ESP MAZDA MODEL 2 2019 Handleiding (in Dutch)

Page 374 of 827

=LMFDPHUD
A
A BB
Werkelijk obstakel
Werkelijk obstakel
A: Afstand van obstakel weergegeven op scherm
B: Werkelijke afstand van obstakel tot autoObstakel weergegeven op schermObstakel weergegeven op scherm Lijkt verder weg dan
de werkelijke afstandLijkt dichterbij dan de
werkelijke afstand
$FKWHUFDPHUD
A AB
B
Werkelijk obstakel
Werkelijk obstakel
A: Afstand van obstakel weergegeven op scherm
B: Werkelijke afstand van obstakel tot auto
Obstakel weergegeven op scherm
Obstakel weergegeven op scherm Lijkt verder weg dan
de werkelijke afstandLijkt dichterbij dan de
werkelijke afstand
OPMERKING
Als de auto op een helling staat, kunnen obstakels die door de camera worden bespeurd
verder weg of dichterbij lijken dan de werkelijke afstand tot de auto.

'ULHGLPHQVLRQDDOREMHFWDDQYRRURIDFKWHUNDQWYDQDXWR
$DQJH]LHQGHULFKWOLMQHQYRRUKHWYRRUVWHXLWHLQGHYDQGHDXWR ]LMFDPHUD RIGH
DIVWDQGVULFKWOLMQHQ DFKWHUFDPHUD JHWRRQGZRUGHQXLWJDDQGHYDQHHQSODWYODNEHVWDDWGH
NDQVGDWGHDIVWDQGQDDUKHWGULHGLPHQVLRQDOHREMHFWGDWRSKHWVFKHUPZRUGWJHWRRQG
YHUVFKLOWYDQGHZHUNHOLMNHDIVWDQG
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 376 of 827

9RRUXLWULMFDPHUD )6&
8ZDXWRLVXLWJHUXVWPHWHHQYRRUXLWULMFDPHUD )6& 'HYRRUXLWULMFDPHUD )6& LVJHSODDWVW
QDELMGHELQQHQVSLHJHOHQZRUGWJHEUXLNWGRRUGHYROJHQGHV\VWHPHQ
x.RSODPSUHJHOV\VWHHP +%&
x$GDSWLHYH/('NRSODPSHQ $/+
x9HUPRHLGKHLGVZDDUVFKXZLQJ '$$
x5LMVWURRNDIZLMNLQJVZDDUVFKXZLQJVV\VWHHP /':6
x5LMVWURRNDVVLVWHQW /$6 HQULMVWURRNDIZLMNLQJVZDDUVFKXZLQJVV\VWHHP /':6
x9HUNHHUVERUGKHUNHQQLQJV\VWHHP 765
x$GYDQFHG6PDUW&LW\%UDNH6XSSRUW $GYDQFHG6&%6
x6PDUW&LW\%UDNH6XSSRUW>)RUZDUG@ 6&%6)
x6PDUW%UDNH6XSSRUW 6%6
'HYRRUXLWULMFDPHUD )6& EHSDDOWGHRPVWDQGLJKHGHQDDQGHYRRU]LMGHYDQGHDXWRELMKHW
ULMGHQLQKHWGRQNHUHQKHUNHQWULMVWURNHQ'HDIVWDQGZDDURYHUGHYRRUXLWULMFDPHUD )6&
REMHFWHQNDQKHUNHQQHQYDULHHUWDIKDQNHOLMNYDQGHRPJHYLQJVRPVWDQGLJKHGHQ
:$$56&+8:,1*
Geen wijzigingen aan de vering aanbrengen:
Als de hoogte van de auto of de overhelling gewijzigd wordt, kan het systeem voorliggende
voertuigen niet correct bespeuren. Dit heeft tot gevolg dat het systeem niet normaal
functioneert of abusievelijk functioneert, wat een ernstig ongeluk kan veroorzaken.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(

%HSDDOGHPRGHOOHQ

Page 378 of 827

¾Koplampregelsysteem (HBC)
¾Adaptieve LED-koplampen (ALH)
¾Rijstrookafwijkingswaarschuwingssysteem (LDWS)
¾Vermoeidheidswaarschuwing (DAA)
¾Rijstrookassistent (LAS) en rijstrookafwijkingswaarschuwingssysteem (LDWS)
¾Verkeersbordherkenningsysteem (TSR)
¾Advanced Smart City Brake Support (Advanced SCBS)
¾Smart City Brake Support [Forward] (SCBS F)
¾Smart Brake Support (SBS)
¾De richting waarin de vooruitrijcamera (FSC) is geplaatst, is met grote precisie afgesteld.
De installatiepositie van de vooruitrijcamera (FSC) niet veranderen en deze niet
verwijderen. Anders kan dit beschadiging of defecten veroorzaken.
¾Gebruik altijd banden van het voorgeschreven formaat voor alle wielen en van hetzelfde
merk, soort en profielpatroon. Gebruik ook geen banden met duidelijk verschillende
slijtagepatronen op dezelfde auto, aangezien de kans bestaat dat het systeem niet normaal
functioneert.
¾De vooruitrijcamera (FSC) beschikt over een functie die verontreiniging van de voorruit
bespeurt en de bestuurder informeert, echter, afhankelijk van de omstandigheden is het
mogelijk dat plastic zakken, ijs of sneeuw op de voorruit niet bespeurd worden. In dergelijke
gevallen kan het systeem niet nauwkeurig een voorliggend voertuig bepalen en bestaat de
kans dat dit niet normaal functioneert. Rijd altijd voorzichtig en let op de weg vóór u.
OPMERKING
xIn de volgende gevallen kan de vooruitrijcamera (FSC) doelobjecten niet correct
bespeuren, waardoor de systemen niet normaal kunnen functioneren.
xDe hoogte van het voorliggende voertuig is laag.
xU rijdt met dezelfde snelheid als het voorliggende voertuig.
xDe koplampen zijn bij avond of tijdens het rijden door een tunnel niet ingeschakeld.
xIn de volgende gevallen bestaat de kans dat de vooruitrijcamera (FSC) doelobjecten niet
correct kan bespeuren.
xBij slechte weersomstandigheden, zoals regen, mist en sneeuw.
xDe ruitensproeier wordt gebruikt of de voorruitenwissers worden niet gebruikt wanneer
het regent.
xIJs, mist, sneeuw, rijp, regen, vuil of vreemde bestanddelen zoals een plastic zak die op
de voorruit vastzit.
xVrachtwagens met lage laadbodems en voertuigen met een buitengewoon lage of hoge
opbouw.
xBij het rijden langs muren zonder patronen (zoals hekwerken en in de lengte gestreepte
muren).
xDe achterlichten van het voorliggende voertuig branden niet.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 380 of 827

xSmart Brake Support/Smart City Brake Support (SBS/SCBS) waarschuwingslampje
(oranje)
xAls de vooruitrijcamera (FSC) niet normaal kan werken als gevolg van hoge
temperaturen, worden de systeemfuncties die verband houden met de vooruitrijcamera
(FSC) tijdelijk stopgezet en gaan de volgende waarschuwingslampjes branden. Dit duidt
echter niet op een defect. Laat het gedeelte rondom de vooruitrijcamera (FSC) afkoelen
door bijvoorbeeld het inschakelen van de airconditioning.
xKoplampregelsysteem (HBC) waarschuwingslampje (oranje)
xAdaptieve LED-koplampen (ALH) waarschuwingslampje (oranje)
xWaarschuwingslampje van rijstrookafwijkingswaarschuwingssysteem (LDWS)
xRijstrookassistent (LAS) en rijstrookafwijkingswaarschuwingssysteem (LDWS)
waarschuwingslampje
xSmart Brake Support/Smart City Brake Support (SBS/SCBS) waarschuwingslampje
(oranje)
xAls de vooruitrijcamera (FSC) bespeurt dat de voorruit vuil of beslagen is, worden de
systeemfuncties die verband houden met de vooruitrijcamera (FSC) tijdelijk stopgezet en
gaan de volgende waarschuwingslampjes branden. Dit duidt echter niet op een probleem.
Verwijder het vuil van de voorruit of druk op de voorruitontwasemingsschakelaar en
ontwasem de voorruit.
xKoplampregelsysteem (HBC) waarschuwingslampje (oranje)
xAdaptieve LED-koplampen (ALH) waarschuwingslampje (oranje)
xWaarschuwingslampje van rijstrookafwijkingswaarschuwingssysteem (LDWS)
xRijstrookassistent (LAS) en rijstrookafwijkingswaarschuwingssysteem (LDWS)
waarschuwingslampje
xSmart Brake Support/Smart City Brake Support (SBS/SCBS) waarschuwingslampje
(oranje)
xAls er duidelijk barsten of beschadiging als gevolg van bijvoorbeeld steenslag op de
voorruit zichtbaar zijn, de voorruit altijd laten vervangen. Raadpleeg een deskundige
reparateur (bij voorkeur een officiële Mazda-reparateur) voor vervanging.
x(Met Advanced Smart City Brake Support (Advanced SCBS))
xDe vooruitrijcamera (FSC) herkent voetgangers wanneer aan alle onderstaande
voorwaarden is voldaan:
xDe lengte van een voetganger is ongeveer 1 tot 2 meter.
xContouren, zoals die van het hoofd, beide schouders of benen kunnen worden
bepaald.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 381 of 827

xIn de volgende gevallen bestaat de kans dat de vooruitrijcamera (FSC) doelobjecten
niet correct kan bespeuren:
xEr lopen meerdere voetgangers of groepen van personen.
xEen voetganger bevindt zich nabij een afzonderlijk object.
xEen voetganger is gehurkt, zit of ligt.
xEen voetganger springt plotseling de weg op, vlak voor de auto.
xEen voetganger opent een paraplu, of draagt een groot stuk bagage of grotere
voorwerpen.
xEen voetganger bevindt zich op een donkere plek, zoals bij avond, of is moeilijk te
onderscheiden van de achtergrond doordat zijn kleding overeenkomt met de kleur van
de achtergrond.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 383 of 827

¾Als het voorste gedeelte van de auto bij een botsing beschadigd is geraakt, bestaat de kans
dat de radarsensor (voor) uit zijn positie is verschoven. Zet het systeem onmiddellijk stop en
laat de auto altijd door een deskundige reparateur (bij voorkeur een
officiële
Mazda-reparateur) inspecteren.
¾Gebruik de voorbumper niet om tegen andere voertuigen of obstakels te duwen, zoals bij
het wegrijden uit een parkeerruimte. Anders bestaat de kans dat tegen de radarsensor
(voor) wordt gestoten en dat de positie ervan gaat afwijken.
¾De radarsensor (voor) niet verwijderen, demonteren of wijzigen.
¾Neem voor reparaties, vervangen van onderdelen of spuitwerk rondom de radarsensor
(voor) contact op met een deskundige reparateur (bij voorkeur een officiële
Mazda-reparateur).
¾Geen wijzigingen aan de vering aanbrengen. Als er wijzigingen aan de vering worden
aangebracht, kan dit de hoogte van de auto veranderen en bestaat de kans dat de
radarsensor (voor) het voorliggende voertuig of een obstakel niet correct kan bespeuren.
OPMERKING
xOnder de volgende omstandigheden
bestaat de kans dat de radarsensor
(voor) voorliggende voertuigen of
obstakels niet correct kan bespeuren en
dat de systemen niet normaal
functioneren.
xDe radiogolven worden door de
achterzijde van een voorliggend
voertuig niet effectief weerkaatst,
zoals bij een ongeladen aanhanger of
een auto met een laadbak die door
een canvaszeil is afgedekt, voertuigen
met een achterklep van hard plastic
en voertuigen met ronde vormen.
xVoorliggende voertuigen die laag zijn
met dus een kleiner gebied voor het
weerkaatsen van radiogolven.
xHet uitzicht wordt verminderd als
gevolg van het opspatten van water,
sneeuw of zand van de banden van
een voorliggend voertuig op uw
voorruit.
xWanneer de kofferruimte/
bagageruimte beladen is met zware
voorwerpen of de
achterpassagierszittingen bezet zijn.
xIJs, sneeuw of verontreiniging op de
voorzijde van het voorembleem
aanwezig is.
xTijdens slechte
weersomstandigheden, zoals regen,
sneeuw of zandstormen.
xBij het rijden in de buurt van
installaties of voorwerpen die
krachtige radiogolven uitzenden.
xOnder de volgende omstandigheden is
het mogelijk dat de radarsensor (voor)
voorliggende voertuigen of obstakels
niet kan bespeuren.
xHet begin en het einde van een bocht.
xContinu bochtige wegen.
xWegen met smalle rijstroken als
gevolg van wegwerkzaamheden of
afgesloten rijstroken.
xHet voorliggende voertuig komt in de
dode hoek van de radarsensor.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 384 of 827

xHet voorliggende voertuig rijdt
abnormaal als gevolg van een
ongeluk of schade.
xWegen met herhaalde op- en
aflopende hellingen.
xRijden op slechte wegen of
onverharde wegen.
xDe afstand tussen uw auto en het
voorliggende voertuig is
buitengewoon kort.
xEen voertuig komt plotseling dichtbij
zoals bij het snijden in de rijstrook.
xGebruik om onjuiste werking van het
systeem te voorkomen banden van
dezelfde voorgeschreven maat,
fabrikant, merk en profiel op alle 4
wielen. Bovendien geen banden met
duidelijk zichtbaar verschillende
slijtagepatronen of bandenspanningen
op dezelfde auto gebruiken (inclusief
het noodreservewiel).
xAls de accucapaciteit zwak is, bestaat
de kans dat het systeem niet correct
functioneert.
xBij het rijden op wegen met weinig
verkeer en weinig voorliggende
voertuigen of obstakels voor de
radarsensor (voor) om te bespeuren,
bespeurt de sensor dat de radarsensor
(voor) vuil is en bestaat de kans dat het
Smart Brake Support/Smart City Brake
Support (SBS/SCBS)
waarschuwingslampje (oranje) tijdelijk
gaat branden. Dit duidt echter niet op
een defect.
xDe radarsensoren zijn onderhevig aan
de betreffende radiogolfbepalingen van
het land waarin met de auto wordt
gereden. Als de auto in het buitenland
wordt gebruikt, is er mogelijk
goedkeuring vereist van het land
waarin met de auto wordt gereden.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 386 of 827

xOnder de volgende omstandigheden kunnen de radarsensoren (achter) geen doelobjecten
bespeuren of kunnen deze moeilijk bespeurd worden.
xStilstaande objecten op of langs de weg, zoals kleine, tweewielige voertuigen, fietsen,
voetgangers, dieren en winkelwagens.
xVoertuigen met vormen die radargolven niet goed weerkaatsen, zoals lege opleggers
met een lage voertuighoogte en sportauto's.
xBij het verlaten van de fabriek is bij alle voertuigen de richting van de radarsensoren
(achter) afgesteld voor een voertuig in beladen toestand, zodat de radarsensoren (achter)
naderende voertuigen correct kunnen bespeuren. Laat de auto door een officiële
Mazda-dealer inspecteren als de richting van de radarsensoren (achter) om een bepaalde
reden is afgeweken.
xRaadpleeg een officiële Mazda-dealer voor reparatie of vervanging van de radarsensoren
(achter), of bumperreparaties, lakherstellingen en vervanging van onderdelen in de buurt
van de radarsensoren.
xSchakel het systeem uit wanneer u een aanhanger trekt of wanneer u hulpuitrusting zoals
een fietsdrager aan de achterzijde van de auto hebt geïnstalleerd. Anders zullen de
radiogolven die door de radar worden uitgezonden geblokkeerd raken waardoor het
systeem niet meer normaal zal functioneren.
xDe radarsensoren zijn onderhevig aan de betreffende radiogolfbepalingen van het land
waarin met de auto wordt gereden. Als de auto in het buitenland wordt gebruikt, is er
mogelijk goedkeuring vereist van het land waarin met de auto wordt gereden.
7LMGHQVKHWULMGHQ
L$&7,96(16(


Page 396 of 827

Bij wijze van extra veiligheidsvoorziening is uw auto uitgerust met een
bandenspanningscontrolesysteem (TPMS) dat een verklikkerlichtje voor lage
bandenspanning laat branden wanneer de bandenspanning van één of meerdere van uw
banden beduidend laag is. Wanneer dus het verklikkerlichtje voor lage bandenspanning
gaat branden, dient u te stoppen en uw banden zo spoedig mogelijk te controleren en deze
op de juiste spanning te brengen. Rijden met een band waarvan de bandenspanning
beduidend laag is, kan oververhit raken van de band en bandenpech veroorzaken. Te lage
bandenspanning verhoogt ook het brandstofverbruik, leidt tot snellere slijtage van het
bandenprofiel en kan de bestuurbaarheid en remweg nadelig beïnvloeden.
Houd er rekening mee dat het TPMS systeem geen remedie biedt voor een onjuist
bandenonderhoud en het is de verantwoordelijkheid van de bestuurder de juiste
bandenspanning te handhaven, ook als een te lage bandenspanning nog niet het niveau
heeft bereikt dat het TPMS verklikkerlichtje voor lage bandenspanning gaat branden.
Uw auto is ook uitgerust met een TPMS storingsindicator om aan te geven wanneer het
systeem niet correct functioneert.
De TPMS storingsindicator is gecombineerd met het verklikkerlichtje voor lage
bandenspanning. Wanneer het systeem een storing bespeurt, gaat het verklikkerlichtje
gedurende ongeveer één minuut knipperen en blijft vervolgens continu branden. Deze
volgorde blijft voortduren telkens wanneer de auto opnieuw gestart wordt voor zolang als
de storing blijft bestaan. Wanneer de storingsindicator brandt, bestaat de kans dat het
systeem een lage bandenspanning niet zoals bedoeld kan opsporen of melden. Storingen in
het TPMS systeem kunnen zich voordoen om uiteenlopende redenen, zoals het vervangen
of verwisselen van banden of velgen op de auto welke verhinderen dat het TPMS systeem
juist kan functioneren. Controleer steeds de TPMS storingsindicator na het vervangen van
één of meer banden of velgen op uw auto om er zeker van te zijn dat na het vervangen of
verwisselen van banden en velgen het TPMS systeem juist blijft functioneren.
¾Om foutieve aflezingen te voorkomen neemt het systeem gedurende een korte tijd
steekproeven alvorens een probleem te melden. Als gevolg zal een band die snel leegloopt
of plotseling lek is geraakt niet onmiddellijk door het systeem gemeld worden.
OPMERKING
Aangezien dit systeem kleine veranderingen in de toestand van de banden bespeurt, kan het
tijdstip van de waarschuwing in de volgende gevallen vroeger of later zijn:
xDe maat, het merk, of de soort banden verschilt van de specificatie.
xDe maat, merk of de soort band verschilt van de overige, of de mate van bandenslijtage is
onderling buitengewoon verschillend.
xEr wordt gebruik gemaakt van runflat banden, studless banden of sneeuwkettingen.
xEr wordt gebruikgemaakt van een noodreservewiel (het waarschuwingslampje van het
bandenspanningscontrolesysteem gaat knipperen en blijft vervolgens continu branden).
xEr is een band gerepareerd met behulp van de lekke band noodreparatieset.
7LMGHQVKHWULMGHQ
%DQGHQVSDQQLQJVFRQWUROHV\VWHHP


Page 398 of 827

23*(/(7
Als de initialisatie van het systeem
uitgevoerd wordt zonder de
bandenspanning af te stellen, kan het
systeem de normale bandenspanning niet
bespeuren en bestaat de kans dat het
waarschuwingslampje van het
bandenspanningscontrolesysteem niet
gaat branden als een bandenspanning
laag is, of dat het lampje gaat branden ook
als de bandenspanningen normaal zijn.
Stel de bandenspanning van alle vier
banden af en initialiseer het systeem
wanneer het waarschuwingslampje
brandt. Als het waarschuwingslampje om
een andere reden dan een lekke band gaat
branden, is de bandenspanning van alle
vier banden mogelijk op natuurlijke wijze
afgenomen.
De initialisering van het systeem wordt niet
uitgevoerd als de schakelaar tijdens het
rijden wordt ingedrukt.
7LMGHQVKHWULMGHQ
%DQGHQVSDQQLQJVFRQWUROHV\VWHHP


Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 next >