display Lancia Ypsilon 2014 Instructieboek (in Dutch)
Page 169 of 307
STORING ELEKTRISCHE
STUURBEKRACHTIGING
“DUALDRIVE” (rood)
Wanneer de contactsleutel in de stand MAR wordt
gedraaid, gaat dit lampje branden. Het moet
doven kort nadat de motor is gestart.
Als het lampje (of, bij sommige versies, de
melding en het symbool op de display) blijft/
blijven branden, zou de elektrische
stuurbekrachtiging niet meer kunnen werken
waardoor aanzienlijk meer inspanning nodig is om
de auto te besturen. Het sturen blijft echter wel
mogelijk. Neem in dat geval contact op met het
Servicenetwerk.
BELANGRIJK Onder bepaalde omstandigheden
kan het branden van het lampje op het
instrumentenpaneel te wijten zijn aan andere
factoren dan de elektrische stuurbekrachtiging.
Breng in dergelijke gevallen de auto tot stilstand,
zet de motor af en wacht ongeveer 20 seconden
alvorens de motor opnieuw te starten. Als het
lampje (of bij sommige versies, een melding en een
symbool op de display) continu blijft/blijven
branden, neem dan contact op met het Lancia
Servicenetwerk.
BELANGRIJK Als de accu werd losgekoppeld
moet de stuurbekrachtiging worden
geïnitialiseerd. Het lampje gaat branden om dit
aan te geven. Ga hiervoor als volgt te werk: draai
het stuurwiel van het ene uiteinde naar het andere
terwijl op een rechtlijnig traject van ongeveer
honderd meter wordt gereden.
CRUISE CONTROL (groen)
(voor bepaalde versies/markten)
Wanneer de contactsleutel in de stand MAR wordt
gedraaid, gaat dit lampje branden. Het moet
doven kort nadat de motor is gestart als de cruise
control uitgeschakeld is.
Het lampje gaat branden wanneer de draaiknop
van de cruise control in de stand ON wordt
gedraaid (zie de paragraaf “Cruise Control” in het
hoofdstuk "Kennismaking met de auto"); Bij
sommige versies verschijnt een speciale melding
op de display.
165WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTENNOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 170 of 307
DPF (ROETFILTER) WORDT
SCHOONGEMAAKT
(alleen dieselmotoren met DPF) (geel)
Door de contactsleutel in de stand MAR-ON te
draaien, gaat het lampje op het
instrumentenpaneel branden. Enkele seconden na
het starten van de motor moet dit lampje doven.
Het lampje gaat continu branden (bij sommige
versies verschijnen ook een melding en een
symbool op de display) om de bestuurder te
waarschuwen dat het DPF-systeem bezig is met
het verwijderen van de opgehoopte vervuilende
deeltjes (roet) middels regeneratie.
Het lampje zal niet bij elk DPF-regeneratieproces
branden, maar alleen als de rijomstandigheden
van die aard zijn dat de bestuurder hiervan op de
hoogte zou moeten zijn. De auto moet tot aan
het einde van het regeneratieproces in beweging
blijven opdat het lampje dooft.
Een regeneratieproces duurt gemiddeld 15
minuten. De optimale condities voor afronding
van het regeneratieproces worden bereikt door een
rijsnelheid van 60 km/u aan te houden met een
toerental boven 2000/min.Als dit lampje gaat branden, wijst dit niet op een
storing in de auto en moet de auto niet naar een
werkplaatsen worden gebracht. Wanneer het
lampje gaat branden, verschijnt er een specifieke
melding op de display (voor bepaalde versies/
markten, indien van toepassing).
BELANGRIJK
Pas de rijsnelheid aan de
verkeerscondities en
weersomstandigheden aan en neem de
wegenverkeerswetgeving in acht. De motor
afzetten terwijl het DPF lampje brandt is
toegestaan, maar het meermaals
onderbreken van het regeneratieproces kan
leiden tot voortijdig kwaliteitsverlies van
de motorolie. Daarom wordt steeds
aanbevolen te wachten tot het lampje is
gedoofd alvorens de motor af te zetten, zoals
voorheen beschreven. Het wordt sterk
afgeraden de DPF-generatie bij stilstaande
auto te voltooien.
166WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 171 of 307
ALGEMENE STORINGSMELDING
(geel)
(voor bepaalde versies/markten)
Het lampje gaat branden onder de volgende
omstandigheden. Raadpleeg in dergelijke gevallen
het Lancia Servicenetwerk om de storing zo
spoedig mogelijk te verhelpen.
Snelheidslimiet overschreden
(voor bepaalde versies/markten)
Het lampje gaat branden (en er verschijnt een
melding op de display) wanneer de vooringestelde
snelheidslimiet wordt overschreden.
Bij sommige versies verschijnen bij het
overschrijden van deze limiet een melding en een
symbool op de display en wordt een geluidssignaal
voortgebracht.
Storing afsluiter van de brandstoftoevoer
(voor bepaalde versies/markten)
Het lampje gaat branden (en er verschijnt een
melding op de display) wanneer de afsluiter van
de brandstoftoevoer ingrijpt of defect is.
Storing Start&Stop
(voor bepaalde versies/markten)
Het lampje gaat branden (en er verschijnt een
melding op de display) wanneer een storing is het
Start&Stop systeem wordt vastgesteld.Storing regensensor
(voor bepaalde versies/markten)
Het lampje gaat branden (en er verschijnt een
melding op de display) wanneer een storing in de
regensensor wordt vastgesteld.
Storing parkeersensor
(voor bepaalde versies/markten)
Het lampje gaat branden (en er verschijnt een
melding op de display) wanneer een storing in de
parkeersensor wordt vastgesteld.
Storing schemersensor
(voor bepaalde versies/markten)
Het lampje gaat branden (en er verschijnt een
melding op de display) wanneer een storing in de
schemersensor wordt vastgesteld.
Storing oliedruksensor
Versies met multifunctioneel display:de storing
van de oliedruksensor wordt aangegeven met een
brandend lampje op het instrumentenpaneel.
Versies met herconfigureerbaar multifunctioneel
display:de storing van de oliedruksensor wordt
aangegeven met een brandend pictogram op
de display.
167WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTENNOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 172 of 307
STORING BUITENVERLICHTING
(geel)
Dit lampje gaat branden (en bij sommige versies
verschijnen ook een melding en een symbool op de
display) om een defect van een de volgende
lichten aan te geven:
❒dagverlichting (DRLs) (voor bepaalde
versies/markten, indien aanwezig);
❒stadslicht;
❒richtingaanwijzers;
❒mistachterlicht;
❒kentekenverlichting;
❒remlichten (alleen versies met multifunctioneel
display).
De storing kan de volgende oorzaken hebben: een
of meer lampen doorgebrand, de betreffende
zekering(en) doorgebrand of elektrische
verbinding onderbroken.MISTACHTERLICHTEN (geel)
De lampjes gaan branden wanneer het
mistachterlicht wordt ingeschakeld. Ook de led op
de knopgaat branden.
MISTLAMPEN VOOR (groen)
Het lampje gaat branden wanneer de mistlampen
voor worden ingeschakeld. Ook de led boven de
knopgaat branden.STADLICHT EN DIMLICHT
(groen)/FOLLOW ME HOME (groen)
STADSLICHT EN DIMLICHT
Het lampje gaat branden wanneer het stadslicht/
dimlicht wordt ingeschakeld.
FOLLOW ME HOME
Dit lampje gaat branden (en bij sommige versies
verschijnen ook een melding en een symbool op de
display) als deze functie wordt ingeschakeld (zie
paragraaf “Kennismaking met de auto").GROOTLICHT (blauw)
Het lampje gaat branden wanneer het grootlicht
worden ingeschakeld.
168WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 173 of 307
LINKER RICHTINGAANWIJZER
(groen) (knipperend)
Het lampje gaat branden wanneer de
richtingaanwijzer-hendel omlaag of omhoog wordt
verplaatst of wanneer de drukknop voor de
alarmknipperlichten wordt ingedrukt.RECHTER RICHTINGAANWIJZER
(groen) (knipperend)
Het lampje gaat branden wanneer de
richtingaanwijzer-hendel omhoog wordt verplaatst
of, samen met de linker richtingaanwijzer,
wanneer de drukknop voor de
alarmknipperlichten wordt ingedrukt.ELEKTRISCHE
STUURBEKRACHTIGING
“DUALDRIVE” AAN (groen)
Het opschrift CITY verschijnt (bij sommige versies
verschijnt een pictogram op de display) als de
elektrische stuurbekrachtiging “dualdrive” wordt
ingeschakeld. Druk hiervoor op de betreffende
knop A (zie paragraaf “elektrische
stuurbekrachtiging Dualdrive” in het hoofdstuk
"Kennismaking met de auto"). Druk nogmaals op
de knop om het CITY opschrift (of het pictogram
op de display) uit te schakelen.
PORTIEREN/MOTORKAP/
BAGAGERUIMTE OPEN
Het lampje gaat branden (bij sommige versies
verschijnen ook een melding en een pictogram op
de display) wanneer één of meerdere portieren,
de motorkap of de achterklep niet goed gesloten
zijn. Bij geopende portieren en als de auto rijdt
wordt een geluidssignaal voortgebracht.
START&STOP SYSTEEM INSCHAKELEN/
UITSCHAKELEN
STORING START&STOP SYSTEEM
Start&Stop systeem inschakelen
Er verschijnt een melding wanneer het Start&Stop
systeem wordt ingeschakeld. In deze
omstandigheid is de led op de
knop op het
instrumentenpaneel gedoofd (zie “Start&Stop” in
het hoofdstuk "Kennismaking met de auto").
169WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTENNOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 174 of 307
Start&Stop systeem uitschakelen
❒Versies met herconfigureerbaar multifunctioneel
display:wanneer het Start&Stop systeem wordt
uitgeschakeld, verschijnt een melding op de
display.
❒Versies met herconfigureerbaar multifunctioneel
display:wanneer het Start&Stop systeem wordt
uitgeschakeld, verschijnt het symbool
op de
display.
De led op de
knop brandt wanneer het systeem
is uitgeschakeld.
STORING START&STOP SYSTEEM
Versies met multifunctioneel display: het
lampje gaat branden en er verschijnt een
melding op de display wanneer een storing in het
Start&Stop systeem optreedt.
Versies met herconfigureerbaar
multifunctioneel display:het
pictogram gaat
branden en er verschijnt een melding op de
display wanneer een storing in het Start&Stop
systeem optreedt.
Neem contact op met het Lancia Servicenetwerk
als een storing in het Start&Stop systeem optreedt.
KANS OP GLAD WEGDEK
(voor bepaalde versies/markten)
Bij versies met herconfigureerbaar
multifunctioneel display, verschijnt een melding +
symbool op de display wanneer de
buitentemperatuur 3°C of minder bedraagt.
BELANGRIJK Bij een storing van de
buitentemperatuursensor, worden streepjes i.p.v.
temperatuurwaarden op de display weergegeven.
ECO-FUNCTIE INSCHAKELEN/
UITSCHAKELEN (0.9 TwinAir 85 pk versies)
De inschakeling/uitschakeling van de ECO functie
door het indrukken van de betreffende knop (zie
de paragraaf "Bedieningselementen" in het
hoofdstuk "Kennismaking met de auto")
is aangegeven met een melding op de display.
170WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 175 of 307
ASR SYSTEEM
ASR systeem uitschakelen
Het ASR systeem kan worden uitgeschakeld door
op de knop ASR OFF te drukken (zie de paragraaf
"ASR systeem" in het hoofdstuk "Kennismaking
met de auto"). Bij versies met herconfigureerbaar
multifunctioneel display, wordt bij uitschakeling
van het systeem een melding en een symbool op de
display weergegeven; tegelijk gaat ook de led op
de ASR OFF knop branden.SERVICE (GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUDSSCHEMA) VERVALLEN
Wanneer het onderhoudsinterval bijna is vervallen
en de sleutel in de stand MAR wordt gedraaid,
verschijnt de melding "Service" op het
herconfigureerbaar multifunctioneel display,
gevolgd door het aantal resterende kilometers of
mijlen. Neem contact op met het Lancia
Servicenetwerk om de werkzaamheden van het
"Geprogrammeerd onderhoudsschema" te laten
verrichten en de melding te resetten.
171WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTENNOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 214 of 307
ONDERHOUD EN ZORG
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDJuist onderhoud is uiterst belangrijk voor een
lange levensduur van de auto onder optimale
omstandigheden.
Lancia heeft een reeks controles en
onderhoudsbeurten opgesteld die elke 30.000
kilometer (benzineversies) of elke 35.000
kilometer (dieselversies) uitgevoerd moeten
worden.
Vóór 30.000/35.000 km en vervolgens tussen elke
twee servicebeurten is het sowieso nodig om
bepaalde items van het Geprogrammeerde
Onderhoudsplan te controleren (bijv. periodieke
controle van het niveau van de vloeistoffen,
bandenspanning, etc.).
De servicebeurten van het Geprogrammeerde
Onderhoud worden volgens een vast tijdsschema
door het Lancia Servicenetwerk uitgevoerd.
Eventuele reparaties die nodig blijken tijdens het
uitvoeren van de diverse inspecties en controles
van het geprogrammeerd onderhoud, mogen
uitsluitend worden uitgevoerd na toestemming van
de klant. Als de auto dikwijls gebruikt wordt
voor het trekken van aanhangers, dan moet een
korter interval tussen de onderhoudsbeurten
worden aangehouden.WAARSCHUWING
Op 2000 km vóór de volgende servicebeurt zal de
display een melding tonen.
De servicebeurten van het Geprogrammeerde
Onderhoud zijn door de fabrikant voorgeschreven.
Het niet uitvoeren ervan kan het vervallen van
de garantie tot gevolg hebben.
Het is raadzaam het Lancia Servicenetwerk
onmiddellijk te informeren over eventuele kleine
defecten en niet te wachten tot de volgende
servicebeurt.
210WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORGTECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 265 of 307
INHOUDSOPGAVE
INLEIDING .............................................................263
TIPS ......................................................................263
TECHNISCHE GEGEVENS .................................265
Luidsprekers voor Basic Audio specificatie .............265
Luidsprekers voor 360° HI-FI MUSIC specificatie ..265
SNELGIDS ..............................................................266
Algemene functies ..................................................267
Radiofuncties .........................................................268
CD-functies ............................................................268
Media Player functies (alleen bijBlue&Me™) ......269
BEDIENINGSTOETSEN OP STUURWIEL .............270
INLEIDING .............................................................272
FUNCTIES EN AFSTELLINGEN ............................273
INSCHAKELING AUTORADIO .............................273
UITSCHAKELING AUTORADIO ..........................273
RADIOFUNCTIES KIEZEN...................................273
CD-FUNCTIE KIEZEN .........................................274
GEHEUGENFUNCTIE AUDIOBRON ....................274
VOLUMEREGELING ............................................274
MUTE/PAUSE FUNCTIE ......................................274
GELUIDSINSTELLINGEN....................................274
TOONREGELING (lage/hoge tonen) .....................275
BALANSREGELING..............................................275
FADERREGELING ................................................275
LOUDNESSFUNCTIE ...........................................275
EQ-FUNCTIE .......................................................276
FUNCTIE USER EQ SETTINGS ..........................276
MENU....................................................................276
AF SWITCHING functie .......................................277
TRAFFIC INFORMATION functie .........................278REGIONAL MODE functie ...................................279
MP3 DISPLAY functie ...........................................279
SPEED VOLUME functie .....................................279
RADIO ON VOLUME functie ................................280
TELEFOON...........................................................280
AUX OFFSET functie ...........................................281
RADIO OFF functie ..............................................281
SYSTEM RESET functie ........................................282
VOORBEREIDING VOOR INBOUW TELEFOON .282
DIEFSTALBEVEILIGING......................................282
RADIO (TUNER) .....................................................283
INLEIDING ...........................................................283
KEUZE GOLFBAND .............................................283
VOORKEUZETOETSEN .......................................284
OPSLAG VAN LAATST BELUISTERDE
STATION ...............................................................284
AUTOMATISCHE AFSTEMMING .........................284
HANDMATIGE AFSTEMMING .............................284
AUTOSTORE FUNCTIE .......................................284
ONTVANGST VAN NOODBERICHTEN ................285
EON FUNCTIE (Enhanced Other Network)...........285
STEREO-UITZENDINGEN ...................................286
CD-SPELER ............................................................286
INLEIDING ...........................................................286
KEUZE VAN DE CD-SPELER ..............................286
INBRENGEN/UITWERPEN VAN DE CD ..............287
DISPLAY-INFORMATIE ........................................287
KEUZE VAN NUMMER (vooruit/achteruit)...........288
SNEL VOORUIT-/TERUGSPOELEN VAN
NUMMERS ............................................................288
PAUZE-FUNCTIE .................................................288
261
AUTORADIO
Page 266 of 307
CD MP3-SPELER ....................................................288
INLEIDING ...........................................................288
MP3 WERKING .....................................................288
KEUZE VAN MP3-SESSIES OP HYBRIDE
DISKS ....................................................................289
DISPLAY-INFORMATIE ........................................289
KEUZE VAN VOLGENDE/VORIGE MAP.............289
STRUCTUUR VAN DE MAPPEN ..........................290AUX (uitsluitend bij hetBlue&Me™ systeem) ........290
INLEIDING ...........................................................290
AUX MODUS .........................................................290
PROBLEEMOPLOSSING .......................................291
ALGEMEEN ..........................................................291
CD-SPELER ..........................................................291
LEZEN VAN MP3-BESTAND ................................291
262
AUTORADIO