MAZDA MODEL 3 HATCHBACK 2015 Handleiding (in Dutch)

Page 291 of 741

4–127
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
  Als het LDWS waarschuwingsgeluid
op trilling is ingesteld klinkt het
geluid vanuit de autoluidspreker aan
de zijde waar het systeem bepaald
heeft dat de auto van de rijstrook
afwijkt.
  De kans bestaat dat het LDWS
waarschuwingsgeluid niet
hoorbaar is afhankelijk van de
omgevingscondities zoals geluiden
van buiten.
  Het tijdstip van de waarschuwing
waarop het systeem bepaalt dat de
auto van zijn rijstrook afwijkt kan
veranderd worden.
 Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-16 .
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 292 of 741

*Bepaalde modellen.4–128
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Rijbaanveranderingcontrolesysteem (RVM) *
















 Het rijbaanveranderingcontrolesysteem is bedoeld om de bestuurder te helpen bij het
controleren van het gedeelte aan weerszijden van de achterkant van de auto tijdens
het veranderen van rijbaan door de bestuurder te attenderen op de aanwezigheid van
voertuigen die op een naastgelegen rijbaan van achteren naderen. Het detectiegebied
van het systeem strekt zich uit vanaf het gedeelte bij het achterste uiteinde van de
voorportieren tot een afstand van ongeveer 50 m achterwaarts op zowel de linker
als rechter naastgelegen rijbanen. Wanneer een naderend voertuig door het systeem
wordt waargenomen, gaat het RVM waarschuwingsindikatielampje branden dat
ingebouwd is in de linker en rechter buitenspiegel, afhankelijk van de omstandigheden.
Als de richtingaanwijzerhendel bediend wordt naar een kant waar het RVM
waarschuwingsindikatielampje brandt, begint het RVM waarschuwingsindikatielampje te
knipperen en klinkt er een waarschuwingszoemer om de bestuurder te attenderen.
 


 Systeemdefecten of bedrijfstoestanden worden aangeduid door een waarschuwing.
 Zie Waarschuwings/indikatielampjes op pagina 7-40 , 4-133 .
 Zie Rijbaanveranderingcontrolesysteem (RVM) waarschuwingszoemer op pagina 7-58 .
DetectiegebiedUw auto
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 293 of 741

4–129
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
WAARSCHUWING
Dit systeem is enkel bedoeld om de bestuurder te helpen bij het controleren van
het gedeelte aan de achterkant van de auto alvorens van rijbaan te veranderen.
Controleer altijd visueel het gebied rondom de auto alvorens van rijbaan te
veranderen. Als gevolg van de diverse beperkingen ten aanzien van de werking
van het rijbaanveranderingcontrolesysteem, is het mogelijk dat het RVM
waarschuwingsindikatielampje niet gaat branden of vertraagd gaat branden, alhoewel
zich een ander voertuig op een naastgelegen rijbaan bevindt. Vertrouw niet uitsluitend
op dit systeem en controleer altijd visueel het gebied rondom de auto.
OPMERKING
  Het rijbaanveranderingcontrolesysteem functioneert wanneer aan alle onderstaande
voorwaarden is voldaan:
 


 Het contact op ON wordt gezet.



 De RVM schakelaar is ingedrukt en het RVM indikatielampje (groen) in de
instrumentengroep brandt.
 


 De rijsnelheid is ongeveer 30 km/h of hoger. 

 Het rijbaanveranderingcontrolesysteem werkt niet onder de volgende omstandigheden:




 De rijsnelheid tot beneden 30 km/h is teruggevallen, alhoewel het RVM
indikatielampje (groen) brandt.
 


 De keuzehendel in de achteruit (R) is gezet en de auto achteruit rijdt.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 294 of 741

4–130
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
  In de volgende gevallen laat het systeem het RVM waarschuwingslampje (oranje) in
de instrumentengroep branden en wordt de werking van het systeem stopgezet. Als het
RVM waarschuwingslampje (oranje) blijft branden, het systeem zo spoedig mogelijk
door een offi ciële Mazda dealer laten inspecteren:




 Er is een defect in het systeem, inclusief het RVM waarschuwingsindikatielampje,
opgespoord.
 


 De positie van de radarsensoren (achter) is beduidend veranderd. De richting waarin
de radarsensors (achter) gericht zijn is van fabriekswege afgesteld en is specifi ek
voor de installatiecondities van elke auto zodat naderende voertuigen correct
opgespoord kunnen worden. Als de richting van de radarsensoren (achter) om een
bepaalde reden afwijkt, dient deze opnieuw afgesteld te worden.
 


 Grote hoeveelheden sneeuw of ijs bevinden zich op de achterbumper nabij de
radarsensors (achter).
 


 Rijden gedurende langere perioden op met sneeuw bedekte wegen.



 De temperatuur rondom de radarsensors (achter) wordt buitengewoon hoog wanneer
er met de auto gedurende langere tijd bij hete weersomstandigheden bergop gereden
wordt.
 


 De accuspanning is laag. 

 De opsporingscapaciteit van de radarsensors (achter) is beperkt. In de volgende
gevallen kan de opsporingscapaciteit van het rijbaanveranderingcontrolesysteem
afnemen en niet normaal functioneren:
 


 De achterbumper in de buurt van de radarsensoren (achter) is vervormd.



 Op de plaatsen nabij de radarsensoren (achter) op de achterbumper heeft zich
sneeuw, ijs of modder verzameld.
 


 Onder bepaalde weersomstandigheden, zoals bij regen, sneeuw of mist.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 295 of 741

4–131
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
  Voor de radarsensors (achter) kan het onmogelijk of moeilijk zijn het volgende op te
sporen:
 


 Kleine, tweewielige voertuigen, fi etsen, voetgangers en stilstaande objecten op of
langs de kant van de weg.
 


 Voertuigen met carrosserievormen die de radarsignalen niet refl ecteren, zoals
ongeladen lage aanhangwagens en sportauto's.
 


 Een voertuig bevindt zich in het opsporingsgebied op een naastgelegen rijbaan aan
de achterzijde, maar nadert niet. Het systeem maakt bepalingen gebaseerd op de
radardetectiegegevens van naderende voertuigen.
 


 Een ander voertuig rijdt gedurende langere tijd met dezelfde snelheid naast de auto.



 Voertuigen die naderen vanuit tegenovergestelde richting.



 Een ander voertuig dat uw auto probeert te passeren bevindt zich op een
naastgelegen rijbaan.
 


 Er bevindt zich een voertuig op een naastgelegen rijbaan die buitengewoon breed
is. Het detectiegebied van de radarsensors (achter) is ingesteld overeenkomstig de
rijbaanbreedte van algemene snelwegen.
 
 In de volgende gevallen is het mogelijk dat het RVM waarschuwingsindikatielampje
en de waarschuwingszoemer niet geactiveerd worden of dat de activering ervan
vertraagd wordt:
 


 Een ander voertuig komt vanaf een rijbaan twee rijbanen verderop op de
naastgelegen rijbaan.
 


 Bij het rijden op een steile helling.



 Bij het rijden over een bergpas.



 Wanneer de draaicirkel klein is (maken van scherpe bochten, op rotondes of
kruisingen).
 


 Wanneer er een verschil in hoogte is tussen de rijbanen.



 Onmiddellijk nadat dit systeem is ingeschakeld. 

 Als de breedte van de rijbanen bijzonder smal is, is het mogelijk dat een voertuig op
een naastgelegen rijbaan twee rijbanen verderop opgespoord wordt. Het detectiegebied
van de radarsensors (achter) is ingesteld overeenkomstig de rijbaanbreedte van
algemene snelwegen.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 296 of 741

4–132
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
  Het is mogelijk dat het RVM waarschuwingsindikatielampje gaat branden voor
stilstaande objecten op of langs de kant van de weg, zoals vangrails, tunnels en
zijmuren.

Objecten zoals vangrails en betonnen
muren die langs de auto lopen.Plaatsen waar de breedte tussen de vangrails
of muren aan weerszijden van de auto smaller
wordt.
De muren aan de ingang en uitgangen van
tunnels, afritten.
  Als een aanhangwagen wordt getrokken of een voertuigdrager aan de achterzijde van
de auto is aangebracht, bestaat de kans dat het rijbaanveranderingcontrolesysteem
niet correct functioneert omdat de radaruitstraling gehinderd wordt. Schakel het
rijbaanveranderingcontrolesysteem uit.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 297 of 741

4–133
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
RVM waarschuwingsindikatielampje
Het rijbaanveranderingcontrolesysteem waarschuwt de bestuurder voor de aanwezigheid
van een ander voertuig op een naastgelegen rijbaan met behulp van de RVM
waarschuwingsindikatielampjes en de waarschuwingszoemer wanneer het systeem
operationeel is.
RVM waarschuwingsindikatielampje
De RVM waarschuwingsindikatielampjes zijn ingebouwd in de linker en rechter
buitenspiegels. Het waarschuwingsindikatielampje gaat branden wanneer een
voertuig dat op een naastgelegen rijbaan van achteren nadert wordt opgemerkt. Een
waarschuwingsindikatielampje knippert wanneer de richtingaanwijzerhendel bediend wordt
naar de kant waar het RVM waarschuwingsindikatielampje brandt om de bestuurder te
attenderen.
Annuleringsfunctie van verlichtingsdimmer
Normaal, wanneer de koplampschakelaar in de stand
of wordt gezet, wordt de
helderheid van de RVM waarschuwingsindikatielampjes gedimd wanneer deze gaan
branden.
Bij het rijden op besneeuwde wegen of in mist waar de helderheid van de omgeving een
RVM waarschuwingsindikatielampje moeilijk zichtbaar maken wanneer dit gedimd is,
wordt door het volledig rechtsom draaien van de instrumentenpaneelverlichtingsknop
de dimfunctie uitgeschakeld en wordt de helderheid van de RVM
waarschuwingsindikatielampjes weer op volle helderheid ingesteld.
Zie Instrumentenpaneelverlichting op pagina 4-32 .
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 298 of 741

4–134
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
RVM schakelaar
Wanneer de schakelaar
wordt ingedrukt, wordt het
rijbaanveranderingcontrolesysteem
gebruiksklaar en het RVM
indikatielampje (groen) gaat branden
op het instrumentenpaneel. Wanneer de
schakelaar nogmaals wordt ingedrukt,
wordt het systeem uitgeschakeld en gaat
het RVM indikatielampje (groen) uit.
OPMERKING
  Wanneer het contact wordt
uitgezet, wordt de toestand
aangehouden die bestond alvorens
het contact werd uitgeschakeld.
Als bijvoorbeeld het contact
wordt uitgeschakeld terwijl het
rijbaanveranderingcontrolesysteem
gebruiksklaar is, zal het systeem
gebruiksklaar zijn wanneer het
contact de volgende keer op ON
gezet wordt.
  Als de accu wordt
losgekoppeld of een zekering
wordt vervangen, zal het
rijbaanveranderingcontrolesysteem
uitgeschakeld worden. Druk op de
RVM schakelaar om dit systeem in te
schakelen.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 299 of 741

*Bepaalde modellen.4–135
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS) *
Het Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS) meet de afstand tussen uw auto en een
voorliggend voertuig met gebruik van een radarsensor wanneer de rijsnelheid 30 km/h of
hoger is en geeft een aanbevolen afstand aan om tussen voertuigen aan te houden. Als verder
uw auto het voorliggende voertuig dichter nadert dan de juiste aan te houden tussenafstand,
gaat de voorliggend-voertuig indikatie op de display knipperen om de bestuurder te
waarschuwen een veiliger afstand ten opzichte van het voorliggende voertuig aan te houden.
WAARSCHUWING
Vertrouw niet volledig op het Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS) en rijd altijd
voorzichtig:
Het Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS) geeft advies voor veiliger rijden en
informeert de bestuurder een aanbevolen, veiliger afstand ten opzichte van het
voorliggende voertuig aan te houden. De mogelijkheid voor het bespeuren van een
voorliggend voertuig is beperkt en afhankelijk van het soort voorliggende voertuig, de
weersomstandigheden en de verkeerssituatie. Als dus het gaspedaal en rempedaal niet
correct bediend worden kan dit een ongeluk veroorzaken. Controleer altijd de veiligheid
van de omgeving en trap het rempedaal of gaspedaal in terwijl u een veiliger afstand
aanhoudt ten opzichte van voorliggende voertuigen of tegenliggers.
OPMERKING
  Het Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS) functioneert wanneer aan alle volgende
voorwaarden is voldaan:
 


 Het contact op ON wordt gezet.



 Het Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS) is ingeschakeld.



 De keuzehendel staat in een andere stand dan de achteruit (R).



 De rijsnelheid is 30 km/h of sneller. 

 De objecten waardoor het systeem geactiveerd wordt zijn 4-wielige voertuigen. 
 Het Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS) kan ook in de aanwezigheid van
motorfi etsen en fi etsen functioneren.

 Het afstandherkenninghulpsysteem (DRSS) functioneert mogelijk niet normaal onder
de volgende omstandigheden:
 


 De Dynamische stabiliteitsregeling (DSC) is defect.



 Het voorliggende voertuig rijdt met een buitengewoon lage snelheid. 

 Het systeem werkt niet met de volgende objecten:




 Voertuigen die naderen vanuit tegenovergestelde richting.



 Stilstaande objecten (stilstaande voertuigen, obstakels)
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 300 of 741

4–136
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Indikatie op display
De bedrijfstoestand van het Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS) wordt aangegeven
in de actief rijden display. In geval van defecten, de toestand van de auto controleren of
de auto door een deskundige reparateur, bij voorkeur een offi ciële Mazda reparateur laten
inspecteren overeenkomstig de inhoud van het getoonde bericht.
Zie Waarschuwings/indikatielampjes op pagina 4-46 .
OPMERKING
  Wanneer het contact wordt uitgezet, wordt de bedrijfstoestand aangehouden die
bestond alvorens het systeem werd uitgeschakeld. Als bijvoorbeeld het contact
wordt uitgeschakeld terwijl het Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS) systeem
gebruiksklaar is, zal het systeem gebruiksklaar zijn wanneer het contact de volgende
keer op ON gezet wordt.
  Het Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS) kan worden in-/uitgeschakeld en de
gevoeligheid van het systeem kan worden gewijzigd.
 Zie Gebruikersinstellingen op pagina 9-16 .
Voorliggend-voertuig
display
Afstand-tussen-
voertuigen display
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page:   < prev 1-10 ... 251-260 261-270 271-280 281-290 291-300 301-310 311-320 321-330 331-340 ... 750 next >