chassisnummer (VIN) bevindt zich op
een sticker in de hoek linksvoor op het instru-
mentenpaneel en is van buitenaf door de
voorruit zichtbaar. Het nummer is ook ge-
stempeld in de vloer rechtsvoor, achter de
rechtervoorstoel. Plaats de rechtervoorstoel
naar voren om het gestempelde VIN beter
zichtbaar te maken. Dit nummer komt ook
voor op het voertuiginformatielabel dat op
een van de ruiten van uw voertuig is geplakt.
Bewaar dit label zodat u eenvoudig het chas-
sisnummer (VIN) van uw voertuig en optio-
nele uitrusting kunt opzoeken.OPMERKING:
Het is verboden om het chassisnummer (VIN)
te verwijderen of te wijzigen.
Plaats van het VINPlaats van VIN rechtsvoor op carrosserieTECHNISCHE SPECIFICATIES
306
Page 309 of 410
AANHAALMOMENTEN
VOOR VELGEN EN BANDEN
Het juiste aanhaalmoment voor de
wielmoeren/bouten is van het grootste belang
om te verzekeren dat het wiel juist is gemon-
teerd op het voertuig. Telkens wanneer een
wiel wordt verwijderd en teruggeplaatst op
het voertuig, moeten de wielmoeren/bouten
worden aangehaald met een juist gekali-
breerde momentsleutel met een lange zes-
kantdop van hoge kwaliteit.
Voorgeschreven aanhaalmomenten
Standaard voertuigmodel
Aanhaalmo-
ment moer/
bout** moer-/
boutmaatSleutelmaat
moer/bout
130 Ft-Lbs
(176 Nm)M14 x 1,50 22 mm
SRT-voertuigmodel
Aanhaalmo-
ment moer/
bout** moer-/
boutmaatSleutelmaat
moer/bout
110 Ft-Lbs
(149 Nm)M14 x 1,50 22 mm
** Gebruik alleen door uw erkende dealer
aanbevolen wielmoeren/bouten en reinig of
verwijder eventueel vuil of olie voordat u deze
aanhaalt.
Inspecteer het wielmontagevlak voordat u de
band monteert en verwijder eventuele roest-
of losse deeltjes.
Trek de wielmoeren/-bouten in stervolgorde
aan totdat iedere moer/bout twee keer aange-
trokken is. Zorg ervoor dat de dop volledig
over de wielmoer/-bout zit (niet half plaat-
sen).
OPMERKING:
Als u twijfelt of de moeren goed zijn vastge-
zet, laat dit dan bij uw dealer of een banden-
servicebedrijf nog eens controleren met een
momentsleutel.Controleer na 25 mijl (40 km) het aanhaal-
moment van de wielmoeren/-bouten om er
zeker van te zijn dat alle wielmoeren/-bouten
goed tegen het wiel aanliggen.
Aanhaalpatroon
307
Page 310 of 410
WAARSCHUWING!
Om te voorkomen dat de auto door de op
de krik uitgeoefende kracht verschuift,
mogen de wielmoeren pas definitief wor-
den vastgezet als de auto weer vast op de
grond staat. Als u deze waarschuwing niet
opvolgt, kan dit ernstig letsel tot gevolg
hebben.
BRANDSTOFVEREISTEN —
BENZINEMOTOREN
3.6-liter-motor
Alle motoren voldoen aan alle emissie-eisen,
hebben een laag brandstofverbruik en bieden
optimale rijeigenschappen als u hoogwaar-
dige loodvrije benzine met een minimum
octaangetal (RON) van 91 gebruikt.
Licht pingelen bij lage motortoerentallen is
niet schadelijk voor de motor. Aanhoudend
ernstig pingelen bij hoge motortoerentallen
kan echter schade veroorzaken en vereist
onmiddellijk onderhoud.Naast loodvrije benzine met het juiste oc-
taangehalte, wordt ook benzine aanbevolen
waaraan reinigingsmiddelen en additieven
voor corrosiepreventie en stabiliteit zijn toe-
gevoegd. Het gebruik van benzine met deze
additieven heeft een gunstige invloed op het
brandstofverbruik, verlaagt de emissiewaar-
den en handhaaft de motorprestaties.
Benzine van slechte kwaliteit kan problemen
veroorzaken, zoals slecht starten, afslaan en
haperen van de motor. Als u last heeft van
dergelijke storingen, probeer dan eerst een
ander merk benzine voordat u contact op-
neemt met uw dealer.5,7-liter motor
Deze motoren voldoen aan alle emissie-
eisen, hebben een laag brandstofverbruik en
bieden optimale prestaties als u hoogwaar-
dige loodvrije benzine met een octaangetal
van 91 t/m 95 RON (Research Octane Num-
ber) gebruikt. Voor optimale prestaties raadt
de fabrikant aan benzine met een octaange-
tal van 95 RON (Research Octane Number)
te gebruiken.Licht pingelen bij lage motortoerentallen is
niet schadelijk voor de motor. Aanhoudend
ernstig pingelen bij hoge motortoerentallen
kan echter schade veroorzaken en vereist
onmiddellijk onderhoud. Benzine van slechte
kwaliteit kan problemen veroorzaken, zoals
slecht starten, afslaan en haperen van de
motor. Als u last heeft van dergelijke storin-
gen, probeer dan eerst een ander merk ben-
zine voordat u contact opneemt met uw dea-
ler.
Naast loodvrije benzine met het juiste oc-
taangehalte, wordt ook benzine aanbevolen
waaraan reinigingsmiddelen en additieven
voor corrosiepreventie en stabiliteit zijn toe-
gevoegd. Het gebruik van benzine met deze
additieven heeft een gunstige invloed op het
brandstofverbruik, verlaagt de emissiewaar-
den en handhaaft de motorprestaties.
Benzine van slechte kwaliteit kan problemen
veroorzaken, zoals slecht starten, afslaan en
haperen van de motor. Als u last heeft van
dergelijke storingen, probeer dan eerst een
ander merk benzine voordat u contact op-
neemt met uw dealer.
TECHNISCHE SPECIFICATIES
308