sensor Lancia Thema 2012 Instructieboek (in Dutch)
Page 17 of 324
AUTOMATISCH BLOKKERENDOPROLMECHANISME (ALR) . . . . . . . . . . . . . . 33
GORDELSPANNERS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
ACTIEF MOTORKAPSYSTEEM (voor bepaalde uitvoeringen/markten) . . . . . . . . . . . 34
GEAVANCEERD AUTOGORDELWAARSCHUWINGSSYSTEEM
(BeltAlert®) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
Veiligheidsgordels en zwangerschap . . . . . . . . 37
EXTRA VEILIGHEIDSSYSTEEM (SRS) - AIRBAGS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
SENSOREN EN REGELKNOPPEN VOOR OPBLAZEN AIRBAGS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
GEBEURTENISRECORDER (EDR) . . . . . . . . . . 47
AUTOGORDELS VOOR KINDEREN . . . . . . . . . 48
AANBEVELINGEN BIJ INRIJDEN VAN DE MOTOR . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
Aanvullende vereisten voor een dieselmotor (voor bepaalde uitvoeringen/markten) . . . . . . . 57
VEILIGHEIDSTIPS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
Passagiers vervoeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
Uitlaatgas . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Aanbevolen veiligheidscontroles binnen inde auto . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Veiligheidscontroles buiten de auto . . . . . . . . . 59
11
Page 40 of 324
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Als u gordel en rolautomaat na-
laat te vervangen als dat nodig is,
verhoogt u de kans op letsel bijbotsingen.
GORDELSPANNERS
De veiligheidsgordels voor de beide
voorstoelen zijn voorzien van gor-
delspanners, die ervoor zorgen dat
een loszittende gordel wordt strak ge-
trokken bij een ongeval. Deze appara-
ten verbeteren de werking van de au-
togordel door ervoor te zorgen dat de
gordel al in een vroeg stadium van het
ongeval strak over het lichaam van de
inzittende komt te liggen. Gor-
delspanners werken bij alle lichaams-
afmetingen, ook voor gebruik metkinderzitjes. OPMERKING:
Een gordelspanner is geen vervan-
ging bij een slecht bevestigde auto-
gordel. De autogordel moet even-
goed strak aanliggen en op de
juiste wijze worden gedragen.
De gordelspanners worden geacti-
veerd door het beschermingssysteem voor de inzittenden (ORC). Evenals
de airbags zijn ook de gordelspanners
slechts geschikt voor eenmalig ge-
bruik. Een geactiveerde gordelspan-
ner of airbag dient onmiddellijk te
worden vervangen. ACTIEF MOTORKAPSYSTEEM
(voor bepaaldeuitvoeringen/markten)
Het actieve motorkapsysteem is be-
doeld om de bescherming van voet-
gangers te verhogen door de motor-
kap van de auto omhoog te laten
springen bij een aanrijding van een
voetganger of voorwerp. Het systeem
wordt automatisch geactiveerd wan-
neer de auto binnen een gespecifi-
ceerd snelheidsbereik rijdt. Het sys-
teem moet een verscheidenheid aan
voetgangers kunnen detecteren,
waardoor het ook mogelijk is dat an-
dere aangereden voorwerpen het ac-
tieve motorkapsysteem in werkingstellen.
Sensoren en regeleenheden vooractivering
Het beschermingssysteem voor inzit-
tenden (ORC) bepaalt of de actuato-
ren moeten worden geactiveerd bij
een frontale aanrijding. Op basis van
de signalen van de botsingsensoren
bepaalt het beschermingssysteem
voor de inzittenden (ORC) wanneer
de actuatoren geactiveerd worden. De
botsingsensoren bevinden zich bij de
voorbumper.
Het beschermingssysteem voor de in-
zittenden (ORC) bewaakt de gereed-
heid van de elektronische onderdelen
van het actieve motorkapsysteem
wanneer de contactschakelaar in de
stand START of ON/RUN staat. Als
de sleutel in de stand LOCK, in de
stand ACC, of niet op contact staat, is
het actieve motorkapsysteem niet in-
geschakeld en zal de actieve motor-
kap niet geactiveerd worden.
Het beschermingssysteem voor de in-
zittenden (ORC) beschikt over een re-
servevoeding, waardoor de actuato-
ren ook geactiveerd kunnen worden
wanneer de accu leeg is of is losgekop-peld.
34
Page 45 of 324
vallen, maar springen wel dege-
lijk open tijdens het opblazen
van de airbag.
Na ieder ongeval dient de auto onmiddellijk naar een erkende
dealer te worden gebracht.
Componenten van hetairbagsysteem
Uw auto kan zijn uitgerust met de
volgende onderdelen van het airbag-systeem:
Beschermingssysteem voor de inzit- tenden (ORC)
Waarschuwingslampje voor het air- bagsysteem
Stuur en stuurkolom
Instrumentenpaneel
Extra knie-airbag aan bestuurders- zijde (voor bepaalde uitvoeringen/ markten)
Kniebescherming (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Geavanceerde frontairbag aan be- stuurderszijde
Geavanceerde frontairbag aan pas- sagierszijde Extra zijairbags in de voorstoelen
(SAB)
Opblaasbare gordijn-zijairbags (SABIC)
Sensors frontale en zijbotsingen
Gordelspanners voorin, gesp van gordelsluiting
Actief motorkapsysteem
Kenmerken geavanceerde frontairbags
Het systeem van de geavanceerde
frontairbags bestaat uit airbags aan
de bestuurderszijde en aan de passa-
gierszijde die zich in meerdere stadia
ontvouwen. Dit systeem reageert
overeenkomstig de kracht en de aard
van de botsing die worden vastgesteld
door het beschermingssysteem voor
de inzittenden (ORC), dat informatie
kan ontvangen van de botsingsensors.
Het eerste opblaasmechanisme wordt
onmiddellijk geactiveerd tijdens een
botsing waarbij ontvouwing van de
airbag noodzakelijk is. Deze geringe
opblazing wordt gebruikt voor min- der zware botsingen. Bij zwaardere
botsingen wordt een krachtiger op-
blazing toegepast.
WAARSCHUWING!
Er mogen geen voorwerpen boven
of nabij de airbag op het instru-
mentenpaneel worden geplaatst,
omdat deze objecten letsel kunnen
veroorzaken bij botsingen waarbij
de airbag wordt opgeblazen.
Plaats niets op of rond de airbag-
panelen en probeer deze nooit met
de hand te openen. Het is mogelijk
dat u de airbags beschadigt. Bo-
vendien kunt u gewond raken om-
dat de airbags mogelijk niet meer
functioneren. De beschermpane-
len van de airbagkussens gaan al-
leen open als de airbags wordenopgeblazen.
Boor of snijd nooit in de rand van
de kniebescherming (voor be-
paalde uitvoeringen/markten) en
blijf er verder ook van af.
(Vervolgd)
39
Page 46 of 324
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Monteer geen accessoires op de
kniebescherming (voor bepaalde
uitvoeringen/markten) zoals
alarmverlichting, stereo-
installaties, 27 MC-apparatuur,enz.
Extra zijairbags in de voorstoelen(SAB)
De extra zijairbags in de voorstoelen
bieden de inzittenden betere bescher-
ming tegen zijdelingse botsingen. De
SAB is gemarkeerd met een airbagla-
bel aan de buitenzijde van de voor-stoelen. Als de airbag zich ontvouwt, gaat de
naad tussen de voor- en zijkant van de
stoelbekleding open. Elke airbag
wordt afzonderlijk geactiveerd, zodat
bij een botsing aan de linkerkant al-
leen de linkerairbag wordt geacti-
veerd, en bij een botsing aan de rech-
terzijde alleen de rechterairbag.
Extra opblaasbaar gordijn-
zijairbag (SABIC)
Ter aanvulling op de bescherming die
de carrosserie biedt, bieden de extra
gordijn-zijairbags de inzittenden op
de voor- en achterstoelen aan het
raam bescherming bij zijdelingse bot-
singen. Elke airbag heeft opblaas-
ruimten die zich naast het hoofd van
de passagiers aan het raam bevinden
en zo de kans op hoofdletsel bij bot-
singen van opzij beperken. De SABIC
ontvouwt zich naar beneden en be-
dekt beide ramen aan de zijde van debotsing.
OPMERKING:
De airbagpanelen zullen in de
interieurbekleding amper op-
vallen, maar springen wel dege-
lijk open tijdens het opblazen
van de airbag.
Als u zich tijdens het activeren te dicht bij de zijairbags bevindt,
kunt u ernstig of dodelijk letseloplopen.
Het systeem bevat sensoren voor zij-
delingse botsingen die zijn geijkt om
de zijairbags te activeren bij botsin-
gen die bescherming van de inzitten-
den door airbags noodzakelijk ma-ken.
Label van extra zijairbag in de voorstoel
Locatie label opblaasbare
gordijn-zijairbags (SABIC)
40
Page 48 of 324
Alle inzittenden moeten te allen tijde
hun driepuntsveiligheidsgordel op de
juiste wijze dragen.
Schuif de stoelen van bestuurder en
voorpassagier zo ver naar achteren als
praktisch mogelijk is, zodat de ge-
avanceerde frontairbags ruimte heb-
ben om te kunnen worden opgebla-zen.
Zit daarom niet tegen het portier of
het raam geleund. Als de auto zijair-
bags heeft, worden die tijdens een
aanrijding krachtig opgeblazen in de
ruimte tussen uzelf en het portier.
Indien het airbagsysteem in deze auto
veranderd moet worden om gebruik
door een invalide mogelijk te maken,
neem dan contact op met klantenser-vice.
WAARSCHUWING!
Als u alleen op de airbags ver-trouwt, kan dit bij een aanrijding
leiden tot ernstig letsel. De airbags
werken in combinatie met uw au-
togordel om u op de juiste wijze te
beschermen. Bij sommige aanrij-
dingen worden de airbags niet op-
geblazen. Draag uw autogordels
altijd, ook als uw auto is uitgerust
met airbags.
Als u tijdens het activeren van de
geavanceerde frontairbag te dicht
op het stuur of bij het instrumen-
tenpaneel zit, kunt u ernstig of
dodelijk letsel oplopen. Airbags
hebben ruimte nodig om te wor-
den opgeblazen. Ga achterover
zitten en strek uw armen zodanig
dat u comfortabel het stuur en het
instrumentenpaneel kunt bedie-nen.
De zijairbags hebben ook ruimte
nodig om zich te ontplooien. Zit
daarom niet tegen het portier of
het raam geleund. Zit rechtop op
het midden van de stoel. SENSOREN EN
REGELKNOPPEN VOOR
OPBLAZEN AIRBAGS
Beschermingssysteem voor de
inzittenden (ORC)Het
Beschermingssysteem voor de
inzittenden (ORC) maakt deel uit
van een voorgeschreven veiligheids-
systeem dat vereist wordt voor ditvoertuig.
Het ORC bepaalt of het nodig is de
voor- en/of zijairbags op te blazen bij
een frontale of zijwaartse botsing. Op
basis van de signalen van de botsings-
sensoren activeert een centrale elek-
tronische ORC indien nodig de ge-
avanceerde frontairbags, gordijn-
zijairbags, extra zijairbags in de
voorstoelen, extra knieairbag voor de
bestuurder en de gordelspanners vóór,
naargelang de aard en de ernst van debotsing.
De geavanceerde frontairbags en de
knieairbag aan bestuurderszijde zijn
ontworpen om naast de veiligheids-
gordels bij bepaalde frontale aanrij-
dingen afhankelijk van de ernst en de
aard extra bescherming te bieden. Ge-
42
Page 49 of 324
avanceerde frontairbags zijn niet be-
doeld voor het verminderen van het
risico op letsel bij botsingen van ach-
teren, botsingen van opzij of over de
kop slaan.
De geavanceerde frontairbags en de
knieairbag aan bestuurderszijde wor-
den niet bij alle frontale botsingen
geactiveerd. Dit geldt ook voor som-
mige frontale botsingen die ernstige
schade aan het voertuig tot gevolg
hebben, zoals bepaalde aanrijdingen
tegen palen, aanrijdingen waarbij de
auto onder een vrachtwagen terecht-
komt en aanrijdingen onder een hoek.
Daarentegen kunnen de geavanceerde
frontairbags, afhankelijk van de aard
van de botsing en de plaats waar de
auto wordt geraakt, opgeblazen wor-
den bij aanrijdingen die geringe
schade aan de voorkant van het voer-
tuig tot gevolg hebben, maar die aan-
vankelijk een grote afname van de
snelheid veroorzaken.
De zijairbags worden niet opgeblazen
bij alle zijdelingse botsingen. Het op-
blazen van de zijairbags is afhankelijk
van de ernst en aard van de aanrij-ding.Omdat airbagsensoren de vertraging
van het voertuig meten, zijn de snel-
heid van het voertuig en de schade op
zichzelf geen goede indicatoren voor
de noodzaak van het wel of niet op-
blazen van een airbag.
Veiligheidsgordels zijn bij alle onge-
vallen noodzakelijk voor uw bescher-
ming en om uw lichaam in de juiste
positie te houden, uit de buurt van een
airbag die wordt opgeblazen.
Het beschermingssysteem voor inzit-
tenden (OCR) bewaakt de gereedheid
van de elektronische onderdelen van
het airbagsysteem wanneer de con-
tactschakelaar in de stand START of
ON/RUN staat. Als de sleutel in de
stand OFF, in de stand ACC, of niet op
contact staat, is het airbagsysteem
niet ingeschakeld en zullen de airbags
niet geactiveerd worden.
Het ORC beschikt over een reserve-
voeding die de airbags kan ontvou-
wen, zelfs als de accu leeg is of wordt
losgekoppeld voordat de airbags wor-
den geactiveerd.
De ORC schakelt ook hetairbag-
waarschuwingslampje op
het instrumentenpaneel in
voor een zelftest gedurende 4 tot 8 se-
conden, wanneer het contact voor de
eerste keer wordt aangezet. Na de
zelftest gaat het waarschuwings-
lampje van de airbag uit. Als het ORC
een storing in het systeem detecteert,
gaat het waarschuwingslampje voor
het airbagsysteem knipperen of con-
stant branden. Een enkel geluidssig-
naal klinkt als het lampje gaat bran-
den na de eerste keer starten.
Het ORC bevat ook diagnosefuncties
die het waarschuwingslampje voor
het airbagsysteem in de instrumen-
tengroep laten branden wanneer een
storing wordt geconstateerd die het
airbagsysteem zou kunnen beïnvloe
den. De diagnose meldt eveneens de
aard van het defect.
43
Page 51 of 324
vrijkomt. De zich opblazende zij-
airbag komt via de voegnaad in de
stoel naar buiten in de ruimte tussen
de inzittende en het portier. De zij-
airbag worden volledig opgeblazen in
ongeveer 10 milliseconden. De zijair-
bag wordt zo snel en krachtig opge-
blazen dat u gewond kunt raken wan-
neer u niet goed in de stoel zit, of
wanneer zich voorwerpen bevinden in
de ruimte waar de airbag zich ont-
vouwt. Dat geldt vooral voor kinde-
ren.
Opblaasmodules voor de extra gordijn-zijairbag
Tijdens botsingen waarbij de inwer-
king beperkt blijft tot een bepaalde
zone aan de zijkant van het voertuig,
zal het ORC mogelijk de extra
gordijn-zijairbags opblazen. Dit is af-
hankelijk van de kracht en de aard
van de botsing. In deze gevallen blaast
het ORC alleen de gordijn-zijairbag
op aan de kant van de botsing.
Er ontwikkelt zich een grote hoeveel-
heid niet-giftig gas om de gordijn-
zijairbag op te blazen. De gordijn-
zijairbag drukt de buitenrand van de
hemelbekleding opzij en bedekt hetzijraam. De airbag wordt in circa 30
milliseconden opgeblazen (ongeveer
een kwart van de tijd die nodig is om
met de ogen te knipperen). Dit ge-
beurt met zoveel kracht dat u letsel
kunt oplopen als u niet correct op uw
stoel zit en/of uw gordel niet (correct)
heeft vastgemaakt of als de gordijn-
zijairbag bij het opblazen een voor-
werp in uw richting wegdrukt. Dat
geldt vooral voor kinderen. De
gordijn-zijairbag heeft na het opbla-
zen slechts een dikte van circa 9 cm.
Omdat airbagsensoren de vertraging
van het voertuig schatten, zijn de
snelheid van het voertuig en de schade
geen goede indicatoren voor de nood-
zaak van het wel of niet opblazen van
een airbag.
Sensors frontale en zijbotsingen
Bij frontale en zijdelingse botsingen
kunnen de botsingsensors het ORC
helpen bij het bepalen van de juiste
reactie op de botsingen.
Verbeterd ongelukkenresponssysteem
Bij een botsing die leidt tot het opbla-
zen van de airbags zal het ORC, als
het communicatienetwerk en de voe-
ding intact blijven en afhankelijk van
de aard van de botsing, bepalen of het
geavanceerde ongelukkenresponssys-
teem de volgende functies uitvoert:
De brandstoftoevoer naar de motor
afsluiten.
De waarschuwingsknipperlichten inschakelen zo lang de accu energie
heeft of het contact wordt afgezet.
De binnenverlichting inschakelen en ingeschakeld laten zolang de
accu werkt, totdat de contactsleutel
wordt verwijderd of de contactsleu-
tel in de UIT-stand wordt gedraaid
met behulp van de Keyless GoStart/Stop-knop.
De deuren automatisch ontgrende- len.
Als een airbag wordt opgeblazen
Het ontwerp van de geavanceerde
frontairbags is zodanig uitgevoerd,
dat deze airbags na het opblazen on-
middellijk leeglopen. OPMERKING:
De voor- en/of zijairbags worden
niet bij alle botsingen opgeblazen.
45
Page 70 of 324
KAART/-LEESLAMPEN VOORIN . . . . . . . . . . 90
OMGEVINGSVERLICHTING . . . . . . . . . . . . . . 91
BINNENVERLICHTING . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
RUITENWISSERS EN -SPROEIERS . . . . . . . . . . 92
INTERVALSTAND . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
TIPFUNCTIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
RUITENSPROEIERS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
KOPLAMPEN AAN BIJ INGESCHAKELDERUITENWISSERS (uitsluitend beschikbaar
in combinatie met automatische
koplampen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
REGENSENSOR (voor bepaalde uitvoeringen/markten) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
KOPLAMPSPROEIERS (voor bepaalde uitvoeringen/markten) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
IN LENGTE EN HOOGTE VERSTELBARE STUURKOLOM . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
ELEKTRISCHE STUURKOLOM (voor bepaalde uitvoeringen/markten) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96
VERWARMD STUURWIEL (voor bepaalde uitvoeringen/markten) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96
VERSTELBARE PEDALEN (voor bepaalde uitvoeringen/markten) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
ELEKTRONISCHE SNELHEIDSREGELING (voor bepaalde uitvoeringen/markten) . . . . . . . . . 98
IN WERKING STELLEN . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
DE GEWENSTE SNELHEID INSTELLEN . . . . . 99
64
Page 72 of 324
FORWARD COLLISION WARNING(voor bepaalde uitvoeringen/markten) . . . . . . 113
PARKSENSE® PARKEERHULP . . . . . . . . . . . . . 115 PARKSENSE® SENSOREN . . . . . . . . . . . . . . 115
PARKSENSE®WAARSCHUWINGSSCHERM . . . . . . . . . . . . . 115
PARKSENSE® DISPLAY . . . . . . . . . . . . . . . . 116
PARK ASSIST VOOR, HOORBARE SIGNALEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117
PARKSENSE® IN- EN UITSCHAKELEN . . . . 117
Onderhoud van de ParkSense® parkeerhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117
PARKSENSE® SYSTEEM REINIGEN . . . . . . . 118
VOORZORGSMAATREGELEN BIJ GEBRUIK VAN HET PARKSENSE® SYSTEEM . . . . . . . . 118
PARKVIEW® ACHTERUITRIJCAMERA (voor bepaalde uitvoeringen/markten) . . . . . . . . 120
ParkView® in- of uitschakelen — met het aanraakscherm van de radio . . . . . . . . . . . . . 121
DAKCONSOLE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121 KAART/-LEESLAMPEN VOORIN . . . . . . . . . 122
OPBERGVAKJE ZONNEBRIL . . . . . . . . . . . . . 122
ELEKTRISCH BEDIENBAAR ZONNEDAK (voor bepaalde uitvoeringen/markten) . . . . . . . . 122
SCHUIFDAK OPENEN — SNEL . . . . . . . . . . . 123
SCHUIFDAK OPENEN — HANDMATIG . . . . . 123
SCHUIFDAK SLUITEN — SNEL . . . . . . . . . . 123
66
Page 78 of 324
DODEHOEKBEWAKING
(BSM) (voor bepaaldeuitvoeringen/markten)
Het systeem voor dodehoekbewaking
(BSM) maakt gebruik van twee radar-
gebaseerde sensoren aan de binnen-
zijde van het achterbumperpaneel en
detecteert motorvoertuigen (auto's,
vrachtwagens, motorfietsen, etc.) die
vanaf de achterzijde, voorzijde of zij-
kant van de auto in de dode hoekbewegen.
Na het starten van de auto gaat het
BSM-waarschuwingslampje in de
beide buitenspiegels kort branden om
de bestuurder te waarschuwen dat het
systeem is geactiveerd. De sensoren
van het BSM-systeem zijn in werking
wanneer een van de vooruitversnellin-gen of de achteruitversnelling (RE-
VERSE) is geactiveerd en gaan naar
de modus Stand-by wanneer de par-
keerstand (PARK) is geactiveerd.
De BSM-zone bestrijkt één rijstrook
van 3,35 m aan weerszijden van het
voertuig. De zone begint bij de buiten-
spiegel en bestrijkt een gebied tot on-
geveer 6 m achter de auto. Het BSM-
systeem bewaakt de detectiezones aan
weerszijden van de auto vanaf het
moment dat een snelheid van onge-
veer 10 km/u of hoger wordt bereikt
en waarschuwt de bestuurders voor
voertuigen binnen deze zones. OPMERKING:
Het BSM-systeem waarschuwt
de bestuurder NIET voor snel naderende voertuigen die zich
buiten de detectiezones bevin-den.
De detectiezone van het BSM- systeem wordt NIET GEWIJ-
ZIGD wanneer een aanhanger
aan uw auto is gekoppeld. Als
aan uw auto een aanhanger is
gekoppeld, moet u visueel con-
troleren of de rijbaan naast u
vrij is voor zowel uw auto als de
aanhanger, voordat u van rij-
baan wisselt. Als de aanhanger
of een ander object (bijvoor-
beeld een fiets) uitsteekt buiten
de zijkant van uw auto, is het
mogelijk dat het BSM-
waarschuwingslampje blijft
branden zolang een in een voor-
uitversnellingen is geschakeld.
Voor een correcte werking van het
BSM-systeem moet het gedeelte van
het achterpaneel waar zich de radar-
sensoren bevinden, vrij zijn van
sneeuw, ijs en vuil. Zorg dat u het
gedeelte van het achterpaneel waar
zich de radarsensoren bevinden, niet
blokkeert met vreemde voorwerpen
(bumperstickers, fietsdrager, enz.).
Detectiezones achter
Waarschuwingslampje BSM
72