Lancia Voyager 2013 Instructieboek (in Dutch)

Page 301 of 404

1. Storing door elektronische appa-
ratuur of als men langs installaties
rijdt die dezelfde radiofrequenties af-
geven als de bandenspanningssenso-
ren.
2. Installatie van een bepaalde kleur
ramen die men later aanbrengt waar-
door de radiogolfsignalen worden
beïnvloed.
3. Veel sneeuw en/of ijs aan de wielen
of de wielhuizen.
4. Het gebruik van sneeuwkettingen.
5. Het gebruik van wielen/banden
die niet zijn voorzien van banden-
spanningssensoren.
Auto's met compact reservewiel
1. Het compacte reservewiel (voor
bepaalde uitvoeringen/landen) heeft
geen sensor voor het meten van de
bandenspanning. Het bandenspan-
ningscontrolesysteem registreert de
spanning van het noodreservewiel
dan ook niet.2. Als u de het compacte reservewiel
monteert in plaats van een normale
band waarvan de spanning lager is
dan de waarschuwingsgrens, zal tel-
kens wanneer u het contact inschakelt
een geluidssignaal klinken, het be-
richt "TIRE LOW PRESSURE"
(Lage bandenspanning) worden
weergegeven en het "verklikker-
lampje bandenspanning" gaan bran-
den.
3. Nadat de auto maximaal 20 minu-
ten met een snelheid van meer dan
24 km/u heeft gereden, gaat het "ver-
klikkerlampje bandenspanning" ge-
durende 75 seconden knipperen en
daarna continu branden.
4. Telkens nadat het contact wordt
aangezet, klinkt er een geluidssignaal
en knippert het verklikkerlampje
bandenspanning gedurende 75 secon-
den en blijft daarna continu branden.
5. Zodra de originele band is gerepa-
reerd of vervangen en op de auto
wordt gemonteerd in plaats van het
noodreservewiel, wordt het banden-
spanningscontrolesysteem automa-
tisch bijgewerkt en gaat het verklik-
kerlampje bandenspanning uit, mits
alle vier banden de juiste spanning
hebben. Het is mogelijk dat u eerst
ongeveer 20 minuten met een snel-
heid boven de 24 km/u moet rijden,
voordat het bandenspanningscontro-
lesysteem deze informatie ontvangt.
In en buiten werking stellen van
het
bandenspanningscontrolesysteem
Het bandenspanningscontrolesys-
teem kan worden uitgeschakeld als
alle vier de wielen met banden worden
vervangen door wielen met banden
die geen bandenspanningssensoren
hebben, bijvoorbeeld wanneer winter-
banden op de auto worden gezet. Om
het bandenspanningscontrolesysteem
uit te schakelen, moeten alle vier de
(originele) banden met wielen met
bandenspanningssensoren weer ver-
vangen worden door banden zijn
295

Page 302 of 404

voorzien van bandenspanningssenso-
ren. Rijd vervolgens minstens 20 mi-
nuten met een snelheid van meer dan
24 km/u. Het bandenspanningscon-
trolesysteem geeft een geluidssignaal
af en het verklikkerlampje banden-
spanning knippert gedurende 75 se-
conden en blijft daarna continu bran-
den. Wanneer de auto opnieuw wordt
gestart, geeft het bandenspannings-
controlesysteem geen geluidssignaal
meer af en gaat het "verklikkerlampje
bandenspanning" niet meer branden.
Als u het TPMS weer in bedrijf wilt
stellen, moet u eerst alle vier wielen en
banden (wegbanden) vervangen door
exemplaren met TPM-sensoren voor
bandenspanningscontrole. Rijd ver-
volgens maximaal 20 minuten met
een snelheid van meer dan 24 km/u.
Het bandenspanningscontrolesys-
teem geeft een geluidssignaal en het
verklikkerlampje bandenspanning
knippert gedurende 75 seconden.PREMIUM SYSTEEM (voor
bepaalde uitvoeringen/
landen)
Het bandenspanningscontrolesys-
teem gebruikt draadloze technologie
met elektronische sensors op de vel-
gen die de bandenspanning meten. De
sensoren, die bij het ventiel op de vel-
gen zijn gemonteerd, sturen informa-
tie over de bandenspanning naar de
ontvangstmodule.
OPMERKING: Het is uiterst be-
lang de bandenspanning van alle
banden regelmatig te controleren
en de banden op de juiste span-
ning te houden.
Het Premium-bandenspanningscon-
trolesysteem bestaat uit de volgende
onderdelen:
 Ontvangstmodule
 Vier TPMS-sensoren
 Verschillende TPMS-berichten die
verschijnen op het Elektronisch
voertuiginformatiecentrum (EVIC)
en symbolen die de bandenspan-
ning weergeven
 TPMS-waarschuwingslampje
TPMS-waarschuwingen lage
bandenspanning
Het verklikkerlampje bandenspan-
ning in de instrumentengroep gaat
branden en er klinkt een geluidssig-
naal als de spanning in één of meer
banden laag is. Verder verschijnt op
het EVIC gedurende minimaal vijf se-
conden de berichten "Inflate Tire to
XX" (Pomp de band op tot XX) en
"LOW TIRE PRESSURE" (Lage
bandenspanning) en wordt er een
grafiek van de bandenspanning(en)
getoond, waarin de banden met een te
lage spanning knipperen. De waarde
die in de bandenspanningstabel staat
vermeld is de bandenspannings-
waarde die in het bericht "Inflate Tire
to XX" (Pomp de band op tot XX) in
het EVIC wordt weergegeven.
296

Page 303 of 404

Als de spanning in één (of meer) van
de vier banden te laag is, dient u zo
snel mogelijk te stoppen om de ban-
d(en) die op het display knippert
(knipperen) op de aanbevolen koude
bandenspanning te brengen. Zodra
het systeem de nieuwe bandenspan-
ningen heeft ontvangen, wordt het
systeem automatisch bijgewerkt, ver-
dwijnt het bericht “Inflate Tire to
XX” (Pomp de band op tot XX), stopt
het knipperen van de te lage waarden
in de grafiek op het EVIC-scherm en
gaat het bandenspanningslampje uit.
Om deze informatie te verwerken
moet het voertuig 20 minuten rijden
met een minimum snelheid van
24 km/uur.Bericht "SERVICE TPM
SYSTEM" (Onderhoud
bandenspanningscontrolesysteem)
Het TPM-verklikkerlicht knippert ge-
durende 75 seconden en blijft daarna
continu branden wanneer een sys-
teemstoring is geconstateerd. Bij een
systeemstoring wordt ook een geluids-
signaal weergegeven. Het EVIC toont
gedurende minimaal vijf seconden het
bericht "SERVICE TPM SYSTEM"
(Onderhoud bandenspanningscon-
trolesysteem). Dit tekstbericht wordt
gevolgd door een grafisch display met
- -
in plaats van de spanningswaar-
de(n) om aan te geven welke TPMS-
sensor(en) niet naar behoren werkt
(werken). Als het contact wordt uitgeschakeld
en vervolgens weer ingeschakeld, zal
deze reeks worden herhaald wanneer
de systeemstoring zich nog steeds
voordoet. Als de systeemfout is opge-
heven, stopt het "Verklikkerlampje
bandenspanning" met knipperen,
wordt het bericht "SERVICE TPM
SYSTEM" (Onderhoud bandenspan-
ningscontrolesysteem) niet langer ge-
toond en verschijnt in plaats van de
streepjes de waarde van de banden-
spanning. Systeemfouten kunnen op-
treden door de volgende oorzaken:
1. Storing door elektronische appa-
ratuur of als men langs installaties
rijdt die dezelfde radiofrequenties af-
geven als de bandenspanningssenso-
ren.
2. Installatie van een bepaalde kleur
ramen die men later aanbrengt waar-
door de radiogolfsignalen worden
beïnvloed.
3. Veel sneeuw en/of ijs aan de wielen
of de wielhuizen.
Scherm lage bandenspanning
Scherm "SERVICE TPM SYSTEM"
(Onderhoud bandenspanningscontro- lesysteem)
297

Page 304 of 404

4. Het gebruik van sneeuwkettingen.
5. Het gebruik van wielen/banden
die niet zijn voorzien van banden-
spanningssensoren.
Het EVIC toont ook gedurende mini-
maal vijf seconden het bericht "SER-
VICE TPM SYSTEM" (Onderhoud
bandenspanningscontrolesysteem)
wanneer zich een systeemfout voor-
doet die mogelijk verband houdt met
een onjuiste sensorpositie. In dat ge-
val wordt het bericht "SERVICE TPM
SYSTEM" (Onderhoud bandenspan-
ningscontrolesysteem) gevolgd door
een grafiek waarin de bandenspan-
ningen nog steeds worden getoond.
Dit duidt erop dat de bandenspannin-
gen nog steeds van de TPMS-sensoren
worden ontvangen, maar dat deze
zich mogelijk niet op de juiste voer-
tuigpositie bevinden. Zo lang het be-
richt "SERVICE TPM SYSTEM"
(Onderhoud bandenspanningscon-
trolesysteem) wordt weergegeven, is
onderhoud aan het systeem vereist.Auto's met compact reservewiel
1. Het compacte reservewiel (voor
bepaalde uitvoeringen/landen) heeft
geen sensor voor het meten van de
bandenspanning. Daarom wordt de
bandenspanning van het compacte
reservewiel niet door het bandenspan-
ningscontrolesysteem geregistreerd.
2. Als u het compacte reservewiel
monteert in plaats van een normale
band waarvan de spanning lager is
dan de waarschuwingsgrens, klinkt
telkens wanneer u het contact inscha-
kelt een geluidssignaal, worden de be-
richten "Inflate Tire to XX" (Pomp de
band op tot XX) en "TIRE LOW
PRESSURE" (Lage bandenspan-
ning) weergegeven, gaat het banden-
spanningslampje branden en toont
het EVIC in de grafiek nog steeds een
knipperende waarde voor de banden-
spanning.
3. Nadat u 20 minuten lang sneller
dan 24 km/u heeft gereden, knippert
het verklikkerlampje bandenspan-
ning gedurende 75 seconden en blijft
daarna continu branden. Verder ver-
schijnt er op het EVIC minimaal vijf
seconden lang het bericht "SERVICE
TPM SYSTEM" (bandenspannings-
controlesysteem controleren) en
daarna worden er streepjes (- -) weer-
gegeven in plaats van de bandenspan-
ning.
4. Telkens wanneer het contact
wordt aangezet klinkt het geluidssig-
naal, knippert het verklikkerlampje
bandenspanning gedurende 75 secon-
den en blijft daarna continu branden,
op het EVIC wordt het bericht "SER-
VICE TPM SYSTEM" (bandenspan-
ningscontrolesysteem controleren)
gedurende minimaal vijf seconden
weergegeven en vervolgens worden
streepjes (- -) in plaats van de ban-
denspanning weergegeven.
298

Page 305 of 404

5. Zodra de oorspronkelijke band is
gerepareerd of vervangen en op de
auto wordt gemonteerd in plaats van
het noodreservewiel, wordt het TPMS
automatisch bijgewerkt. Bovendien
gaat het verklikkerlampje banden-
spanning uit en verschijnt op het
EVIC in plaats van de streepjes (- -)
een nieuwe spanningswaarde, tenzij
de spanning in een van de vier banden
tot onder de waarschuwingsgrens is
gedaald.
OPMERKING: Het is mogelijk dat
u eerst ongeveer 20 minuten met
een snelheid hoger dan 24 km/u
moet rijden, voordat het banden-
spanningscontrolesysteem deze
informatie ontvangt.
TPMS IN EN BUITEN
WERKING STELLEN
Het bandenspanningscontrolesys-
teem kan worden uitgeschakeld als
alle vier de wielen met banden worden
vervangen door wielen met banden
die geen bandenspanningssensoren
hebben, bijvoorbeeld wanneer winter-
banden op de auto worden gezet.Om het bandenspanningscontrolesys-
teem uit te schakelen, moeten alle vier
de (originele) banden met wielen met
bandenspanningssensoren weer ver-
vangen worden door banden zijn
voorzien van bandenspanningssenso-
ren. Rijd vervolgens minstens 20 mi-
nuten met een snelheid van meer dan
24 km/u. Het bandenspanningscon-
trolesysteem geeft een geluidssignaal
en het verklikkerlampje bandenspan-
ning knippert gedurende 75 seconden
en blijft daarna continu branden. Bo-
vendien verschijnt op het Elektro-
nisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC) het bericht "SERVICE TPM
SYSTEM" (bandenspanningscontro-
lesysteem controleren) en op het dis-
play verschijnt "- -" in plaats van de
spanningswaarde van de vier banden.
Wanneer de auto opnieuw wordt ge-
start, geeft het bandenspanningscon-
trolesysteem geen geluidssignaal
meer, gaat het verklikkerlampje ban-
denspanning niet meer branden en
verschijnt er geen tekstbericht meer
op het EVIC. In de afeelding wordt
echter nog steeds “- -“ weergegeven
Om het bandenspanningscontrolesys-
teem weer in te schakelen, moeten alle
vier de banden met wielen weer ver-
vangen worden door banden die voor-
zien zijn van bandenspanningssenso-
ren. Rijd vervolgens maximaal 20
minuten met een snelheid van meer
dan 24 km/u. Het bandenspannings-
controlesysteem geeft een geluidssig-
naal, het verklikkerlampje banden-
spanning knippert gedurende 75
seconden, op het EVIC verschijnt het
bericht "SERVICE TPM SYSTEM"
(bandenspanningscontrolesysteem
controleren) en het grafisch display
toont de waarden voor de banden-
spanning om aan te geven dat het
systeem de sensorsignalen ontvangt.
BRANDSTOFVEREISTEN
— BENZINEMOTOR
Alle motoren voldoen aan alle
emissie-eisen, hebben een laag brand-
stofverbruik en bieden optimale rijei-
genschappen als u hoogwaardige
loodvrije benzine met een minimum
octaangehalte van 91 gebruikt. Het
299

Page 306 of 404

gebruik van superbenzine wordt afge-
raden, omdat dit voor deze motoren
geen voordelen ten opzichte van nor-
male benzine biedt.
Licht pingelen bij lage motortoeren-
tallen is niet schadelijk voor de motor.
Aanhoudend zwaar pingelen bij hoge
motortoerentallen kan echter schade
veroorzaken en vereist onmiddellijk
onderhoud.
Benzine van slechte kwaliteit kan pro-
blemen veroorzaken, zoals slecht star-
ten, afslaan en haperen van de motor.
Als u last heeft van dergelijke storin-
gen, probeer dan eerst een ander merk
benzine voordat u contact opneemt
met uw dealer.
Meer dan 40 automobielfabrikanten
overal ter wereld hebben uniforme
specificaties opgesteld voor de kwali-
teit van brandstoffen (het World Wide
Fuel Charter oftewel het WWFC).
Deze specificaties definiëren de nood-
zakelijke eigenschappen voor de opti-
male emissiewaarden, prestaties enduurzaamheid van uw auto. De fabri-
kant raadt het gebruik van benzine
aan die voldoet aan de WWFC-
specificaties.
METHANOL
Methanol (methyl- of houtalcohol)
wordt in uiteenlopende concentraties
gemengd met loodvrije benzine. Er
zijn brandstoffen op verkrijgbaar die
3% of meer methanol bevatten, sa-
men met andere alcoholsoorten die
co-solventen worden genoemd. Voor
problemen die het gevolg zijn van ge-
bruik van methanol/benzine of E-85-
ethanolmengsels is de fabrikant niet
aansprakelijk. Hoewel MTBE een
zuurstofverbinding op basis van me-
thanol is, heeft het niet de negatieve
effecten van methanol.
LET OP!
Gebruik geen benzine die methanol
of E-85-ethanol bevat. Het gebruik
van deze mengsels kan start- en
rijproblemen veroorzaken en
schade toebrengen aan essentiële
onderdelen van het brandstofsys-
teem.
ETHANOL
De fabrikant raadt het gebruik van
brandstoffen aan die niet meer dan
10% ethanol bevatten. Wanneer u
brandstof tankt bij een benzinestation
van een bekend merk beperkt u de
kans dat deze limiet van 10% wordt
overschreden of dat u brandstof tankt
met abnormale eigenschappen. Houd
ook rekening met een hoger brand-
stofverbruik bij gebruik van met
ethanol vermengde brandstoffen,
vanwege de lagere energieopbrengst
van ethanol.
Voor problemen die het gevolg zijn
van gebruik van methanol/benzine of
E-85-ethanolmengsels is de fabrikant
niet aansprakelijk. Hoewel MTBE een
300

Page 307 of 404

zuurstofverbinding op basis van me-
thanol is, heeft het niet de negatieve
effecten van methanol.LET OP!
Het gebruik van brandstof met een
ethanolgehalte van meer dan 10%
kan motordefecten, start- en rijpro-
blemen, en aantasting van materi-
alen veroorzaken. Deze nadelige
werking kan blijvende schade aan
uw auto tot gevolg hebben.
SCHONE BENZINE
Benzine wordt tegenwoordig veelal
gemengd als bijdrage aan een scho-
nere lucht, vooral in omgevingen met
ernstige luchtverontreiniging. Deze
nieuwe mengsels zorgen voor een
schonere verbranding.
De fabrikant ondersteunt deze in-
spanningen voor schonere lucht. U
kunt hieraan bijdragen door deze
brandstof te gebruiken. MMT IN BENZINE
MMT is een metaaladditief dat man-
gaan bevat en wordt in sommige ben-
zine gemengd om het octaangetal te
verhogen. Met MMT gemengde ben-
zine biedt geen prestatievoordelen in
vergelijking tot benzine met hetzelfde
octaangetal zonder MMT. Benzine ge-
mengd met MMT verkort de levens-
duur van de bougies en vermindert de
prestaties van het emissieregelsys-
teem van sommige auto's. De fabri-
kant raadt het gebruik van benzine
zonder MMT aan voor uw auto. Het
MMT-gehalte van benzine wordt mo-
gelijk niet vermeld op de benzine-
pomp en daarom dient u bij uw ben-
zinepomp te informeren of de benzine
MMT bevat.
BRANDSTOFADDITIEVEN
Naast loodvrije benzine met het juiste
octaangehalte, wordt ook benzine
aanbevolen waaraan reinigingsmid-
delen en additieven voor corrosiepre-
ventie en stabiliteit zijn toegevoegd.
Het gebruik van benzine met deze
additieven heeft een gunstige invloed
op het brandstofverbruik, verlaagt de
emissiewaarden en handhaaft de mo-
torprestaties.
Onzorgvuldig gebruik van reinigings-
middelen voor het brandstofsysteem
word afgeraden. Veel van deze stoffen
zijn bedoeld voor het verwijderen van
koolstof en glazuur en bevatten vaak
actieve oplosmiddelen of soortgelijke
ingrediënten. Deze middelen kunnen
schade toebrengen aan pakkingen en
membranen in het brandstofsysteem.
301

Page 308 of 404

WAARSCHUWING!
Koolmonoxide (CO) in uitlaatgas-
sen is dodelijk. Volg de onder-
staande voorschriften om koolmo-
noxidevergiftiging te voorkomen:
 Adem nooit uitlaatgassen in. Dezebevatten namelijk koolmonoxide,
een kleur- en reukloos gas dat
dodelijk kan zijn. Laat de motor
nooit in een gesloten ruimte, zoals
een garage, draaien en blijf nooit
lange tijd in een stilstaande auto
met draaiende motor zitten. Wan-
neer de auto langere tijd met
draaiende motor buiten stilstaat,
stel uw ventilatiesysteem dan zo-
danig in dat buitenlucht naar
binnen wordt geblazen.
 Regelmatig onderhoud is een prima bescherming tegen kool-
monoxide. Laat het uitlaatsys-
teem altijd controleren wanneer
de auto op een hefbrug wordt ge-
zet. Laat defecten direct repare-
ren. Rijd tot na de reparatie altijd
met de ramen volledig geopend.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
 Laat de achterklep dicht tijdens het rijden om te voorkomen dat
koolmonoxide en andere giftige
uitlaatgassen de auto binnendrin-
gen.
BRANDSTOFVEREISTEN
— DIESELMOTOR
Het gebruik van dieselolie van de
hoogste kwaliteit met een cetaange-
halte van 50 of meer, die voldoet aan
de norm EN590, wordt sterk aanbe-
volen. Raadpleeg uw dealer voor meer
informatie over de beschikbare
brandstoffen in uw omgeving.
BRANDSTOF TANKEN
AFSLUITBARE
BRANDSTOFVULDOP
(TANKDOP) (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
De afsluitbare brandstofvuldop be-
vindt zich achter het tankklepje aan
de linkerzijde van de auto. Als de brandstofvuldop is zoekgeraakt of be-
schadigd, moet de vervangende dop
geschikt zijn voor deze auto.
OPMERKING: De schuifdeur aan
bestuurderszijde kunt u niet ope-
nen terwijl de brandstofvulklep
open staat. Deze beveiliging werkt
alleen als de schuifdeur volledig
was gesloten toen de brandstofvul-
klep werd geopend.
1. Steek de sleutel van de vuldop in
de slotcilinder en draai de sleutel naar
rechts om de vuldop te ontgrendelen.
2. Draai de tankdop linksom om hem
te verwijderen.
3. U weet dat u de vuldop goed hebt
vastgedraaid als u twee of drie klik-
ken hoort.
302

Page 309 of 404

LET OP!
 Een slecht passende brandstof-vuldop kan schade aan het
brandstofsysteem of aan het
emissieregelsysteem veroorzaken.
Door een slecht passende brand-
stofvuldop kunnen verontreini-
gingen het brandstofsysteem bin-
nendringen en kan het
storingslampje gaan branden om-
dat er brandstofdampen uit het
systeem ontsnappen.
 Voorkom morsen en overlopen van brandstof.WAARSCHUWING!
 Houd alle rookgerei en vuur uitde buurt van het voertuig wan-
neer de tankdop is verwijderd en
u de tank vult.
 Vul nooit brandstof bij wanneer de motor draait. Het storings-
lampje kan dan gaan branden en
er kan brand ontstaan.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
 Er kan brand ontstaan als u een jerrycan vult met benzine terwijl
deze in de auto staat. Dit kan
leiden tot brandwonden. Zet een
jerrycan altijd op de grond tijdens
het vullen.
OPMERKING:
 Wanneer het tankpistool "klikt" of wordt afgesloten, is de brand-
stoftank vol.
 Draai de brandstofvuldop vast tot u een "klikgeluid" hoort. De
klik geeft aan dat de brandstof-
vuldop goed is vastgedraaid.
 Als de tankdop niet goed is dichtgedraaid, kan het storings-
lampje (MIL) gaan branden.
Zorg ervoor dat de tankdop ie-
dere keer dat u bijtankt, goed
wordt dichtgedraaid. TREKKEN VAN EEN
AANHANGER
In dit hoofdstuk vindt u veiligheid-
stips en informatie over wat u redelij-
kerwijs wel en niet met uw auto mag
trekken. Lees deze informatie aan-
dachtig door voordat u met een aan-
hanger gaat rijden.
Volg de vereisten en aanbevelingen
voor het trekken van een aanhanger
uit deze handleiding op, zodat de ga-
rantie zijn geldigheid behoudt.
BEGRIPPEN VOOR HET
TREKKEN VAN EEN
AANHANGER
De onderstaande definities geven een
verklaring voor de volgende begrippen:Maximaal toelaatbaar
totaalgewicht (GVWR)
Het GVWR is het maximaal toelaat-
bare totaalgewicht van de auto. Dit is
inclusief de bestuurder, passagiers, la-
ding en het disselgewicht van de aan-
hanger. De totale belasting moet wor-
den beperkt om zo het GVWR niet te
overschrijden.
303

Page 310 of 404

Maximaal toelaatbaar
aanhangergewicht (GTW)
GTW staat voor het gewicht van de
aanhanger, plus het gewicht van alle
lading, verbruiksgoederen en appara-
tuur (vast of tijdelijk) in of op de
aanhanger in "geladen en gebruiks-
klare" staat. De aanbevolen manier
om het GTW te meten is de geladen
aanhanger op een weegbrug plaatsen.
Het volledige gewicht van de aanhan-
ger moet op de weegbrug rusten.
Maximaal toelaatbaar
treingewicht (GCWR)
GCWR is het totaal toelaatbare ge-
wicht van uw auto in combinatie met
de aanhanger.
OPMERKING: In het GCWR is re-
kening gehouden met een gewicht
van 68 kg voor de bestuurder.Maximaal toelaatbare asbelasting
(GAWR)
Het GAWR is de maximaal toelaat-
bare belasting van de vooras en de
achteras. Verdeel de lading gelijkma-
tig over de voor- en achteras. Zorg
ervoor dat u zowel het GAWR voor de
vooras als voor de achteras niet over-
schrijdt.
WAARSCHUWING!
Het is belangrijk dat het GAWR
zowel voor als achter niet wordt
overschreden. Als een van de waar-
den wordt overschreden, kunnen
gevaarlijke situaties tijdens het rij-
den ontstaan. U kunt de controle
over het stuur verliezen en een on-
geval veroorzaken.
Disselgewicht (TW) van de
aanhanger
Het disselgewicht (TW) is de neer-
waartse kracht die door de aanhang-
wagen wordt uitgeoefend op de trek-
haak. In de meeste gevallen mag dit
niet minder zijn dan 7% of meer dan 10% van de lading van de aanhang-
wagen. Het disselgewicht van de aan-
hanger mag niet hoger zijn dan de
gecertificeerde trekhaakcapaciteit of
de capaciteit van de aanhangerdissel,
welke van beide het laagst is. Het
moet minder zijn dan 4% van de la-
ding van de aanhangwagen, maar niet
minder dan 25 kg. U moet de dissel-
belading beschouwen als een deel van
de belading op uw auto en zijn maxi-
maal toelaatbare asbelasting
(GAWR).
WAARSCHUWING!
Een verkeerd ingesteld koppelsys-
teem kan het rijgedrag, de stabili-
teit verminderen en kan een onge-
luk veroorzaken. Neem contact op
met de fabrikant van de trekhaak
en de aanhanger of een goed be-
kend staande dealer in aanhangers/
caravans voor meer informatie.
304

Page:   < prev 1-10 ... 261-270 271-280 281-290 291-300 301-310 311-320 321-330 331-340 341-350 ... 410 next >