Lancia Voyager 2013 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2013, Model line: Voyager, Model: Lancia Voyager 2013Pages: 404, PDF Size: 4.27 MB
Page 291 of 404

OPMERKING:
P (Passagier) - Metrische ban-denmaat is gebaseerd op Ameri-
kaanse ontwerpnormen. Bij
P-Metrieke banden staat de let-
ter "P" op de zijkant van de
band vóór aanduiding van de
maat. Voorbeeld: P215/
65R15 95H.
Europese metrische maten voor banden zijn gebaseerd op Euro-
pese ontwerpnormen. Bij ban-
den ontworpen volgens deze
norm staat de maat van de band
op de zijkant van de band te be-
ginnen met de breedte van de sectie. Er staat geen "P" bij de
maat van deze band. Voorbeeld:
215/65R15 96H.
LT (Light Truck) - Metrische bandenmaat is gebaseerd op
Amerikaanse ontwerpnormen.
De bandenmaat voor LT-
Metrieke banden is dezelfde als
voor P-Metrieke banden, be-
halve dat de letters "LT" op de
zijkant van de band staan vóór
aanduiding van de maat. Voor-
beeld: LT235/85R16.
Tijdelijke reservebanden zijn compacte reservebanden met hoge luchtdruk, uitsluitend ont-
worpen voor gebruik in noodge-
vallen. Beschrijvingen van com-
pacte reservewielen beginnen
met de letter "T" of "S" op de
wang van de band vóór de aan-
duiding van de bandenmaat.
Voorbeeld: T145/80D18 103M.
De maten van banden voor zo min mogelijk bodemdruk zijn
gebaseerd op de Amerikaanse
ontwerpnormen en beginnen
met de diameter van de band,
die in de bandwang is gegoten.
Voorbeeld: 31x10.5 R15 LT.
Tabel voor bandenmaten
VOORBEELD:
Maataanduiding: P= Maat van een band voor personenauto's gebaseerd op Amerikaanse ontwerpnormen.
"....blanco...." = Maat van een band voor personenauto's gebaseerd op Europese ontwerpnormen
LT = Band voor lichte vrachtwagens [Light Truck] gebaseerd op Amerikaanse ontwerpnormen
T of S = reservewiel
31 = Algehele diameter in inches (in)
215 = Breedte van secties in millimeters (mm)
285
Page 292 of 404

VOORBEELD:
65 = Hoogte/breedteverhouding in procenten (%)
—Hoogte/breedteverhouding voor secties van de band
10.5 = Breedte van secties in inches (in)
R = Constructiecode
—"R" betekent radiale constructie
—"D" betekent diagonale of schuine constructie
15 = Velgdiameter in inches (in)
Serviceomschrijving: 95= Belastingsindex
—Een cijfercode met betrekking tot de maximale last die een band kan dragen
H = Snelheidsymbool
—Een symbool dat het snelheidsbereik aangeeft waarbij een band een last kan dragen die overeen-
komt met zijn belastingsindex bij bepaalde bedrijfsomstandigheden
—De maximale snelheid die overeenkomt met het snelheidsymbool mag alleen bereikt worden on-
der bepaalde bedrijfsomstandigheden (d.w.z. bandenspanning, voertuigbelasting, toestand van de
weg en de aangegeven maximum snelheid)
Lastidentificatie: "....blanco...." = Geen enkele tekst op de zijkant van de band geeft aan dat dit een Standard Load (SL)-
band is.
Extra Load (XL) = Extra last (of versterkte)-band
Light Load (LL) = Band lichte belasting
C, D, E, F, G = Last verbonden met de maximale last die een band kan dragen bij een bepaalde spanning.
Maximum Load— Geeft de maximale last aan die de band kan dragen
Maximum Pressure— Geef de maximaal toegestane koude bandenspanning van deze band aan
286
Page 293 of 404

Bandenidentificatienummer
(TIN)
Het TIN kan op één of beide kanten
van de band staan, maar de datum-
code kan op slechts één kant staan. Bijbanden met witte zijkanten staat het
volledige TIN, inclusief de datum-
code, op de witte zijkant van de band.
Zoek naar het TIN op de buitenzijde
van banden met zwarte bandwangen,
als deze op de auto zijn gemonteerd.Als u het TIN niet aantreft aan de
buitenkant, dan staat het aan de bin-
nenkant van de band.
VOORBEELD:
DOT MA L9 ABCD 0301
DOT = Department of Transportation
—Dit symbool geeft aan dat de band voldoet aan de veiligheidsnormen voor banden van het Amerikaanse
Ministerie van transport en is goedgekeurd voor gebruik op de snelweg.
MA = Code die de plaats waar de band gemaakt is aangeeft (twee cijfers)
L9 = Code die de maat van de band aangeeft (twee cijfers)
ABCD = Code gebruikt door de bandenfabrikant (één tot vier cijfers)
03 = Getal dat de week aangeeft waarin de band gemaakt is (twee cijfers)
—03 betekent de 3e week.
01 = Getal dat het jaar aangeeft waarin de band gemaakt is (twee cijfers)
—01 betekent het jaar 2001
—Vóór juli 2000 hoefden bandenfabrikanten slechts met één cijfer aan te geven in welk jaar de band is ge-
maakt. Voorbeeld: 031 kon de 3e week van 1981 of 1991 aangeven
287
Page 294 of 404

Bandenterminologie en definities
TermDefinitie
B-stijl De B-stijl van het voertuig is een structuurelement van de carrosserie
dat zich achter de voorportier bevindt.
Bandenspanning van koude band De banden zijn "koud" als ten minste drie uur niet met de auto is ge-
reden, of minder dan 1,6 km (1 mijl) is gereden na een periode van 3
uur stilstaan. De bandenspanning wordt gemeten in PSI (pounds per
vierkante inch) of KPa (kilopascals).
Maximale bandenspanning De maximale bandenspanning is de maximaal toelaatbare spanning
bij koude banden. De maximale bandenspanning is in de bandwang
ingegoten.
Aanbevolen bandenspanning voor koude
band De door de bandenfabrikant aanbevolen bandenspanning voor koude
banden zoals op bandenspanningsticker is vermeld.
Bandenspanningsticker Een sticker die permanent aan het voertuig is bevestigd waarop het
maximale laadgewicht, de oorspronkelijke bandenmaten en de aanbe-
volen bandenspanning voor koude banden staat.
288
Page 295 of 404

Draagvermogen en
bandenspanning
Locatie band- en
beladingsinformatiesticker
OPMERKING: De juiste spanning
voor koude banden staat vermeld
op de B-stijl aan de bestuurders-
zijde of op de achterrand van het
bestuurdersportier.
Band- en
beladingsinformatiestickerDeze sticker geeft u belangrijke
informatie over:
1) het aantal personen dat in de
auto vervoerd kan worden
2) het totale gewicht dat uw auto
kan vervoeren 3) de bandenmaat voor uw auto
4) de spanning voor koude banden
voor de banden aan de voorkant,
achterzijde en de reserveband.
Beladen
De maximale last op de band mag niet
groter zijn dan het draagvermogen
van de band van uw auto. Het draag-
vermogen van de band wordt niet
overschreden als u zich houdt aan de
beladingsvoorwaarden, bandenmaat
en de spanning voor koude banden,
die aangegeven staan op de informa-
tiesticker voor Banden en Belading en
in het hoofdstuk "Belading van de
auto" van deze handleiding.
OPMERKING: Bij een situatie
waarin de auto tot het maximum is
geladen, mag u de maximaal toe-
laatbare asbelasting (GAWR) van
de voor- en achteras niet over-
schrijden. Raadpleeg voor meer
informatie over GAWR, voertuig-
belasting en het trekken van aan-
hangers de paragraaf "Belading
van de auto" in dit hoofdstuk. Raadpleeg om de maximum laadca-
pacteit van uw auto te bepalen de
gegevens onder "The combined
weight of occupants and cargo should
never exceed XXX lbs or XXX kg" op
de band- en beladingsinformatiestic-
ker. Het totale gewicht van inzitten-
den, vracht/bagage en disselgewicht
van de aanhanger (indien van toepas-
sing) mag nooit het gewicht over-
schrijden dat hier wordt aangegeven.
Stappen voor het bepalen van de
juiste beladinglimiet
1. Lees de verklaring op het type-
plaatje van uw auto met de tekst "The
combined weight of occupants and
cargo should never exceed XXX lbs or
XXX kg".
2. Bepaal het totale gewicht van de
bestuurder en passagiers die met u
meerijden.
3. Trek het totale gewicht van de be-
stuurder en de passagiers af van
XXX kg (XXX lbs).Plaats van bandenspanningsticker
289
Page 296 of 404

4. Het getal dat overblijft is gelijk
aan het beschikbare vermogen capa-
citeit voor lading en bagage. Bijvoor-
beeld, als "XXX" gelijk is aan 635 kg
(1.400 lbs) en er zijn vijf passagiers
met elk een gewicht van 68 kg
(150 lb), dan is het beschikbare ge-
wicht voor vracht en bagage 295 kg
(650 lbs) (aangezien 5 x 68 = 340 en
635 – 340 = 295 kg (650 lbs)).
5. Bepaal het totale gewicht van de
bagage en vracht die in de auto wor-
den geladen. Dat gewicht moet ruim
onder de beschikbare capaciteit voor
lading en bagage blijven volgens de
berekening bij Stap 4.6. Indien uw auto een aanhanger
gaat slepen, wordt de belasting van de
aanhanger overgebracht worden op
uw auto. Raadpleeg deze handleiding
om te bepalen hoe dit de beschikbare
lading- en bagagecapaciteit van uw
auto zal verminderen.
OPMERKING:
De volgende tabel toont voor-
beelden voor het berekenen van
het totale last-, lading-/bagage-
en sleepvermogen van uw auto
met verschillende configuraties
voor stoelopstellingen en het
aantal en gewicht van de inzit-
tenden. Deze tabel is uitsluitend
bedoeld als voorbeeld en is mo-
gelijk niet van toepassing op
voor inzittenden en lading van
uw auto.
In het volgende voorbeeld mag het totale gewicht van de inzit-
tenden en de lading nooit de
392 kg (865 lbs) overschrijden.
290
Page 297 of 404

WAARSCHUWING!
Uw auto overbelasten is gevaarlijk.
Overbelasting kan ertoe leiden dat
uw banden falen, kan invloed heb-
ben op de bestuurbaarheid en kan
de remweg verlengen. Gebruik
banden met het voor uw auto aan-
bevolen draagvermogen. U mag ze
nooit overbelasten.
291
Page 298 of 404

ROULEREN VAN
BANDEN
De banden die gebruikt worden aan
de voorzijde van de auto krijgen een
andere belasting te verwerken dan de
banden aan de achterzijde. De func-
ties bij de besturing, de aandrijving en
het remmen zijn verschillend. Hier-
door slijten de voor- en achterbanden
onevenredig.
Dit effect kunt u verminderen door de
banden onderling te rouleren. De
voordelen van rouleren zijn het
grootst bij grove profielen, zoals het
profiel van allseasonbanden. Roule-
ren zorgt voor een langere levensduur
van de banden en geeft langere tijd
goede grip in modder, sneeuw en op
een nat wegdek. Bovendien draagt
rouleren bij aan de rijeigenschappen.
Raadpleeg het hoofdstuk "Onder-
houdsschema" voor de juiste onder-
houdsintervallen. De oorzaken van
snelle of ongewone slijtage moeten
verholpen worden voordat u de ban-
den rouleert.BANDENSPANNINGS-
CONTROLESYSTEEM
Het bandenspanningscontrolesys-
teem maakt de bestuurder attent op
lage bandenspanning vergeleken met
de vereiste spanning voor koude ban-
den die is vermeld op het plaatje op de
B-stijl aan bestuurderszijde.
De bandenspanning varieert met de
temperatuur, circa 0,07 bar voor elke
7 °C. Dat betekent dat de banden-
spanning afneemt wanneer de buiten-
temperatuur daalt. De bandenspan-
ning moet altijd worden gemeten en
ingesteld wanneer de banden "koud"
zijn. Dit wordt gedefinieerd als de
bandenspanning nadat het voertuig
minder dan 3 uur heeft gereden – en
in de buitentemperatuur.
Raadpleeg
de paragraaf "Banden – Algemene
informatie" in het hoofdstuk
"Starten en rijden" voor informa-
tie over hoe de banden correct op
spanning moeten worden ge-
bracht. De bandenspanning neemt
ook toe tijdens het rijden. Dit is nor-
maal en betekent niet dat de spanning
moet worden verlaagd. Het bandenspanningscontrolesys-
teem waarschuwt de bestuurder voor
lage bandenspanning als de banden-
spanning om welke reden dan ook tot
onder de waarschuwingsgrens daalt,
ook als gevolg van lage temperaturen
of natuurlijk spanningsverlies van de
band.
Het bandenspanningscontrolesys-
teem blijft de bestuurder waarschu-
wen zolang er niets aan de lage span-
ning gedaan wordt, en schakelt pas
uit als de bandenspanning gelijk is
aan of hoger is dan de aanbevolen
waarden voor koude banden op het
bandenspanningsplaatje. Zodra het
verklikkerlampje voor lage banden-
spanning gaat branden, dient u de
betreffende band(en) op te pompen
tot de waarde die in de bandenspan-
ningstabel vermeld staat. Als dat is
gebeurd, gaat het verklikkerlampje
bandenspanning uit. Het systeem
wordt automatisch bijgewerkt en het
“Verklikkerlampje bandenspanning”
292
Page 299 of 404

gaat uit zodra de nieuwe bandenspan-
ning is doorgegeven. Om deze infor-
matie te verwerken moet het voertuig
20 minuten rijden met een minimum
snelheid van 24 km/uur.
Voor uw voertuig kan bijv. een aanbe-
volen koude bandenspanning (langer
dan 3 uur geparkeerd) van 2,4 bar
gelden. Als de omgevingstemperatuur
20 °C is en de gemeten bandenspan-
ning is 2,1 bar, neemt de bandenspan-
ning bij een temperatuurdaling tot -7
°C af tot ongeveer 1,8 bar. Deze ban-
denspanning is laag genoeg om het
bandenspanningslampje in te schake-
len. Tijdens het rijden kan de banden-
spanning toenemen tot ongeveer 2,1
bar, maar het bandenspannings-
lampje blijft nog steeds branden. On-
der deze omstandigheden gaat het
verklikkerlampje bandenspanning
pas uit nadat de banden tot de voor
het voertuig aanbevolen koude ban-
denspanning zijn opgepompt.
LET OP!
Het bandenspanningscontrole-systeem is geoptimaliseerd voor
de originele banden en wielen. De
TPM-spanningswaarden zijn
vastgesteld voor de op uw auto
gemonteerde bandenmaat. Het
gebruik van vervangende onder-
delen met een andere maat of van
een ander of type kan leiden tot
een ongewenste werking van het
systeem of schade aan de senso-
ren. Door het gebruik van niet-
originele wielen kunnen de senso-
ren beschadigd raken. Gebruik
geen bandenafdichtingsmiddelen
of balansgewichtjes als het voer-
tuig is uitgerust met een banden-
spanningscontrolesysteem, om-
dat dit schade aan de sensoren
kan veroorzaken.
Plaats na het controleren of aan- passen van de bandenspanning
altijd de ventieldop terug. Hier-
door voorkomt u dat de banden-
spanningssensor beschadigd
raakt door binnendringend vocht
of vuil in het ventiel. OPMERKING:
Het bandenspanningscontrole-
systeem is niet bedoeld als ver-
vanging voor normaal onder-
houd en waarschuwt niet bij
andere problemen met de band.
Het bandenspanningscontrolesys-
teem mag niet worden gebruikt als
bandenspanningsmeter. Als u met een veel te lage ban- denspanning rijdt, raakt de
band oververhit en kan de band
defect raken. Een te lage ban-
denspanning verhoogt ook het
brandstofverbruik, vermindert
de levensduur van de band en
kan het rij- en remgedrag van de
auto nadelig beïnvloeden.
Het bandenspanningscontrole- systeem is geen vervanging voor
goed onderhoud van de banden.
Het is de verantwoordelijkheid
van de bestuurder om met be-
hulp van een nauwkeurige ban-
denspanningsmeter te zorgen
voor de juiste bandenspanning,
zelfs als de spanning nog niet
293
Page 300 of 404

zover is afgenomen dat het ver-
klikkerlampje bandenspanning
gaat branden.
Het bandenspanningscontrole- systeem registreert altijd de wer-
kelijke bandenspanning, ook als
die spanning onder invloed van
temperatuurverschillen veran-
dert.
BASISSYSTEEM
Het bandenspanningscontrolesys-
teem gebruikt draadloze technologie
met elektronische sensors op de vel-
gen die de bandenspanning meten. De
sensoren, die bij het ventiel op de vel-
gen zijn gemonteerd, sturen informa-
tie over de bandenspanning naar de
ontvangstmodule.
OPMERKING: Het is zeer belang-
rijk dat u de spanning van al uw
banden regelmatig controleert en
de banden op de juiste spanning
houdt.
Het bandenspanningscontrolesys-
teem bestaat in basisuitvoering uit de
volgende onderdelen: Ontvangstmodule
Vier bewakingssensors
bandenspanning
TPMS-waarschuwingslampje
Waarschuwing voor lage
spanning van het
bandenspanningscontrolesysteem
Het bandenspannings-
lampje in de instrumenten-
groep gaat branden, de be-
richten "Inflate Tire to XX"
(Pomp de band op tot XX) en "LOW
TIRE PRESSURE" (Lage banden-
spanning) worden weergegeven in de
instrumentengroep en er klinkt een
geluidssignaal wanneer de banden-
spanning van een van de vier gemon-
teerde banden te laag is. De waarde
die in de bandenspanningstabel staat
vermeld is de bandenspannings-
waarde die in het bericht "Inflate Tire
to XX" in het EVIC wordt weergege-
ven. Als dit gebeurt, moet u zo gauw
mogelijk stoppen, de bandenspanning
van de banden op uw auto controleren en alle banden oppompen tot de aan-
bevolen koude bandenspanning (ver-
meld op het plaatje op de B-stijl aan
bestuurderszijde). Het systeem wordt
automatisch bijgewerkt en het “Ver-
klikkerlampje bandenspanning” gaat
uit zodra de nieuwe bandenspanning
is doorgegeven.
OPMERKING: Om deze informa-
tie te verwerken moet het voertuig
20 minuten rijden met een mini-
mum snelheid van 24 km/uur.
Het TPM-verklikkerlicht knippert ge-
durende 75 seconden en blijft daarna
continu branden wanneer een sys-
teemstoring is geconstateerd. Bij een
systeemstoring wordt ook een geluids-
signaal weergegeven. Als het contact
wordt uitgeschakeld en vervolgens
weer ingeschakeld, zal deze reeks
worden herhaald wanneer de sys-
teemstoring zich nog steeds voordoet.
Het verklikkerlampje bandenspan-
ning gaat uit wanneer de storing is
verholpen. Systeemfouten kunnen
optreden door de volgende oorzaken:294