ESP MAZDA MODEL 3 HATCHBACK 2015 Handleiding (in Dutch)

Page 285 of 741

*Bepaalde modellen.4–121
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) *
Het LDWS stelt de bestuurder op de hoogte dat de auto van zijn rijstrook afwijkt.
Het systeem bespeurt de witte of gele strepen op de rijstrook met gebruik van de
vooruitrijcamera (FSC). Als dit bepaalt dat de auto van de rijstrook gaat afwijken,
waarschuwt het de bestuurder door middel van het knipperen van het LDWS indikatielampje
(groen) en het laten klinken van het LDWS waarschuwingsgeluid.
Zie Vooruitrijcamera op pagina 4-164 .
Gebruik het LDWS bij het rijden op wegen met witte of gele strepen.
Vooruitrijcamera (FSC)
LDWS waarschuwingslampje
(Oranje)/LDWS indikatielampje
(Groen)
Het waarschuwingslampje gaat knipperen als het systeem defect is.
Zie Waarschuwingslampjes op pagina 4-47 .
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 286 of 741

4–122
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
WAARSCHUWING
Gebruik het LDWS niet onder de volgende omstandigheden:
De kans bestaat dat het systeem niet adequaat reageert op de werkelijke
rijomstandigheden, waardoor ongelukken veroorzaakt kunnen worden.
 
 Bij het rijden op wegen met scherpe bochten. 
 Bij het rijden onder slechte weersomstandigheden (regen, mist en sneeuw).
De functies van het LDWS hebben beperkingen:
Blijf altijd uw baan aanhouden met behulp van het stuurwiel en rijd voorzichtig. Het
systeem is niet bestemd is om compensatie te geven voor onvoldoende voorzichtigheid
van de bestuurder en als u teveel op het LDWS vertrouwt kan dit tot ongelukken leiden.
De bestuurder is verantwoordelijk voor het veilig uitvoeren van rijbaanveranderingen
en overige manoeuvres. Let altijd nauwkeurig op de richting waarin de auto rijdt en de
directe omgeving ervan.
OPGELET
Geen wijzigingen aan de vering aanbrengen. Als de hoogte van de auto of de
dempingskracht van de vering wordt gewijzigd, kan het LDWS niet juist functioneren.
OPMERKING
  Als uw auto van zijn rijstrook afwijkt, wordt het LDWS in werking gesteld
(waarschuwingsgeluid en indikatielampje). Stuur de auto adequaat bij om de auto weer
naar het midden van de rijstrook te brengen.
  Wanneer de richtingaanwijzerhendel wordt bediend om van rijstrook te veranderen,
wordt de LDWS waarschuwing automatisch uitgeschakeld. De LDWS waarschuwing
wordt werkzaam wanneer de richtingaanwijzerhendel teruggezet wordt en het systeem
de witte of gele strepen bespeurt.
  Als het stuurwiel, het gaspedaal of het rempedaal abrupt worden bediend en de
auto dicht in de buurt van een witte of gele streep komt, bepaalt het systeen dat de
bestuurder van rijbaan verandert en wordt de LDWS waarschuwing automatisch
uitgeschakeld.
  Het is mogelijk dat het LDWS niet functioneert tijdens de periode onmiddellijk
nadat de auto van zijn rijstrook is afgeweken en het LDWS in werking is getreden, of
wanneer de auto binnen een korte periode van tijd herhaalde malen van de rijstrook is
afgeweken.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 287 of 741

4–123
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
  Het LDWS functioneert niet als de witte of gele strepen van de rijstrook niet bespeurd
worden.
  Onder de volgende omstandigheden bestaat de kans dat het LDWS de witte of gele
strepen niet correct kan bespeuren en dat het LDWS niet juist functioneert.
 


 Als een voorwerp dat op het instrumentenpaneel geplaatst is in de voorruit
weerkaatst wordt en door de camera wordt opgenomen.
 


 Wanneer er zware bagage in de bagageruimte of op de achterzitting is geplaatst en
de auto overhelt.
 


 Wanneer de bandenspanning niet op de voorgeschreven druk is afgesteld.



 Wanneer de auto op de oprit/afrit van de pleisterplaats of het tolhek van een snelweg
rijdt.
 


 Wanneer de witte of gele strepen minder goed zichtbaar zijn doordat deze vuil zijn
of de verf afgesleten is.
 


 Wanneer het voertuig dat vóór u rijdt nabij de witte of gele streep rijdt en de streep
minder goed zichtbaar is.
 


 Wanneer de witte of gele strepen niet goed zichtbaar zijn als gevolg van slecht weer
(regen, mist of sneeuw).
 


 Bij het rijden op een tijdelijke rijstrook of weggedeelte met afgesloten rijstrook als
gevolg van wegwerkzaamheden.
 


 Wanneer een misleidende streep op de weg wordt waargenomen, zoals bij een
tijdelijke streep voor wegwerkzaamheden, of door schaduweffecten, sneeuwresten of
gleuven met water.
 


 Wanneer de helderheid van de omgeving plotseling verandert, zoals bij het in- of
uitrijden van een tunnel.
 


 Wanneer de verlichting van de koplampen afgezwakt is als gevolg van
verontreiniging of afwijking van de optische as.
 


 Wanneer de voorruit verontreinigd of beslagen is.



 Wanneer achterverlichting op het wegdek refl ecteert.



 Wanneer het wegdek nat en glimmend is na regen, of als er plassen op de weg zijn.



 Wanneer een schaduw van de vangrail parallel aan de witte of gele streep op de weg
valt.
 


 Wanneer de rijstrook buitengewoon smal of breed is.



 Wanneer de weg buitengewoon oneffen is.



 Wanneer de auto schokt na een hobbel in de weg.



 Wanneer er twee of meer naast elkaar gelegen witte of gele strepen zijn.



 Wanneer er wegmarkeringen of rijbaanmarkeringen van diverse vormen zijn in de
buurt van een kruising.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 289 of 741

4–125
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
  Het LDWS blijft standby totdat het
de witte of gele strepen aan zowel de
linker als de rechter zijde of aan een
van beide zijden bespeurt.
  Wanneer het systeem een witte
of gele streep enkel aan één zijde
bespeurt, geeft het systeem enkel
een waarschuwing wanneer de auto
afwijkt naar de zijde waar de witte of
gele streep bespeurd is.
Automatische uitschakeling
Onder de volgende omstandigheden wordt
het LDWS automatisch uitgeschakeld en
op standby gehouden en gaat het LDWS
waarschuwingslampje (oranje) in de
instrumentengroep branden.
 


 Het systeem kan de witte of gele strepen
niet bespeuren.
 


 De rijsnelheid is minder dan ongeveer
65 km/h.
 


 De auto maakt een scherpe bocht.



 De auto maakt een bocht met een niet
aangepaste snelheid.
 


 De temperatuur binnen in de camera is
hoog of laag.
 


 De voorruit rondom de camera is
beslagen.
 


 De voorruit rondom de camera wordt
door een obstakel geblokkeerd,
waardoor het uitzicht naar voren
belemmerd wordt.
De rijbaanindikatie (stippellijn) wordt
aangegeven in de actief rijden display
(Type A instrumentengroep
*1 ) of de
multi-informatiedisplay (Type B
instrumentengroep
*1 ).
Het LDWS wordt automatisch
ingeschakeld wanneer de omstandigheden
veranderen en het systeem bruikbaar is.
*1 Zie Meters en tellers op pagina
4-28 om te bepalen met welke
instrumentengroep uw Mazda is
uitgerust.
Automatische annulering van de
waarschuwing
Onder de volgende omstandigheden
bepaalt het LDWS dat de bestuurder
van rijstrook verandert en wordt de
waarschuwing automatisch geannuleerd.
Het LDWS wordt na de manoeuvre
automatisch ingeschakeld.
 


 Het stuurwiel wordt abrupt gedraaid.



 Het rempedaal wordt abrupt ingetrapt.



 Het gaspedaal wordt abrupt ingetrapt.



 Een richtingaanwijzerhendel
wordt bediend (nadat de
richtingaanwijzerhendel is teruggezet,
is het mogelijk dat de LDWS
waarschuwing gedurende ongeveer 3
seconden niet werkt, de tijd die nodig is
om de rijstrookcorrectie uit te voeren).
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 294 of 741

4–130
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
  In de volgende gevallen laat het systeem het RVM waarschuwingslampje (oranje) in
de instrumentengroep branden en wordt de werking van het systeem stopgezet. Als het
RVM waarschuwingslampje (oranje) blijft branden, het systeem zo spoedig mogelijk
door een offi ciële Mazda dealer laten inspecteren:




 Er is een defect in het systeem, inclusief het RVM waarschuwingsindikatielampje,
opgespoord.
 


 De positie van de radarsensoren (achter) is beduidend veranderd. De richting waarin
de radarsensors (achter) gericht zijn is van fabriekswege afgesteld en is specifi ek
voor de installatiecondities van elke auto zodat naderende voertuigen correct
opgespoord kunnen worden. Als de richting van de radarsensoren (achter) om een
bepaalde reden afwijkt, dient deze opnieuw afgesteld te worden.
 


 Grote hoeveelheden sneeuw of ijs bevinden zich op de achterbumper nabij de
radarsensors (achter).
 


 Rijden gedurende langere perioden op met sneeuw bedekte wegen.



 De temperatuur rondom de radarsensors (achter) wordt buitengewoon hoog wanneer
er met de auto gedurende langere tijd bij hete weersomstandigheden bergop gereden
wordt.
 


 De accuspanning is laag. 

 De opsporingscapaciteit van de radarsensors (achter) is beperkt. In de volgende
gevallen kan de opsporingscapaciteit van het rijbaanveranderingcontrolesysteem
afnemen en niet normaal functioneren:
 


 De achterbumper in de buurt van de radarsensoren (achter) is vervormd.



 Op de plaatsen nabij de radarsensoren (achter) op de achterbumper heeft zich
sneeuw, ijs of modder verzameld.
 


 Onder bepaalde weersomstandigheden, zoals bij regen, sneeuw of mist.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 295 of 741

4–131
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
  Voor de radarsensors (achter) kan het onmogelijk of moeilijk zijn het volgende op te
sporen:
 


 Kleine, tweewielige voertuigen, fi etsen, voetgangers en stilstaande objecten op of
langs de kant van de weg.
 


 Voertuigen met carrosserievormen die de radarsignalen niet refl ecteren, zoals
ongeladen lage aanhangwagens en sportauto's.
 


 Een voertuig bevindt zich in het opsporingsgebied op een naastgelegen rijbaan aan
de achterzijde, maar nadert niet. Het systeem maakt bepalingen gebaseerd op de
radardetectiegegevens van naderende voertuigen.
 


 Een ander voertuig rijdt gedurende langere tijd met dezelfde snelheid naast de auto.



 Voertuigen die naderen vanuit tegenovergestelde richting.



 Een ander voertuig dat uw auto probeert te passeren bevindt zich op een
naastgelegen rijbaan.
 


 Er bevindt zich een voertuig op een naastgelegen rijbaan die buitengewoon breed
is. Het detectiegebied van de radarsensors (achter) is ingesteld overeenkomstig de
rijbaanbreedte van algemene snelwegen.
 
 In de volgende gevallen is het mogelijk dat het RVM waarschuwingsindikatielampje
en de waarschuwingszoemer niet geactiveerd worden of dat de activering ervan
vertraagd wordt:
 


 Een ander voertuig komt vanaf een rijbaan twee rijbanen verderop op de
naastgelegen rijbaan.
 


 Bij het rijden op een steile helling.



 Bij het rijden over een bergpas.



 Wanneer de draaicirkel klein is (maken van scherpe bochten, op rotondes of
kruisingen).
 


 Wanneer er een verschil in hoogte is tussen de rijbanen.



 Onmiddellijk nadat dit systeem is ingeschakeld. 

 Als de breedte van de rijbanen bijzonder smal is, is het mogelijk dat een voertuig op
een naastgelegen rijbaan twee rijbanen verderop opgespoord wordt. Het detectiegebied
van de radarsensors (achter) is ingesteld overeenkomstig de rijbaanbreedte van
algemene snelwegen.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 299 of 741

*Bepaalde modellen.4–135
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS) *
Het Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS) meet de afstand tussen uw auto en een
voorliggend voertuig met gebruik van een radarsensor wanneer de rijsnelheid 30 km/h of
hoger is en geeft een aanbevolen afstand aan om tussen voertuigen aan te houden. Als verder
uw auto het voorliggende voertuig dichter nadert dan de juiste aan te houden tussenafstand,
gaat de voorliggend-voertuig indikatie op de display knipperen om de bestuurder te
waarschuwen een veiliger afstand ten opzichte van het voorliggende voertuig aan te houden.
WAARSCHUWING
Vertrouw niet volledig op het Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS) en rijd altijd
voorzichtig:
Het Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS) geeft advies voor veiliger rijden en
informeert de bestuurder een aanbevolen, veiliger afstand ten opzichte van het
voorliggende voertuig aan te houden. De mogelijkheid voor het bespeuren van een
voorliggend voertuig is beperkt en afhankelijk van het soort voorliggende voertuig, de
weersomstandigheden en de verkeerssituatie. Als dus het gaspedaal en rempedaal niet
correct bediend worden kan dit een ongeluk veroorzaken. Controleer altijd de veiligheid
van de omgeving en trap het rempedaal of gaspedaal in terwijl u een veiliger afstand
aanhoudt ten opzichte van voorliggende voertuigen of tegenliggers.
OPMERKING
  Het Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS) functioneert wanneer aan alle volgende
voorwaarden is voldaan:
 


 Het contact op ON wordt gezet.



 Het Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS) is ingeschakeld.



 De keuzehendel staat in een andere stand dan de achteruit (R).



 De rijsnelheid is 30 km/h of sneller. 

 De objecten waardoor het systeem geactiveerd wordt zijn 4-wielige voertuigen. 
 Het Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS) kan ook in de aanwezigheid van
motorfi etsen en fi etsen functioneren.

 Het afstandherkenninghulpsysteem (DRSS) functioneert mogelijk niet normaal onder
de volgende omstandigheden:
 


 De Dynamische stabiliteitsregeling (DSC) is defect.



 Het voorliggende voertuig rijdt met een buitengewoon lage snelheid. 

 Het systeem werkt niet met de volgende objecten:




 Voertuigen die naderen vanuit tegenovergestelde richting.



 Stilstaande objecten (stilstaande voertuigen, obstakels)
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 302 of 741

*Bepaalde modellen.4–138
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem *
Het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem regelt de volgafstand *1 al naargelang
de rijsnelheid met behulp van een radarsensor (voor) die de afstand ten opzichte van een
voorliggend voertuig meet, zodat de bestuurder het gaspedaal of het rempedaal niet constant
hoeft te gebruiken.
*1 Volgafstandregeling: Regeling van de afstand tussen uw voertuig en het voorliggende
voertuig dat door het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem is bespeurd.
Als uw auto het voorliggende voertuig dichter begint te naderen, omdat bijvoorbeeld het
voorliggende voertuig plotseling afremt, wordt tegelijkertijd een waarschuwingsgeluid en
een waarschuwingsindikatie op de display geactiveerd om u te waarschuwen voldoende
afstand tussen de voertuigen te bewaren.
De volgende rijsnelheden kunnen ingesteld worden:
 


(Europees model)
 Ongeveer 30 km/h tot 200 km/h



(Behalve Europese modellen)
 Ongeveer 30 km/h tot 145 km/h
Gebruik het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem op snelwegen en overige
autowegen waarbij niet veel herhaalde acceleratie en snelheidsmindering vereist is.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 303 of 741

4–139
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
WAARSCHUWING
Vertrouw niet volledig op het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem en rijd
altijd voorzichtig:
Het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem is bedoeld om de bestuurder te
ontlasten en hoewel een constante rijsnelheid wordt aangehouden, of specifi eker, er
overeenkomstig de rijsnelheid een constante afstand wordt aangehouden tussen uw
auto en het bespeurde voorliggende voertuig, heeft het systeem detectiebeperkingen
afhankelijk van het soort voorliggende voertuig en de conditie ervan, de
weersomstandigheden en de verkeerssituatie. Verder is het mogelijk dat het systeem
niet in staat is voldoende af te remmen om een botsing met het voorliggende voertuig
te vermijden als het voorliggende voertuig plotseling afremt of een ander voertuig in
de rijstrook snijdt, waardoor een ongeluk veroorzaakt kan worden. Controleer altijd de
veiligheid van de omgeving en trap het rempedaal of gaspedaal in terwijl u een veiliger
afstand aanhoudt ten opzichte van voorliggende voertuigen of tegenliggers.
Gebruik het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem niet op de volgende
plaatsen. Anders kan dit een ongeluk tot gevolg hebben:
 
 Wegen met scherpe bochten en met druk verkeer waar er onvoldoende ruimte is
tussen de voertuigen. Wegen waar veelvuldig en herhaaldelijk geaccelereerd en
afgeremd moet worden (rijden onder deze omstandigheden met gebruik van het
Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem is niet mogelijk).
  Bij het rijden op op- en afritten van snelwegen, in- en uitrijden van tankstations
en parkeerplaatsen langs snelwegen (als u een snelweg verlaat terwijl de
volgafstandregeling in gebruik is, wordt het voorliggende voertuig niet langer
gevolgd en bestaat de kans dat uw auto tot aan de ingestelde rijsnelheid accelereert).
  Gladde wegen zoals met ijs of sneeuw bedekte wegen (de banden kunnen gaan
slippen waardoor u de macht over het stuur kunt verliezen).
  Lange afl opende hellingen (voor het aanhouden van de afstand tussen voertuigen,
worden de remmen automatisch en continu door het systeem in werking gesteld,
hetgeen verlies van remkracht tot gevolg kan hebben).
Met het oog op de veiligheid, het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem
uitschakelen wanneer dit niet wordt gebruikt.
OPGELET
Als het voertuig gesleept wordt of als u een aanhanger trekt, het Mazda Radar Cruise
Control (MRCC) systeem uitschakelen om een verkeerde bediening te voorkomen.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 304 of 741

4–14 0
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
  Het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem functioneert wanneer aan alle
volgende voorwaarden is voldaan.
 


 De rijsnelheid is als volgt: 



(Europees model)
 Ongeveer 30 km/h tot 200 km/h 


(Behalve Europese modellen)
 Ongeveer 30 km/h tot 145 km/h 
 



Het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem is ingeschakeld.



 De handrem is niet aangetrokken.



 Het Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS) waarschuwingslampje (oranje)
brandt niet.
 


 De Dynamische stabiliteitsregeling (DSC) werkt normaal.

(Handgeschakelde versnellingsbak)




 De keuzehendel staat in een andere stand dan achteruit (R) of neutraal (N).



 Het koppelingspedaal wordt niet ingetrapt.

(Automatische transmissie)




 De keuzehendel staat in de stand (D) of de stand handmatig (M) (handmatige
functie).


 In de volgende gevallen bestaat de kans dat de waarschuwingen niet geactiveerd
worden als uw auto het voorliggende voertuig dichter begint te naderen.
 


 U rijdt met dezelfde snelheid als het voorliggende voertuig.



 Direct nadat het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem is ingesteld.



 Wanneer het gaspedaal wordt ingetrapt of direct nadat het gaspedaal is losgelaten.



 Een ander voertuig snijdt in de rijstrook. 

 De volgende objecten worden niet als fysieke objecten herkend.




 Voertuigen die naderen vanuit tegenovergestelde richting.



 Voetgangers



 Stilstaande objecten (stilstaande voertuigen, obstakels) 

 Als een voorliggend voertuig met buitengewoon lage snelheid rijdt, bestaat de kans dat
het systeem dit niet correct bespeurt.
  Tijdens het rijden met volgafstandregeling, het systeem niet instellen op tweewielige
voertuigen zoals motorfi etsen en fi etsen.

 Gebruik het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem niet onder omstandigheden
waarbij de waarschuwingen voor korte volgafstand veelvuldig geactiveerd worden.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 ... 120 next >