MAZDA MODEL 3 HATCHBACK 2015 Handleiding (in Dutch)

Page 331 of 741

4–167
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPGELET
Neem voor de juiste werking van elk van de systemen de volgende voorzorgsmaatregelen
in acht.
 
 Breng geen stickers aan (inclusief doorzichtige stickers) op de buitenkant van de
radiateurgrille en het voorembleem in en rondom de radarsensor (voor) en vervang de
radiateurgrille en het voorembleem niet door een product dat geen origineel product is
dat bestemd is voor gebruik met de radarsensor (voor).
  De radarsensor (voor) omvat een functie voor het bespeuren van verontreiniging
van de voorzijde van de radarsensor en het informeren van de bestuurder. Echter
afhankelijk van de omstandigheden kan de detectie van de verontreiniging enige tijd
duren en bestaat de kans dat plastic zakjes, ijs of sneeuw niet bespeurd worden. In dit
geval is het mogelijk dat het systeem niet correct functioneert, dus houd de radarsensor
(voor) altijd schoon.
  Installeer geen grillebeschermplaat. 
 Als het voorste gedeelte van de auto bij een botsing beschadigd is geraakt, bestaat de
kans dat de radarsensor (voor) uit zijn positie is verschoven. Stop onmiddellijk met het
gebruik van het systeem en laat de auto altijd door een een offi ciële Mazda reparateur
inspecteren.
  Gebruik de voorbumper niet om tegen andere voertuigen of obstakels te duwen,
zoals bij het wegrijden uit een parkeerruimte. Anders bestaat de kans dat tegen de
radarsensor (voor) wordt gestoten en dat de positie ervan gaat afwijken.
  De radarsensor (voor) niet verwijderen, demonteren of wijzigen. 
 Neem voor reparaties, vervangen van onderdelen of spuitwerk rondom de radarsensor
(voor) contact op met een offi ciële Mazda reparateur.

 Geen wijzigingen aan de vering aanbrengen. Als er wijzigingen aan de vering
worden aangebracht, kan dit de hoogte van de auto veranderen en bestaat de kans
dat de radarsensor (voor) het voorliggende voertuig of een obstakel niet correct kan
bespeuren.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 332 of 741

4–16 8
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
  In de volgende gevallen is het mogelijk dat de radarsensor (voor) voorliggende
voertuigen of obstakels niet kan bespeuren.
 


 De radiogolven worden door de achterzijde van een voorliggend voertuig niet
effectief weerkaatst, zoals bij een ongeladen aanhanger of een auto met een laadbak
die door een canvaszeil is afgedekt, voertuigen met een achterklep van hard plastic
en voertuigen met ronde vormen.
 


 Voorliggende voertuigen die laag zijn met dus een kleiner gebied voor het
weerkaatsen van radiogolven.
 


 Het uitzicht wordt verminderd als gevolg van het opspatten van water, sneeuw of
zand van de banden van een voorliggend voertuig op uw voorruit.
 


 Wanneer de kofferruimte/bagageruimte beladen is met zware voorwerpen of de
achterpassagierszittingen bezet zijn.
 


 IJs, sneeuw of verontreiniging op de voorzijde van het voorembleem aanwezig is.



 Tijdens slechte weersomstandigheden, zoals regen, sneeuw of zandstormen.



 Bij het rijden in de buurt van faciliteiten of objecten die krachtige radiogolven
uitzenden.
 
 In de volgende gevallen is het mogelijk dat de radarsensor (voor) voertuigen in
de tegemoetkomende rijstrook of obstakels in de omgeving bespeurt, of dat deze
voorliggende voertuigen of obstakels niet kan bespeuren.
 


 Het begin en het einde van een bocht.



 Continu bochtige wegen.



 Wegen met smalle rijstroken als gevolg van wegwerkzaamheden of afgesloten
rijstroken.
 


 Het voorliggende voertuig komt in de dode hoek van de radarsensor.



 Het voorliggende voertuig rijdt abnormaal als gevolg van een ongeluk of schade. 



 Wegen met herhaalde op- en afl opende hellingen.



 Rijden op slechte wegen of onverharde wegen.



 De afstand tussen uw auto en het voorliggende voertuig is buitengewoon kort.



 Een voertuig komt plotseling dichtbij zoals bij het snijden in de rijstrook. 

 Gebruik om onjuiste werking van het systeem te voorkomen banden van dezelfde
voorgeschreven maat, fabrikant, merk en profi el op alle vier wielen. Bovendien geen
banden met duidelijk zichtbaar verschillende slijtagepatronen of bandenspanningen op
dezelfde auto gebruiken. (Inclusief noodreservewiel)
  Als de accucapaciteit zwak is, bestaat de kans dat het systeem niet correct functioneert. 
 Bij het rijden op wegen met weinig verkeer en weinig voorliggende voertuigen
of obstakels voor de radarsensor (voor) om te bespeuren, bestaat de kans dat het
Smart Brake Support remhulpsysteem/stadsverkeer-remassistent (SBS/SCBS)
waarschuwingslampje (oranje) tijdelijk gaat branden. Dit duidt echter niet op een
probleem.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 333 of 741

*Bepaalde modellen.4–169
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Lasersensor (Voor) *
De lasersensor (voor) van de stadsverkeer-remassistent (SCBS) bevindt zich aan de
bovenzijde van de voorruit nabij de achteruitkijkspiegel.
Lasersensor (voor)
Houd voor de juiste werking van de stadsverkeer-remassistent (SCBS) altijd het gedeelte
van de voorruit rondom de lasersensor (voor) schoon.
WAARSCHUWING
Aangezien de kans bestaat op oogbeschadiging als gevolg van de laser, altijd
onderstaande voorzorgsmaatregelen in acht nemen:
 
 De sensor nooit verwijderen. 
 Een verwijderde sensor voldoet niet aan de bepalingen voor een klasse 1M laser
onder de IEC 60825-1 specifi catie en derhalve kan oogveiligheid niet gegarandeerd
worden.
  Kijk niet rechtstreeks in de sensor met gebruik van optische instrumenten met een
vergrotingsfunctie zoals vergrootglazen en microscoop- en objectiefl enzen binnen
een afstand van 100 mm van de sensor.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 334 of 741

4–170
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Stralingsgegevens van lasersensor
Maximum gemiddeld vermogen: 45 mW
Impulsduur: 33 ns
Golfl engte: 905 nm
Divergentiehoek (horizontaal×verticaal): 28 graden×12 graden
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 335 of 741

*Bepaalde modellen.4–171
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Radarsensoren (Achter) *
De radarsensors (achter) voor het rijbaanveranderingcontrolesysteem zijn aangebracht
binnen in de achterbumper, één aan de linkerzijde en één aan de rechterzijde.
Sedan
Radarsensoren (achter)
Hatchback
Radarsensoren (achter)
Het oppervlak van de achterbumper nabij de radarsensors (achter) dient altijd schoon te zijn
zodat het rijbaanveranderingcontrolesysteem correct kan functioneren. Breng geen stickers
of dergelijke voorwerpen op de achterbumper aan.
Zie Verzorging van de carrosserie op pagina 6-73 .
OPMERKING
Raadpleeg een offi ciële Mazda dealer voor reparatie en vervanging van de radarsensoren
(achter), of reparatie, vervanging of spuiten van de achterbumper nabij de radarsensoren
(achter).
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 336 of 741

*Bepaalde modellen.4–172
Tijdens het rijden
Kruissnelheidsregelaar
Kruissnelheidsregelaar *
Met behulp van de kruissnelheidsregelaar kunt u elke willekeurige snelheid boven ongeveer
25 km/h instellen, zodat de auto deze snelheid constant blijft aanhouden.
WAARSCHUWING
Gebruik de kruissnelheidsregelaar niet onder de volgende omstandigheden:
Onder de volgende omstandigheden is gebruik van de kruissnelheidsregelaar gevaarlijk
en kan tot gevolg hebben dat u de macht over de auto verliest.
 
 Heuvelachtige gebieden 
 Steile hellingen 
 Druk of sterk wisselend verkeer 
 Gladde of bochtige wegen 
 Soortgelijke beperkingen welke het rijden bij wisselende snelheid noodzakelijk
maken.
Kruissnelheidsregelaarschakelaar
OFF schakelaar ON schakelaar
Zonder afstelbare snelheidsbegrenzerMet afstelbare snelheidsbegrenzer
ON/OFF
schakelaar
CANCEL
schakelaarRESUME
schakelaar
SET+/SET- schakelaar
CANCEL
schakelaarRESUME
schakelaar
SET+/SET- schakelaar
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 337 of 741

4–173
Tijdens het rijden
Kruissnelheidsregelaar
Hoofdindikatielampje van
kruissnelheidsregelaar (Oranje)/
Indikatielampje voor ingestelde
kruissnelheid (Groen)
Dit indikatielampje heeft twee kleuren.
Hoofdindikatielampje van
kruissnelheidsregelaar (Oranje)
Het indikatielampje gaat oranje branden
wanneer de kruissnelheidsregelaar
geactiveerd is.
Indikatielampje voor ingestelde
kruissnelheid (Groen)
Het indikatielampje licht groen op
wanneer een kruissnelheid is ingesteld.
Activering/deactivering
Met afstelbare snelheidsbegrenzer
Druk voor het activeren van het
systeem op de ON/OFF schakelaar.
Het hoofdindikatielampje van de
kruissnelheidsregelaar (oranje) gaat
branden.
Voor het deactiveren van het systeem
nogmaals op de schakelaar drukken.
Het hoofdindikatielampje van de
kruissnelheidsregelaar (oranje) gaat uit.
Zonder afstelbare snelheidsbegrenzer
Druk voor het activeren van het
systeem op de ON schakelaar.
Het hoofdindikatielampje van de
kruissnelheidsregelaar (oranje) gaat
branden.
Druk voor het deactiveren van het systeem
op de OFF schakelaar.
Het hoofdindikatielampje van de
kruissnelheidsregelaar (oranje) gaat uit.
WAARSCHUWING
Schakel de kruissnelheidsregelaar
altijd uit wanneer deze niet wordt
gebruikt:
Het is gevaarlijk de
kruissnelheidsregelaar ingeschakeld
te laten staan terwijl deze niet
gebruikt wordt, aangezien de
kruissnelheidsregelaar plotseling
geactiveerd zou kunnen worden als de
activeringsknop per ongeluk ingedrukt
wordt, hetgeen verlies van de macht
over het stuur en een ongeluk kan
veroorzaken.
OPMERKING
Wanneer het contact op OFF wordt
gezet, wordt de systeemtoestand
aangehouden die bestond alvorens deze
werd uitgeschakeld. Als bijvoorbeeld
het contact op OFF wordt gezet terwijl
de kruissnelheidsregelaar gebruiksklaar
is, zal het systeem gebruiksklaar zijn
wanneer het contact de volgende keer op
ON gezet wordt.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 338 of 741

4–174
Tijdens het rijden
Kruissnelheidsregelaar
Instellen van de gewenste
constante snelheid
1 . (Met afstelbare snelheidsbegrenzer)
Druk voor het activeren van het
systeem van de kruissnelheidsregelaar
op de ON/OFF schakelaar. Het
hoofdindikatielampje van de
kruissnelheidsregelaar (oranje) gaat
branden.
(Zonder afstelbare
snelheidsbegrenzer)
Druk voor het activeren van het
systeem van de kruissnelheidsregelaar
op de ON schakelaar. Het
hoofdindikatielampje van de
kruissnelheidsregelaar (oranje) gaat
branden.
2. Accelereer tot de gewenste
kruissnelheid bereikt wordt (deze dient
hoger te zijn dan 25 km/h).
3. Stel de kruissnelheidsregelaar in door
de SET
of SET schakelaar bij de
gewenste snelheid in te drukken. De
kruissnelheidsregelaar wordt ingesteld
op het moment dat de SET
of SET
schakelaar wordt ingedrukt. Laat het
gaspedaal tegelijkertijd los. Het
indikatielampje voor ingestelde
kruissnelheid (groen) gaat branden.
OPMERKING
  Onder de volgende omstandigheden
kan de snelheid van de
kruissnelheidsregelaar niet worden
ingesteld:
 


(Automatische transmissie)
 De keuzehendel staat in de stand P
of N.
 


(Handgeschakelde
versnellingsbak)
  De keuzehendel staat in de
neutraalstand.
 


 De handrem is aangetrokken.



(Voertuigen met afstelbare
snelheidsbegrenzer)
  De ON/OFF schakelaar voor de
afstelbare snelheidsbegrenzer
wordt ingedrukt.
 
 Laat de SET of SET schakelaar
bij de gewenste snelheid los, anders
zal de snelheid bij het ingedrukt
houden van de SET
schakelaar
blijven toenemen of bij het ingedrukt
houden van de SET
schakelaar
blijven afnemen (behalve wanneer
het gaspedaal ingetrapt wordt).
  Het is mogelijk dat de auto op een
steile helling bij het bergop rijden
kortstondig snelheid mindert of bij
het bergaf rijden snelheid meerdert.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 339 of 741

4–175
Tijdens het rijden
Kruissnelheidsregelaar
OPMERKING
  De kruissnelheidsregelaar wordt
geannuleerd als de rijsnelheid
afneemt tot minder dan 21 km/h
wanneer de kruissnelheidsregelaar
geactiveerd is, zoals bij het oprijden
van een steile helling.
  Het is mogelijk dat de
kruissnelheidsregelaar wordt
uitgeschakeld wanneer de rijsnelheid
tot ongeveer 15 km/h onder de
vooringestelde snelheid afneemt
(zoals kan gebeuren bij het oprijden
van een lange, steile helling).
Verhogen van de kruissnelheid
Volg een van onderstaande procedures.
Verhogen van de snelheid met behulp
van de bedieningsschakelaar van de
kruissnelheidsregelaar
Druk de SET
schakelaar in en houd deze
ingedrukt. De rijsnelheid neemt toe. Laat
de schakelaar los, zodra de gewenste
rijsnelheid bereikt wordt.
Druk op de SET
schakelaar en laat deze
onmiddellijk los om de ingestelde snelheid
af te stellen. Door de toets meerdere malen
in te drukken wordt de ingestelde snelheid
al naargelang verhoogd.
Verhogen van de snelheid door één
enkele druk op de SET
schakelaar
Meteraanduiding voor rijsnelheid
aangegeven in km/h: 1 km/h (0,6 mijl/h)
Meteraanduiding voor rijsnelheid
aangegeven in mijl/h: 1 mijl/h (1,6 km/h)
Verhogen van de snelheid met behulp
van het gaspedaal
Druk het gaspedaal in om te accelereren
tot de gewenste snelheid. Druk de SET
of SET schakelaar in en laat deze
onmiddellijk los.
OPMERKING
Accelereer indien u tijdelijk uw
snelheid wilt verhogen wanneer de
kruissnelheidsregelaar is ingeschakeld.
Een hogere snelheid heeft geen invloed
op de ingestelde snelheid en verandert
deze niet. Neem uw voet van het
gaspedaal om terug te keren naar de
ingestelde snelheid.
Verlagen van de kruissnelheid
Druk de SET schakelaar in en houd deze
ingedrukt. De rijsnelheid neemt geleidelijk
aan af.
Laat de schakelaar los, zodra de gewenste
rijsnelheid bereikt wordt.
Druk op de SET
schakelaar en laat deze
onmiddellijk los om de ingestelde snelheid
af te stellen. Door de toets meerdere malen
in te drukken wordt de ingestelde snelheid
al naargelang verminderd.
Verlagen van de snelheid door één
enkele druk op de SET
schakelaar
Meteraanduiding voor rijsnelheid
aangegeven in km/h: 1 km/h (0,6 mijl/h)
Meteraanduiding voor rijsnelheid
aangegeven in mijl/h: 1 mijl/h (1,6 km/h)
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 340 of 741

4–176
Tijdens het rijden
Kruissnelheidsregelaar
Hervatten van de kruissnelheid bij
snelheden hoger dan 25 km/h
Als de kruissnelheid door een andere
methode dan door het bedienen van de
OFF schakelaar geannuleerd werd (zoals
door het indrukken van rempedaal) en
het systeem nog steeds geactiveerd is,
zal de meest recent ingestelde snelheid
automatisch hervat worden wanneer de
RESUME schakelaar ingedrukt wordt.
Indien de rijsnelheid tot minder dan 25
km/h is afgenomen, de rijsnelheid tot
25 km/h of hoger laten toenemen en de
RESUME schakelaar indrukken.
Tijdelijk annuleren
Gebruik voor het tijdelijk annuleren
van het systeem, een van de volgende
methoden:
 


 Druk het rempedaal een weinig in.



(Handgeschakelde versnellingsbak)
 Druk het koppelingspedaal in.



 Druk op de CANCEL schakelaar.
Als de RESUME schakelaar wordt
ingedrukt wanneer de rijsnelheid 25 km/h
of hoger is, keert het systeem terug naar de
eerder ingestelde snelheid.
OPMERKING
  Als zich een van de volgende
gevallen voordoet, wordt de
kruissnelheidsregelaar tijdelijk
uitgeschakeld.
 


 De handrem is aangetrokken.



(Voertuigen met afstelbare
snelheidsbegrenzer)
  De ON/OFF schakelaar voor de
afstelbare snelheidsbegrenzer
wordt ingedrukt.
 


(Automatische transmissie)
 De keuzehendel staat in de stand P
of N.
 


(Handgeschakelde
versnellingsbak)
  De keuzehendel staat in de
neutraalstand.
 
 Wanneer de kruissnelheidsregelaar
tijdelijk wordt uitgeschakeld
door zelfs maar één van de
uitschakelomstandigheden van
toepassing, kan de snelheid niet
opnieuw ingesteld worden.
 (Automatische transmissie) De kruissnelheidsregelaar kan tijdens
het rijden in de handgeschakelde
modus niet worden uitgeschakeld
(keuzehendel is verplaatst van
de stand D naar M). Ook als de
transmissie terug in een lagere
versnelling wordt gezet, vindt er dus
geen afremmen op de motor plaats.
Als snelheidsmindering vereist is, de
ingestelde snelheid verlagen of het
rempedaal intrappen.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page:   < prev 1-10 ... 291-300 301-310 311-320 321-330 331-340 341-350 351-360 361-370 371-380 ... 750 next >