sensor MAZDA MODEL 2 2019 Handleiding (in Dutch)

Page 207 of 827

¾Zorg er voor dat de auto volledig tot
stilstand is gebracht alvorens naar stand
R over te schakelen. Overschakelen naar
stand R terwijl de auto nog in beweging
is kan beschadiging van de
versnellingsbak tot gevolg hebben.
OPMERKING
xIndien het moeilijk is in naar stand R te
schakelen, naar de vrijstand
terugschakelen, het koppelingspedaal
loslaten en vervolgens nogmaals
proberen.
x(Met i-stop functie)
Als de motor als gevolg van afslaan is
gestopt, kan deze opnieuw worden
gestart door het koppelingspedaal in te
trappen binnen 3 seconden nadat de
motor is gestopt.
De motor kan onder de volgende
omstandigheden ook als het
koppelingspedaal wordt ingetrapt niet
opnieuw worden gestart:
xHet bestuurdersportier geopend is.
xDe veiligheidsgordel van de
bestuurder is niet vastgemaakt.
xNa het afslaan van de motor is het
koppelingspedaal niet volledig
losgelaten.
xHet koppelingspedaal wordt ingetrapt
terwijl de motor niet volledig is
stopgezet.
x(Met parkeersensorsysteem)
Wanneer het contact op ON staat en de
versnellingshendel in de stand R wordt
gezet, wordt het parkeersensorsysteem
geactiveerd en klinkt er een zoemtoon.
Zie Parkeersensorsysteem op pagina
4-253.
▼6FKDNHOVWDQGLQGLFDWLHODPSMH *6,
+HW*6,GLHQWDOVKXOSYRRUYHUPLQGHULQJ
YDQKHWEUDQGVWRIYHUEUXLNHQKHW
YHUNULMJHQYDQEHWHUHULMSUHVWDWLHV'H]H
WRRQWGHJHVHOHFWHHUGHVFKDNHOVWDQGLQGH
LQVWUXPHQWHQJURHSHQUDDGWWHYHQVGH
EHVWXXUGHUDDQRYHUWHVFKDNHOHQQDDUGH
VFKDNHOVWDQGGLHKHWEHVWHSDVWELMGH
KXLGLJHULMRPVWDQGLJKHGHQ

Geselecteerde
schakelstandGeschikte
schakelstand
$DQGXLGLQJ &RQGLWLH
1XPPHU'HJHVHOHFWHHUGHVFKDNHOVWDQG
ZRUGWJHWRRQG
HQQXPPHU2SVFKDNHOHQRIWHUXJVFKDNHOHQ
QDDUGHDDQJHJHYHQVFKDNHOVWDQG
ZRUGWDDQEHYROHQ
23*(/(7
Vertrouw niet enkel op de opschakel/
terugschakel-aanbevelingen van de
indicaties. Het is mogelijk dat bij werkelijke
rijomstandigheden anders geschakeld
moet worden dan de indicatielampjes
aangeven. Om het risico van ongevallen te
voorkomen, dient de bestuurder alvorens
te schakelen de weg- en
verkeersomstandigheden correct te
beoordelen.
7LMGHQVKHWULMGHQ
%HGLHQLQJYDQGHKDQGJHVFKDNHOGHYHUVQHOOLQJVEDN


Page 225 of 827

23*(/(7
¾De lichtsensor niet afdekken door een sticker of een label op de voorruit te plakken. Anders
zal de lichtsensor niet correct functioneren.

¾De lichtsensor functioneert ook als een regensensor voor de automatische
ruitenwisserregeling. Houd handen en ruitenkrabbers uit de buurt van de voorruit wanneer
de ruitenwisserhendel in de AUTO stand staat en het contact op ON gezet is, aangezien
vingers beklemd kunnen raken of de ruitenwissers en wisserbladen beschadigd kunnen
worden wanneer de ruitenwissers automatisch in werking gesteld worden. Als u de voorruit
gaat reinigen, er op letten dat de ruitenwissers volledig zijn uitgeschakeld Š dit is vooral
belangrijk bij het verwijderen van ijs en sneeuw Š wanneer het bijzonder verleidelijk is om
de motor te laten draaien.
OPMERKING
xDe koplampen, overige buitenverlichting en dashboardverlichting gaan mogelijk niet
onmiddellijk uit in het geval de omgeving ineens helder verlicht wordt, aangezien de
lichtsensor bepaalt dat het avond is als de omgeving gedurende enkele minuten continu
donker is, zoals bijvoorbeeld in lange tunnels, bij files in tunnels of in parkeergarages.
In dit geval wordt de verlichting uitgeschakeld als de lichtschakelaar naar de stand OFF
gedraaid wordt.
xWanneer de koplampschakelaar in de stand AUTO staat en het contact op ACC gezet
wordt of uitgezet wordt, zullen de koplampen, de overige buitenverlichting en de
dashboardverlichting uitgeschakeld worden.
xDe dashboardverlichting kan afgesteld worden door het draaien van de knop in de
instrumentengroep. Ook kan de dag/nachtstand veranderd worden door de knop te
draaien totdat er een pieptoon gegeven wordt. Afstellen van de helderheid van de
dashboardverlichting: Zie Dashboardverlichting op pagina 4-32.
xDe gevoeligheid van de AUTO lampen kan gewijzigd worden door een officiële Mazda
reparateur. Zie Gebruikersinstellingen op pagina 9-15.
7LMGHQVKHWULMGHQ
6FKDNHODDUVHQUHJHODDUV


Page 233 of 827

23*(/(7
¾De regensensor niet afdekken door een
sticker of een label op de voorruit te
plakken. Anders zal de regensensor niet
correct functioneren.
¾Wanneer de ruitenwisserhendel in de
AUTO stand staat en het contact op ON
wordt gezet, is het mogelijk dat de
ruitenwissers in de volgende gevallen
automatisch in beweging gezet worden:
¾Als de voorruit boven de regensensor
wordt aangeraakt of met een doek
wordt afgeveegd.
¾Als vanaf de buitenzijde of binnenzijde
van de auto met een hand of ander
voorwerp tegen de voorruit wordt
gestoten.
Houd handen en ruitenkrabbers uit de
buurt van de voorruit wanneer de
ruitenwisserhendel in de AUTO stand
staat en het contact op ON gezet is,
aangezien vingers beklemd kunnen
raken of de ruitenwissers en
wisserbladen beschadigd kunnen
worden wanneer de ruitenwissers
automatisch in werking gesteld worden.
Als u de voorruit gaat reinigen, er op
letten dat de ruitenwissers volledig zijn
uitgeschakeld (wanneer de kans het
grootst is dat de motor aan blijft) Šdit is
vooral belangrijk bij het verwijderen van
ijs en sneeuw.
OPMERKING
xDoor de automatische
ruitenwisserhendel tijdens het rijden van
de OFF stand naar de AUTO stand over
te schakelen, worden de
voorruitenwissers eenmaal geactiveerd,
waarna ze zullen functioneren
overeenkomstig de hoeveelheid
regenval.
xHet is mogelijk dat de automatische
ruitenwisserregeling niet functioneert
wanneer de temperatuur van de
regensensor ongeveer -10 °C of lager is,
of ongeveer 85 °C of hoger is.
xAls een waterafstotende laag op de
voorruit wordt aangebracht, kan de
regensensor de hoeveelheid regenval
niet correct aftasten en bestaat de kans
dat de automatische
ruitenwisserregeling niet juist
functioneert.
7LMGHQVKHWULMGHQ
6FKDNHODDUVHQUHJHODDUV


Page 234 of 827

xAls vuil of vreemde bestanddelen (zoals
ijs of materie welke zout water bevat)
zich op de voorruit boven de
regensensor zijn gaan vasthechten of als
de voorruit met ijs bedekt is, kan dit tot
gevolg hebben dat de ruitenwissers
automatisch in beweging gezet worden.
Als echter de ruitenwissers dit ijs, vuil of
de vreemde bestanddelen niet kunnen
verwijderen, zal de automatische
ruitenwisserregeling stoppen met
functioneren. Zet in dit geval de
ruitenwisserhendel in de stand voor lage
snelheid of hoge snelheid voor
handbedieningsregeling of verwijder het
ijs, vuil of de vreemde bestanddelen met
de hand om de automatische
ruitenwisserregeling te herstellen.
xAls u de automatische
ruitenwisserhendel in de AUTO stand
laat staan, kunnen de ruitenwissers door
het effect van sterke lichtbronnen,
elektromagnetische golven of infrarood
licht automatisch in werking treden,
omdat voor de regensensor een optische
sensor wordt gebruikt. Het wordt
aanbevolen de automatische
ruitenwisserhendel in de OFF stand te
laten staan, behalve tijdens het rijden bij
regenachtig weer.
xDe regelfuncties van de automatische
ruitenwisser kunnen uitgeschakeld
worden.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-15.
▼9RRUUXLWHQVSURHLHU
9RRUKHWVSURHLHQYDQVSURHLHUYORHLVWRIGH
KHQGHOQDDUXWRHWUHNNHQHQYDVWKRXGHQ

Ruitensproeier UIT
OPMERKING
Als de voorruitensproeier wordt gebruikt
terwijl de voorruitenwissers niet zijn
ingeschakeld, zullen de voorruitenwissers
enkele wisbewegingen maken.
,QGLHQGHUXLWHQVSURHLHUQLHWZHUNWKHW
YORHLVWRIQLYHDXLQVSHFWHUHQ SDJLQD
 $OVKHWYORHLVWRIQLYHDXLQRUGHLV
UDDGSOHHJGDQHHQGHVNXQGLJHUHSDUDWHXU
ELMYRRUNHXUHHQRIILFLsOH
0D]GDUHSDUDWHXU 
7LMGHQVKHWULMGHQ
6FKDNHODDUVHQUHJHODDUV


Page 279 of 827

:$$56&+8:,1*
Controleer altijd visueel de omgeving alvorens de rijstrookverandering daadwerkelijk uit te
voeren:
Het systeem is enkel bedoeld om bij het maken van een rijstrookverandering u te helpen op
achteropkomende voertuigen te controleren. Als gevolg van bepaalde beperkingen ten
aanzien van de werking van dit systeem, bestaat de kans dat het BSM
waarschuwingsindicatielampje, het waarschuwingsgeluid en de weergave van een
waarschuwingsindicatie op het scherm niet of met vertraging wordt geactiveerd, alhoewel er
zich een voertuig in de naastgelegen rijstrook bevindt. Neem het als bestuurder altijd tot uw
verantwoordelijkheid te controleren op achteropkomend verkeer.
OPMERKING
xDe BSM functioneert wanneer aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan:
xHet contact wordt op ON gezet.
xDe BSM OFF schakelaar wordt ingedrukt en het BSM OFF indicatielampje gaat uit.
xDe rijsnelheid is ongeveer 30 km/h of hoger.
xDe BSM zal onder de volgende omstandigheden niet functioneren.
xDe rijsnelheid valt terug tot beneden ongeveer 25 km/h alhoewel het BSM OFF
indicatielampje uit is.
xDe versnellingshendel (handgeschakelde versnellingsbak)/keuzehendel (automatische
transmissie) wordt in stand R gezet en de auto rijdt achteruit.
xBij een kleine draaicirkel (maken van een scherpe bocht, afslaan op kruisingen).
xIn de volgende gevallen gaat het BSM OFF indicatielampje branden en wordt de werking
van het systeem stopgezet. Laat de auto zo spoedig mogelijk door een deskundige
reparateur (bij voorkeur een officiële Mazda-reparateur) controleren als het BSM OFF
indicatielampje blijft branden.
xEr wordt een probleem in het systeem bespeurd, inclusief de BSM
waarschuwingsindicatielampjes.
xEr is een grote afwijking ontstaan in de montagepositie van een radarsensor (achter).
xEr heeft zich een grote hoeveelheid sneeuw of ijs verzameld op de achterbumper nabij
een radarsensor (achter). Verwijder alle sneeuw, ijs of modder van de achterbumper.
xRijden gedurende langere perioden op met sneeuw bedekte wegen.
xDe temperatuur in de buurt van de radarsensoren (achter) is buitengewoon hoog als
gevolg van het langdurig rijden op hellingen tijdens de zomer.
xDe accuspanning is afgenomen.
xOnder de volgende omstandigheden kunnen de radarsensoren (achter) geen doelobjecten
bespeuren of kunnen deze moeilijk bespeurd worden.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 280 of 827

xEr bevindt zich een voertuig in het detectiegebied aan de achterzijde op een
naastgelegen rijstrook aan de achterzijde, maar dit nadert niet. De BSM beoordeelt de
situatie op basis van radardetectiegegevens.
xEr rijdt gedurende langere tijd een voertuig naast het uwe met nagenoeg dezelfde
snelheid.
xVoertuigen die naderen vanuit tegenovergestelde richting.
xEen voertuig op een naastgelegen rijstrook probeert uw auto te passeren.
xEr bevindt zich een voertuig op een naastgelegen rijstrook op een weg met
buitengewoon brede rijstroken. Het detectiegebied van de radarsensoren (achter) is
ingesteld op de breedte van snelwegen.
xIn de volgende gevallen bestaat de kans dat het knipperen van het BSM
waarschuwingsindicatielampje, de activering van het waarschuwingsgeluid en de
weergave van de waarschuwingsindicatie op het scherm niet of vertraagd plaatsvindt.
xEen voertuig verandert van rijstrook naar een naastgelegen rijstrook vanaf 2 rijstroken
verder.
xRijden op steile hellingen.
xRijden over de top van een heuvel of bergpas.
xWanneer er verschil is in hoogte tussen uw rijstrook en de naastgelegen rijstrook.
xDirect nadat het BSM-systeem door het veranderen van de instelling in werking is
gesteld.
xAls de weg bijzonder smal is, is het mogelijk dat voertuigen 2 rijstroken verder bespeurd
worden. Het detectiegebied van de radarsensoren (achter) is ingesteld overeenkomstig de
breedte van snelwegen.
xHet is mogelijk dat het BSM waarschuwingsindicatielampje gaat branden en dat het
voertuigdetectiescherm in de display wordt weergegeven in reactie op stilstaande objecten
(vangrails, tunnels, zijwanden en geparkeerde voertuigen) op of langs de weg.
Objecten zoals vangrails en betonnen muren
die langs de auto lopen.Plaatsen waar de breedte tussen de vangrails
of muren aan weerszijden van de auto smaller
wordt.
De muren aan de ingang en uitgangen van tunnels, afritten.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 298 of 827

OPMERKING
xIn de volgende gevallen gaat de dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingsindicatie/
waarschuwingslampje branden en wordt de werking van het systeem stopgezet. Laat de
auto zo spoedig mogelijk door een officiële Mazda-dealer inspecteren als de
dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingsindicatie/het waarschuwingslampje blijft
branden.
xEr heeft zich een probleem in het systeem voorgedaan, inclusief de dodehoekmonitor
(BSM) waarschuwingsindicatielampjes.
xEr is een grote afwijking ontstaan in de montagepositie van een radarsensor (achter).
xEr heeft zich een grote hoeveelheid sneeuw of ijs verzameld op de achterbumper nabij
een radarsensor (achter).
xRijden gedurende langere perioden op met sneeuw bedekte wegen.
xDe temperatuur in de buurt van de radarsensoren is buitengewoon hoog als gevolg van
het langdurig rijden op hellingen tijdens de zomer.
xDe accuspanning is afgenomen.
xOnder de volgende omstandigheden kunnen de radarsensoren (achter) geen doelobjecten
bespeuren of kunnen deze moeilijk bespeurd worden.
xDe rijsnelheid bij het achteruitrijden is ongeveer 10 km/h of hoger.
xHet detectiegebied van de radarsensor (achter) wordt gehinderd door een nabije muur
of geparkeerd voertuig. (Rijd achteruit tot een plaats waar het detectiegebied van de
radarsensor niet meer gehinderd wordt.)
Uw auto
xEr nadert een voertuig direct vanaf de achterzijde van uw auto.
Uw auto
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 340 of 827

6PDUW&LW\%UDNH6XSSRUW>5HYHUVH@ 6&%65
6&%65LVHHQV\VWHHPGDWEHVWHPGLVRPVFKDGHLQKHWJHYDOYDQHHQERWVLQJWHEHSHUNHQ
GRRUKHWLQZHUNLQJVWHOOHQYDQGHUHPUHJHOLQJ 6&%6UHP ZDQQHHUGHXOWUDVRQLVFKH
VHQVRUHQYDQKHWV\VWHHPHHQKLQGHUQLVDDQGHDFKWHU]LMGHYDQKHWYRHUWXLJEHVSHXUHQELM
HHQULMVQHOKHLGWXVVHQRQJHYHHUWRWNPKHQKHWV\VWHHPEHSDDOWGDWHHQERWVLQJQLHWWH
YHUPLMGHQLV
Achteruitspoelen
Ultrasonische sensor (achter)
:$$56&+8:,1*
Vertrouw niet blindelings op het SCBS R systeem:
¾Het SCBS R systeem is enkel bestemd om in het geval van een botsing schade te
verminderen. Wanneer u overmatig op het systeem vertrouwt en daardoor het gaspedaal
of rempedaal per ongeluk intrapt, kan dit een ongeluk veroorzaken.
¾Neem voor de juiste werking van de SCBS R de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
¾Breng geen stickers aan op de ultrasonische sensoren (achter) (inclusief doorzichtige
stickers). Anders bestaat de kans dat de ultrasonische sensor (achter) voertuigen of
obstakels niet kan bespeuren, hetgeen ongelukken kan veroorzaken.
¾De ultrasonische sensoren (achter) niet demonteren.
¾Als er barsten of beschadiging als gevolg van bijvoorbeeld steenslag in de buurt van een
ultrasonische sensor (achter) zichtbaar zijn, onmiddellijk met het gebruik van het SCBS R
systeem stoppen en uw auto door een deskundige reparateur (bij voorkeur een officiële
Mazda-reparateur) laten controleren. Als u met barsten of krassen in de buurt van een
ultrasonische sensor met de auto blijft doorrijden, bestaat de kans dat het systeem
abusievelijk in werking treedt en een ongeluk veroorzaakt wordt.
Zie Stopzetten van de werking van het Smart City Brake Support [Reverse] (SCBS R)
remhulpsysteem op pagina 4-188.
¾Raadpleeg een deskundige reparateur (bij voorkeur een officiële Mazda-reparateur) voor
het vervangen van de achterbumper.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(

%HSDDOGHPRGHOOHQ

Page 341 of 827

Geen wijzigingen aan de vering aanbrengen:
Als de hoogte van de auto of de overhelling gewijzigd wordt, bestaat de kans dat de SCBS R
niet juist functioneert omdat deze obstakels niet correct kan bespeuren.
Oefen geen grote kracht uit op de ultrasonische sensoren (achter):
Spuit bij het wassen van de auto geen water onder hoge druk tegen een ultrasonische sensor
(achter) en er niet met kracht over wrijven. Let er verder op bij het in- en uitladen van lading
niet met kracht tegen de achterbumper te stoten. Anders bestaat de kans dat de sensoren de
obstakels niet correct bespeuren, wat tot gevolg kan hebben dat het SCBS R systeem niet
normaal functioneert of abusievelijk functioneert.
23*(/(7
¾Bij het off-road rijden op plaatsen met gras of bladeren, wordt het aanbevolen het SCBS R
systeem uit te schakelen.
¾Gebruik altijd banden van het voorgeschreven formaat en van hetzelfde merk, soort en
profielpatroon op alle 4 wielen. Bovendien geen banden met duidelijk zichtbaar
verschillende slijtagepatronen op dezelfde auto gebruiken. Anders bestaat de kans dat het
SCBS R systeem niet normaal functioneert.
¾Als zich een laag ijs of sneeuw op de ultrasonische sensoren (achter) heeft vastgezet,
bestaat de kans dat deze afhankelijk van de omstandigheden obstakels niet correct kunnen
bespeuren. In dergelijke gevallen is het mogelijk dat het systeem de regelingen niet correct
kan uitvoeren. Rijd altijd voorzichtig en let op de achterzijde van de auto.
OPMERKING
xDe stand van de auto verandert afhankelijk van het gebruik van het gaspedaal, rempedaal
en stuurwiel, wat voor het systeem de herkenning van een obstakel kan bemoeilijken of
wat tot onnodige detectie kan leiden. In dergelijke gevallen is het mogelijk dat de SCBS R
niet functioneert.
xHet SCBS R systeem functioneert onder de volgende omstandigheden.
xHet Smart City Brake Support (SCBS) waarschuwingslampje (oranje) gaat niet
branden.
xDe motor draait.
xDe versnellingshendel (voertuig met handgeschakelde versnellingsbak) of keuzehendel
(voertuig met automatische transmissie) staat in de stand R (achteruit).
xBij een rijsnelheid van ongeveer 2 tot 8 km/h.
xDe SCBS R wordt niet uitgeschakeld.
xHet DSC systeem is niet defect.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 342 of 827

xDe SCBS R functioneert met behulp van ultrasonische sensoren (achter) welke obstakels
aan de achterzijde bespeuren door middel van het uitzenden van ultrasonische golven en
vervolgens de terugkerende golven die door de obstakels weerkaatst worden weer
opvangen.
xIn de volgende gevallen kunnen de ultrasonische sensoren (achter) geen obstakels
bespeuren en bestaat de kans dat de SCBS R niet functioneert.
xLage obstakels, zoals lage muren of vrachtwagens met lage laadbakken.
xHoge obstakels, zoals vrachtwagens met hoge laadbakken.
xKleine obstakels.
xDunne obstakels, zoals wegwijzerpalen.
xObstakels die zich op afstand van het midden van de auto bevinden.
xDe buitenste zijde van het obstakel bevindt zich niet verticaal ten opzichte van de auto.
xZachte obstakels, zoals een hangend gordijn of een voertuig bedekt met sneeuw.
xOnregelmatig gevormde obstakels.
xObstakels die zich uiterst dichtbij bevinden.
xIn de volgende gevallen kunnen de ultrasonische sensoren (achter) obstakels niet correct
bespeuren en bestaat de kans dat de SCBS R niet functioneert.
xEr zit iets op de bumper in de buurt van een ultrasonische sensor (achter).
xHet stuurwiel wordt scherp gedraaid, of het rem- of gaspedaal wordt bediend.
xNabij een obstakel bevindt zich een ander obstakel.
xTijdens slechte weersomstandigheden, zoals regen, mist en sneeuw.
xHoge of lage vochtigheid.
xHoge of lage temperaturen
xHarde wind.
xHet wegtraject is niet vlak.
xWanneer zware bagage in de bagageruimte of op de achterzitting is geplaatst.
xObjecten zoals een draadloze antenne, mistlamp of verlichte kentekenplaat zijn in de
buurt van een ultrasonische sensor (achter) gemonteerd.
xDe richting van een ultrasonische sensor (achter) wijkt af als gevolg van bijvoorbeeld
een botsing.
xDe auto staat blootgesteld aan andere geluidsgolven, zoals die van de claxon,
motorgeluiden of de ultrasonische sensor van een ander voertuig.
xIn de volgende gevallen is het mogelijk dat een ultrasonische sensor (achter) iets
abusievelijk als een doelobstakel bespeurt, wat tot gevolg kan hebben dat het SCBS R
systeem in werking treedt.
xRijden op een steile helling.
xWielblokken.
xHangende gordijnen, poortpalen, zoals bij tolpoorten en spoorwegovergangen.
xBij het rijden nabij objecten zoals gebladerte, geluidswanden, voertuigen, muren en
hekken langs wegen.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 50 next >