MAZDA MODEL 3 HATCHBACK 2015 Handleiding (in Dutch)

Page 231 of 741

4–67
Tijdens het rijden
Transmissie
Kickdown
Wanneer het gaspedaal tijdens het rijden volledig wordt ingetrapt, schakelt de versnelling
terug.
OPMERKING
In de blokkeermodus van de tweede versnelling wordt bij gebruik van de kickdown de
versnelling ook teruggeschakeld.
Automatisch terugschakelen
De versnelling schakelt automatisch terug afhankelijk van de rijsnelheid tijdens het
afremmen op de motor.
OPMERKING
Als de auto in de blokkeermodus van de tweede versnelling tot stilstand komt, blijft de
versnelling in de tweede.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 232 of 741

*Bepaalde modellen.4–68
Tijdens het rijden
Transmissie
Directe modus *
De directe modus kan worden gebruikt
voor het tijdelijk overschakelen van de
versnellingen door bediening van de
stuurversnellingschakelaar tijdens het
rijden met de keuzehendel in het D bereik.
In de directe modus branden de D en M
indikaties en wordt de versnellingspositie
die in gebruik is verlicht aangegeven.
De directe modus wordt in de volgende
gevallen geannuleerd (ontgrendeld).
 


 De UP schakelaar () wordt
gedurende een bepaalde tijd of langer
naar achteren getrokken.
 


 Er wordt gedurende een bepaalde
tijd of langer met de auto gereden
(tijd verschilt afhankelijk van de
rijomstandigheden tijdens het gebruik).
 


 De auto wordt stopgezet of bij het rijden
met lage snelheid.
Type A
Versnellingspositie-indikatie
Directe modus indikatie
Type B
Versnellingspositie-indikatie
Directe modus indikatie
Type C
Versnellingspositie-indikatie
Directe modus indikatie
OPMERKING
In de directe modus bestaat de kans
dat afhankelijk van de rijsnelheid
opschakelen en terugschakelen niet
mogelijk is. Aangezien de directe
modus wordt geannuleerd (ontgrendeld)
afhankelijk van de mate van acceleratie
of als het gaspedaal volledig wordt
ingetrapt, wordt gebruik van de modus
voor handbediende overschakeling
aanbevolen als u gedurende een langere
periode in een bepaalde versnelling
moet rijden.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 233 of 741

4–69
Tijdens het rijden
Transmissie
Rijtips
WAARSCHUWING
Laat de auto niet in een richting rijden
die tegenovergesteld is aan de richting
die met de keuzehendel is gekozen:
Laat de auto niet achteruit rijden met
de keuzehendel in een vooruitstand,
of laat de auto niet vooruit rijden met
de keuzehendel in de achteruitstand.
Anders zal de motor afslaan
wat tot verlies van de rem- en
stuurbekrachtigingsfuncties leidt
waardoor de auto moeilijk bestuurbaar
wordt en ongelukken veroorzaakt
kunnen worden.
Passeren
Druk voor extra vermogen bij het inhalen
van een ander voertuig of het berijden van
steile hellingen het gaspedaal volledig in.
De transmissie zal dan terugschakelen naar
een lagere versnelling, afhankelijk van de
rijsnelheid.
OPMERKING
(Bepaalde modellen)
Het gaspedaal voelt in het begin
mogelijk zwaar wanneer dit wordt
ingetrapt, maar wordt dan lichter
naarmate het verder wordt ingetrapt.
Deze verandering in pedaalkracht helpt
het motorstuursysteem te bepalen in
welke mate het gaspedaal is ingetrapt
voor het uitvoeren van kickdown en
dient om te regelen of kickdown al dan
niet uitgevoerd moet worden.
Vanuit stilstand oprijden van een steile
helling
Voor het vanuit stilstand oprijden van een
steile helling:
1. Druk eerst het rempedaal in.
2. Zet de keuzehendel in stand D of M1
afhankelijk van het laadgewicht en de
graad van de helling.
3. Laat het rempedaal los en druk
tegelijkertijd het gaspedaal geleidelijk
in.
Afrijden van steile hellingen
Schakel bij het afrijden van een steile
helling over naar een lagere versnelling,
afhankelijk van het laadgewicht en de
graad van de helling. Rijd langzaam naar
beneden en maak daarbij slechts af en toe
gebruik van de remmen om te voorkomen
dat deze oververhit raken.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 234 of 741

4–70
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
Lichtschakelaar
Koplampen
Draai de koplampschakelaar om de koplampen, andere buitenverlichting en de
instrumentenpaneelverlichting in of uit te schakelen.
Wanneer de verlichting wordt ingeschakeld, gaat het verlichting-aan indikatielampje in de
instrumentengroep branden.
OPMERKING
Om te voorkomen dat de accu uitgeput raakt, de verlichting niet ingeschakeld laten
wanneer de motor stopgezet is, tenzij dit in verband met de veiligheid vereist is.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 235 of 741

*Bepaalde modellen.4–71
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
Zonder automatische verlichtingsregeling
Zonder thuiskomstverlichtingsysteem
Schakelaarstand
Contactstand ON ACC of
OFF ON ACC of
OFF ON ACC of
OFF
Koplampen — — — — × ×
Dagverlichting
* × — — — — —
Achterlichten
Positielampen
Kentekenplaatlampen
Instrumentenpaneelverlichting — — × × × ×
×: Aan
—: Uit
Met thuiskomstverlichtingsysteem
Schakelaarstand
Contactstand ON ACC of
OFF ON ACC of
OFF ON ACC of
OFF
Koplampen — — — — × ×
Dagverlichting
* × *1 — — — — —
Achterlichten
Positielampen
Kentekenplaatlampen
Instrumentenpaneelverlichting — — × × × ×
*2
×: Aan
—: Uit
*1 Wanneer dit tijdens het rijden gaat branden.
*2 Als de verlichting brandt en het bestuurdersportier wordt geopend of 30 sec. zijn verstreken, wordt de
verlichting uitgeschakeld.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 236 of 741

*Bepaalde modellen.4–72
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
Met automatische verlichtingsregeling
Zonder thuiskomstverlichtingsysteem
Schakelaarstand
Contactstand ON ACC
of OFF ON ACC
of OFF ON ACC
of OFF ON ACC
of OFF
Koplampen — — Automatisch
*1 — — — × ×
Dagverlichting * × — Automatisch *1 — — — — —
Achterlichten
Positielampen
Kentekenplaatlampen
Instrumentenpaneelverlichting — — Automatisch
*1 — × × × ×
×: Aan
—: Uit
*1 De koplampen en overige verlichting worden automatisch ingeschakeld afhankelijk van de helderheid van de
omgeving zoals afgetast door de sensor.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 237 of 741

*Bepaalde modellen.4–73
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
Met thuiskomstverlichtingsysteem
Schakelaarstand
Contactstand ON ACC
of OFF ON ACC
of OFF ON ACC
of OFF ON ACC
of OFF
Koplampen — — Automatisch
*1 — — — × —
Dagverlichting * × *2 — Automatisch *1 — — — — —
Achterlichten
Positielampen
Kentekenplaatlampen
Instrumentenpaneelverlichting — — Automatisch
*1 × *3 /— *4 × × × × *5
×: Aan
—: Uit
*1 De koplampen en overige verlichting worden automatisch ingeschakeld afhankelijk van de helderheid van de
omgeving zoals afgetast door de sensor.
*2 Wanneer dit tijdens het rijden gaat branden.
*3 Wanneer de verlichting is ingeschakeld, blijft deze branden ook als het contact in een andere stand dan ON
wordt gezet. Als de verlichting brandt en het bestuurdersportier wordt geopend of 30 sec. zijn verstreken, wordt
de verlichting uitgeschakeld.
*4 Wanneer het contact in een andere stand dan ON wordt gezet, gaat ook als de verlichtingsschakelaar op
wordt gezet, de verlichting niet branden.
*5 Als de verlichting brandt en het bestuurdersportier wordt geopend of 30 sec. zijn verstreken, wordt de
verlichting uitgeschakeld.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 238 of 741

4–74
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
Automatische verlichtingsregeling
Wanneer de koplampschakelaar in de stand
staat en het contact op ON gezet is, tast de
lichtsensor de lichtheid of donkerte van de omgeving af en schakelt deze automatisch de
koplampen, andere buitenverlichting en de instrumentenpaneelverlichting in of uit (zie
bovenstaande tabel).
OPGELET
  De lichtsensor niet afdekken door een sticker of een label op de voorruit te plakken.
Anders zal de lichtsensor niet correct functioneren.

  De lichtsensor functioneert ook als een regensensor voor de automatische
ruitenwisserregeling. Houd handen en ruitenkrabbers uit de buurt van de voorruit
wanneer de ruitenwisserhendel in de stand
staat en het contact op ON gezet is,
aangezien vingers beklemd kunnen raken of de ruitenwissers en wisserbladen
beschadigd kunnen worden wanneer de ruitenwissers automatisch in werking gesteld
worden. Als u de voorruit gaat reinigen, er op letten dat de ruitenwissers volledig zijn
uitgeschakeld — dit is vooral belangrijk bij het verwijderen van ijs en sneeuw —
wanneer het bijzonder verleidelijk is om de motor te laten draaien.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 239 of 741

*Bepaalde modellen.4–75
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
OPMERKING

 De koplampen, overige buitenverlichting en instrumentenpaneelverlichting gaan
mogelijk niet onmiddellijk uit in het geval de omgeving ineens helder verlicht wordt,
aangezien de lichtsensor bepaalt dat het avond is als de omgeving gedurende enkele
minuten continu donker is, zoals bijvoorbeeld in lange tunnels, bij fi les in tunnels of in
parkeergarages.
 In dit geval wordt de verlichting uitgeschakeld als de verlichtingsschakelaar naar de
stand
gedraaid wordt.
  Wanneer de koplampschakelaar in de stand staat en het contact op ACC gezet
wordt of uitgezet wordt, zullen de koplampen, de overige buitenverlichting en de
instrumentenpaneelverlichting uitgeschakeld worden.
  De instrumentenpaneelverlichting kan afgesteld worden door het draaien van de knop
in de instrumentengroep. Ook kan de dag/nachtstand veranderd worden door de knop
te draaien totdat er een pieptoon gegeven wordt. Afstellen van de helderheid van de
instrumentenpaneelverlichting: Zie Instrumentenpaneelverlichting op pagina 4-32 .
  De gevoeligheid van de AUTO lampen kan gewijzigd worden door een offi ciële
Mazda reparateur. Zie Gebruikersinstellingen op pagina 9-16 .
Xenon gasontlading koplampen
*
Voor de dimlichtlampen van de koplampen worden xenon gasontladingslampen gebruikt die
een heldere witte lichtstraal over een groot gebied verspreiden.
WAARSCHUWING
De xenon gasontladingslampen niet zelf vervangen
Het zelf vervangen van xenon gasontladingslampen is gevaarlijk. Aangezien de xenon
gasontladingslampen gebruik maken van hoge spanning, bestaat de kans op een
elektrische schok als de lampen verkeerd behandeld worden. Raadpleeg een deskundige
reparateur, bij voorkeur een offi ciële Mazda reparateur wanneer vervanging
noodzakelijk is.
OPMERKING
Als de koplampen gaan knipperen of als de helderheid vermindert, bestaat de kans dat
de gebruiksduur ten einde is en vervanging noodzakelijk is. Raadpleeg een deskundige
reparateur, bij voorkeur een offi ciële Mazda reparateur.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 240 of 741

4–76
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
Koplampen grootlicht-dimlicht
De koplampen schakelen over tussen
grootlicht en dimlicht door de hendel naar
voren of naar achteren te verplaatsen.
Grootlicht
Dimlicht
Wanneer het grootlicht van de
koplampen is ingeschakeld, gaat
het grootlichtindikatielampje van de
koplampen branden.
Koplamplichtsignaal
Voor het geven van een lichtsignaal met de
koplampen, de hendel volledig naar u toe
trekken (de koplampschakelaar hoeft niet
ingeschakeld te zijn).
UIT
Knipperen
Het grootlichtindikatielampje in de
instrumentengroep gaat tegelijkertijd
branden. Wanneer u de hendel loslaat, zal
deze naar de normale stand terugkeren.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page:   < prev 1-10 ... 191-200 201-210 211-220 221-230 231-240 241-250 251-260 261-270 271-280 ... 750 next >