ESP JEEP PATRIOT 2021 Instructieboek (in Dutch)
Page 110 of 294
OPMERKING:
U mag pas op de toets SET (-) drukken als de
auto moet met een gelijkmatige snelheid op
een vlakke weg rijdt.
Buiten werking stellenWanneer u het rempedaal lichte aanraakt, de
toets CANCEL indrukt of normaal remt terwijl de
auto vaart mindert, wordt de elektronische
snelheidsregeling uitgeschakeld zonder dat
het geheugen wordt gewist. Wanneer u de
toets ON/OFF indrukt of het contact uitzet,
wordt het snelheidsgeheugen gewist.
Weer op ingestelde snelheid komenAls u wilt terugkeren naar een eerder inge-
stelde snelheid, drukt u kort op de toets RES
(+). Resume kan gebruikt worden bij elke snel-
heid boven de 32 km/u.
De snelheid wijzigenWanneer de elektronische snelheidsregeling is
ingesteld, kunt u de snelheid verhogen door op
de toets RES (+) te drukken. Als u de toets
ingedrukt houdt, wordt de ingestelde snelheid
continu verhoogd totdat u de toets loslaat. De
nieuwe snelheid zal vervolgens worden inge-
steld.Als u eenmaal op de toets RES (+) drukt, wordt
de ingestelde snelheid verhoogd met 2 km/u.
Bij iedere volgende druk op deze toets neemt
de snelheid toe met 2 km/u.
Als u de snelheid wilt verlagen terwijl de elek-
tronische snelheidsregeling is ingesteld, drukt
u op de toets SET (-). Als u de toets ingedrukt
houdt in de stand SET (-), wordt de ingestelde
snelheid continu verlaagd totdat u de toets
loslaat. Laat de toets los zodra de gewenste
snelheid is bereikt. De nieuwe snelheid zal
vervolgens worden ingesteld.
Als u eenmaal op de toets SET (-) drukt, wordt
de ingestelde snelheid verlaagd met 2 km/u. Bij
iedere volgende druk op deze toets neemt de
snelheid af met 2 km/u.
Gas geven om in te halenTrap het gaspedaal in op dezelfde wijze als u
normaal gesproken zou doen. Wanneer u het
pedaal loslaat, keert de auto terug naar de
ingestelde rijsnelheid.Elektronische snelheidsregeling gebruiken
op hellingen
De versnelling kan omlaag schakelen op hel-
lingen om de ingestelde snelheid van de auto
te handhaven.
OPMERKING:
De elektronische snelheidsregeling houdt
de snelheid op hellingen en bij afdalingen
constant. Een kleine snelheidsverandering
op flauwe hellingen is normaal.
Op steile berghellingen kan de snelheid veel
hoger of lager worden, zodat het in die gevallen
beter is om zonder elektronische snelheidsre-
geling te rijden.
106
Page 130 of 294
7. Waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem
Dit lampje licht bij wijze van test
gedurende vier tot acht seconden
op wanneer het contact de eerste
keer in de stand ON/RUN wordt
gedraaid. Wanneer het lampje niet
brandt tijdens het starten, continu
blijft branden of pas gaat branden tijdens het
rijden, moet het systeem zo snel mogelijk door
een erkende dealer worden nagekeken. Raad-
pleegGordelsystemeninWat u moet weten
voordat u de auto startvoor meer informatie.
8. Controlelampje richtingaanwijzers
De pijltjes gaan samen met de knipper-
lichten knipperen als de richtingaanwijzer
is ingeschakeld.
Als u meer dan ongeveer 1,6 km rijdt met een
van beide richtingaanwijzers ingeschakeld,
hoort u een geluidssignaal om u erop te atten-
deren dat u de richtingaanwijzers uit moet
zetten. Wanneer een van de controlelampjes
snel gaat knipperen, controleer dan of de gloei-
lamp in de richtingaanwijzer misschien defect
is.9. Controlelampje grootlicht
Deze indicator geeft aan dat grootlicht
ingeschakeld is. Druk de hendel van
de richtingaanwijzers van het stuur af
om de koplampen van groot- of dimlicht te
schakelen.
10. Anti-blokkeersysteem (ABS) — indien
aanwezig
Dit lampje controleert het antiblok-
keersysteem (ABS). Het lampje
gaat branden wanneer u het con-
tact in de stand ON/RUN draait en
kan daarna nog vier seconden blij-
ven branden.
Als het ABS-lampje tijdens het rijden aan blijft
of gaat branden, wijst dit erop dat het ABS-
gedeelte van het remsysteem niet functioneert
en dat onderhoud nodig is. Het gewone rem-
systeem zal echter normaal functioneren, zo-
lang het BRAKE- waarschuwingslampje niet
brandt.
Wanneer het ABS-lampje brandt, moet u het
remsysteem zo spoedig mogelijk laten contro-
leren om weer van de voordelen van ABS te
profiteren. Wanneer het ABS-lampje niet gaatbranden bij het inschakelen van het contact,
moet het lampje worden gecontroleerd bij een
erkende dealer.
11. Controlelampje autogordel
Wanneer het contact de eerste keer in
de stand ON/RUN wordt gedraaid, zal
dit lampje vier tot acht seconden bran-
den om de werking van de gloeilamp
te testen. Als tijdens deze test de autogordel
voor de bestuurdersstoel wordt losgegespt,
hoort u een geluidssignaal. Als na controle van
het gloeilampje of tijdens het rijden de autogor-
del van de bestuurder niet is vastgemaakt, gaat
het waarschuwingslampje ter herinnering aan
en klinkt er een geluidssignaal. Raadpleeg
GordelsystemeninWat u moet weten voordat
u de auto startvoor meer informatie.
12. Toerenteller
Op de schaalverdeling wordt voor elke versnel-
ling het toegestane motortoerental aangege-
ven in omwentelingen per minuut (omw/min x
1000). Neem gas terug voordat de rode zone
bereikt wordt, om motorschade te voorkomen.
126
Page 148 of 294
wel muziek afspelen, maar kan de iPod
/MP3-functie voor het bedienen van het
aangesloten apparaat niet worden ge-
bruikt.
De iPodof het externe
USB-apparaat aansluiten
Gebruik de aansluitkabel om een iPodof
extern USB-apparaat aan te sluiten op de USB/
AUX aansluitpoort van de auto (aangebracht in
de middenconsole of het handschoenen-
kastje).
Nadat het audio-apparaat is aangesloten en
synchronisatie met het iPod/USB/MP3-systeem van de auto heeft plaatsgevonden (de
iPodof het externe USB-apparaat heeft mo-
gelijk enkele seconden nodig om de verbin-
ding tot stand te brengen), begint het audio-
apparaat met opladen en is het apparaat
gereed voor gebruik via het indrukken van de
radioknoppen, zoals hierna wordt beschreven.
OPMERKING:
Wanneer de batterij van het audio-apparaat
volledig leeg is, bestaat de kans dat er geen
communicatie met het iPod/USB/MP3-
systeem mogelijk is voordat de batterij een
minimum laadniveau heeft bereikt. Als u de
verbinding tussen het audio-apparaat en het
iPod/USB/MP3-systeem in stand laat, kan
de accu opladen tot het vereiste minimum
laadniveau.
Gebruik van deze functieBij gebruik van iPod-kabel of extern USB-
apparaat voor aansluiting op USB-poort:
•De audio van het apparaat kan worden af-
gespeeld via het audiosysteem van de auto,
terwijl de metagegevens (artiest, titel, album,
enzovoort) worden weergegeven op het ra-
diodisplay.•Het audio-apparaat kan worden bediend
door de radioknoppen te gebruiken voor
afspelen, bladeren en een overzicht van de
inhoud van de iPod.
•De batterij van het audio-apparaat wordt
opgeladen wanneer het is aangesloten op
de USB/AUX-connector (indien ondersteund
door het specifieke audio-apparaat).
De iPodof het externe
USB-apparaat bedienen met de
radioknoppen
Om de iPod/USB/MP3-modus te activeren en
toegang te krijgen tot een aangesloten audio-
apparaat, drukt u op de knop “AUX” op het
front van de radio. U kunt ook op de knop VR
drukken en danUSBofSchakel naar USB
zeggen. Eenmaal in de iPod/USB/MP3-
modus, worden audionummers (indien aanwe-
zig op het audio-apparaat) afgespeeld via het
audiosysteem van de auto.
De Play-modusAls de iPod/USB/MP3-modus is ingescha-
keld, wordt de Play-modus automatisch geac-
tiveerd door de iPodof het externe USB-
apparaat. In de Play-modus kunnen deUSB/AUX aansluitpoort
144
Page 149 of 294
volgende knoppen op het radiofront worden
gebruikt om de iPodof het externe USB-
apparaat te bedienen en gegevens weer te
geven:
•Gebruik de TUNE-knop om naar het vol-
gende of vorige nummer te gaan.
•Als u de knop één klik rechtsom (vooruit)
draait tijdens het afspelen van een num-
mer, gaat u naar het volgende nummer. U
kunt ook op de knop VR drukken en dan
Volgende nummerzeggen.
•Als u de knop één klik linksom (terug)
draait, gaat u naar het vorige nummer in
de lijst. U kunt ook op de knop VR druk-
ken en danVorige nummerzeggen.
•Teruggaan in het huidige nummer door
de knop <<RWingedrukt te houden.
Door de knop <<RWlang genoeg inge-
drukt te houden, gaat u terug naar het
begin van het huidige nummer.
•U kunt het huidige nummer vooruitspoelen
door de knopFF>> ingedrukt te houden.•Als u eenmaal drukt op de knop <<RWof
FF>>, gaat u vijf seconden terug of vooruit
in het huidige nummer.
•Gebruik de knoppen <<SEEKenSEEK>>
om naar het vorige of volgende nummer te
gaan. Als tijdens het afspelen op de knop
SEEK>> drukt, gaat u naar het volgende
nummer in de lijst. U kunt ook op de knop VR
drukken en danVolgende of vorige num-
merzeggen.
•Tijdens het afspelen van een nummer kunt u
op deINFO-knop drukken om de metage-
gevens (artiest, titel, album, enzovoort) van
het nummer te bekijken. Als u nogmaals op
deINFO-knop drukt, gaat u naar het vol-
gende scherm met gegevens over het num-
mer. Nadat alle schermen zijn bekeken, komt
u met een laatste druk op deINFO-knop
weer terug in het scherm met de afspeelmo-
dus op de radio.
•Als u op de knopREPEATdrukt, wordt de
modus van het audio-apparaat veranderd
om het nummer dat op dat moment wordt
afgespeeld te herhalen. U kunt ook op deknop VR drukken en danHerhalen AANof
Herhalen UITzeggen.
•Druk op deSCAN-knop om de scanmodus
van het iPod/USB/MP3-apparaat te gebrui-
ken. In deze modus worden van elk nummer
alleen de eerste 10 seconden afgespeeld,
waarna het volgende nummer wordt gela-
den. Als u de scanmodus wilt beëindigen om
het nummer van uw keuze volledig af te
spelen, drukt u tijdens de eerste vijf secon-
den van het gewenste nummer nogmaals op
deSCAN-knop. Tijdens de scanmodus kunt
u ook drukken op de knoppen <<SEEKen
SEEK>> om het vorige of volgende num-
mer te selecteren.
•DeRND
-knop (uitsluitend beschikbaar op
de radio met verkoopcode RES): als u op
deze knop drukt, schakelt de iPodof het
externe USB-apparaat tussen de modi Shuf-
fle ON en Shuffle OFF. U kunt ook op de knop
VR drukken en danShuffle ONofShuffle
OFFzeggen. Als het pictogramRNDwordt
weergegeven op het radiodisplay, is de mo-
dus Shuffle geactiveerd.
145
Page 151 of 294
LET OP!
•Wanneer u de iPodof het externe USB-
apparaat (of een ander ondersteund appa-
raat) bij uitzonderlijk hoge of lage tempera-
turen in de auto laat liggen, kan de werking
negatief worden beïnvloed en het apparaat
beschadigd raken. Volg de aanwijzingen
van de fabrikant van het apparaat.
•Het plaatsen van voorwerpen op de iPod
of het externe USB-apparaat en het aan-
leggen van verbindingen naar de iPodof
het externe USB-apparaat in de auto, kan
leiden tot beschadiging van het apparaat
en/of de aansluitingen.
WAARSCHUWING!
U mag de iPodof het externe USB-apparaat
niet aansluiten of verwijderen tijdens het rij-
den. Als u deze waarschuwing niet in acht
neemt, kan zich een ongeluk voordoen.
Bluetooth Streaming Audio (BTSA)U kunt muziek uit uw mobiele telefoon streamen
naar het Uconnect™ telefoonsysteem.BTSA bedienen met de radioknoppen
Om de BTSA-modus te activeren drukt u op de
knop “AUX” op de radio. U kunt ook op de knop
VR drukken en dan “Bluetooth Streaming Au-
dio” zeggen.
De Play-modus
Door te schakelen naar de BTSA-modus, kun-
nen bepaalde audio-apparaten direct muziek
afspelen via het audiosysteem van het voer-
tuig. Bij sommige apparaten moet de muziek
op het apparaat eerst worden geïnitialiseerd,
waarna deze wordt gestreamd naar het
Uconnect™ telefoonsysteem. Er kunnen zeven
apparaten worden gekoppeld aan het
Uconnect™ Phone systeem, maar er kan
slechts één apparaat tegelijk worden geselec-
teerd en gebruikt.
Ander audio-apparaat selecteren
1. Druk op de knop PHONE om te beginnen.
2. Na de promptGereeden de daaropvol-
gende pieptoon zegt uInstellenen dan
Audio-apparaten selecteren.3. Zeg de naam van het audio-apparaat of
vraag het Uconnect™ Phone systeem om een
lijst van audio-apparaten.
Volgend nummer
Gebruik de knop SEEK UP of druk op de knop
VR op de radio en zegVolgende nummerom
naar het volgende nummer op uw mobiele
telefoon te gaan.
Vorig nummer
Gebruik de knop SEEK DOWN of druk op de
knop VR op de radio en zegVorige nummer
om naar het vorige nummer op uw mobiele
telefoon te gaan.
Bladeren
Bladeren is niet mogelijk op een BTSA-
apparaat. Alleen bij het huidige nummer dat
wordt afgespeeld wordt informatie weergege-
ven.
NAVIGATIESYSTEEM — INDIEN
AANWEZIG
Zie de gebruikershandleiding Navigatie.
147
Page 152 of 294
STUURBEDIENING VOOR AUDIODe knoppen van de afstandsbediening van de
geluidsinstallatie bevinden zich achter op het
stuur. Reik met uw vingers achter het stuur om
de knoppen te bedienen.
De knop aan uw rechterhand is een tuimel-
schakelaar met een drukknop in het midden.
Hiermee kunt u het volume regelen en de
modus van de geluidsinstallatie bepalen. Als u
de bovenzijde van de tuimelschakelaar indrukt,
neemt het geluidsvolume toe. Als u de onder-
zijde indrukt, wordt het volume verminderd.Door op de drukknop in het midden te drukken,
kunt u schakelen tussen de verschillende be-
schikbare modi voor het geluidssysteem (AM/
FM/SAT/CD/HDD/AUX/VES etc.).
De knop aan de linkerkant is een tuimelscha-
kelaar met een drukknop in het midden. De
functie van de knop aan uw linkerhand is
afhankelijk van de modus waarin de geluidsin-
stallatie zich bevindt.
Hier volgt een beschrijving van de functies van
de knop aan uw linkerkant in de verschillende
modi.
Bediening van de radioAls u de bovenzijde van de schakelaar indrukt,
wordt omhoog gezocht naar de volgende goed
te ontvangen zender. Als u de onderzijde van
de schakelaar indrukt, wordt omlaag gezocht
naar de volgende goed te ontvangen zender.
Als u op de drukknop midden op de tuimel-
schakelaar aan uw linkerkant drukt, stemt de
radio af op de volgende vooraf ingestelde
zender die u hebt geprogrammeerd onder de
drukknop voor radiovoorinstellingen.
Cd-spelerBij eenmaal indrukken van de bovenzijde van
de schakelaar gaat u door naar de volgende
muziektitel op de cd. Als u eenmaal de onder-
zijde van de schakelaar indrukt, keert u terug
naar het begin van het huidige nummer of naar
het begin van het vorige nummer wanneer de
knop wordt ingedrukt binnen één seconde na-
dat het huidige nummer begint te spelen.
Wanneer u de schakelaar tweemaal naar bo-
ven of naar beneden drukt, wordt het tweede
nummer afgespeeld; bij driemaal het derde,
enz.
De drukknop midden op de tuimelschakelaar
aan de linkerkant heeft geen functie voor een
cd-speler voor één cd. Als de auto echter is
uitgerust met een cd-speler met cd-wisselaar,
kunt u met de middelste drukknop de volgende
beschikbare cd in de speler selecteren.
Afstandsbediening geluidssysteem
(achteraanzicht stuurwiel)
148
Page 155 of 294
Mix
De lucht stroomt uit via de vloeropenin-
gen en de openingen bij de voorruit en
de zijruiten. Deze instelling is ideaal
voor koud weer en sneeuw, wanneer de
voorruit extra verwarming nodig heeft. Deze
instelling is ook goed voor extra comfort en ter
voorkoming van wasem op de voorruit.
Ontwasemen
Lucht stroomt via de roosters bij de
voorruit en de zijruitontwaseming. Kies
deze stand met maximale aanjager-
snelheid om zo snel mogelijk de voorruit en
zijruiten te ontwasemen.
OPMERKING:
De compressor van de airconditioning werkt
in de meng- en de ontdooistand, of een
combinatie van beide, zelfs wanneer de
knop van de airconditioning niet ingedrukt
is. Op die manier wordt de voorruit veel
sneller ontwasemd door de drogere lucht.
Om brandstof te besparen, kunt u deze stan-
den beter alleen gebruiken wanneer dat echt
nodig is.Circulatieknop
Als u op de circulatieknop drukt,
schakelt het systeem over op cir-
culatie. Gebruik deze functie om
rook, stank, stof of vocht buiten te
houden. Bij activering van de cir-
culatiefunctie gaat het lampje in de
regelknop branden.
OPMERKING:
•Langdurig gebruik van de circulatiestand
maakt de interieurlucht benauwd en daar-
door kunnen de ramen gaan beslaan.
Langdurig gebruik van deze stand is niet
verstandig.
•Als de circulatiestand wordt aangezet bij
koud of vochtig weer, beslaan de ramen
aan de binnenkant omdat de vochtig-
heidsgraad in het voertuig toeneemt. Se-
lecteer de stand Buitenlucht voor maxi-
male ontwaseming.
•De airco gaat automatisch aan om be-
slaan van de ramen te verhinderen als de
circulatieknop wordt ingedrukt en de
standregeling is afgesteld op paneelven-
tilatie of ventilatie op twee niveaus.•De airco kan handmatig worden afgezet
zonder dat de functiekeuze wordt ver-
stoord.
•Als de contactschakelaar in de LOCK-
stand staat, is de circulatiefunctie uit.
Regelknop airconditioning
Gebruik deze knop om
de airconditioning in te
schakelen. Wanneer het
aircosysteem is inge-
schakeld, gaat een
lampje branden. U kunt
de knop naar links in
het blauwe deel van de
schaal draaien, wat
duidt op koelere lucht,
terwijl draaien naar rechts in het rode deel duidt
op warmere lucht.
OPMERKING:
De aircocompressor schakelt pas in nadat
de motor ongeveer 10 seconden heeft ge-
draaid.
151
Page 156 of 294
•MAX A/C
Voor maximale koeling gebruikt u de A/C- en
circulatieknoppen tegelijk.
•SPAARSTAND
Om energie te besparen drukt u op de A/C-
knop zodat het controlelampje uitgaat en de
A/C-compressor wordt uitgeschakeld. Zet
daarna de temperatuurregelknop op de ge-
wenste temperatuur.
Automatische temperatuurregeling
(ATC) — indien aanwezig
Het automatische temperatuurregelsysteem
houdt het klimaat in uw auto automatisch op de
gewenste niveaus die comfortabel zijn voor de
bestuurder en de passagiers.Automatische bediening
De bediening van het systeem is tamelijk een-
voudig.
1. Draai de functieregelknop (rechts) en de
aanjagerregelknop (links) naar AUTO.
OPMERKING:
De AUTO-stand werkt het best voor de voor-
inzittenden.2. Kies de temperatuur
die u wilt aanhouden
met behulp van de tem-
peratuurregelknop. Zo-
dra het comfortniveau is
geselecteerd, zal het
systeem dit niveau au-
tomatisch handhaven
door gebruik te maken
van het verwarmings-
systeem. Als voor het gewenste comfortniveau
airconditioning nodig is, verzorgt het systeem
de aanpassingen automatisch.
U ervaart het meeste gebruiksgemak wanneer
u het systeem automatisch zijn gang laat gaan.
Als u de aanjager opO(Uit) zet, wordt het
systeem volledig gestopt en wordt de luchtin-
laat afgesloten.
22 °C is de aanbevolen instelling die de gemid-
delde gebruiker als aangenaam ervaart. Dit
kan echter van persoon tot persoon verschillen.
Automatische temperatuurregeling
152
Page 170 of 294
Schakel in numerieke volgorde door de ver-
snellingen heen – sla er geen over. Zorg dat de
eerste versnelling is ingeschakeld (niet de
derde), wanneer u uit stilstand gaat wegrijden.
De koppeling kan beschadigd raken als u in de
derde versnelling wegrijdt.
Bij de meeste stadsritten is het gemakkelijker
om alleen de lage versnellingen te gebruiken.
Voor gelijkmatig rijden op de hoofdweg met
geringe snelheidsverschillen, wordt de vijfde
versnelling bij een versnellingsbak met vijf ver-
snellingen en de zesde bij een versnellingsbak
met zes versnellingen aanbevolen.
Laat nooit tijdens het rijden uw voet op het
koppelingspedaal rusten en probeer nooit de
auto op een helling in bedwang te houden door
de koppeling te laten slippen. Hierdoor ontstaat
abnormaal grote koppelingsslijtage.
Om ACHTERUIT te schakelen bij een versnel-
lingsbak met zes versnellingen trekt u de ring
direct onder de knop van de versnellingshen-
del omhoog en zet u de hendel in de stand
“REVERSE”.
Schakel alleen naar de achteruitversnelling
vanuit stilstand.OPMERKING:
Onder koude weersomstandigheden als het
smeermiddel voor de transmissie nog niet
op bedrijfstemperatuur is, kan het schake-
len wat zwaarder gaan. Dit is normaal en niet
schadelijk voor de transmissie.
TerugschakelenOp juiste wijze terugschakelen bespaart
brandstof en verlengt de levensduur van de
motor.
LET OP!
Als u bij terugschakelen meer dan één ver-
snelling overslaat of terugschakelt bij te hoge
motortoerentallen, kunt u schade toebrengen
aan de motor, de transmissie of de koppeling.
Schakel bij steile afdalingen terug naar de
tweede of eerste versnelling voor een veilige
snelheid en een langere levensduur van de
remmen.
Schakel bij bochten en steile hellingen tijdig
terug, zodat de motor niet overbelast raakt.
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK — INDIEN
AANWEZIG
OPMERKING:
De Constant Variabele Automatische Trans-
missie (CVT) verandert de snelheidsverhou-
dingen op een constante wijze. Dit kan soms
aanvoelenalsof de transmissie slipt, maar
dit is normaal en is niet schadelijk.
LET OP!
De versnellingsbak kan beschadigd raken in-
dien de volgende voorzorgen niet in acht
genomen worden:
•Zet de keuzehendel alleen in de stand
PARK als de auto helemaal stilstaat.
•Schakel de keuzehendel alleen in of uit de
stand REVERSE, als de auto helemaal
stilstaat en de motor stationair draait.
•Schakel niet vanuit REVERSE, PARK of
NEUTRAL in een van de rijstanden bij een
hoger motortoerental dan stationair.
•Voor u in een versnelling schakelt, moet het
rempedaal stevig worden ingetrapt.
166
Page 182 of 294
van het ESC-systeem een paar keer om aan te
geven dat HSA is uitgeschakeld.
10. Herhaal deze stappen als u de vorige
instelling voor deze functie wenst te herstellen.
Elektronische stabiliteitsregeling
(ESC)
Dit systeem verbetert de veiligheid en stabiliteit
van het voertuig in diverse rijomstandigheden.
Het ESC corrigeert oversturen of ondersturen
van het voertuig door de rem te activeren op
het juiste wiel en oversturing of ondersturing
tegen te gaan. Ook kan het motorvermogen
worden verminderd om het voertuig te helpen
bij het handhaven van de juiste baan. Het
ESC-systeem bepaalt met behulp van sensors
in het voertuig de baan van het voertuig zoals
de bestuurder het bedoeld. Het systeem ver-
gelijkt deze baan dan met de werkelijke baan
van het voertuig. Als de werkelijke baan niet
overeenkomt met de geplande baan, activeert
het ESC de rem op het juiste wiel om oversturen
of ondersturen tegen te gaan.
•Oversturen: als het voertuig meer draait dan
overeenkomt met de stand van het stuurwiel.•Ondersturen: als het voertuig minder draait
dan overeenkomt met de stand van het
stuurwiel.
Gebruiksfuncties ESC
Het ESC heeft drie mogelijke bedieningsfunc-
ties voor voertuigen met vierwielaandrijving en
twee bedieningsfuncties voor voertuigen met
tweewielaandrijving.
Volledig aan (modellen met
vierwielaandrijving) of Aan (modellen met
tweewielaandrijving)
Dit is de normale instelling voor ESC. Als de
auto wordt gestart, staat ESC in de standOn.
Deze modus moet voor bijna alle rijsituaties
worden gebruikt. ESC dient alleen om speci-
fieke redenen in de modus “Partial Off” of “ESC
Off” te worden gezet. Deze redenen worden
hierna vermeld.
Gedeeltelijk uit (modellen met
vierwielaandrijving) of Aan (modellen met
tweewielaandrijving)
Deze stand wordt bereikt als men de schake-
laarESC OFFeven indrukt. In de functie
Partial Off” (Gedeeltelijk uit)gaat het
indicatie-/storingslampje van het ESC-systeembranden. Deze modus is bedoeld voor situaties
wanneer het voertuig zich in diepe sneeuw,
zand of grind bevindt, en de wielen sneller
moeten draaien dan het ESC-systeem normaal
gesproken zou toestaan om weer voldoende
grip te krijgen.
Om het ESC-systeem weer in te schakelen,
moet u deESC OFF-knop even indrukken.
Hierdoor wordt de normale bedieningsmodus
ESC Onweer hersteld.
OPMERKING:
Als u de grip van het voertuig wilt verbeteren
wanneer u met sneeuwkettingen rijdt, of
wanneer u wegrijdt uit diepe sneeuw, zand
of grint, kan het handig zijn om te schakelen
naar de modusPartial Off(Gedeeltelijk uit)
door deESC OFF-knop in te drukken. Na-
dat u het ESC-systeem in de modusPartial
Offniet meer nodig hebt, kunt u de oor-
spronkelijke modus weer terugzetten door
de ESC OFF-schakelaar even in te drukken.
Dit kan wanneer het voertuig in beweging is.
178