MAZDA MODEL 3 HATCHBACK 2015 Handleiding (in Dutch)

Page 381 of 741

5–15
Interieurvoorzieningen
Klimaatregelsysteem
Regelschakelaars
AUTO schakelaar
Door het indrukken van de AUTO
schakelaar zullen de volgende functies
automatisch overeenkomstig de gekozen
ingestelde temperatuur geregeld worden:
 


 Luchtstroomtemperatuur



 Hoeveelheid luchtstroming



 Keuze van de luchtstroomfunctie



 Keuze van aanvoer van buitenlucht/
recirculerende lucht
 


 Werking van de airconditioning



 Selecteren van A/C of A/C ECO
OPMERKING
AUTO schakelaar indikatielampje


 Wanneer het systeem ingeschakeld
is, geeft dit automatische regeling
aan en het systeem zal automatisch
functioneren.
  Als bij automatische regeling
een van de volgende schakelaars
wordt bediend, gaat het AUTO
schakelaarindikatielampje uit.
 


 Functiekeuzeregelknop



 Aanjagerregelschakelaar



 Voorruitontwasemingsschakelaar
De functies van andere dan de
hierboven bediende schakelaars
blijven werken in de automatische
regeling.
OFF schakelaar
Door het drukken op de OFF schakelaar
wordt het klimaatregelsysteem
uitgeschakeld.
Temperatuurregelknop
Deze knop regelt de temperatuur. Draai
deze rechtsom voor verhoging van
temperatuur en linksom voor verlaging
van temperatuur.
 


 Wanneer de DUAL schakelaar uit is:
 Draai de
bestuurderstemperatuurregelknop voor
het regelen van de temperatuur voor de
gehele cabine.
 


 Wanneer de DUAL schakelaar aan is:
 Draai de bestuurders- of
voorpassagierstemperatuurregelknop
voor het onafhankelijk regelen van
de temperatuur aan elke zijde van de
cabine.
OPMERKING
  Het klimaatregelsysteem
schakelt over naar de individuele
bedieningsmodus ( DUAL
schakelaarindikatielampje
brandt) door het draaien van de
voorpassagierstemperatuurregelknop
ook als de DUAL schakelaar uit
is, zodat de temperatuur voor
de bestuurder en voorpassagier
afzonderlijk ingesteld kan worden.
Aanjagerregelschakelaar
De aanjager heeft zeven snelheden. De
gekozen snelheid wordt aangegeven.
Functiekeuzeregelknop
De gewenste luchtstroom kan worden
gekozen (pagina 5-4 ).
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 382 of 741

5–16
Interieurvoorzieningen
Klimaatregelsysteem
OPMERKING
  Wanneer de luchtstroomfunctie
ingesteld is op stand
en de
temperatuurregelknop ingesteld is op
een gematigde temperatuur, wordt
verwarmde lucht naar de
voetenruimte gevoerd en komt er
lucht van een in vergelijking lagere
temperatuur door de middelste, linker
en rechter luchtuitlaatroosters naar
buiten.
  Druk op de
voorruitontwasemingsschakelaar om
de luchtstroom op
in te stellen.
  In stand wordt de stand voor
aanvoer van buitenlucht automatisch
gekozen.
A/C schakelaar
Door het indrukken van de A/C
schakelaar terwijl de AUTO
schakelaar is ingeschakeld wordt de
airconditioning uitgeschakeld (koeling/
ontvochtigingsfuncties).
Wanneer de aanjagerregelschakelaar
aan is kan de airconditioning in- en
uitgeschakeld worden door het indrukken
van de A/C schakelaar.
Verandert als volgt telkens wanneer de
A/C schakelaar wordt ingedrukt.
A/C : A/C ECO :Stop
OPMERKING

 De airconditioning werkt wanneer de
A/C schakelaar wordt ingedrukt, ook
als de aanjager uit is.
  De A/C ECO functie is bedoeld voor
een energiebesparend gebruik van
het klimaatregelsysteem. “ A/C ECO ”
wordt getoond om aan te geven dat
het klimaatregelsysteem optimaal is
ingesteld.
  Wanneer de buitentemperatuur
in de nabijheid komt van 0 °C,
het airconditioningsysteem niet
gebruiken.
Luchtinlaatkeuzeschakelaar
De standen voor aanvoer van buitenlucht
of recirculerende lucht kunnen worden
gekozen. Druk op de schakelaar voor het
kiezen van de stand voor aanvoer van
buitenlucht of recirculerende lucht.
Stand voor recirculerende lucht (
)
De aanvoer van buitenlucht is afgesloten.
Gebruik deze stand bij het rijden door
tunnels, bij het rijden in druk verkeer
(plaatsen met hoge concentraties van
uitlaatgassen) of wanneer snelle koeling
gewenst is.
Stand voor aanvoer van buitenlucht
(
)
Buitenlucht wordt het interieur
binnengelaten. Gebruik deze stand voor
ventilatie of ontdooien van de voorruit.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 383 of 741

5–17
Interieurvoorzieningen
Klimaatregelsysteem
WAARSCHUWING
Bij koud of regenachtig weer de
stand niet gebruiken:
Gebruik van de
stand bij koud of
regenachtig weer is gevaarlijk
aangezien dit het beslaan van de ruiten
veroorzaakt. Uw uitzicht wordt dan
belemmerd, hetgeen een ernstig
ongeluk tot gevolg kan hebben.
DUAL schakelaar
Gebruik de DUAL schakelaar voor het
veranderen van de modus tussen de
individuele (bestuurder en passagier)
bedieningsmodus en de gekoppelde
(simultane) modi.
Individuele bedieningsmodus
(indikatielampje brandt)
De temperatuurinstelling kan voor de
bestuurder en voorpassagier individueel
geregeld worden.
Gekoppelde modus (indikatielampje is
uit)
De temperatuurinstelling voor de
bestuurder en voorpassagier wordt
gelijktijdig geregeld.
Voorruitontwasemingsschakelaar
Druk op de schakelaar voor het
ontwasemen van de voorruit en de
voorportierruiten.
Bediening van de automatische
airconditioning
1. Druk op de AUTO schakelaar. De
keuze van de luchtstroomfunctie, de
luchtinlaatkeuzeschakelaar en het
volume van de luchtstroming wordt
automatisch geregeld.
2. Gebruik de temperatuurregelknop
voor het kiezen van de gewenste
temperatuur.
Druk de DUAL schakelaar in of draai
de voorpassagierstemperatuurregelknop
voor het individueel regelen van
de temperatuurinstelling voor de
bestuurder en voorpassagier.
Druk op de OFF schakelaar om het
systeem uit te schakelen.
OPMERKING
  Wanneer de temperatuur op
het hoogste of laagste niveau
wordt ingesteld, zal de gewenste
temperatuur niet sneller worden
verkregen.
  Bij het kiezen van hete lucht, zal het
systeem de luchtstroom beperken
totdat deze is opgewarmd om te
voorkomen dat koude lucht uit de
luchtroosters wordt geblazen.
 (Europees model) Stel voor een optimale
interieurtemperatuur de temperatuur
in op om en nabij 22,0. Stel af op de
gewenste temperatuur indien nodig.
(Behalve Europees model) Stel voor een optimale
interieurtemperatuur de temperatuur
in op om en nabij 25,0. Stel af op de
gewenste temperatuur indien nodig.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 384 of 741

5–18
Interieurvoorzieningen
Klimaatregelsysteem
Ontdooien en ontwasemen van de
voorruit
Druk op de
voorruitontwasemingsschakelaar.
In deze stand wordt de stand voor aanvoer
van buitenlucht automatisch gekozen en
wordt de airconditioning automatisch
ingeschakeld. De airconditioning voert
dan ontvochtigde lucht naar de voorruit en
de zijruiten (pagina 5-4 ). De hoeveelheid
luchtstroming zal toenemen.
WAARSCHUWING
Zet bij het ontwasemen de
temperatuurregelaar in de stand voor
hete of warme lucht ( stand):
Gebruik van de stand
met de
temperatuurregelaar in de stand voor
koude lucht is gevaarlijk, aangezien dit
het beslaan van de voorruit kan
veroorzaken. Uw uitzicht wordt dan
belemmerd, hetgeen een ernstig
ongeluk tot gevolg kan hebben.
OPMERKING
Gebruik de temperatuurregelknop om
de temperatuur van de luchtstroom
te verhogen en de ruit sneller te
ontwasemen.
Zonlicht/Temperatuursensor
Het airconditioningsysteem meet
de binnen- en buitentemperatuur en
het zonlicht. Op basis hiervan wordt
vervolgens de temperatuur van het
interieur ingesteld.
OPGELET
Zorg er voor dat geen van de sensors
gehinderd wordt, anders zal het
airconditioningsysteem niet juist
functioneren.
Zonlichtsensor
Interieurtemperatuursensor
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 385 of 741

5–19
Interieurvoorzieningen
Audio-installatie
Antenne
Antenne (Sedan)
De antenne is in het ruitglas ingebouwd.
OPGELET
Gebruik voor het reinigen van de
binnenzijde van een ruit met een
antenne een zachte doek bevochtigd met
lauw water en veeg de antennedraden
voorzichtig af.
Het gebruik van ruitreinigingsmiddelen
kan beschadiging van de antenne
veroorzaken.
Antenne (Hatchback)
Type A
Draai de antenne naar links om hem te
verwijderen.
Draai de antenne naar rechts om hem te
bevestigen.
Let er op de antenne stevig te bevestigen.
VerwijderenInstalleren
OPGELET
  Om beschadiging van de antenne
te voorkomen, deze verwijderen,
alvorens een autowasinstallatie
binnen te rijden of lage doorgangen
te passeren.
  Wees voorzichtig met het gedeelte
rondom de antenne bij het
verwijderen van sneeuw van het
dak. Anders bestaat de kans op
beschadiging van de antenne.
OPMERKING
Het verdient aanbeveling de antenne te
verwijderen en in de cabine op te bergen
wanneer u de auto onbeheerd achterlaat.
Type B
Antenne
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 386 of 741

*Bepaalde modellen.5–20
Interieurvoorzieningen
Audio-installatie
Type C *
De antenne is in het ruitglas ingebouwd.
OPGELET
Gebruik voor het reinigen van de
binnenzijde van een ruit met een
antenne een zachte doek bevochtigd met
lauw water en veeg de antennedraden
voorzichtig af.
Het gebruik van ruitreinigingsmiddelen
kan beschadiging van de antenne
veroorzaken.
Bedieningstips voor
audio-installatie
WAARSCHUWING
Stel de audio-installatie enkel af
wanneer de auto stilstaat:
Stel de bedieningstoetsen van de
audio-installatie niet tijdens het rijden
af. Afstellen van de audio-installatie
tijdens het rijden is gevaarlijk,
aangezien u hierdoor van de besturing
van de auto kan worden afgeleid,
waardoor een ernstig ongeluk kan
ontstaan.
Ook al zijn de
audiobedieningsschakelaars op het
stuurwiel aanwezig, is het de bedoeling
dat u leert de schakelaars te bedienen
zonder er naar te kijken, zodat u tijdens
het rijden uw maximale aandacht op de
weg kunt houden.
OPGELET
Stel voor veilig rijden het audiovolume
af op een niveau waarbij de geluiden
van buiten de auto voor u goed
hoorbaar blijven, zoals bijvoorbeeld
autoclaxons en vooral sirenes van
hulpverleningsvoertuigen.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 387 of 741

5–21
Interieurvoorzieningen
Audio-installatie
OPMERKING
  Om te voorkomen dat de accu
uitgeput raakt, de audio-installatie
niet gedurende langere tijd aan laten
staan terwijl de motor niet draait.
  Als een mobiele telefoon of een CB
radio in of bij de auto wordt gebruikt,
kan dit tot gevolg hebben dat de
audio-installatie storing te horen
geeft, dit duidt er echter niet op dat
de installatie defect is.
Geen vloeistof op de audio-installatie
morsen.
Geen andere voorwerpen dan CD's naar
binnen in de gleuf steken.
Radio-ontvangst
AM karakteristieken
AM signalen buigen rondom obstakels als
gebouwen en bergen en worden door de
ionosfeer weerkaatst.
Dit is de reden waarom deze signalen
langere afstanden kunnen overbruggen dan
FM signalen.
Echter dit kan ook tot gevolg hebben
dat twee zenders tegelijk op dezelfde
frequentie ontvangen worden.
Zender 2 Zender 1 Ionosfeer
FM karakteristieken
Het bereik van een FM zender strekt
zich gewoonlijk uit over een afstand
van ongeveer 40—50 km vanaf de bron.
Aangezien voor FM stereo-uitzendingen
een extra codering nodig is om het geluid
in twee kanalen te splitsen, is het bereik
ervan zelfs nog korter dan dat van mono
(niet-stereo) FM uitzendingen.
FM zender
40—50 km
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 388 of 741

5–22
Interieurvoorzieningen
Audio-installatie
De signalen van FM zenders zijn
vergelijkbaar met lichtstralen, aangezien
deze niet om hoeken kunnen buigen
maar wel weerkaatst kunnen worden. In
tegenstelling tot AM signalen, kunnen FM
signalen niet verder reiken dan de horizon.
Dit is de reden waarom FM zenders geen
grote afstanden kunnen overbruggen,
hetgeen AM zenders wel kunnen.
AM golf FM golf
FM golf
100—200 km Ionosfeer
Atmosferische omstandigheden kunnen
eveneens van invloed zijn op de FM
ontvangst. Een hoge vochtigheid kan
slechte ontvangst veroorzaken. Echter op
bewolkte dagen kan de ontvangst beter
zijn dan op heldere dagen.
Vervorming van het signaal door
weerkaatsing
Aangezien FM signalen door obstakels
weerkaatst kunnen worden, bestaat de
kans dat het rechtstreekse signaal en het
weerkaatste signaal gelijktijdig ontvangen
worden. Hierdoor wordt de ontvangst
enigszins vertraagd, waardoor een
ongelijkmatig of vervormd geluid ontstaat.
Dit probleem kan zich ook voordoen bij
ontvangst dicht in de buurt van de zender.
Weerkaatste golf
Direkt
Trillend/overspringend geluid
FM signalen bewegen zich voort in
rechte lijnen en worden afgezwakt in
valleien, tussen hoge gebouwen, bergen
en dergelijke. De ontvangst op dit soort
plaatsen kan langzaam wegvallen en kan
hinderlijke storende geluiden veroorzaken.
Storing als gevolg van een te zwak
signaal
In sommige stedelijke gebieden is de
ontvangst zwak, aangezien de zender
zich op een te grote afstand bevindt. De
ontvangst in dergelijke randgebieden
wordt gekenmerkt door het uiteenvallen
van het geluid.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 389 of 741

5–23
Interieurvoorzieningen
Audio-installatie
Storing als gevolg van een te sterk
signaal
Zendsignalen dicht in de buurt van een
zender zijn buitengewoon krachtig.
Storing en het uiteenvallen van het geluid
kan dan de ontvangst hinderen.
Storing als gevolg van ontvangst van
twee zenders met nagenoeg identieke
frequenties
In een gebied waar twee krachtige zenders
op nagenoeg identieke frequenties
uitzenden, is het mogelijk dat de
oorspronkelijk afgestemde zender tijdelijk
verdwijnt en dat de tweede zender wordt
ontvangen. Dit zal eveneens storing tijdens
de ontvangst veroorzaken.
Zender 2
88,3 MHz Zender 1
88,1 MHz
Bedieningstips voor de CD speler
Condensvorming
Onmiddellijk na het inschakelen van de
verwarming wanneer de auto koud is,
bestaat de kans dat de CD of de optische
onderdelen (prisma en lens) in de CD
speler overdekt raken met een laagje
condens. In dat geval zal de CD zodra
deze in het apparaat wordt gestoken
onmiddellijk worden uitgeworpen.
Wanneer een CD met een laagje condens
overdekt is, kan dit verholpen worden
door de disc eenvoudig met een zachte
doek af te vegen. Condensvorming op
optische onderdelen zal natuurlijkerwijs
in ongeveer een uur verdwijnen. Wacht
totdat normale bediening weer mogelijk
is, alvorens te proberen het apparaat te
gebruiken.
Behandeling van de CD speler
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen
in acht.
 


 Gebruik geen vervormde of gebarsten
CD's. De kans bestaat dat de disc niet
wordt uitgeworpen en dat de installatie
defect raakt.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 390 of 741

5–24
Interieurvoorzieningen
Audio-installatie
 


 Gebruik geen onconventionele discs
zoals hartvormige of achtkantige discs,
enz. De kans bestaat dat de disc niet
wordt uitgeworpen en dat de installatie
defect raakt.
 


 Als het geheugengedeelte van de CD
doorzichtig of doorschijnend is, de disc
niet gebruiken.
Doorzichtig
 


 Het is mogelijk bij nieuwe CD's dat
de binnenste en buitenste randen
enigszins ruw zijn. Als een disc met
ruwe randen wordt gebruikt, kan deze
niet goed geplaatst worden met als
gevolg dat de CD speler de CD niet
afspeelt. Bovendien bestaat de kans dat
de disc niet wordt uitgeworpen en dat
de installatie defect raakt. Verwijder
tevoren de ruwe randen met behulp
van een balpen of een potlood, zoals
hieronder afgebeeld. Wrijf voor het
verwijderen van de ruwe randen, de
zijkant van de pen of het potlood tegen
de binnenste en buitenste rand van de
CD.
 


 Bij het rijden over oneffenheden
verspringt het geluid.
 


 CD's die voorzien zijn van het logo
dat in de afbeelding wordt aangegeven
kunnen worden afgespeeld. Er kunnen
geen andere discs worden weergegeven.
 


 Gebruik discs die legaal geproduceerd
zijn. Als illegaal gekopiëerde discs
zoals onwetmatig geproduceerde discs
gebruikt worden, bestaat de kans dat het
systeem niet correct functioneert.
 


 Let er op bij het gebruik van CD's nooit
het signaaloppervlak aan te raken. Pak
de CD vast door deze bij de buitenste
rand of bij de rand van het gat en de
buitenste rand vast te houden.
 


 Plak geen papier of plakband op de
CD. Voorkom het bekrassen van de
achterzijde (de zijde zonder label).
De kans bestaat dat de disc niet wordt
uitgeworpen en dat de installatie defect
raakt.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page:   < prev 1-10 ... 341-350 351-360 361-370 371-380 381-390 391-400 401-410 411-420 421-430 ... 750 next >