Lancia Voyager 2013 Instructieboek (in Dutch)
Page 251 of 404
VloerstandLucht stroomt uit de lucht-
roosters in de vloer.
Handmatige bediening
Het systeem is uitgerust met een hele
reeks functies die handmatig instellen
mogelijk maken. Het symbool AUTO
op het ATC-scherm voorin gaat uit als
u het systeem handmatig bedient.
OPMERKING: Deze functies wer-
ken onafhankelijk van elkaar. Als
één functie met de hand wordt be-
diend, blijven de temperatuur-
kleppen automatisch werken.
Aanjagerschakelaar
Er zijn zeven vaste
aanjagerstanden.
Gebruik, in elke
gekozen stand, de
buitenring van de
regelknop om de
hoeveelheid lucht
te regelen die door het systeem wordt
gevoerd. De aanjagersnelheid neemt
toe wanneer u de regelknop naar rechts beweegt en neemt af wanneer u
de regelknop naar links beweegt.
De aanjager kan op elke gewenste
vaste snelheid worden ingesteld door
de buitenring van de aanjagerschake-
laar te verdraaien. De aanjager werkt
dan met een vast toerental, totdat een
ander toerental wordt gekozen. Zo
kunnen de inzittenden voorin de
luchthoeveelheid regelen die in het
voertuig circuleert en de automatische
stand annuleren.
De gebruiker kan ook de richting van
de luchtstroom kiezen door een van de
volgende standen te selecteren.
Ventilatie instrumentenpaneel
De luchtstroom stroomt via de
roosters in het instrumenten-
paneel de auto binnen. De blaasrich-
ting van deze roosters kan worden
afgesteld en de luchtstroom door de
roosters kan worden in- en
uitgeschakeld. OPMERKING: Voor de grootste
luchtstroom naar achteren kun-
nen de roosters midden op het in-
strumentenpaneel op de achter-
bankpassagiers worden gericht.
Stand Twee niveaus
Er stroomt lucht naar binnen
via de instrumentenpaneel-
roosters, de vloerroosters en de ont-
dooiroosters. Een geringe hoeveelheid
lucht stroomt ook via de openingen
voor zijruitontwaseming.
OPMERKING: Bij veel tempera-
tuurinstellingen is de stand Venti-
latie op twee niveaus bedoeld om
koelere lucht toe te voeren via de
dakventilatieroosters en warmere
lucht via de vloerroosters.
Vloerstand
Lucht stroomt uit de lucht-
roosters in de vloer. Een ge-
ringe hoeveelheid lucht stroomt via de
openingen voor voorruitontdooiing en
zijraamontwaseming.
245
Page 252 of 404
Gemengde standDe lucht stroomt via de vloer-
openingen, ontdooiroosters en
de roosters voor ontwaseming van de
zijramen. Deze stand kunt u het beste
gebruiken bij koud weer of sneeuw.
De binnentemperatuur is behaaglijk,
terwijl de voorruit schoon blijft.
Ontdooistand
De lucht stroomt via de roos-
ters voor ontwaseming van de
voorruit en zijramen. Kies de ontdooi-
stand met maximale aanjagersnelheid
en temperatuur om zo snel mogelijk
de voorruit en zijramen te ontdooien.
OPMERKING: Als het systeem in
een andere stand werkt, worden
mist, nevel of ijs op de voorruit niet
automatisch gedetecteerd. De ont-
dooistand moet handmatig wor-
den geselecteerd om de voorruit en
zijramen te ontdooien. Airconditioning (A/C)
Met de knop voor de A/C (airconditi-
oning) kan de gebruiker het aircosys-
teem handmatig in- of uitschakelen.
In de A/C-stand en met de automati-
sche temperatuurregeling ingesteld
op een lage temperatuur, stroomt ge-
droogde lucht uit de uitblaasopenin-
gen. Wanneer de stand Economy
(spaarstand) gewenst is, drukt u op de
A/C-knop om de A/C-functie in het
ATC-scherm uit te schakelen, en het
aircosysteem uit te schakelen.
OPMERKING:
Wanneer het systeem in de stand
Mengen, Vloer of Ontdooien/
ontwasemen staat, kan de A/C
worden uitgeschakeld, maar het
aircosysteem blijft actief om te
voorkomen dat de ruiten be-
slaan.
Wanneer zich wasem of condens vormt op de voorruit of zijra-
men, kiest dan de ontdooistand
en verhoog het aanjagertoeren-
tal. Recirculatietoets
Wanneer de buitenlucht
rook, onprettige luchtjes of
veel vocht bevat, of wan-
neer een snelle koeling ge-
wenst is, kunt u de binnenlucht laten
circuleren door op de recirculatietoets
te drukken. De recirculatiestand mag
slechts tijdelijk worden gebruikt. Als
de modus Recirculatie wordt geselec-
teerd, gaat op de recirculatietoets een
LED branden. Druk de toets nog-
maals in om de LED van de
recirculatiestand uit te schakelen en
buitenlucht binnen te laten.
OPMERKING: Bij koud weer
kunnen de ruiten, bij gebruik van
de recirculatiestand, sneller be-
slaan. In de modus Ontwasemen
mag de recirculatiestand niet wor-
den gebruikt om de ramen sneller
vrij te maken. De recirculatie
wordt automatische uitgeschakeld
als deze stand wordt gekozen.246
Page 253 of 404
Automatische
temperatuurregeling (ATC) —
Indien aanwezig
Het ATC systeem achterin heeft vloer-
roosters aan de achterkant van de
rechterschuifdeur en luchtroosters
boven beide buitenste zitplaatsen
achterin. Het systeem voert warme
lucht toe via beide vloeropeningen of
koele, gedroogde lucht via de ventila-
tieroosters in de dakbekleding.
De temperatuurregeling achterin
vindt plaats via het ATC-paneel
voorin, dat zich op het instrumenten-
paneel bevindt.
Als u op het ATC-paneel voorin drukt
op de toets Rear Temperature Lock
(Blokkering temperatuur achterin),
wordt op het scherm achterin een ver-
licht vergrendelsymbool weergege-
ven. De temperatuur en de luchttoe-
voer achterin worden dan geregeld via
het ATC-paneel voorin.
De inzittenden op de tweede zitrij
kunnen de ATC-regelknoppen ach-
terin niet bedienen tenzij de functie
met de toets Rear Temperature Lock
is uitgeschakeld.Het ATC-systeem achterin bevindt
zich in de dakbekleding in het midden
van het voertuig.
1. Druk op de toets Rear Tempera-
ture Lock (Blokkering temperatuur
achterin) op het ATC-paneel voorin.
Hierdoor wordt het pictogram "Tem-
peratuur achterin geblokkeerd" in de
temperatuurregelknop achterin uit-
geschakeld.
2. Stel de regelknoppen voor de aan-
jager, temperatuur en modus achterin
af voor het grootste comfort.
3. De ATC wordt geselecteerd door
de aanjagerknop achterin linksom te
draaien naar de stand AUTO.
Zodra de gewenste temperatuur
wordt aangegeven, zorgt het systeem
dat dit comfortniveau wordt bereikt
en automatisch wordt gehandhaafd.
Nadat de gewenste temperatuur is in-
gesteld, hoeft u de instellingen niet
meer te wijzigen. U ervaart het meeste
gebruiksgemak wanneer u het sys-
teem automatisch laat werken.
OPMERKING:
U hoeft de temperatuurinstelling
niet te wijzigen wanneer de auto
warm of koud is. Het systeem
kiest zelf automatisch de tempe-
ratuur, de luchtdistributie en de
aanjagersnelheid om zo snel
mogelijk te voorzien in comfort.
De temperatuur kan in Engelse of in metrische eenheden weer-
gegeven worden door de door de
klant te programmeren functie
“Display Units of Measure in
(Maateenheden weergeven in)”
te selecteren Zie: "Elektronisch
Onderdelen ATC-regeling achterin1 - Aanjagersnel-
heid 3 - Luchtdistri-
butie achterin
2 – Temperatuur
achter 4 - Blokkering
temperatuur ach-
terin
247
Page 254 of 404
voertuiginformatiecentrum
(EVIC) — door de klant te pro-
grammeren functies" in dit
hoofdstuk.
AANJAGERKNOP ACHTERIN
U kunt de aanjagerknop achterin
handmatig instellen op de stand "off"
of op elke gewenste aanjagersnelheid
door de knop van laag naar hoog te
draaien. Zo kunnen de passagiers
achterin de luchthoeveelheid regelen
die naar het achtercompartiment van
de auto wordt gevoerd.
LET OP!
Lucht stroom het automatische
luchtregelsysteem achterin via een
inlaatrooster binnen. Dit rooster
bevindt zich aan de rechterzijde in
het bekledingpaneel achter de 3e
zitrij. De luchtroosters achterin be-
vinden zich aan de rechterzijde in
het bekledingpaneel van de 3e
zitrij. Zorg dat u het luchtinlaat-
rooster of de ventilatieroosters niet
blokkeert door voorwerpen of an-
derszins. Het elektrisch systeem
kan zo overbelast raken en de aan-
jagermotor beschadigen.
TEMPERATUURREGELING
ACHTERIN
Als u de temperatuur achterin wilt
wijzigen, draait u de temperatuurre-
gelknop linksom om de temperatuur
te verlagen of rechtsom om de tempe-
ratuur te verhogen. De instellingen
voor de temperatuur achterin worden
weergegeven op het ATC-paneel
voorin.
Wanneer de bedieningselementen
achterin door het systeem voorin zijn vergrendeld, brandt het symbool
"Temperatuur achterin vergrendeld"
op de temperatuurregelknop en alle
instellingen via de dakconsole worden
genegeerd.
REGELKNOP
LUCHTDISTRIBUTIE ACHTERIN
Auto
Het achtersysteem handhaaft auto-
matisch de correcte luchtdistributie
en het comfortniveau zoals gewenst
door de inzittenden achterin.
Dakbekleding stand
Er komt lucht naar binnen via
de ventilatieroosters in de dak-
bekleding. U kunt deze roosters af-
zonderlijk verstellen om zo de lucht-
stroming te regelen. Als de lamellen
van de roosters naar één kant worden
gezet, wordt de luchtstroom
onderbroken.
Stand Twee niveaus
Er stroomt lucht naar binnen
via de dakventilatieroosters en
de vloerroosters.
248
Page 255 of 404
OPMERKING: Bij veel tempera-
tuurinstellingen is de tweeledige
ventilatiestand bedoeld om koe-
lere lucht toe te voeren via de dak-
ventilatieroosters en warmere
lucht via de vloerroosters.
VloerstandLucht stroomt uit de lucht-
roosters in de vloer.
RIJDEN IN DE ZOMER
Het motorkoelsysteem in auto's met
airconditioning moet worden be-
schermd met een antivriesmiddel van
uitstekende kwaliteit om een goede
bescherming te bieden tegen roestvor-
ming en oververhitting van de motor.
Een oplossing van 50% ethyleenlycol
(antivries) en 50% water wordt aan-
bevolen. Raadpleeg de paragraaf
"Onderhoudsprocedures" in het
hoofdstuk "Onderhoud van uw auto"
voor de aanbevolen koelvloeistof. RIJDEN IN DE WINTER
Voor de best mogelijke verwarming en
ontwaseming moet u zorgen dat het
koelsysteem van de motor naar beho-
ren werkt en de juiste hoeveelheid,
soort en concentratie koelvloeistof
wordt gebruikt. Raadpleeg de para-
graaf "Onderhoudsprocedures" in het
hoofdstuk "Onderhoud van uw auto"
voor de aanbevolen koelvloeistof. Het
gebruik van de circulatiefunctie tij-
dens de wintermaanden is af te raden,
daardoor kunnen de ruiten gemakke-
lijk beslaan.
STALLING
Voordat u de auto stalt, of minstens
twee weken lang niet gebruikt (bijv.
bij vakantie), laat u het aircosysteem
bij stationair toerental ca. vijf minu-
ten lang draaien in de buitenlucht bij
een hoge aanjagersnelheid. Zo wordt
het systeem voldoende gesmeerd en
wordt de kans op schade aan de air-
cocompressor tot een minimum be-
perkt wanneer u het systeem weer
start.RUITONTWASEMING
Bij zacht maar regenachtig of vochtig
weer kunnen de autoruiten aan de
binnenzijde gemakkelijk beslaan. Om
de autoruiten schoon te maken, kiest
u de stand Ontwaseming of Gemengd
en verhoogt de snelheid van de aanja-
ger voorin. Gebruik de recirculatie-
stand niet langdurig zonder ingescha-
kelde airconditioning, omdat dan de
ruiten kunnen beslaan.
LUCHTINLAAT
Zorg dat de luchtinlaat, direct vóór de
voorruit, niet wordt verstopt door
achtergebleven bladeren e.d. Wan-
neer bladeren achterblijven in de
luchtinlaat wordt de luchtstroming
belemmerd; wanneer ze in de lucht-
kamer terechtkomen, kunnen de wa-
terafvoeren verstopt raken. Zorg in de
wintermaanden dat de luchtinlaat
niet wordt afgedekt door ijs of sneeuw.
249
Page 256 of 404
AANWIJZINGEN VOOR
BEDIENINGAIRCOLUCHTFILTER
Bij voertuigen met automatische tem-
peratuurregeling (ATC) wordt het
stof en stuifmeel in de buitenlucht
uitgefilterd. Raadpleeg "Airconditio-
ning" in "Onderhoud van uw auto"
voor aanwijzingen over het vervangen
van het filter.250
Page 257 of 404
5
STARTEN EN RIJDEN
STARTPROCEDURES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .255 AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK . . . . . .255
KEYLESS ENTER-N-GO(voor bepaalde uitvoeringen/landen) . . . . . . . .256
NORMAAL STARTEN — BENZINEMOTOR . . . .256
EXTREEM LAGE TEMPERATUREN (LAGER DAN 29°C) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .257
ALS DE MOTOR NIET START . . . . . . . . . . . . .258
NA HET STARTEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .259
NORMAAL STARTEN — DIESELMOTOR . . . .259
AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK . . . . . . . .260
SLEUTELBLOKKERING . . . . . . . . . . . . . . . . .261
BLOKKEERSYSTEEM REM/TRANSMISSIE . .261
ZESTRAPS AUTOMATISCHE TRANSMISSIE . .262
VERSNELLINGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .262
RIJDEN OP GLAD WEGDEK . . . . . . . . . . . . . . . .268
OPTREKKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .268
GRIP . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .268
DOOR WATER RIJDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .268
STROMEND/OPKOMEND WATER . . . . . . . . . .268
ONDIEP STILSTAAND WATER. . . . . . . . . . . . .269
251
Page 258 of 404
STUURBEKRACHTIGING . . . . . . . . . . . . . . . . . .269 CONTROLE VLOEISTOFSTUURBEKRACHTIGING . . . . . . . . . . . . . . . .270
HANDREM . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .271
ABS-SYSTEEM . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .272
ABS-WAARSCHUWINGSLAMPJE . . . . . . . . . . .273
ELEKTRONISCHE REMREGELING (VOOR BEPAALDE UITVOERINGEN/LANDEN) . . . . . . .274
TRACTIEREGELSYSTEEM (ASR) (VOOR BEPAALDE UITVOERINGEN/LANDEN) . . . . .274
REMASSISTENT (BAS) (VOOR BEPAALDE UITVOERINGEN/LANDEN) . . . . . . . . . . . . . . .274
ELEKTRONISCH STABILITEITSREGELSYSTEEM (ESP) . . . . . .275
BANDEN — ALGEMENE INFORMATIE . . . . . . . .278
BANDENSPANNING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .278
BANDENSPANNING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .278
BANDENSPANNING BIJ HOGERERIJSNELHEDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .279
RADIAALBANDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .280
RESERVEWIEL PASSEND BIJ STANDAARD GELEVERDE BANDEN EN VELGEN
(voor bepaalde uitvoeringen/landen) . . . . . . . .280
COMPACT RESERVEWIEL (voor bepaalde uitvoeringen/landen) . . . . . . . .280
VOLMAATS RESERVEWIEL (voor bepaalde uitvoeringen/landen) . . . . . . . .281
252
Page 259 of 404
RESERVEWIEL VOOR BEPERKT GEBRUIK(voor bepaalde uitvoeringen/landen) . . . . . . . .281
DOORSLIPPEN VAN DE WIELEN . . . . . . . . . .282
BANDENSLIJTAGE-INDICATOREN . . . . . . . . .282
LEVENSDUUR VAN BANDEN . . . . . . . . . . . . .283
VERVANGENDE BANDEN . . . . . . . . . . . . . . . .283
VEILIGHEIDSINFORMATIE BANDEN . . . . . . . . .284
Bandmarkeringen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .284
Bandenidentificatienummer (TIN) . . . . . . . . . .287
Bandenterminologie en definities . . . . . . . . . . .288
Draagvermogen en bandenspanning . . . . . . . .289
ROULEREN VAN BANDEN . . . . . . . . . . . . . . . . .292
BANDENSPANNINGSCONTROLESYSTEEM . . . .292
BASISSYSTEEM . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .294
PREMIUM SYSTEEM(voor bepaalde uitvoeringen/landen) . . . . . . . .296
TPMS IN EN BUITEN WERKING STELLEN . . .299
BRANDSTOFVEREISTEN — BENZINEMOTOR . .299
METHANOL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .300
ETHANOL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .300
SCHONE BENZINE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .301
MMT IN BENZINE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .301
BRANDSTOFADDITIEVEN . . . . . . . . . . . . . . .301
BRANDSTOFVEREISTEN — DIESELMOTOR . . .302
253
Page 260 of 404
BRANDSTOF TANKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .302 AFSLUITBARE BRANDSTOFVULDOP(TANKDOP)
(voor bepaalde uitvoeringen/ landen) . . . . . . .302
TREKKEN VAN EEN AANHANGER . . . . . . . . . . .303
BEGRIPPEN VOOR HET TREKKEN VAN EENAANHANGER . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .303
BREEKKABELS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .305
TIPS VOOR HET TREKKEN VAN EEN AANHANGER . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .311
DE AUTO SLEPEN ACHTER EEN CAMPER . . . . .313
SLEPEN VAN DEZE AUTO ACHTER EENANDERE AUTO . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .313
254