sensor MAZDA MODEL 3 HATCHBACK 2015 Handleiding (in Dutch)

Page 207 of 741

*Bepaalde modellen.4–43
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
Actief rijden display *
Optische ontvanger Spiegel
Combiner
WAARSCHUWING
Stel de helderheid en positie van de display altijd af bij stilstaand voertuig:
Afstellen van de helderheid en positie van de display tijdens het rijden is gevaarlijk,
aangezien dit uw aandacht van de weg kan afl eiden en een ongeluk kan veroorzaken.
OPGELET

 Probeer niet handmatig de hoek van de actief rijden display af te stellen of deze te
openen of te sluiten. Vingerafdrukken op de display maken deze moeilijk zichtbaar en
het overmatig kracht uitoefenen tijdens de bediening kan beschadiging veroorzaken.
  Plaats geen voorwerpen in de buurt van de actief rijden display. De kans bestaat dat de
actief rijden display niet functioneert of beschadigd wordt wanneer deze tijdens zijn
werking gehinderd wordt.
  Plaats geen dranken in de buurt van de actief rijden display. Als water of andere
vloeistoffen op de actief rijden display worden gemorst, kan dit beschadiging
veroorzaken.
  Plaats geen voorwerpen bovenop het scherm op de actief rijden display en plak geen
stickers op de combiner aangezien deze storing veroorzaken.
  Er is een sensor ingebouwd die de helderheid van de display regelt. Als de optische
ontvanger wordt afgedekt, zal de displayhelderheid verminderen waardoor deze
moeilijk zichtbaar wordt.
  Stel de optische ontvanger niet bloot aan sterke lichtinval. Anders kan dit beschadiging
veroorzaken.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 216 of 741

*Bepaalde modellen.4–52
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
Moersleutelindikatielampje *
Wanneer het contact op ON wordt gezet,
gaat het waarschuwingslampje branden en
vervolgens na enkele seconden uit.
Wanneer het lampje brandt
Het moersleutelindikatielampje
gaat branden wanneer het tijd is
voor een vooringestelde periodieke
onderhoudsbeurt. Controleer de gegevens
en voer het onderhoud uit.
Zie Onderhoudsmonitor op pagina 6-15 .
Wanneer het lampje knippert
(SKYACTIV-D 2.2)
De opvanginrichting voor bezinksel
scheidt water van de brandstof.
Indien er zich water in dit fi lter heeft
verzameld, gaat het waarschuwingslampje
knipperen. Als dit gebeurt, dient u
zo spoedig mogelijk een deskundige
reparateur, bij voorkeur een offi ciële
Mazda reparateur te raadplegen.
Indikatielampje voor lage
motorkoelvloeistoftemperatuur
(Blauw)
Het lampje brandt continu wanneer de
motorkoelvloeistoftemperatuur laag is en
gaat uit nadat de motor warmgedraaid is.
Als het indikatielampje voor lage
motorkoelvloeistoftemperatuur blijft
branden nadat de motor voldoende
is opgewarmd, bestaat de kans dat de
temperatuursensor defect is. Raadpleeg
een deskundige reparateur, bij voorkeur
een offi ciële Mazda reparateur.
Voorgloei-indikatielampje
(SKYACTIV-D 2.2)
Dit indikatielampje kan gaan branden
wanneer het contact op ON gezet wordt.
Het lampje gaat uit wanneer de
gloeibougies warm zijn. Als u nadat de
gloeibougies zijn opgewarmd het contact
gedurende langere tijd in de stand ON
laat staan zonder dat de motor draait,
worden de gloeibougies mogelijk opnieuw
opgewarmd en gaat het voorgloei-
indikatielampje branden.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 236 of 741

*Bepaalde modellen.4–72
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
Met automatische verlichtingsregeling
Zonder thuiskomstverlichtingsysteem
Schakelaarstand
Contactstand ON ACC
of OFF ON ACC
of OFF ON ACC
of OFF ON ACC
of OFF
Koplampen — — Automatisch
*1 — — — × ×
Dagverlichting * × — Automatisch *1 — — — — —
Achterlichten
Positielampen
Kentekenplaatlampen
Instrumentenpaneelverlichting — — Automatisch
*1 — × × × ×
×: Aan
—: Uit
*1 De koplampen en overige verlichting worden automatisch ingeschakeld afhankelijk van de helderheid van de
omgeving zoals afgetast door de sensor.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 237 of 741

*Bepaalde modellen.4–73
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
Met thuiskomstverlichtingsysteem
Schakelaarstand
Contactstand ON ACC
of OFF ON ACC
of OFF ON ACC
of OFF ON ACC
of OFF
Koplampen — — Automatisch
*1 — — — × —
Dagverlichting * × *2 — Automatisch *1 — — — — —
Achterlichten
Positielampen
Kentekenplaatlampen
Instrumentenpaneelverlichting — — Automatisch
*1 × *3 /— *4 × × × × *5
×: Aan
—: Uit
*1 De koplampen en overige verlichting worden automatisch ingeschakeld afhankelijk van de helderheid van de
omgeving zoals afgetast door de sensor.
*2 Wanneer dit tijdens het rijden gaat branden.
*3 Wanneer de verlichting is ingeschakeld, blijft deze branden ook als het contact in een andere stand dan ON
wordt gezet. Als de verlichting brandt en het bestuurdersportier wordt geopend of 30 sec. zijn verstreken, wordt
de verlichting uitgeschakeld.
*4 Wanneer het contact in een andere stand dan ON wordt gezet, gaat ook als de verlichtingsschakelaar op
wordt gezet, de verlichting niet branden.
*5 Als de verlichting brandt en het bestuurdersportier wordt geopend of 30 sec. zijn verstreken, wordt de
verlichting uitgeschakeld.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 238 of 741

4–74
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
Automatische verlichtingsregeling
Wanneer de koplampschakelaar in de stand
staat en het contact op ON gezet is, tast de
lichtsensor de lichtheid of donkerte van de omgeving af en schakelt deze automatisch de
koplampen, andere buitenverlichting en de instrumentenpaneelverlichting in of uit (zie
bovenstaande tabel).
OPGELET
  De lichtsensor niet afdekken door een sticker of een label op de voorruit te plakken.
Anders zal de lichtsensor niet correct functioneren.

  De lichtsensor functioneert ook als een regensensor voor de automatische
ruitenwisserregeling. Houd handen en ruitenkrabbers uit de buurt van de voorruit
wanneer de ruitenwisserhendel in de stand
staat en het contact op ON gezet is,
aangezien vingers beklemd kunnen raken of de ruitenwissers en wisserbladen
beschadigd kunnen worden wanneer de ruitenwissers automatisch in werking gesteld
worden. Als u de voorruit gaat reinigen, er op letten dat de ruitenwissers volledig zijn
uitgeschakeld — dit is vooral belangrijk bij het verwijderen van ijs en sneeuw —
wanneer het bijzonder verleidelijk is om de motor te laten draaien.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 239 of 741

*Bepaalde modellen.4–75
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
OPMERKING

 De koplampen, overige buitenverlichting en instrumentenpaneelverlichting gaan
mogelijk niet onmiddellijk uit in het geval de omgeving ineens helder verlicht wordt,
aangezien de lichtsensor bepaalt dat het avond is als de omgeving gedurende enkele
minuten continu donker is, zoals bijvoorbeeld in lange tunnels, bij fi les in tunnels of in
parkeergarages.
 In dit geval wordt de verlichting uitgeschakeld als de verlichtingsschakelaar naar de
stand
gedraaid wordt.
  Wanneer de koplampschakelaar in de stand staat en het contact op ACC gezet
wordt of uitgezet wordt, zullen de koplampen, de overige buitenverlichting en de
instrumentenpaneelverlichting uitgeschakeld worden.
  De instrumentenpaneelverlichting kan afgesteld worden door het draaien van de knop
in de instrumentengroep. Ook kan de dag/nachtstand veranderd worden door de knop
te draaien totdat er een pieptoon gegeven wordt. Afstellen van de helderheid van de
instrumentenpaneelverlichting: Zie Instrumentenpaneelverlichting op pagina 4-32 .
  De gevoeligheid van de AUTO lampen kan gewijzigd worden door een offi ciële
Mazda reparateur. Zie Gebruikersinstellingen op pagina 9-16 .
Xenon gasontlading koplampen
*
Voor de dimlichtlampen van de koplampen worden xenon gasontladingslampen gebruikt die
een heldere witte lichtstraal over een groot gebied verspreiden.
WAARSCHUWING
De xenon gasontladingslampen niet zelf vervangen
Het zelf vervangen van xenon gasontladingslampen is gevaarlijk. Aangezien de xenon
gasontladingslampen gebruik maken van hoge spanning, bestaat de kans op een
elektrische schok als de lampen verkeerd behandeld worden. Raadpleeg een deskundige
reparateur, bij voorkeur een offi ciële Mazda reparateur wanneer vervanging
noodzakelijk is.
OPMERKING
Als de koplampen gaan knipperen of als de helderheid vermindert, bestaat de kans dat
de gebruiksduur ten einde is en vervanging noodzakelijk is. Raadpleeg een deskundige
reparateur, bij voorkeur een offi ciële Mazda reparateur.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 249 of 741

4–85
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
Voorruitenwissers
Schakel de ruitenwissers in door de hendel
omhoog of omlaag te drukken.
Met intervalruitenwisser
Schakelaarstand
Bediening van de
ruitenwissers
Nr. Type A Type B
Eén enkele wiscyclus
(mist)
Intervalwerking
Lage snelheid
Hoge snelheid
Ruitenwissers met regelbare
intervalwerking
Zet de hendel in de intervalstand en kies
de intervaltijd door de ring te draaien.
INT ring
Met automatische ruitenwisserregeling
Schakelaarstand
Bediening van de
ruitenwissers
Nr. Type A Type B
Eén enkele wiscyclus
(mist)
Automatische regeling
Lage snelheid
Hoge snelheid
Automatische ruitenwisserregeling
Wanneer de ruitenwisserhendel in de stand
staat, tast de regensensor de
hoeveelheid regenval op de voorruit af en
schakelt deze de ruitenwissers automatisch
in of uit (uit—interval—lage snelheid—
hoge snelheid).
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 250 of 741

4–86
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
De gevoeligheid van de regensensor kan
afgesteld worden door de schakelaar op de
ruitenwisserhendel te draaien.
De schakelaar vanuit de middenpositie
(normaal) omlaag draaien voor een hogere
gevoeligheid (snellere respons) of de
schakelaar omhoog draaien voor minder
gevoeligheid (langzamere respons).
Hogere
gevoeligheid
Minder
gevoeligheid
Schakelaar
Middenpositie
OPGELET
  De regensensor niet afdekken
door een sticker of een label op de
voorruit te plakken. Anders zal de
regensensor niet correct functioneren.
OPGELET
 

 Wanneer de ruitenwisserhendel in de
stand
staat en het contact op
ON wordt gezet, is het mogelijk dat
de ruitenwissers in de volgende
gevallen automatisch in beweging
gezet worden:
 


 Als de voorruit boven de
regensensor wordt aangeraakt of
met een doek wordt afgeveegd.
 


 Als vanaf de buitenzijde of
binnenzijde van de auto met een
hand of ander voorwerp tegen de
voorruit wordt gestoten.
  Houd handen en ruitenkrabbers uit de
buurt van de voorruit wanneer de
ruitenwisserhendel in de stand
staat en het contact op ON gezet is,
aangezien vingers beklemd kunnen
raken of de ruitenwissers en
wisserbladen beschadigd kunnen
worden wanneer de ruitenwissers
automatisch in werking gesteld
worden.
 Als u de voorruit gaat reinigen, er op
letten dat de ruitenwissers volledig
zijn uitgeschakeld (wanneer de kans
het grootst is dat de motor aan blijft)
—dit is vooral belangrijk bij het
verwijderen van ijs en sneeuw.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 251 of 741

4–87
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
OPMERKING
  Door de hendel van de automatische
ruitenwisser tijdens het rijden van de
stand
naar de stand over
te schakelen, worden de
voorruitenwissers eenmaal
geactiveerd, waarna ze zullen
functioneren overeenkomstig de
hoeveelheid regenval.
  Het is mogelijk dat de automatische
ruitenwisserregeling niet functioneert
wanneer de temperatuur van de
regensensor ongeveer -10 °C of lager
is, of ongeveer 85°C of hoger is.
  Als een waterafstotende laag op
de voorruit wordt aangebracht,
kan de regensensor de hoeveelheid
regenval niet correct aftasten en
bestaat de kans dat de automatische
ruitenwisserregeling niet juist
functioneert.
  Als vuil of vreemde bestanddelen
(zoals ijs of materie welke zout water
bevat) zich op de voorruit boven de
regensensor zijn gaan vasthechten
of als de voorruit met ijs bedekt
is, kan dit tot gevolg hebben dat
de ruitenwissers automatisch in
beweging gezet worden. Als echter
de ruitenwissers dit ijs, vuil of de
vreemde bestanddelen niet kunnen
verwijderen, zal de automatische
ruitenwisserregeling stoppen met
functioneren. Zet in dit geval de
ruitenwisserhendel in de stand
voor lage snelheid of hoge snelheid
voor handbedieningsregeling of
verwijder het ijs, vuil of de vreemde
bestanddelen met de hand om de
automatische ruitenwisserregeling te
herstellen.
OPMERKING
  Als u de automatische
ruitenwisserhendel in de stand
laat staan, kunnen de ruitenwissers
door het effect van sterke
lichtbronnen, elektromagnetische
golven of infrarood licht automatisch
in werking treden, omdat voor de
regensensor een optische sensor
wordt gebruikt. Het wordt
aanbevolen de automatische
ruitenwisserhendel in de stand
te
laten staan, behalve tijdens het rijden
bij regenachtig weer.
  De regelfuncties van de automatische
ruitenwisser kunnen uitgeschakeld
worden.
 Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-16 .
Voorruitensproeier
Voor het sproeien van sproeiervloeistof de
hendel naar u toe trekken en vasthouden.
Ruitensproeier UIT
OPMERKING
Als de ruitenwisserhendel in de stand
of interval/ stand staat, zullen
de ruitenwissers continu blijven
functioneren totdat u de hendel weer
loslaat.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 278 of 741

*Bepaalde modellen.4–114
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
i-ACTIVSENSE *
i-ACTIVSENSE is een collectieve benaming voor een reeks geavanceerde beveiligings-
en rijondersteuningsystemen welke gebruik maken van een vooruitrijcamera (FSC) en
radarsensoren. Deze systemen bestaan uit actieve beveiligings- en anti-botsinghulpsystemen.
Deze systemen zijn bestemd om de bestuurder te ontlasten en te helpen veiliger te rijden en
botsingen te vermijden of de ernst daarvan te verminderen. Echter aangezien elk van deze
systemen hun beperkingen hebben, altijd voorzichtig rijden en niet blindelings op deze
systemen vertrouwen.
Actieve rijondersteuningstechnologie
De actieve rijondersteuningstechnologie ondersteunt de bestuurder bij het veiliger rijden
doordat deze helpt potentiële gevaren te onderkennen en ongelukken te voorkomen.
Hulpsystemen ter ondersteuning van de bestuurdersalertheid
Zichtbaarheid in het donker
Aanpasbaar voorverlichtingssysteem (AFS) ..................................................................... 4-117
Koplampregelsysteem (HBC) ........................................................................................... 4-118
Vooruit/achteruit detectie
Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) ........................................................ 4-121
Rijbaanveranderingcontrolesysteem (RVM) ..................................................................... 4-128
Afstandherkenning tussen voertuigen
Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS) .......................................................................... 4-135
Bestuurdershulpsysteem
Afstand tussen voertuigen
Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem ............................................................... 4-138
Snelheidsregeling
Afstelbare snelheidsbegrenzer .......................................................................................... 4-149
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 ... 80 next >