ECO mode MAZDA MODEL 3 HATCHBACK 2015 Handleiding (in Dutch)

Page 203 of 741

*Bepaalde modellen.4–39
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
De buitentemperatuureenheid kan
worden overgeschakeld tussen Celsius en
Fahrenheit aan de hand van de volgende
procedure.
1. Druk terwijl het contact uit staat
op de INFO toets en blijf de
INFO toets gedurende tenminste
5 seconden ingedrukt houden
terwijl u het contact op ON zet.
De buitentemperatuurdisplay gaat
knipperen.
2. Druk op het omnoog
of omlaag
gedeelte van de INFO schakelaar om
de eenheid van de buitentemperatuur te
veranderen.
3. Houd terwijl de
buitentemperatuurdisplay knippert
de INFO toets gedurende tenminste
3 seconden ingedrukt. De
buitentemperatuurdisplay gaat branden.
Buitentemperatuurwaarschuwing
*
Wanneer de buitentemperatuur laag is,
gaat de indikatie knipperen en klinkt
er een zoemtoon om de bestuurder te
waarschuwen voor de mogelijkheid van
gladde wegen.
Als de buitentemperatuur lager is dan
ongeveer 4 °C, gaat de
buitentemperatuurdisplay en het
symbool gedurende ongeveer tien
seconden knipperen en wordt er eenmaal
een zoemtoon gegeven.
OPMERKING
Als de buitentemperatuur lager is dan
-20 °C, werkt de zoemer niet. Het
symbool gaat echter branden.
Display van ingestelde rijsnelheid
van kruissnelheidsregelaar
De rijsnelheid die met behulp van de
kruissnelheidsregelaar is ingesteld wordt
weergegeven.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 212 of 741

*Bepaalde modellen.4–48
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
Signaal Waarschuwingslampjes Pagina
Open-portier waarschuwingslampje 7-36
* 120 km/h waarschuwingslampje *1 7-36
* Waarschuwingslampje voor laag sproeiervloeistofniveau 7-36
* Waarschuwingslampje van bandenspanningcontrolesysteem *1 7-36
(Rood) KEY waarschuwingslampje
*1 7-36
(Oranje)
* Waarschuwingslampje van Smart Brake Support remhulpsysteem/stadsverkeer-
remassistent (SBS/SCBS) 7-36
(Oranje)
* Waarschuwingslampje van rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem
(LDWS)*1*3 7-36
Indikatielampje voor defect automatisch koplampafstelsysteem *1 7-36
(Oranje)
* Koplampregelsysteem (HBC) waarschuwingslampje *1 7-36
(Oranje)
* Waarschuwingslampje van Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem *1 7-36
*1 Het lampje gaat branden wanneer het contact wordt ingeschakeld voor een werkingscontrole en gaat enkele
seconden later uit of wanneer de motor gestart wordt. Als het lampje niet gaat branden of blijft branden, de auto
door een deskundige reparateur laten inspecteren, bij voorkeur een offi ciële Mazda reparateur.
*2 Wanneer de handrem wordt aangetrokken blijft het lampje continu branden.
*3 Het lampje gaat branden wanneer het systeem standby is. Het lampje gaat knipperen als het systeem defect is.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 215 of 741

*Bepaalde modellen.4–51
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
Signaal Indikatielampjes Pagina
* Indikatielampje voor mistachterlicht 4-80
*1 Het lampje gaat branden wanneer het contact wordt ingeschakeld voor een werkingscontrole en gaat enkele
seconden later uit of wanneer de motor gestart wordt. Als het lampje niet gaat branden of blijft branden, de auto
door een deskundige reparateur laten inspecteren, bij voorkeur een offi ciële Mazda reparateur.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 216 of 741

*Bepaalde modellen.4–52
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
Moersleutelindikatielampje *
Wanneer het contact op ON wordt gezet,
gaat het waarschuwingslampje branden en
vervolgens na enkele seconden uit.
Wanneer het lampje brandt
Het moersleutelindikatielampje
gaat branden wanneer het tijd is
voor een vooringestelde periodieke
onderhoudsbeurt. Controleer de gegevens
en voer het onderhoud uit.
Zie Onderhoudsmonitor op pagina 6-15 .
Wanneer het lampje knippert
(SKYACTIV-D 2.2)
De opvanginrichting voor bezinksel
scheidt water van de brandstof.
Indien er zich water in dit fi lter heeft
verzameld, gaat het waarschuwingslampje
knipperen. Als dit gebeurt, dient u
zo spoedig mogelijk een deskundige
reparateur, bij voorkeur een offi ciële
Mazda reparateur te raadplegen.
Indikatielampje voor lage
motorkoelvloeistoftemperatuur
(Blauw)
Het lampje brandt continu wanneer de
motorkoelvloeistoftemperatuur laag is en
gaat uit nadat de motor warmgedraaid is.
Als het indikatielampje voor lage
motorkoelvloeistoftemperatuur blijft
branden nadat de motor voldoende
is opgewarmd, bestaat de kans dat de
temperatuursensor defect is. Raadpleeg
een deskundige reparateur, bij voorkeur
een offi ciële Mazda reparateur.
Voorgloei-indikatielampje
(SKYACTIV-D 2.2)
Dit indikatielampje kan gaan branden
wanneer het contact op ON gezet wordt.
Het lampje gaat uit wanneer de
gloeibougies warm zijn. Als u nadat de
gloeibougies zijn opgewarmd het contact
gedurende langere tijd in de stand ON
laat staan zonder dat de motor draait,
worden de gloeibougies mogelijk opnieuw
opgewarmd en gaat het voorgloei-
indikatielampje branden.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 219 of 741

*Bepaalde modellen.4–55
Tijdens het rijden
Transmissie
Schakelstand-indikatie *
Het schakelstand-indikatielampje dient
als hulp voor vermindering van het
brandstofverbruik en het verkrijgen van
betere rijprestaties. Deze toont de gekozen
schakelstand in de instrumentengroep
en raadt tevens de bestuurder aan over
te schakelen naar de schakelstand
die het beste past bij de huidige
rijomstandigheden.
Geselecteerde
schakelstandGeschikte
schakelstand
Aanduiding Conditie
Nummer De geselecteerde schakelstand
wordt getoond.
en nummer Opschakelen of terugschakelen
naar de aangegeven schakelstand
wordt aanbevolen.
OPGELET
Vertrouw niet enkel op de opschakel/
terugschakel-aanbevelingen van
de indikaties. Het is mogelijk dat
bij werkelijke rijomstandigheden
anders geschakeld moet worden
dan de indikatielampjes aangeven.
Om het risico van ongevallen te
voorkomen, dient de bestuurder
alvorens te schakelen de weg- en
verkeersomstandigheden correct te
beoordelen.
OPMERKING
Het schakelstand-indikatielampje wordt
op de volgende manieren uitgeschakeld.
 
 De auto wordt stopgezet. 
 De neutraalstand wordt ingeschakeld. 
 Bij achteruit rijden. 
 Wanneer bij het wegrijden vanuit
stilstand de koppeling niet volledig is
opgekomen.
  Het koppelingspedaal tijdens het
rijden gedurende 2 seconde of langer
ingetrapt blijft.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 241 of 741

*Bepaalde modellen.4–77
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
Thuiskomstverlichtingsysteem *
Bij bediening van de hendel schakelt
het thuiskomstverlichtingsysteem de
koplampen (dimlicht) in.
Wanneer aan de hendel wordt getrokken
terwijl het contact op ACC of OFF staat,
wordt het dimlicht van de koplampen
ingeschakeld.
Nadat de portieren zijn gesloten en er
een bepaalde tijd is verstreken gaan de
koplampen uit.
OPMERKING
  De tijd totdat de koplampen doven
nadat alle portieren gesloten zijn kan
gewijzigd worden.
 Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-16 .
  Als gedurende 3 minuten na het
trekken aan de hendel geen verdere
bediening plaatsvindt, zullen de
koplampen doven.
  De koplampen doven als nogmaals
aan de hendel wordt getrokken
terwijl de koplampen branden.
Vertrekverlichtingsysteem *
Het vertrekverlichtingsysteem schakelt
de verlichting in wanneer op afstand van
de auto de ontgrendelschakelaar van de
sleutel wordt ingedrukt.
Wanneer de contactschakelaar en de
koplampschakelaar in de hieronder
aangegeven stand staan, gaan de
koplampen branden wanneer de
ontgrendeltoets op de zender wordt
ingedrukt en de auto het zendersignaal
ontvangt. Nadat er een bepaalde tijd is
verstreken gaan de koplampen uit (30
seconden).
 


 Contactschakelaar: uit



 Koplampschakelaar: of
Wanneer het vertrekverlichtingsysteem
wordt ingeschakeld, gaat de volgende
verlichting branden.
Dimlichten, positielampen, lampen van
achterlichten, kentekenplaatverlichting
Ontgrendeltoets
Vergrendeltoets
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 261 of 741

*Bepaalde modellen.4–97
Tijdens het rijden
Remmen
Hellingwegrijsysteem
(HLA)
*
Het hellingwegrijsysteem (HLA) is een
functie welke de bestuurder helpt bij het
vanuit stilstand wegrijden op een helling.
Wanneer de bestuurder op een helling het
rempedaal loslaat en het gaspedaal intrapt,
voorkomt de functie dat de auto wegrolt.
De remkracht blijft automatisch behouden
nadat het rempedaal op een steile helling
wordt losgelaten.
Bij voertuigen met een handgeschakelde
versnellingsbak functioneert het
hellingwegrijsysteem (HLA) op een
afl opende helling wanneer de keuzehendel
in de stand R (achteruit) staat en op een
oplopende helling wanneer de keuzehendel
in een andere stand dan R (achteruit) staat.
Bij voertuigen met een automatische
transmissie functioneert het
hellingwegrijsysteem (HLA) op een
afl opende helling wanneer de keuzehendel
in de stand R (achteruit) staat en op een
oplopende helling wanneer de keuzehendel
in een vooruitversnelling staat.
WAARSCHUWING
Vertrouw niet volledig op het
hellingwegrijsysteem (HLA):
Het hellingwegrijsysteem (HLA) is
een hulpinrichting voor het vanuit
stilstand wegrijden op een helling.
Het systeem functioneert enkel
gedurende ongeveer twee seconden
en daarom is het gevaarlijk bij het
wegrijden vanuit stilstand enkel op het
systeem te vertrouwen, omdat de auto
plotseling in beweging zou kunnen
komen (wegrollen) en een ongeluk
veroorzaken.
De auto zou anders kunnen wegrollen
afhankelijk van de belading en of
er al dan niet een aanhangwagen
getrokken wordt. Bij voertuigen met
handgeschakelde versnellingsbak
kan de auto echter alsnog
wegrollen afhankelijk van hoe het
koppelingspedaal of het gaspedaal
bediend wordt.
Controleer alvorens met de auto te
gaan rijden steeds de veiligheid rondom
de auto.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 265 of 741

*Bepaalde modellen.4–101
Tijdens het rijden
ABS/TCS/DSC
TCS/DSC indikatielampje
Dit indikatielampje blijft gedurende
enkele seconden branden wanneer het
contact op ON gezet wordt. Als het TCS
of DSC systeem in werking is, gaat het
indikatielampje knipperen.
Als het lampje blijft branden, is er
mogelijk een defect in het TCS, DSC of
het rembekrachtigingsysteem en bestaat
de kans dat deze niet correct functioneren.
Breng uw auto naar een deskundige
reparateur, bij voorkeur een offi ciële
Mazda reparateur.
OPMERKING
  Afgezien van het knipperen van
het indikatielampje, is een licht
“afremmend” geluid van de motor
hoorbaar. Dit geeft aan dat het TCS/
DSC systeem juist werkt.
  Op gladde oppervlakken zoals verse
sneeuw, zal het onmogelijk zijn een
hoog toerental te bereiken wanneer
het TCS systeem is ingeschakeld.
Dynamische
stabiliteitsregeling (DSC)
*
De Dynamische Stabiliteitsregeling (DSC)
regelt automatisch het remvermogen
en het motorkoppel in samenhang met
systemen zoals ABS en TCS voor de
regeling van de zijslip tijdens het rijden
op een glad wegdek of bij het maken van
plotselinge uitwijkingsmanoeuvres voor
een verbetering van de veiligheid.
Zie ABS (pagina 4-99 ) en TCS (pagina
4-100 ).
De DSC regeling functioneert bij
snelheden hoger dan 20 km/h.
Het waarschuwingslampje gaat branden
als het systeem defect is.
Zie Waarschuwingslampjes op pagina
4-47 .
WAARSCHUWING
De Dynamische stabiliteitsregeling mag
niet beschouwd worden als remedie
voor onveilige rijtechnieken:
De Dynamische Stabiliteitsregeling
(DSC) biedt geen vrijwaring tegen
onveilig of roekeloos rijgedrag,
buitensporig hoge snelheden,
bumperkleven (het te dicht achter een
ander voertuig rijden) en aquaplaning
(tengevolge van een laag water op het
wegdek wordt de wrijvingskracht van
de banden verminderd). Ongelukken
blijven dan nog steeds mogelijk.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 271 of 741

*Bepaalde modellen.4–107
Tijdens het rijden
Brandstofverbruikmonitor
Brandstofverbruikmonitor *
Bij voertuigen met type C/type D audio, kan de bedrijfstoestand, het brandstofverbruik en
de energiebesparing beurtelings worden getoond door bediening van de pictogrammen in de
display.
Bovendien kan wanneer de einddisplay is ingeschakeld na het voltooien van een rit de totale
energiebesparing tot op dat moment in de einddisplay worden getoond.
1. Selecteer het
pictogram op het thuisscherm en toon het toepassingen scherm.
2. Selecteer de “Brandstofverbruikmonitor”.
3. Bedien de commanderschakelaar of raak het scherm aan voor het tonen van het menu.
OPMERKING
Wanneer het menu wordt getoond door aanraking van het scherm, wordt de display
automatisch na 6 seconden verborgen.
4. Selecteer het pictogram in het menu en voer de bediening uit. Het gebruik van de
pictogrammen is als volgt:
Indikatie op display Bedrijfstoestand
Verbergt de menudisplay.
Toont het toepassingen scherm.
Schakelt de brandstofverbruikmonitor over in de
volgorde van bedrijfstoestand, brandstofverbruik en
energiezuinigheid.
Stelt de brandstofverbruikgegevens terug.
Toont het volgende instelscherm. Einddisplay in-/uitschakelen In-/uitschakelen van de functie die het terugstellen
van de brandstofverbruikgegevens koppelt aan de
dagteller (Dagteller A)
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 365 of 741

*Bepaalde modellen.4–201
Tijdens het rijden
Parkeersensorsysteem
Voorste hoeksensor * , Achterste hoeksensor
Afstanddetectiegebied Afstand tussen het voertuig en de hindernis
Zoemtoon *1 Voorste * /achterste hoeksensor
Grote afstand Ongeveer 50—38 cm
Gematigd onderbroken
geluid
Middenafstand Ongeveer 38—25 cm
Snel onderbroken geluid
Nabije afstand Binnen ongeveer 25 cm
Continu geluid
*1 De snelheid van de onderbroken pieptonen neemt toe naarmate de auto de hindernis nadert.
OPMERKING
Als er gedurende 6 seconden of langer een hindernis bespeurd wordt, stopt de pieptoon
(behalve voor de nabije afstand zone). Als dezelfde hindernis bespeurd wordt in een
andere zone, klinkt de bijbehorende pieptoon.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 next >