Lancia Voyager 2013 Instructieboek (in Dutch)
Page 91 of 404
SPIEGELS
BINNENSPIEGEL MET
DAG-/NACHTSTAND (voor
bepaalde uitvoeringen/
landen)
Via een dubbel scharniersysteem kunt
u de spiegel horizontaal en verticaal
verstellen. Stel de spiegel zo in dat u
door het midden van de achterruit
kijkt.
U kunt hinderlijke weerspiegeling van
koplampen verminderen door het
hendeltje onder de spiegel in de
nachtstand te zetten (naar de achter-
kant van de auto bewegen). Stel de
spiegel af terwijl deze in de dagstand
staat (naar de voorruit toe).BINNENSPIEGEL MET
AUTOMATISCHE
DIMSTAND (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Deze spiegel wordt automatisch aan-
gepast aan hinderlijke weerspiegeling
van de koplampen van achterliggers.
U kunt deze functie in- of uitschake-
len door de knop onder aan de spiegel
in te drukken. Links naast de knop
gaat een lampje branden als de dim-
functie actief is. De sensor rechts van
de knop gaat niet branden.
OPMERKING: Tijdens het ach-
teruitrijden wordt deze functie
uitgeschakeld.
LET OP!
Om tijdens reinigen de spiegel niet
te beschadigen mag reinigings-
vloeistof nooit rechtstreeks op de
spiegel worden gespoten. Breng de
vloeistof aan op een schone doek en
wrijf de spiegel daarmee schoon.
BUITENSPIEGELS
Voor een optimaal resultaat dient u de
spiegels zo af te stellen dat u de naast-
liggende rijbaan goed in het zicht hebt
en er tevens een geringe overlapping is
met het zicht in de binnenspiegel.WAARSCHUWING!
Voertuigen en andere objecten lij-
ken in de bolle spiegel kleiner en
verder weg dan ze in werkelijkheid
zijn. Als u te veel op uw buitenspie-
gels vertrouwt, kunt u in botsing
komen met een ander voertuig of
object. Gebruik uw binnenspiegel
om de grootte van of de afstand tot
een voertuig te schatten dat u in de
buitenspiegel ziet.
Met de hand verstelbare achteruitkijkspiegel
Binnenspiegel met automatische dimstand
85
Page 92 of 404
LINKERBUITENSPIEGEL
MET AUTOMATISCHE
DIMSTAND (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Deze linkerbuitenspiegel wordt auto-
matisch aangepast aan hinderlijke
weerspiegeling van de koplampen van
achterliggers. Deze functie wordt ge-
regeld door de binnenspiegel met au-
tomatische dimstand en kan worden
in- of uitgeschakeld door op de knop
onder aan de binnenspiegel te druk-
ken. Deze spiegel wordt automatisch
aangepast aan hinderlijke weerspie-
geling van de koplampen van achter-
liggers wanneer de binnenspiegel
wordt aangepast.
INKLAPBARE
BUITENSPIEGELS
Alle buitenspiegels kunnen naar vo-
ren of naar achteren scharnieren om
beschadigingen te voorkomen. De
scharnieren kennen drie standen: vol-
ledig naar voren, volledig naar achte-
ren en normaal.ELEKTRISCH BEDIENDE
BUITENSPIEGELS (voor
bepaalde uitvoeringen/
landen)
De bedieningselementen voor de elek-
trisch bediende buitenspiegels bevin-
den zich op het bekledingspaneel van
het bestuurdersportier.
De bedieningselementen van de elek-
trisch bediende buitenspiegels be-
staan uit knoppen voor het selecteren
van de spiegels en een schakelaar met
vier richtingen voor het bedienen van
de spiegels. Als u een spiegel wilt ver-
stellen, drukt u op de knop L (links)
of R (rechts) om de gewenste spiegel
te selecteren.OPMERKING: Een lampje in de
knop geeft dan aan dat de spiegel
is geactiveerd en kan worden ver-
steld.
Druk vervolgens op een van de pijltjes
op de schakelaar voor het bedienen
van de spiegels om de spiegel in de
richting van de pijl te bewegen.
U kunt geprogrammeerde spiegel-
standen voor de bestuurderszijde re-
gelen met de optionele geheugenstoel-
functie. Raadpleeg de paragraaf
"Geheugenstoel" in het hoofdstuk
"De functies van uw auto" voor meer
informatie hierover.
VERWARMDE
BUITENSPIEGELS (voor
bepaalde uitvoeringen/
landen)
Deze buitenspiegels worden
verwarmd om ijs te ontdooien.
Deze functie wordt geactiveerd wan-
neer u de achterruitverwarming in-
schakelt. Raadpleeg de paragraaf
Bedieningselementen van de
elektrisch bediende buitenspiegels
86
Page 93 of 404
"Achterruitfuncties" in het hoofdstuk
"De functies van uw auto" voor meer
informatie hierover.
SPIEGELS KANTELEN BIJ
ACHTERUITRIJDEN (alleen
aanwezig met
geheugenstoel), (voor
bepaalde uitvoeringen/
landen)
Met deze functie worden de buiten-
spiegels automatisch gekanteld bij
achteruitrijden zodat de bestuurder
de grond achter de voorportieren kan
zien. De linkerbuitenspiegel beweegt
iets omlaag op het moment dat naar
de achteruitversnelling wordt gescha-
keld. De linkerbuitenspiegel keert
vervolgens terug naar zijn oorspron-
kelijke positie wanneer een andere
versnelling wordt gekozen. Elke opge-
slagen geheugeninstelling heeft een
bijbehorende positie voor het kante-
len van spiegels bij achteruitrijden.OPMERKING: De functie Tilt
Mirrors In Reverse (spiegels kan-
telen bij achteruitrijden) is af-
fabriek niet geactiveerd. De func-
tie Tilt Mirrors In Reverse (spiegels
kantelen bij achteruitrijden) kan
worden in- of uitgeschakeld in het
elektronische voertuiginformatie-
centrum (EVIC). Raadpleeg de pa-
ragraaf "Elektronisch voertuigin-
formatiecentrum (EVIC)/Door de
klant te programmeren functies"
in het hoofdstuk "Het instrumen-
tenpaneel" voor meer informatie
hierover.
ELEKTRISCH
INKLAPBARE SPIEGELS
(voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
De schakelaar voor de elektrische in-
klapbare spiegels bevindt zich tussen
de spiegelschakelaars L (links) en R
(rechts). Druk eenmaal op de schake-
laar om de spiegels in te klappen en
druk nogmaals op de schakelaar om
de spiegels naar de normale rijstand
terug te klappen.
Als de spiegels zich in de ingeklapte
stand bevinden en de snelheid van het
voertuig is gelijk aan of hoger dan
16 km/u, worden ze automatisch uit-
geklapt.
Schakelaar elektrisch inklapbare
spiegels
87
Page 94 of 404
VERLICHTE MAKE-
UPSPIEGELS (voor
bepaalde uitvoeringen/
landen)
Op de zonneklep bevindt zich een ver-
lichte make-upspiegel. Als u deze
spiegel wilt gebruiken, klapt u de zon-
neklep omlaag en het spiegelklepje
omhoog. De verlichting gaat dan au-
tomatisch aan. Als u het spiegelklepje
sluit, wordt de verlichting uitgescha-
keld.
DODEHOEKBEWAKING
(voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Het systeem voor dodehoekbewaking
maakt gebruik van twee radarsenso-
ren in de achterbumper en detecteertmotorvoertuigen (auto's, vrachtwa-
gens, motorfietsen, etc.) die vanaf de
achterzijde, voorzijde of zijkant van
de auto in de dode hoek bewegen.
Na het starten van de auto gaat het
waarschuwingslampje van de dode-
hoekbewaking in de beide buitenspie-
gels kort branden om de bestuurder te
laten weten dat het systeem is geacti-
veerd. De sensoren van de dodehoek-
bewaking zijn in werking wanneer
naar een van de vooruitversnellingen
of de achteruitversnelling is gescha-
keld en worden in de stand-by-modus
gezet wanneer naar de parkeerstand
(PARK) is geschakeld.
De detectiezone van de dodehoekbe-
waking bestrijkt een rijstrook van
3,35 m breed aan beide zijden van het
voertuig. De zone begint bij de buiten-
spiegel en bestrijkt een gebied tot on-
geveer 6 m achter de auto. Het sys-
teem bewaakt de detectiezones aan
beide zijden van de auto vanaf het
moment dat een snelheid van onge-
veer 10 km/u of hoger wordt bereikt
en waarschuwt de bestuurder voor
voertuigen in deze zones.
OPMERKING:
De dodehoekbewaking waar-
schuwt de bestuurder NIET voor
snel naderende voertuigen die
zich buiten de detectiezones be-
vinden.
De detectiezone van de dode- hoekbewaking VERANDERT
NIET wanneer een aanhanger
aan uw auto is gekoppeld. Als
aan uw auto een aanhanger is
gekoppeld, moet u zelf kijken of
de rijbaan naast u vrij is voor
zowel uw auto als de aanhanger,
voordat u van rijbaan wisselt.
Wanneer de aanhanger of een
ander object (bijvoorbeeld een
fiets) uitsteekt aan de zijkant
van uw auto, is het mogelijk dat
Verlichte spiegel
Detectiezones achter
88
Page 95 of 404
het waarschuwingslampje van
de dodehoekbewaking blijft
branden zolang naar een voor-
uitversnelling is geschakeld.
Voor een correcte werking van de do-
dehoekbewaking moet de achterkant
van de auto waar zich de radarsenso-
ren bevinden, vrij zijn van sneeuw, ijs
en vuil. De achterkant van de auto
waar zich de radarsensoren bevinden,
mag niet worden geblokkeerd door
vreemde voorwerpen (bumperstic-
kers, fietsendrager, enz.).
De dodehoekbewaking waarschuwt
de bestuurder voor objecten binnen
de detectiezones door het oplichten
van een waarschuwingslampje in de
buitenspiegels, een geluidsignaal en
verlagen van het volume van de radio. Raadpleeg het hoofdstuk "Bedrijfs-
modi" voor meer informatie hierover.
De dodehoekbewaking controleert de
detectiezone tijdens het rijden vanuit
drie verschillende punten (zijkant,
achter- en voorzijde) om te beoorde-
len of een waarschuwing noodzakelijk
is. De dodehoekbewaking zal een
waarschuwing geven wanneer voer-
tuigen vanuit de volgende richtingen
in de zone komen.
In de zone komen vanaf de zijkant
Voertuigen op de naastgelegen rijba-
nen links of rechts van uw auto.
In de zone komen vanaf de achter-
zijde
Achteropkomende voertuigen aan
beide zijden van uw auto die de detec-
tiezone binnenkomen met een rela-
tieve snelheid lager dan 48 km/u.
Inhalend verkeer
Als u een andere auto langzaam in-
haalt met een relatieve snelheid lager
Sensorlocaties
Waarschuwingslampje
dodehoekbewaking
Bewaking van zijkantBewaking van achterzijde
89
Page 96 of 404
dan 16 km/u en deze auto blijft gedu-
rende ongeveer 1,5 seconde in de dode
hoek, dan gaat het waarschuwings-
lampje branden. Wanneer het verschil
in snelheid tussen de twee auto's gro-
ter is dan 16 km/u, dan gaat het waar-
schuwingslampje niet branden.
De dodehoekbewaking is zodanig ont-
worpen, dat geen waarschuwing
wordt gegeven voor stilstaande objec-
ten, zoals vangrails, palen, muren,bomen en planten, etc. Het is echter
mogelijk dat het systeem af en toe
toch zal waarschuwen voor dergelijke
objecten. Dit is normaal en betekent
niet dat er iets aan uw auto mankeert.
De dodehoekbewaking waarschuwt
niet voor objecten die zich in tegenge-
stelde rijrichting verplaatsen op de
naastgelegen rijbanen.
WAARSCHUWING!
Het systeem voor dodehoekbewa-
king dient slechts als hulpmiddel
voor het detecteren van objecten
die zich in de dode hoeken bevin-
den. De dodehoekbewaking is niet
bedoeld voor het detecteren van
voetgangers, fietsers of dieren. Ook
wanneer uw auto is uitgerust met
dodehoekbewaking, moet u altijd
uw spiegels gebruiken, over uw
schouder kijken en de richtingaan-
wijzer inschakelen voordat u van
rijbaan wisselt. Anders bestaat er
een risico op ernstig of zelfs dode-
lijk letsel.
REAR CROSS PATH (voor
bepaalde uitvoeringen/
landen)
De voorziening Rear Cross Path
(RCP) is bedoeld als hulpmiddel voor
de bestuurder bij het achteruit wegrij-
den uit parkeerplaatsen, waarbij het
zicht op naderende voertuigen moge-
lijk wordt belemmerd. Rijd langzaam
en voorzichtig uit de parkeerplaats
totdat de achterzijde van de auto is
Inhalen/naderenInhalen/passeren
Stilstaande objecten
Tegemoetkomend verkeer
90
Page 97 of 404
vrijgekomen. Het RCP-systeem heeft
nu naar links en rechts vrij zicht op
passerende voertuigen en zal de be-
stuurder waarschuwen wanneer een
voertuig nadert.
RCP bewaakt de detectiezones achter
aan beide zijden van de auto op objec-
ten die zich met een minimale snel-
heid van ongeveer 1 km/u tot 3 km/u
naar de auto toe bewegen, tot objecten
die zich met een maximale snelheid
van ongeveer 16 km/u verplaatsen,
zoals bijvoorbeeld op parkeerplaat-
sen.OPMERKING: Op parkeerplaat-
sen kunnen naderende voertuigen
aan het zicht worden onttrokken
door links en rechts geparkeerde
voertuigen. Als de sensoren wor-
den geblokkeerd door andere ob-
jecten of voertuigen, zal het sys-
teem niet in staat zijn de
bestuurder te waarschuwen.
Wanneer het RCP-systeem actief is en
naar de achteruitversnelling is ge-
schakeld, wordt de bestuurder ge-
waarschuwd door zowel visuele als
geluidssignalen, terwijl ook het vo-
lume van de radio wordt verlaagd.
WAARSCHUWING!
Het RCP-systeem dient niet als
achteruitrijhulp. Het systeem is uit-
sluitend bedoeld als hulpmiddel
voor de bestuurder bij het detecte-
ren van naderende voertuigen in
parkeersituaties. Ga altijd voor-
zichtig te werk tijdens het achter-
uitrijden, ook als u RCP gebruikt.
Controleer het gebied achter de
auto altijd zorgvuldig, kijk naar
achteren en wees bedacht op voet-
gangers, dieren, andere voertuigen,
obstakels en dode hoeken, voordat
u achteruitrijdt. Anders bestaat er
een risico op ernstig of zelfs dode-
lijk letsel.
BEDRIJFSMODI
In het elektronisch voertuiginforma-
tiecentrum (EVIC) kunnen drie be-
drijfsmodi worden geselecteerd.
Raadpleeg de paragraaf "Elektro-
nisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC)/Persoonlijke instellingen
RCP-detectiezones
91
Page 98 of 404
(door de klant te programmeren func-
ties)" in het hoofdstuk "Het instru-
mentenpaneel" voor meer informatie
hierover.
Dodehoekwaarschuwing
Als de modus Dodehoekwaarschu-
wing actief is, geeft de dodehoekbe-
waking een visuele waarschuwing in
de desbetreffende buitenspiegel wan-
neer een object wordt gedetecteerd.
Wanneer het systeem echter in RCP-
modus werkt, zal zowel een visuele als
geluidswaarschuwing worden gege-
ven wanneer een object wordt gede-
tecteerd. Wanneer een geluidssignaal
moet worden gegeven, wordt de radio
gedempt.
Dodehoekwaarschuwing, lampjes/
geluidssignaal
Wanneer de modus Dodehoekwaar-
schuwing, lampjes/geluidssignaal ac-
tief is, geeft de dodehoekbewaking
een visuele waarschuwing in de des-
betreffende buitenspiegel wanneer
een object wordt gedetecteerd. Als
vervolgens de richtingaanwijzer
wordt ingeschakeld aan de zijde van
de auto waarvoor een waarschuwinggeldt, zal ook een geluidssignaal klin-
ken. Wanneer de richtingaanwijzer is
ingeschakeld en tegelijkertijd aan de-
zelfde zijde van de auto een object
wordt gedetecteerd, wordt zowel de
visueel als een geluidssignaal weerge-
geven. Tegelijkertijd met de weergave
van het geluidssignaal wordt het ge-
luid van de radio (indien ingescha-
keld) gedempt.
OPMERKING:
Bij een geluidssignaal van de
dodehoekbewaking wordt het
geluid van de radio gedempt.
Als de waarschuwingsknipper- lichten zijn ingeschakeld, zal
het systeem alleen een visuele
waarschuwing geven.
Wanneer het systeem echter in RCP-
modus werkt, zal zowel een visuele als
geluidswaarschuwing worden gegeven
wanneer een object wordt gedetec-
teerd. Wanneer een geluidssignaal
moet worden gegeven, wordt ook de
radio gedempt. Signaalstatus richting-
aanwijzers / waarschuwingsknipper-
licht wordt genegeerd; de RCP-status
vereist altijd het geluidssignaal.
Dodehoekwaarschuwing uit
Als de dodehoekbewaking is uitge-
schakeld, worden er geen visuele of
geluidssignalen weergegeven door het
dodehoekbewakings- of RCP-
systeem.
OPMERKING: De dodehoekbe-
waking slaat de huidige bedrijfs-
modus op wanneer de contact-
schakelaar wordt uitgezet. Tijdens
het starten van de auto wordt de
laatst opgeslagen modus opgeroe-
pen en geactiveerd.
Radiostille zone — systeem tijde-
lijk niet beschikbaar
Wanneer het voertuig deze zone bin-
nengaat, zal het systeem tijdelijk niet
beschikbaar zijn en toont het EVIC
het bericht "Blind spot system
unavailable-Astronomy Zone" (dode-
hoeksysteem tijdelijk niet beschik-
baar - radiostille zone). De LED’s in
de buitenspiegels lichten op en blijven
branden totdat het voertuig de zone
verlaat.
92
Page 99 of 404
UCONNECT™ PHONE
(voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
OPMERKING: Raadpleeg het ge-
deelte over Uconnect™ Phone in
de gebruikershandleiding van het
navigatiesysteem of de multime-
diaradio (afzonderlijk boekje)
voor meer informatie over
Uconnect™ Phone met navigatie of
multimediaradio.Uconnect™ Phone is een via spraak te
activeren, handsfree communicatiesys-
teem voor in de auto. Met Uconnect™
Phone kunt u een nummer kiezen op
uw mobiele telefoon* met behulp van
eenvoudige gesproken opdrachten (zo-
als "Bel"…"Jan"…"Werk" of
"Kies"…"012 34 56 78"). Het geluid
van de mobiele telefoon wordt doorge-
geven via het audiosysteem van de auto
en het systeem dempt automatisch de
radio wanneer Uconnect™ Phone
wordt gebruikt.Met Uconnect™ Phone kunt u tijdens
het in- of uitstappen gesprekken
doorschakelen tussen Uconnect™Phone en uw mobiele telefoon, terwijl
u ook de microfoon van het
Uconnect™ systeem kunt uitschake-
len wanneer u een privégesprek wilt
voeren.
Uconnect™ Phone wordt aange-
stuurd via het Bluetooth® Handsfree-
profiel van uw mobiele telefoon.
Uconnect™ Phone is voorzien van
Bluetooth® technologie, de wereld-
wijde standaard waarmee verschil-
lende elektronische apparaten zonder
draden of docking station aan elkaar
kunnen worden gekoppeld.
Uconnect™ Phone werkt dan ook on-
geacht de plaats waar uw mobiele te-
lefoon zich bevindt (handtas, zak of
aktetas), op voorwaarde dat uw tele-
foon is ingeschakeld en aan
Uconnect™ Phone van de auto is ge-
koppeld. Met Uconnect™ Phone kun-
nen maximaal zeven mobiele tele-
foons op het systeem worden
aangesloten. Met Uconnect™ Phone
kan slechts één aangesloten (of ge-
koppelde) mobiele telefoon tegelijk
worden gebruikt. Uconnect™ Phone
is verkrijgbaar in de talen Engels, Ne-
derlands, Frans, Duits, Italiaans of
Spaans (zoals aanwezig).
WAARSCHUWING!
Elk spraakgestuurd systeem mag
alleen worden gebruikt als de
rijomstandigheden dit toelaten en
het gebruik in overeenstemming is
met de verkeersregels, incl. wetge-
ving betreffende het gebruik van
telefoons. Blijf altijd op de weg let-
ten. Anders bestaat er een risico op
een ongeluk en ernstig of zelfs do-
delijk letsel.
Toets voor Uconnect™ Phone De bedieningselementen op
de radio of op het stuurwiel
bestaan uit twee bedie-
ningstoetsen (de toets
Uconnect™ Phone
en de toets
Voice Command) voor toegang
tot het systeem. Wanneer u op de toets
drukt, hoort u het woord Uconnect™
en vervolgens een pieptoon. De piep-
toon is het teken dat u een opdracht
kunt geven.
93
Page 100 of 404
Voice Command-toetsDe plaats van de toets kan
afhankelijk van de radio
verschillen. De afzonder-
lijke toetsen worden be-
schreven in het hoofdstuk "Bedie-
ning".
Uconnect™ Phone kan worden ge-
bruikt in combinatie met mobiele te-
lefoons met Bluetooth® Handsfree-
profiel. Het is mogelijk dat sommige
telefoons niet alle functies van
Uconnect™ Phone ondersteunen.
Raadpleeg de leverancier van uw mo-
biele telefoon of de telefoonfabrikant
voor nadere bijzonderheden.
Uconnect™ Phone is volledig geïnte
greerd in het audiosysteem van de
auto. De geluidssterkte van
Uconnect™ Phone kan worden inge-
steld met de volumeregelaar van de
radio of, indien aanwezig, via de ra-
diotoetsen op het stuurwiel.
Het radioscherm wordt gebruikt voor
visuele meldingen van Uconnect™
Phone, zoals "CELL" (GSM) of
beller-ID bij bepaalde radio's. COMPATIBELE
TELEFOONS
* Voor het gebruik van Uconnect™
Phone is een mobiele telefoon met
Bluetooth® Handsfree-profiel,
versie 1.0 of hoger vereist.
Navigeer door de volgende menu's om
de lijst met compatibele telefoons op
te vragen:
Selecteer het bouwjaar van uw auto
Selecteer het voertuigtype
Selecteer compatibele telefoons on-
der de tab Beginnen.
BEDIENING
U kunt gesproken opdrachten gebrui-
ken om Uconnect™ Phone te bedie-
nen en door de menu's van
Uconnect™ Phone te navigeren. Na
de meeste prompts van Uconnect™
Phone zijn gesproken opdrachten no-
dig. U wordt gevraagd een specifieke
opdracht uit te spreken, waarnu u
door de beschikbare opties wordt ge-
leid. Voordat u een gesproken opdracht
geeft, moet u wachten op de piep-
toon, die volgt op de prompt
"Ready" (Gereed) of op een andere
prompt.
Voor bepaalde bewerkingen kun- nen samengestelde opdrachten
worden gebruikt. U kunt bijvoor-
beeld in plaats van "Setup" (Instel-
len) en daarna "Phone Pairing"
(Telefoonkoppeling) ook de vol-
gende samengestelde opdracht ge-
ven: "Setup Phone Pairing" (Instel-
len telefoonkoppeling).
In de beschrijvingen van de functies in dit hoofdstuk wordt alleen de
samengestelde vorm van de gespro-
ken opdracht vermeld. U kunt de
opdrachten ook in delen splitsen en
elk onderdeel van de opdracht af-
zonderlijk zeggen, indien dat wordt
gevraagd. U kunt bijvoorbeeld de
samengestelde opdracht "Phone-
book New Entry" (Telefoonboek
nieuwe invoer) geven, maar u kunt
deze opdracht ook opsplitsen in de
twee gesproken opdrachten "Pho-
nebook" (Telefoonboek) en "New94