alarm Lancia Voyager 2012 Instructieboek (in Dutch)

Page 55 of 376

der zware botsingen. Bij zwaardere
botsingen wordt een krachtiger op-
blazing toegepast.WAARSCHUWING!
 Er mogen geen voorwerpen bovenof nabij de airbag op het instru-
mentenpaneel worden geplaatst,
omdat deze objecten letsel kunnen
veroorzaken bij botsingen waarbij
de airbag wordt opgeblazen.
 Plaats niets op of rond de airbag-
panelen en probeer deze nooit met
de hand te openen. Het is mogelijk
dat u de airbags beschadigt. Bo-
vendien kunt u gewond raken om-
dat de airbags mogelijk niet meer
functioneren. De beschermpane-
len van de airbagkussens gaan al-
leen open als de airbags wordenopgeblazen.
 Boor of snijd nooit in de rand van
de kniebescherming (voor be-
paalde uitvoeringen/markten) en
blijf er verder ook van af.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
 Monteer geen accessoires op de
kniebescherming (voor bepaalde
uitvoeringen/markten) zoals
alarmverlichting, stereo-installa-
ties, 27 MC-apparatuur, enz.
Extra zijairbags in de voorstoelen(SAB)
De extra zijairbags in de voorstoelen
bieden de inzittenden betere bescher-
ming tegen zijdelingse botsingen. De
SAB is gemarkeerd met een airbagla-
bel aan de buitenzijde van de voor-stoelen.
Als de airbag zich ontvouwt, gaat de
naad tussen de voor- en zijkant van de
stoelbekleding open. Elke airbag
wordt afzonderlijk geactiveerd, zodat bij een botsing aan de linkerkant al-
leen de linkerairbag wordt geacti-
veerd, en bij een botsing aan de rech-
terzijde alleen de rechterairbag.
Extra opblaasbaar gordijn-
zijairbag (SABIC)
Ter aanvulling op de bescherming die
de carrosserie biedt, kunnen de extra
gordijn-zijairbags de inzittenden op
de voor- en achterstoelen aan het
raam beschermen bij zijdelingse bot-
singen en over de kop slaan. Elke
airbag heeft opblaasruimten die zich
naast het hoofd van de passagiers aan
het raam bevinden en zo de kans op
hoofdletsel bij botsingen van opzij be-
perken. De SABIC ontvouwt zich naar
beneden en bedekt beide ramen aan
de zijde van de botsing. OPMERKING:
 Wanneer het voertuig over de
kop slaat, kunnen de gor-
delspanners en/of de extra zij-
airbags in de voorstoelen en/of
de extra gordijn-zijairbags wor-
den geactiveerd.
Label van extra zijairbag in de voorstoel
49

Page 93 of 376

Dodehoekwaarschuwing
Als de modus Dodehoekwaarschu-
wing actief is, geeft het BSM-systeem
een visuele waarschuwing in de des-
betreffende buitenspiegel wanneer
een object wordt gedetecteerd. Als het
systeem echter in RCP werkt, zal zo-
wel een visuele als akoestische waar-
schuwing worden gegeven wanneer
een object wordt gedetecteerd. Wan-
neer een akoestische waarschuwing
moet worden gegeven, wordt ook de
radio gedempt. Dodehoekwaarschuwing, lampjes/geluidssignaal
Als de modus Dodehoekwaarschu-
wing actief is, geeft het BSM-systeem
een visuele waarschuwing in de des-
betreffende buitenspiegel wanneer
een object wordt gedetecteerd. Als
vervolgens de richtingaanwijzer
wordt ingeschakeld aan de zijde van
de auto waarvoor een waarschuwing
geldt, zal ook een geluidssignaal klin-
ken. Wanneer de richtingaanwijzer is
ingeschakeld en tegelijkertijd aan de-
zelfde zijde van de auto een object
wordt gedetecteerd, wordt zowel de
visuele als de akoestische waarschu-wing gegeven. Naast de akoestische
waarschuwing wordt ook het geluid
van de radio (indien ingeschakeld)gedempt. OPMERKING:
 Wanneer het BSM-systeem een
akoestische waarschuwing wil
afgeven, wordt ook de radio ge-dempt.
 Als de alarmknipperlichten zijn ingeschakeld, zal het systeem al-
leen een visuele waarschuwinggeven.
Als het systeem in RCP werkt, zal
zowel een visuele als akoestische
waarschuwing worden gegeven
wanneer een object wordt gedetec-
teerd. Wanneer een akoestische
waarschuwing moet worden gege-
ven, wordt ook de radio gedempt.
Als RCP actief is, zal altijd een ge-
luidssignaal worden gegeven en de
status van de richtingaanwijzer/
alarmknipperlichten worden gene-
geerd. Dodehoekwaarschuwing uit
Als het BSM-systeem is uitgeschakeld,
worden er geen visuele of akoestische
waarschuwingen afgegeven door het
BSM- of RCP-systeem. OPMERKING:
Het BSM-systeem slaat de huidige
bedrijfsmodus op wanneer de con-
tactschakelaar wordt uitgezet. Tij-
dens het starten van de auto wordt
de laatst opgeslagen modus opge-
roepen en geactiveerd.
Astronomische zone — systeem
tijdelijk niet beschikbaar
Wanneer het voertuig deze zone bin-
nengaat, zal het systeem tijdelijk niet
beschikbaar zijn en toont het EVIC
het bericht "Dodehoeksysteem tijde-
lijk niet beschikbaar - astronomische
zone". De LED’s in de buitenspiegels
lichten op en blijven branden totdat
het voertuig de zone verlaat.
87

Page 103 of 376

 Pak de telefoon en kies zelf het lo-kale nummer voor noodgevallen.
Als de telefoon niet binnen handbe-
reik is, maar de UConnect™ Phone
wel is ingeschakeld, kunt u het num-
mer voor noodgevallen als volgt bel-len:
 Druk op de
toets om te begin-
nen.
 Na de prompt "Gereed'' en de daarop volgende pieptoon zegt u
''Noodgeval''. Vervolgens zal de
UConnect™ Phone aan de gekop-
pelde mobiele telefoon de opdracht
geven het alarmnummer te bellen.
OPMERKING:
 Het standaardnummer is 112. Het is mogelijk dat het gekozen
nummer niet van toepassing is
op de beschikbare mobiele tele-
foonservice en de regio waar u
zich bevindt.
 Sommige systemen bieden de mogelijkheid het alarmnummer,
indien ondersteund, in te stel-
len. Druk hiertoe op de toets
en zeg "Instellen", gevolgd door "Noodgeval".  Wanneer u via de UConnect™
Phone belt, is de kans dat de
oproep tot stand wordt gebracht
iets kleiner dan wanneer u
rechtstreeks via de mobiele tele-
foon belt.
WAARSCHUWING!
Als u het Uconnect™ Phonesysteem
wilt gebruiken bij noodgevallen,
moet uw mobiele telefoon:
 zijn ingeschakeld,
 zijn gekoppeld aan hetUconnect™­systeem,
 en een netwerkdekking hebben.
Hulp bij pech (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Als u pechhulp nodig heeft:
 Druk op de
toets om te begin-
nen.
 Na de prompt "gereed" en de daar- opvolgende pieptoon zegt u "pech- hulp".
OPMERKING:
Het nummer voor pechhulp moet
vóór gebruik worden ingesteld. Als
u dit nummer wilt instellen, drukt u op de toets
, zegt u "instellen,
pechhulp" en volgt u de prompts. Paging
Raadpleeg "Werken met automati-
sche systemen" voor informatie over
het oproepen via een pieper. Het op-
roepen via een pieper werkt correct,
behalve bij piepers van sommige fir-
ma's die iets te vroeg uitgaan om goed
samen te werken met de Uconnect™Phone.
Voicemail bellen
Raadpleeg "Werken met automati-
sche systemen" voor informatie over
het beluisteren van uw voicemail.
Werken met automatische systemen
Deze methode wordt gebruikt in situ-
aties waarin normaal gesproken cij-
fers moeten worden ingedrukt op het
toetsenbord van de mobiele telefoon
tijdens het navigeren door een geau-
tomatiseerd telefoonsysteem.
U kunt de Uconnect™ Phone gebrui-
ken voor toegang tot uw voicemail of
een geautomatiseerde service, zoals
een oproepservice voor piepers of een
geautomatiseerde klantenservice. Bij
97

Page 188 of 376

dens het starten, blijft branden of gaat
branden tijdens het rijden, moet het
systeem zo snel mogelijk door een er-
kende dealer worden nagekeken.
Raadpleeg "Gordelsystemen" in "Wat
u moet weten voordat u de auto start"
voor meer informatie.
16. Schakelstandindicatie
De schakelstand wordt apart weerge-
geven op de instrumentengroep. Hier-
mee wordt de stand van de automati-
sche versnellingsbak aangegeven. OPMERKING:
 U moet het rempedaal intrappenvoordat u uit de stand PARK schakelt.
 De hoogste beschikbare versnel- ling wordt linksonder in het
elektronisch voertuiginforma-
tiecentrum (EVIC) aangegeven
als de functie elektronisch scha-
kelen (ERS) actief is. Gebruik de
+/- keuzeschakelaar op de keu-
zehendel om het ERS te active-
ren. Raadpleeg “Automatische
versnellingsbak” in “Starten en
rijden” voor meer informatie. 17. Controlelampje alarmsysteem
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Dit lampje knippert snel ge-
durende circa 15 seconden,
wanneer het voertuigalarm
wordt ingeschakeld, en
knippert daarna langzaam totdat het
voertuigalarm wordt uitgeschakeld.
18. Waarschuwingslampje remsysteem Dit lampje controleert verschil-
lende functies van het remsys-
teem, zoals het remvloeistof-
peil en het aantrekken van de
parkeerrem. Als het waarschuwings-
lampje van het remsysteem gaat
branden, is het mogelijk dat de hand-
rem is aangetrokken, het vloeistofpeil
in het remvloeistofreservoir te laag is
of dat zich een probleem voordoet in
het reservoir van het antiblokkeersys-teem.
Als het lampje blijft branden wanneer
de handrem niet is aangetrokken en
het remvloeistofpeil in het reservoir
van de hoofdremcilinder zich ter
hoogte van het full-merkteken be-
vindt, kan er sprake zijn van een sto- ring in het hydraulisch remcircuit of is
er een probleem met de rembekrach-
tiging gedetecteerd door het antiblok-
keersysteem (ABS) / elektronische
stabiliteitsprogramma (ESC). In dat
geval blijft het lampje branden tot de
oorzaak is verholpen. Als het pro-
bleem verband houdt met de rembe-
krachtiging, zal de ABS-pomp actief
zijn tijdens het remmen en voelt u
mogelijk een trilling in het rempedaal.
De dubbel uitgevoerde remcircuits
zorgen voor reserveremcapaciteit als
ergens een storing optreedt in het hy-
draulisch systeem. Als er in één helft
van het dubbele remsysteem een lek
optreedt, geeft het remwaarschu-
wingslampje dit aan; het lampje gaat
branden wanneer het remvloeistofpeil
in de hoofdremcilinder is gedaald be-
neden een bepaald peil.
Het lampje blijft branden tot de oor-
zaak is verholpen. OPMERKING:
Het lampje kan bij het nemen van
een scherpe bocht even knipperen,
doordat dan het vloeistofpeil ver-182

Page 299 of 376

6
WAT U KUNT DOEN IN NOODGEVALLEN
 ALARMKNIPPERLICHTEN . . . . . . . . . . . . . . . . 295
 WANNEER DE MOTOR OVERVERHIT RAAKT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 295
 WIEL VERWISSELEN BIJ EEN LEKKE BAND . . 296  BERGPLAATS KRIK . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 296
 RESERVEWIEL VERWIJDEREN . . . . . . . . . . 296
 TOEGANG TOT DE MOER VOOR HETRESERVEWIEL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 297
 GEREEDSCHAP VOOR RESERVEWIEL . . . . 298
 AANWIJZINGEN VOOR VERWIJDEREN VAN RESERVEWIEL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 298
 VOORBEREIDINGEN VOOR OPKRIKKEN . . . 299
 INSTRUCTIES BIJ OPKRIKKEN . . . . . . . . . . 300
 RESERVEBAND VASTZETTEN . . . . . . . . . . . 302
 WIEL MONTEREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 303
 STARTEN MET STARTKABELS . . . . . . . . . . . . . 305  VOORBEREIDING VOOR HET STARTENMET STARTKABELS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 305
 STARTEN MET STARTKABELS . . . . . . . . . . . 306
 EEN VASTZITTENDE AUTO WEER VRIJKRIJGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 307
293

Page 301 of 376

ALARMKNIPPERLICH- TEN
De schakelaar voor de waarschu-
wingsknipperlichten bevindt zich
midden onder in het instrumentenpa-neel.Druk op de schakelaar om de
alarmknipperlichten in te scha-
kelen. Zodra u de schakelaar
indrukt, gaan alle richtingaanwijzers
knipperen om het verkeer te waar-
schuwen voor een noodsituatie. Druk
nogmaals op de schakelaar om de
alarmknipperlichten uit te zetten.
Dit is een waarschuwingssysteem voor
noodsituaties. Gebruik het systeem
niet terwijl u rijdt. Gebruik het alleen
wanneer u panne hebt en uw auto een
gevaar vormt voor andere weggebrui-kers.
Als u het voertuig moet verlaten om
hulp te zoeken, blijven de alarmknip-
perlichten ook werken wanneer het
contact is uitgeschakeld (OFF). OPMERKING:
Bij langdurig gebruik van de
alarmknipperlichten kan uw accu
leeg raken.
WANNEER DE MOTOR
OVERVERHIT RAAKT
In elk van de hierna volgende gevallen
kunt u met de passende maatregelen
het gevaar op oververhitting vermin-
deren.
 Rijdend op grote weg — minder
snelheid.
 In stadsverkeer — zet de keuzehen- del in NEUTRAL wanneer u stil-
staat, maar verhoog het stationair
toerental niet.
OPMERKING:
Er zijn verschillende manieren om
dreigende oververhitting van de
motor te voorkomen:
 Als de airco (A/C) aanstaat, schakel deze dan uit. Het airco-
systeem voert warmte af naar het
koelsysteem en dat gebeurt niet
als u de airco uitzet.  U kunt ook de temperatuurre-
gelknop in de hoogste stand zet-
ten, de vloerroosters openen en
de aanjager in de hoogste stand
zetten. Zo ondersteunt het ver-
warmingssysteem de werking
van de radiator bij het afvoeren
van warmte uit het koelsysteem.
LET OP!
Als u blijft rijden met een oververhit
koelsysteem, kan dit schade aan de
auto veroorzaken. Wanneer de tem-
peratuurmeter op "H" staat, zet dan
de auto veilig stil langs de kant van
de weg. Laat de auto met uitgescha-
kelde airco stationair draaien tot de
meternaald weer in het normale be-
reik staat. Als de wijzer op "H" blijft
staan, moet u de motor onmiddellijk
uitzetten en de auto laten controle-
ren.
295

Page 305 of 376

LET OP!
Gebruik alleen de “T”-lierhendel
om het liermechanisme te bedienen.
Het gebruik van een pneumatische
moersleutel of ander machinaal ge-
reedschap wordt afgeraden en kan
de lier beschadigen.
3. Bouw de verlengstukken van de
T-lierhendel samen tot een haak
waarmee de thuiskomer/
afdekmodule kan worden verwijderd
en trek vervolgens het reservewiel on-
der de auto vandaan. OPMERKING:
Als u een lekke voorband hebt,
moet u mogelijk de auto opkrik-
ken om de noodreservewiel-/
hoesmodule van onder de auto uit
te halen. 4. Zet de thuiskomer/afdekmodule
rechtop en verwijder de afstandsbus
van het wiel door de lierhouders sa-
men te drukken. Duw de houder door
de reserveband om deze los te maken
van het wiel.
VOORBEREIDINGEN VOOR OPKRIKKEN
1. Parkeer de auto op een stevige,
vlakke ondergrond. Vermijd een
gladde ondergrond.
WAARSCHUWING!
Verwissel geen wiel aan de wegzijde
van de auto als de auto vlak langs de
weg staat geparkeerd. Zet de auto
voor uw veiligheid altijd zo ver mo-
gelijk van het verkeer vandaan, zo-
dat u niet geraakt kunt worden door
een langsrijdende auto.
2. Schakel de alarmknipperlichtenin.
3. Trek de handrem aan.
4. Zet de versnellingspook in de
stand PARK.
5. Zet het contact uit (OFF). 6. Blokkeer de
voor- en achter-
kant van het wiel
dat zich diagonaal
tegenover het krik-
punt bevindt.
Wanneer u bijvoor-
beeld het rechtervoorwiel vervangt,
blokkeert u het linkerachterwiel. OPMERKING:
Laat geen passagiers in een auto
zitten terwijl deze wordt opge-krikt.
Trekken aan reservewiel
Afstandsbus van wiel verwijderen
299

Page 306 of 376

INSTRUCTIES BIJ OPKRIKKENWAARSCHUWING!
Neem deze waarschuwingen in acht
bij het verwisselen van een band om
persoonlijk letsel of schade aan het
voertuig te voorkomen:
 Parkeer de auto op een stevige envlakke ondergrond zo ver van de
rijbaan als mogelijk voordat u het
voertuig opkrikt.
 Schakel de alarmknipperlichten
in.
 Blokkeer het wiel dat zich schuin
tegenover het te vervangen wielbevindt.
 Trek de handrem stevig aan en zet
de automatische versnellingsbak
in de stand PARK, of zet de hand-
geschakelde versnellingsbak in de
stand REVERSE (achteruit).
 De motor nooit starten of laten
draaien als de auto is opgekrikt.
 Er mag niemand in het voertuig
zitten terwijl het is opgekrikt.
 Niet onder het voertuig kruipen
als het is opgekrikt.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
 Gebruik de krik alleen op de aan-
gegeven plaatsen en om de auto
tijdens het verwisselen van een
band op te krikken.
 Wees uiterst voorzichtig als u de
band moet verwisselen op of langs
de weg.
 Om de reservebanden, plat of op-
geblazen, veilig op te bergen,
moeten ze met het ventiel naar
beneden gericht worden opgebor-gen.LET OP!
Probeer niet om de auto op te krik-
ken op andere plaatsen dan die aan-
gegeven worden in de Instructies bij
opkrikken voor deze auto.
OPMERKING:
Raadpleeg het hoofdstuk "Thuis-
komer" in "Banden – algemene in-
formatie" voor informatie over de reserveband, het gebruik en de
werking daarvan.
1. Draai de wielmoeren één slag
linksom los (maar verwijder ze niet),
terwijl het wiel nog op de grond rust.
2. Er zijn twee plaatsen aan weerszij-
den van de carrosserie waar de krik
kan worden aangebracht. Deze plaat-
sen bevinden zich op de drempelrand
van de carrosserie.
LET OP!
Probeer niet de auto omhoog te krik-
ken op andere plaatsen dan de aan-
geduide bevestigingspunten.
De plaatsen voor de krik achter bevin-
den zich tussen twee neerwaartse lip-
jes op de drempelrand van de zijcar-
rosserie.
Waarschuwingslabel krik
Bevestigingspunten voor krik
300

Page 364 of 376

Aanhangergewicht . . . . . . . . . 285
Aanhangwagen . . . . . . . . . . . 283Bedrading . . . . . . . . . . . . . 288
Gewicht trailer en dissel . . . 286
Minimumvereisten . . . . . . . 286
Tips voor koeling . . . . . . . . 291
Trekhaak . . . . . . . . . . . . . . 291
Accu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 319
Starten met startkabels . . . . 305
Stroombesparingsfunctie
(beveiliging) . . . . . . . . . . . 132
Waarschuwing voor
gassen . . . . . . . . . . . . . . . . 319
Achterklep . . . . . . . . . . . . . . . 34
Achterligger . . . . . . . . . . . . . . 85
Achtermistlamp . . . . . . . . . . . 184
Achterruitontdooiing . . . . . . . 165
Achterste mistlampen . . . . . . . 184
Achteruitkijkspiegels . . . . . . . . 80Achteruitkijkspiegels,
elektrisch bediend . . . . . . . . . . 81
Additieven, brandstof . . . . . . . 281
Afkoelen, Turbo . . . . . . . . . . . 249
Afstandsbediening autoradio . . 225
Afstandsbediening autoradio
op stuurwiel . . . . . . . . . . . . . 225
Afstandsbediening deurslot,
programmering . . . . . . . . . . . . 16 Afstandsbediening deurslot,
vervanging . . . . . . . . . . . . . . . 15
Afstellen, koplampen . . . . . . . 134Afvalverwijdering
Antivries
(motorkoelvloeistof) . . . . . . 324
Motorolie . . . . . . . . . . . . . . 317
Airbag . . . . . . . . . . . . . . . . 47,53Airbag-waarschu-
wingslampje . . . . 52,53,56,69,181
Airbag, onderhoud . . . . . . . . . . 55
Airbag, ontplooien van . . . . . . . 54
Airbag, raam
(zijgordijn) . . . . . . . . . . 49,51,53
Airco . . . . . . . . . . . . . . . . . . 226
Airco achterin . . . . . . . . . 230,237
Airco, achterin . . . . . . . . 230,237
Airco, bediening . . . . . . . . . . 226
Airco, gebruikstips . . . . . . . . . 240
Airco, koelvloeistof . . . . . . . . . 319
Airco, onderhoud . . . . . . . . . . 319
Aircofilter . . . . . . . . . . . . 240,320
Aircosysteem . . . . . . 226,231,319
Aircosysteem, keuze van
de zone . . . . . . . . . . . . . . . . . 226
Alarm (beveiliging) . . . . . . . . . 16
Alarmknipperlichten . . . . . . . 295
Alarmlampje . . . . . . . . . . . . . 182 Alarmsysteem
(diefstalbeveiliging) . . . . . . . . . 16
Algemene informatie . . . . . . 16,22Antiblokkeersysteem,
waarschuwingslampje . . . . . . 179
Antidiefstalsysteem . . . . . . . . . 16Antivries
(motorkoeling) . . . . . 323,324,341
Afvalverwijdering . . . . . . . . 324
Asbakje . . . . . . . . . . . . . 155,157
Automatisch dimmen van de
spiegel . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
Automatisch openen van de
ruiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
Automatische koplampen . . . . 131Automatische
portiervergrendelingen . . . . . . . 24
Automatische sluitfunctie
elektrische raambediening . . . . 28Automatische
temperatuurregeling (ATC) . . . 231Automatische
transmissie . . . . . . . . 250,327,328
Bereik van de
versnellingen . . . . . . . . . . . 252
Soort vloeistof . . . . . . . . . . 327
Vloeistof en filter
vervangen . . . . . . . . . . . . . 328
Vloeistof toevoegen . . . . . . . 328
358

Page 367 of 376

Instellingen, persoonlijke . . . . 197 Instructieboekje
(bedrijfshandboek) . . . . . . . . . . 7
Instrumentenpaneel . . . . . 176,178
Instrumentenpaneel en
bedieningen . . . . . . . . . . . . . 175
Instrumentenpaneel reinigen . . 331
Instrumentenpaneeldeksel . . . 330
Interieur, verzorging en
onderhoud . . . . . . . . . . . . . . 330
Interieurverlichting . . . . . 129,130
Kaart-/leeslampjes . . . . . . . . . 148
Kalibreren, kompas . . . . . 186,196
Keuze van de koelvloeistof
(antivries) . . . . . . . . . . . 323,342
Keyless Enter-N-Go . . 24,195,246
Kilometerteller . . . . . . . . . . . 178
Kinderbeveiliging . . . . . . . . . . 60
Kinderen beveiligen . . . . 57,60,61
Kinderstoeltje . . . . . . . . . . . . . 66Kinderzitje, gordelverankering
. . 62
Kleerhaakje . . . . . . . . . . . . . . 160
Klimaatregeling, airco . . . . . . 226Knipperlichten
Richtingaanwijzers
. . 70,178,338
Waarschuwingsknipperlich-
ten . . . . . . . . . . . . . . . . . . 295 Knipperlichten, richtingaan-
wijzers . . . . . 70,132,178,338,339
Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . 322
Belangrijke punten . . . . . . . 325
Controle . . . . . . . . . . . . . . 325Inhoud
koelvloeistofreservoir . . . . . 341
Keuze van de koelvloeistof
(antivries) . . . . . . . 323,341,342
Koelvloeistof bijvullen
(antivries) . . . . . . . . . . . . . 324
Koelvloeistofpeil . . . . . 323,325
Oude koelvloeistof
verwijderen . . . . . . . . . . . . 324
Radiatordop . . . . . . . . . . . . 324
Vloeistof laten aflopen en
nieuw bijvullen . . . . . . . . . 323
Vuldop expansievat . . . . . . . 324
Koelvloeistof (antivries)
toevoegen . . . . . . . . . . . . . . . 324Koelvloeistofdop
(Radiatorvuldop) . . . . . . . . . . 324Kofferruimte
Bagagedrager . . . . . . . . . . . 165
Kompas . . . . . . . . . . 184,186,195
Kompas kalibreren . . . . . 186,196
Kompas, afwijkingen . . . . 185,196
Kompasafwijkingen . . . . . 185,196 Koolstofmonoxide,
waarschuwing . . . . . . . . . . . . . 68
Koplampen . . . . . . . . . . . . . . 130
Passeersignaal . . . . . . . . . . 133
Reiniging . . . . . . . . . . . . . . 331
Sproeiers . . . . . . . . . . . 131,137
Uitschakelvertraging . . . . . . 131
Verstelling . . . . . . . . . . . . . 134
Waarschuwingssignaal
ingeschakelde lichten . . . . . 132
Krik, gebruik . . . . . . . . . . . . 296
Krik, locatie . . . . . . . . . . . . . 296
Lampje Check Engine
(storingslampje) . . . . . . . . . . 180
Lampjes . . . . . . . . . . . . . . 70,129 ABS . . . . . . . . . . . . . . . . . 179
Accubesparing . . . . . . . . . . 132
Achtermistlicht . . . . . . . . . . 184
Airbag . . . . . . 52,53,56,69,181
Alarm . . . . . . . . . . . . . . . . 182Alarmsysteem
(diefstalbeveiliging) . . . . . . 182
Automatische koplampen . . 131
Bandenspanningscontrole . . 179
Buitenverlichting . . . . . . . . . 70
Derde remlicht . . . . . . . . . . 340Diefstalalarm
(beveiliging) . . . . . . . . . . . 182
361

Page:   < prev 1-10 11-20