ESP MAZDA MODEL 2 2018 Handleiding (in Dutch)

Page 32 of 735

Rijd niet met een auto met een beschadigde veiligheidsgordel:
Gebruik van een beschadigde veiligheidsgordel is gevaarlijk. Bij een ongeluk kan het
gordelmateriaal van de veiligheidsgordel die op dat moment werd gedragen beschadigd
raken. Een beschadigde veiligheidsgordel kan tijdens een aanrijding geen voldoende
bescherming bieden. Laat een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda
reparateur alle veiligheidsgordelsystemen die tijdens een aanrijding in gebruik waren
inspecteren alvorens deze weer in gebruik te nemen.
Laat uw veiligheidsgordels onmiddellijk vernieuwen als de voorspanner of drukbegrenzer
geactiveerd werd:
Laat na een botsing altijd onmiddellijk een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële
Mazda reparateur de voorspanners van de veiligheidsgordels en de airbags inspecteren. Juist
zoals de airbags functioneren de voorspanners en drukbegrenzers van de veiligheidsgordels
slechts eenmaal en moeten deze na elke botsing waarbij deze geactiveerd werden worden
vernieuwd. Als de voorspanners van de veiligheidsgordels en drukbegrenzers niet vernieuwd
worden, zal het risico van letsel bij een botsing toenemen.
Dragen van de schoudergordel:
Een schoudergordel die op verkeerde wijze wordt gedragen is gevaarlijk. Zorg er steeds voor
dat de schoudergordel over uw schouder en in de nabijheid van uw nek wordt geplaatst,
maar nooit onder de arm, op de nek zelf of op de bovenarm.
Dragen van de heupgordel:
Een heupgordel die te hoog wordt gedragen is gevaarlijk. Bij een aanrijding wordt de schok
van de botsing dan rechtstreeks op de onderbuik overgebracht, hetgeen ernstig letsel kan
veroorzaken. Zorg er voor dat de heupgordel nauwsluitend past en draag deze zo laag
mogelijk om de heupen.
Instructies voor gebruik van de veiligheidsgordels:
Veiligheidsgordels dienen op het beenderstelsel van het lichaam te drukken en behoren laag
om de voorzijde van het bekken, of om het bekken, de borst en schouders gedragen te
worden, al naargelang van toepassing; het dragen van de heupgordel rondom de buik dient
vermeden te worden.
Veiligheidsgordels behoren zo nauwsluitend mogelijk afgesteld te worden, in
overeenstemming met comfort, om de bescherming te kunnen bieden waarvoor zij bestemd
zijn. Een gordel die niet voldoende gespannen is zal de drager ervan aanzienlijk minder
bescherming kunnen bieden.
Zorg ervoor verontreiniging van het gordelmateriaal door schoonmaakmiddelen, olie en
chemische middelen, in het bijzonder accuzuur, te voorkomen. De gordels kunnen het
veiligste gereinigd worden met een oplossing van zachte zeep en water. Vernieuw de gordels
als het materiaal gerafeld, verontreinigd of beschadigd is.
%HODQJULMNHYHLOLJKHLGVXLWUXVWLQJ
9HLOLJKHLGVJRUGHOV\VWHHP


Page 35 of 735

9HLOLJKHLGVJRUGHOV
▼9DVWPDNHQYDQGHYHLOLJKHLGVJRUGHOV
Veiligheidsgordelgesp
Veiligheidsgordeltong
3ODDWVGHKHXSJRUGHO]RODDJPRJHOLMN
QLHWRSGHRQGHUEXLNHQVWHOYHUYROJHQVGH
VFKRXGHUJRUGHO]RGDQLJDIGDWGH]H
QDXZVOXLWHQGRPXZOLFKDDPSDVW
Laag om de
heupen
houden
Te hoogAantrekken
▼▼/RVPDNHQYDQGHYHLOLJKHLGVJRUGHOV
'UXNGHNQRSRSGHYHLOLJKHLGVJRUGHOJHVSLQ
$OVGHJRUGHOQLHWYROOHGLJZRUGWRSJHUROG
GH]HQDDUEXLWHQWUHNNHQHQRSYHUGUDDLLQJHQ
NQLNNHQLQVSHFWHUHQ.LMNYHUYROJHQVRIELM
KHWRSUROOHQGHJRUGHORQYHUGUDDLGEOLMIW
Knop
OPMERKING
Als een gordel niet volledig wordt opgerold,
deze op verdraaiing en knikken inspecteren.
Als de gordel dan nog steeds niet correct
wordt opgerold, deze door een deskundige
reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda
reparateur laten inspecteren.
▼▼9RRUVWHVFKRXGHUJRUGHODIVWHOOHU
Hoger zetten Lager zetten
/HWHURSGDWGHDIVWHOOHUYHUJUHQGHOGLV
%HODQJULMNHYHLOLJKHLGVXLWUXVWLQJ
9HLOLJKHLGVJRUGHOV\VWHHP


Page 61 of 735

Breng geen wijzigingen aan een voorportier aan en laat geen beschadigingen onhersteld.
Laat een beschadigd voorportier altijd door een deskundige reparateur, bij voorkeur een
officiële Mazda-reparateur inspecteren:
Het aanbrengen van wijzigingen aan een voorportier of het niet herstellen van
beschadigingen is gevaarlijk. Elk van de voorportieren is voorzien van een zij-impactsensor
welke onderdeel vormt van het aanvullend beveiligingssysteem. Als gaten worden geboord in
een voorportier, een portierluidspreker blijvend wordt verwijderd, of een beschadigd portier
niet wordt hersteld, kan de werking van de sensor nadelig beïnvloed worden zodat deze de
druk van de impact van een zijdelingse botsing niet meer correct kan bespeuren. Als een
sensor een zijdelingse botsing niet correct kan bespeuren, bestaat de kans dat de zij- en
gordijn-airbags en de voorspanner van de voorste veiligheidsgordel niet normaal
functioneren waardoor de inzittenden ernstig letsel kunnen oplopen.
Breng geen wijzigingen aan in het aanvullend beveiligingssysteem:
Het aanbrengen van wijzigingen in de onderdelen of de bedrading van het aanvullend
beveiligingssysteem is gevaarlijk. U kunt het per ongeluk in werking stellen of buiten gebruik
stellen. Breng geen enkele wijziging aan in het aanvullend beveiligingssysteem. Hieronder
vallen het aanbrengen van stuurbekleding, etiketten of wat dan ook op de airbagmodules.
Hieronder valt ook het installeren van extra elektrische apparatuur op of nabij de onderdelen
en de bedrading van het systeem. Een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda
reparateur kan de speciale aandacht besteden die bij het uitbouwen en inbouwen van de
voorzittingen nodig is. Het is van belang de bedrading en de aansluitingen van de airbag te
beschermen om er voor te zorgen dat de airbags niet per ongeluk in werking treden en dat de
bestuurdersstoelpositiesensor niet beschadigd wordt en de airbag-aansluiting van de
zittingen onbeschadigd blijft.
Plaatsen geen bagage of overige voorwerpen onder de voorzittingen:
Het plaatsen van bagage of overige voorwerpen onder de voorzittingen is gevaarlijk. De kans
bestaat dat onderdelen die essentieel zijn voor de werking van het aanvullend
beveiligingssysteem beschadigd worden en in het geval van een botsing aan de zijkant is het
mogelijk dat de bijbehorende airbags niet geactiveerd worden, hetgeen ernstig of dodelijk
letsel tot gevolg kan hebben. Om beschadiging van onderdelen die essentieel zijn voor de
werking van het aanvullend beveiligingssysteem te voorkomen, geen bagage of andere
voorwerpen onder de voorzittingen plaatsen.
%HODQJULMNHYHLOLJKHLGVXLWUXVWLQJ
656DLUEDJV


Page 133 of 735

.LH]HQYDQGHMXLVWHVQHHXZNHWWLQJHQ
(XURSD
0D]GDJHHIWGHYRRUNHXUDDQKHWJHEUXLN
YDQNHWWLQJHQPHW]HVKRHNLJHVWDOHQ
VSDQULQJHQ.LHVKHWMXLVWHW\SH
RYHUHHQNRPVWLJXZEDQGHQPDDW

%DQGHQPDDW 6QHHXZNHWWLQJ
5 =HVKRHNLJW\SH
5

=HVKRHNLJW\SH

 $OOHHQDDQEUHQJHQRS6.<$&7,9*PHW
YHUVQHOOLQJKDQGJHVFKDNHOGHYHUVQHOOLQJVEDN
(XURSD 
OPMERKING
Alhoewel Mazda de voorkeur geeft aan het
gebruik van kettingen met zeshoekige
stalen spanringen, mogen alle soorten
kettingen worden gebruikt die binnen de
aangegeven montagespecificaties vallen.
0RQWDJHVSHFLILFDWLH (XURSD
%LMKHWDDQEUHQJHQYDQGH
VQHHXZNHWWLQJHQGLHQWGHDIVWDQGWXVVHQ
KHWEDQGSURILHOHQGHNHWWLQJ]LFKELQQHQ
GHYRRUJHVFKUHYHQOLPLHWHQWHEHYLQGHQ
]RDOVDDQJHJHYHQLQRQGHUVWDDQGHWDEHO
$IVWDQG HHQKHLGPP
$%
0D[ 0D[

ZijaanzichtAanzicht in doorsnedeBand
A
B
$DQEUHQJHQYDQVQHHXZNHWWLQJHQ
 $OVXZDXWRXLWJHUXVWLVPHW
ZLHOGRSSHQGH]HYHUZLMGHUHQRP
EHNUDVVLQJYHURRU]DDNWGRRUGH
VSDQULHPHQWHYRRUNRPHQ
 %UHQJGHVQHHXZNHWWLQJHQ]RVWUDN
PRJHOLMNRSGHYRRUEDQGHQDDQ9ROJ
GDDUELMVWHHGVGHLQVWUXFWLHVYDQGH
IDEULNDQW
 7UHNQDKHWULMGHQYDQ

Page 176 of 735

OPMERKING
•(Met automatische
verlichtingsregeling)
Wanneer het contact in de vroege avond
of bij schemering op ON wordt gezet,
wordt de dashboardverlichting
gedurende enkele seconden gedimd
totdat de lichtsensor de helderheid van
de omgeving bespeurt, echter het is
mogelijk dat na het bespeuren van de
helderheid de dimmer wordt
uitgeschakeld.
•Wanneer de positielampen worden
ingeschakeld, gaat het indicatielampje
van de positielampen in de
instrumentengroep branden.
Zie Koplampen op pagina 4-65.
'HKHOGHUKHLGYDQGHLQVWUXPHQWHQJURHS
HQGDVKERDUGYHUOLFKWLQJHQNXQQHQ
DIJHVWHOGZRUGHQGRRUKHWGUDDLHQYDQGH
NQRS
•'RRUGHNQRSQDDUOLQNVWHGUDDLHQ
QHHPWGHKHOGHUKHLGDI:DQQHHUGH
NQRSQDDUGHPD[LPDOHGLPVWDQGLV
JHGUDDLGNOLQNWHUHHQSLHSWRRQ
•'RRUGHNQRSQDDUUHFKWVWHGUDDLHQ
QHHPWGHKHOGHUKHLGWRH
Gedimd
Helder
)XQFWLHYRRUXLWVFKDNHOHQYDQGH
YHUOLFKWLQJVGLPPHU
:DQQHHUKHWFRQWDFWRS21VWDDWHQGH
LQVWUXPHQWHQJURHSJHGLPGZRUGWNDQGH
YHUOLFKWLQJVGLPPHUXLWJHVFKDNHOGZRUGHQ
GRRUGHGDVKERDUGYHUOLFKWLQJVNQRSQDDU
UHFKWVWHGUDDLHQWRWGDWHUHHQSLHSWRRQ
NOLQNW$OVGH]LFKWEDDUKHLGYDQGH
LQVWUXPHQWHQJURHSDOVJHYROJYDQ
OLFKWLQYDOYDQEXLWHQLVYHUPLQGHUGGH
YHUOLFKWLQJVGLPPHUXLWVFKDNHOHQ
OPMERKING
•Wanneer de verlichtingsdimmer is
uitgeschakeld, kan de
instrumentengroep niet gedimd worden
als de positielampen zijn ingeschakeld.
•Wanneer de verlichtingsdimmer wordt
uitgeschakeld, schakelt het scherm in de
middendisplay over naar de constante
weergave van het dagscherm.
▼▼%XLWHQWHPSHUDWXXUGLVSOD\
:DQQHHUKHWFRQWDFWRS21ZRUGWJH]HW
ZRUGWGHEXLWHQWHPSHUDWXXUJHWRRQG

OPMERKING
•Onder de volgende omstandigheden kan
de getoonde buitentemperatuur afwijken
van de werkelijke buitentemperatuur,
afhankelijk van de directe omgeving en
de omstandigheden waarin de auto zich
bevindt:
•Beduidend lage of hoge temperaturen.
•Plotselinge veranderingen in
buitentemperatuur.
7LMGHQVKHWULMGHQ
,QVWUXPHQWHQJURHSHQGLVSOD\

%HSDDOGHPRGHOOHQ

Page 219 of 735

9RRUUXLWHQZLVVHUVHQ
UXLWHQVSURHLHU
9RRUJHEUXLNYDQGHUXLWHQZLVVHUVPRHW
KHWFRQWDFWRS21VWDDQ
:$$56&+8:,1*
Gebruik steeds gewoon water of
ruitensproeiervloeistof in het reservoir:
Gebruik van radiateur-antivries in plaats
van sproeiervloeistof is gevaarlijk. Als dit op
de voorruit gesproeid wordt, zal de voorruit
hierdoor verontreinigd worden en uw
uitzicht belemmerd worden. Dit kan een
ongeluk tot gevolg hebben.
Gebruik uitsluitend ruitensproeiervloeistof
gemengd met anti-vries bescherming bij
temperaturen onder het vriespunt:
Het gebruik van ruitensproeiervloeistof
zonder anti-vries bescherming bij
temperaturen onder het vriespunt is
gevaarlijk, aangezien dit op de voorruit kan
bevriezen en uw uitzicht kan belemmeren
waardoor een ongeluk veroorzaakt kan
worden. Zorg er bovendien voor dat de
voorruit voldoende is opgewarmd met
behulp van de voorruitontwaseming
alvorens ruitensproeiervloeistof te
sproeien.
OPMERKING
Als de voorruitenwissers tijdens koude
weersomstandigheden of sneeuwval
worden gebruikt, is het mogelijk deze als
gevolg van opeenhoping van sneeuw op de
voorruit stoppen. Als de voorruitenwissers
als gevolg van opeenhoping van sneeuw
op de voorruit stoppen, de auto op een
veilige plaats tot stilstand brengen, de
ruitenwisserschakelaar uitzetten en
vervolgens de opeengehoopte sneeuw
verwijderen. Als de
ruitenwisserschakelaar in een andere
stand dan OFF wordt gezet, zullen de
ruitenwissers gaan werken. Raadpleeg zo
spoedig mogelijk een deskundige
reparateur, bij voorkeur een officiële
Mazda reparateur, als de ruitenwissers
niet werken terwijl de
ruitenwisserschakelaar in een andere
stand dan OFF is gezet.
▼9RRUUXLWHQZLVVHUV
6FKDNHOGHUXLWHQZLVVHUVLQGRRUGHKHQGHO
RPKRRJRIRPODDJWHGUXNNHQ
0HWLQWHUYDOUXLWHQZLVVHU
7LMGHQVKHWULMGHQ
6FKDNHODDUVHQUHJHODDUV


Page 224 of 735

.RSODPSVSURHLHU
'HPRWRUGLHQWJHVWDUWWH]LMQHQGH
NRSODPSHQGLHQHQLQJHVFKDNHOGWH]LMQ

$OVXGHNRSODPSVSURHLHUVZLOWJHEUXLNHQ
GHUXLWHQZLVVHUKHQGHOWZHHPDDOQDDUXWRH
WUHNNHQ

Ruitensproeier UIT
OPMERKING
•Wanneer na het inschakelen van de
koplampen de voorruitensproeier voor
de eerste keer wordt gebruikt, werken de
koplampsproeiers automatisch.
•Als er lucht in de
koplampsproeiervloeistofleiding
aanwezig is, bijvoorbeeld in gevallen
wanneer de auto pas nieuw is of nadat
een leeg sproeiervloeistofreservoir
opnieuw met sproeiervloeistof gevuld is,
zal wanneer de ruitenwisserhendel
bediend wordt geen sproeiervloeistof
gesproeid worden. Volg in dit geval
onderstaande procedure:
1. Start de motor.
2. Schakel de koplampen in.
3. Trek de ruitenwisserhendel
herhaalde malen tweemaal naar u
toe totdat de sproeiervloeistof naar
buiten sproeit.
$FKWHUUXLWYHUZDUPLQJ
'HDFKWHUUXLWYHUZDUPLQJRQWGRHWGH
DFKWHUUXLWYDQZDVHP

9RRUJHEUXLNYDQGHDFKWHUUXLWYHUZDUPLQJ
PRHWKHWFRQWDFWRS21VWDDQ

'UXNRSGHVFKDNHODDURPGH
DFKWHUUXLWYHUZDUPLQJLQWHVFKDNHOHQ'H
DFKWHUUXLWYHUZDUPLQJIXQFWLRQHHUW
JHGXUHQGHRQJHYHHUPLQXWHQHQZRUGW
GDQDXWRPDWLVFKXLWJHVFKDNHOG
:DQQHHUGHDFKWHUUXLWYHUZDUPLQJLQ
ZHUNLQJLVEUDQGWKHWLQGLFDWLHODPSMH

'UXNQRJPDDOVRSGHVFKDNHODDURPGH
DFKWHUUXLWYHUZDUPLQJXLWWHVFKDNHOHQ
DOYRUHQVGHPLQXWHQ]LMQYHUVWUHNHQ
+DQGEHGLHQGHDLUFRQGLWLRQLQJ
Indicatielampje
7LMGHQVKHWULMGHQ
6FKDNHODDUVHQUHJHODDUV

%HSDDOGHPRGHOOHQ

Page 236 of 735

23*(/(7
¾Wanneer de volgende punten niet in
acht worden genomen bestaat de kans
dat het DSC systeem niet correct werkt:
¾Gebruik banden van de juiste maat die
voor uw Mazda zijn
gespecificeerd op
alle vier wielen.
¾Gebruik banden van dezelfde
fabrikant, soort en profielpatroon op
alle vier wielen.
¾Niet tezamen gebruiken met versleten
banden.
¾Het is mogelijk dat het DSC systeem niet
correct functioneert wanneer
sneeuwkettingen worden gebruikt of
wanneer een noodreservewiel is
gemonteerd omdat de diameter van de
band verandert.
▼7&6'6&LQGLFDWLHODPSMH
'LWLQGLFDWLHODPSMHEOLMIWJHGXUHQGHHQNHOH
VHFRQGHQEUDQGHQZDQQHHUKHWFRQWDFWRS
21JH]HWZRUGW$OVKHW7&6RI'6&
V\VWHHPLQZHUNLQJLVJDDWKHW
LQGLFDWLHODPSMHNQLSSHUHQ

$OVKHWODPSMHEOLMIWEUDQGHQLVHU
PRJHOLMNHHQGHIHFWLQKHW7&6'6&RI
KHWUHPEHNUDFKWLJLQJVV\VWHHPHQEHVWDDW
GHNDQVGDWGH]HQLHWFRUUHFWIXQFWLRQHUHQ
%UHQJXZDXWRQDDUHHQGHVNXQGLJH
UHSDUDWHXUELMYRRUNHXUHHQRIILFLsOH
0D]GDUHSDUDWHXU
▼'6&2))LQGLFDWLHODPSMH
'LWLQGLFDWLHODPSMHEOLMIWJHGXUHQGHHQNHOH
VHFRQGHQEUDQGHQZDQQHHUKHWFRQWDFWRS
21JH]HWZRUGW
'LWODPSMHJDDWRRNEUDQGHQZDQQHHURS
GH'6&2))VFKDNHODDUZRUGWJHGUXNWHQ
KHW7&6'6&V\VWHHPZRUGW
XLWJHVFKDNHOG
=LHGH'6&2))VFKDNHODDURSSDJLQD


$OVKHWODPSMHEOLMIWEUDQGHQZDQQHHUKHW
7&6'6&V\VWHHPQLHWZRUGW
XLWJHVFKDNHOGXZDXWRQDDUHHQ
GHVNXQGLJHUHSDUDWHXUELMYRRUNHXUHHQ
RIILFLsOH0D]GDUHSDUDWHXUEUHQJHQ(ULV
PRJHOLMNHHQGHIHFWLQKHW'6&V\VWHHP
▼'6&2))VFKDNHODDU
'UXNRSGH'6&2))VFKDNHODDURPKHW
7&6'6&V\VWHHPXLWWHVFKDNHOHQ+HW
'6&2))LQGLFDWLHODPSMHLQGH
LQVWUXPHQWHQJURHSJDDWEUDQGHQ
7LMGHQVKHWULMGHQ
$%67&6'6&


Page 259 of 735

De functies van het LDWS hebben beperkingen:
Blijf altijd uw baan aanhouden met behulp van het stuurwiel en rijd voorzichtig. Het systeem
is niet bestemd is om compensatie te geven voor onvoldoende voorzichtigheid van de
bestuurder en als u teveel op het LDWS vertrouwt kan dit tot ongelukken leiden. De
bestuurder is verantwoordelijk voor het veilig uitvoeren van rijstrookveranderingen en
overige manoeuvres. Let altijd nauwkeurig op de richting waarin de auto rijdt en de directe
omgeving ervan.
23*(/(7
Geen wijzigingen aan de vering aanbrengen. Als de hoogte van de auto of de
dempingskracht van de vering wordt gewijzigd, kan het LDWS niet juist functioneren.
OPMERKING
•Als uw auto van zijn rijstrook afwijkt, wordt het LDWS in werking gesteld
(waarschuwingsgeluid en indicatielampje). Stuur de auto adequaat bij om de auto weer
naar het midden van de rijstrook te brengen.
•Wanneer de richtingaanwijzerhendel wordt bediend om van rijstrook te veranderen, wordt
de LDWS waarschuwing automatisch uitgeschakeld. De LDWS waarschuwing wordt
werkzaam wanneer de richtingaanwijzerhendel teruggezet wordt en het systeem de witte
of gele strepen bespeurt.
•Als het stuurwiel, het gaspedaal of het rempedaal abrupt worden bediend en de auto dicht
in de buurt van een witte of gele streep komt, bepaalt het systeem dat de bestuurder van
rijstrook verandert en wordt de LDWS waarschuwing automatisch uitgeschakeld.
•Het is mogelijk dat het LDWS niet functioneert tijdens de periode onmiddellijk nadat de
auto van zijn rijstrook is afgeweken en het LDWS in werking is getreden, of wanneer de
auto binnen een korte periode van tijd herhaalde malen van de rijstrook is afgeweken.
•Het LDWS functioneert niet als de witte of gele strepen van de rijstrook niet bespeurd
worden.
•Onder de volgende omstandigheden bestaat de kans dat het LDWS de witte of gele strepen
niet correct kan bespeuren en dat het LDWS niet juist functioneert.
•Als een voorwerp dat op het instrumentenpaneel geplaatst is in de voorruit weerkaatst
wordt en door de camera wordt opgenomen.
•Wanneer er zware bagage in de bagageruimte of op de achterzitting is geplaatst en de
auto overhelt.
•Wanneer de bandenspanning niet op de voorgeschreven druk is afgesteld.
•Wanneer de auto op de oprit/afrit van de pleisterplaats of het tolhek van een snelweg
rijdt.
•Wanneer de witte of gele strepen minder goed zichtbaar zijn doordat deze vuil zijn of de
verf afgesleten is.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 261 of 735

▼:DQQHHUKHWV\VWHHPLQZHUNLQJLV
 :DQQHHUGH/':62))VFKDNHODDU
ZRUGWLQJHGUXNWJDDWKHWV\VWHHPRYHU
QDDUVWDQGE\HQJDDWKHW/':62))
LQGLFDWLHODPSMHLQGH
LQVWUXPHQWHQJURHSXLW
 5LMGWHUZLMOKHW/':62))
LQGLFDWLHODPSMHXLWLVQDDUKHWPLGGHQ
YDQGHULMVWURRN+HWV\VWHHP]DO
EHJLQQHQWHIXQFWLRQHUHQZDQQHHUDDQ
DOOHRQGHUVWDDQGHYRRUZDDUGHQLV
YROGDDQ
•'HDXWRULMGWLQKHWPLGGHQYDQGH
ULMVWURRNPHWGHZLWWHRIJHOHVWUHSHQ
DDQGHOLQNHURIUHFKWHU]LMGHRIDDQ
ZHHUV]LMGHQ
•'HULMVQHOKHLGLVRQJHYHHUNPK
RIKRJHU
•'HDXWRULMGWRSHHQUHFKWHZHJRIRS
HHQZHJPHWIODXZHERFKWHQ
+HW/':6V\VWHHPZHUNWQLHWLQGH
YROJHQGHJHYDOOHQ
•+HWV\VWHHPNDQGHZLWWHRIJHOH
VWUHSHQQLHWEHVSHXUHQ
•'HULMVQHOKHLGLVPLQGHUGDQ
RQJHYHHUNPK
•'HDXWRPDDNWHHQVFKHUSHERFKW
•'HDXWRPDDNWHHQERFKWPHWHHQ
QLHWDDQJHSDVWHVQHOKHLG
OPMERKING
•Het LDWS functioneert niet totdat het
systeem een witte of gele streep aan de
linker- of rechterzijde heeft bespeurd.
•Wanneer het systeem een witte of gele
streep enkel aan één zijde bespeurt,
activeert het systeem alleen de
waarschuwing wanneer de auto afwijkt
aan de zijde waar de witte of gele streep
bespeurd wordt.
•De afstand- en
waarschuwingsgevoeligheid die door
het systeem wordt gebruikt om de
mogelijkheid van een rijstrookafwijking
te bepalen kan gewijzigd worden.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-13.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page:   1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 ... 50 next >