ECO mode MAZDA MODEL 3 HATCHBACK 2015 Handleiding (in Dutch)

Page 403 of 741

*Bepaalde modellen.5–37
Interieurvoorzieningen
Audio-installatie
Aanduiding Instelwaarde
Linksom
draaien Rechtsom
draaien
12Hr
24Hr
(12-uur/24-uur
tijdsinstelling) 12Hr
(Knippert) 24Hr
(Knippert)
*1 Type B
*2 Afhankelijk van het model is het
mogelijk dat deze functie niet beschikbaar
is.
OPMERKING
Als de display gedurende enkele
seconden niet wordt bediend, keert deze
terug naar de vorige display. Voor het
terugstellen van de lage tonen, hoge
tonen, fade en balans, de menutoets
(
) gedurende 2 seconden
ingedrukt houden. Het apparaat geeft
een pieptoon en “ CLEAR ” wordt
getoond.
AF (Instellen van de alternatieve
frequentie (AF)) (Type B)
De AF functie van het Radio Data Systeem
(RDS) kan op aan of uit worden ingesteld.
Zie Bediening van de radio (Type B) op
pagina 5-42 .
REG (Instellen van het regionaal
programma (REG)) (Type B)
De REG functie van het Radio Data
Systeem (RDS) kan op aan of uit worden
ingesteld.
Zie Bediening van de radio (Type B) op
pagina 5-42 . ALC (Automatische afstelling van het
volume)
De automatische niveauregeling (ALC)
regelt automatisch het audiovolume
overeenkomstig de rijsnelheid. Naarmate
de rijsnelheid hoger wordt, neemt het
volume toe. ALC heeft ALC OFF en modi
ALC LEVEL 1 tot 7. ALC LEVEL 7 is het
maximale niveau tot waarbij het volume
kan toenemen. Selecteer de modus al
naargelang de rijomstandigheden.
BEEP (Audiobedieningsgeluid)
De instelling voor het werkingsgeluid
bij het indrukken en vasthouden van
een toets kan gewijzigd worden. De
begininstelling is ON. Stel in op OFF om
het werkingsgeluid uit te schakelen.
BT SETUP modus *
Muziek en andere audio zoals spraakdata
die zijn opgenomen op draagbare
audioapparatuur en mobiele telefoons die
op de markt verkrijgbaar zijn en uitgerust
zijn met de Bluetooth
® verzendfunctie
kunnen beluisterd worden door middel
van draadloze signaaloverdracht via de
luidsprekers van de auto. Deze apparatuur
kan met behulp van de BT SETUP modus
geprogrammeerd worden in de Bluetooth
®
eenheid of gewijzigd worden (pagina
5-102 ).
12Hr
24Hr (12-uur/24-uur
tijdsinstelling)
Door het draaien van de audioregelknop
wordt de display overgeschakeld tussen 12
en 24-uur kloktijd (pagina 5-38 ).
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 430 of 741

*Bepaalde modellen.5–64
Interieurvoorzieningen
Audio-installatie
Bediening van de Digital Audio Broadcasting (DAB) radio (Type D) *
Wat is DAB radio?
DAB radio is een digitaal radiouitzendsysteem.
DAB radio biedt radiogeluid van hoge kwaliteit en maakt gebruik van een automatische
frequentieoverschakelfunctie in grensgebieden.
Door het tonen van de radiotekst, kan informatie zoals de naam van het muziekstuk en de
naam van de artiest getoond worden.
Radio AAN
1. Selecteer
op het thuisscherm en toon het Amusementscherm.
2. Selecteer
, de volgende pictogrammen worden aan de onderzijde van het scherm
getoond.
Pictogram Functie
Toont het Amusementmenu. Gebruik dit voor het overschakelen naar een andere audiobron.
Toont de zenderlijst (ensemble en zender).
Selecteer
voor het updaten van de zenderlijst.
Selecteer
voor het selecteren van het ensemble dat u wilt tonen.
Toont de favorietenlijst. Houd ingedrukt om de huidige afgestemde zender in de
favorietenlijst op te slaan.
Zie Bediening van de radio (Type D) op pagina 5-61 .
Zoekt uw gewenste zender op in de zenderlijst.
Stemt gedurende 10 seconden af op elk van de zenders in de zenderlijst.
Selecteer opnieuw wanneer op uw gewenste zender is afgestemd.
OPMERKING
Als de zenderlijst niet beschikbaar is, wordt overgeschakeld naar het zenderlijst updaten
scherm. Voer het updaten van de zenderlijst uit.
Schakelt de TA modus in en uit.
Zie Bediening van de radio (Type D) op pagina 5-61 .
Keert terug naar de vorige zender.
Houd dit vast om terug te keren naar de bovenste zender in het vorige ensemble.
Gaat verder naar de volgende zender.
Houd dit vast om naar de bovenste zender in het volgende ensemble te gaan.
Toont het DAB radioinstelscherm.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 443 of 741

*Bepaalde modellen.5–77
Interieurvoorzieningen
Audio-installatie
USB Audio/Bluetooth ® Audio/CD
Druk op de zoektoets (
) om vooruit te
springen naar het begin van het volgende
spoor.
Druk op de zoektoets (
) binnen enkele
seconden na het begin van de weergave
om het begin van het vorige spoor op te
zoeken.
Druk op de zoektoets (
) nadat enkele
seconden zijn verstreken om de weergave
vanaf het begin van het huidige spoor te
starten.
Houd de zoektoets (
,) ingedrukt om
de sporen continu omhoog of omlaag af te
zoeken.
DVD (Type C)
Druk op de zoektoets (
) om vooruit te
springen naar het begin van het volgende
hoofdstuk.
Druk op de zoektoets (
) om terug te
gaan naar het begin van het vorige
hoofdstuk.
Aha™/Stitcher™ Radio (Type C/Type
D)
Druk op de zoektoets (
) om vooruit te
springen naar het begin van het volgende
spoor.
Houd de zoektoets ingedrukt (
) om de
weergave van het huidige muziekstuk met
“Leuk” te evalueren.
Houd de zoektoets ingedrukt (
) om de
weergave van het huidige muziekstuk met
“Niet leuk” te evalueren.
Audio-uit toets *
Druk eenmaal op de audio-uit toets () om
het audiogeluid uit te schakelen, druk
nogmaals op de toets om het audiogeluid
weer in te schakelen.
OPMERKING
Als het contact op uit wordt gezet
wanneer het audiogeluid is
uitgeschakeld, zal de uitschakeling van
het geluid geannuleerd worden. Dus
wanneer de motor opnieuw gestart
wordt, is het audiogeluid niet
uitgeschakeld. Druk voor het opnieuw
uitschakelen van het audiogeluid op de
audio-uit toets (
).
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 492 of 741

*Bepaalde modellen.5–126
Interieurvoorzieningen
Bluetooth®
Bluetooth ® handsfree
(Type A/Type B)
*
Bellen van een telefoonnummer
Gebruik van het telefoonboek
Telefoongesprekken kunnen tot stand
gebracht worden door het zeggen van de
naam van een persoon (gesproken naam)
waarvan het telefoonnummer tevoren in
Bluetooth
® handsfree is vastgelegd. Zie
Telefoonboekregistratie.
1. Druk de opnementoets of sprekentoets
kort in.
2. Zeg: [Geluidssignaal] “Bel”
3. Prompt: “Naam alstublieft.”
4. Zeg: [Geluidssignaal] “XXXXX...
(Bijv. “John's telefoon”)” (Zeg een
gesproken naam die geregistreerd is in
het telefoonboek.)
5. Prompt: “Belt XXXXX... (Bijv.
“John's telefoon”) XXXX (Bijv.
“thuis”). is dit nummer correct?”
(Gesproken naam en telefoonnummer
locatie geregistreerd in telefoonboek).
6. Zeg: [Geluidssignaal] “Ja”
7. Prompt: “Bellen”
OPMERKING
De “Bel” opdracht en de gesproken
naam kunnen gecombineerd worden.
Bijv. Spreek in stap 2 “Bel John's
Telefoon” in, dan kunnen stappen 3 en 4
overgeslagen worden. Telefoonboekregistratie
In het Bluetooth
® handsfree telefoonboek
kunnen telefoonnummers worden
geregistreerd.
OPMERKING
Gebruik deze functie alleen wanneer u
geparkeerd staat. Dit is te afl eidend om
tijdens het rijden te proberen en u maakt
dan mogelijk teveel fouten zodat dit
weinig effectief is.
1. Druk de opnementoets of sprekentoets
kort in.
2. Zeg: [Geluidssignaal] “Telefoonboek”
3. Prompt: “Selecteer één van de
volgende opties: Voeg Nieuw
Contactpersoon Toe, Bewerken, Naam
Toevoegen, Wissen, Alles Verwijderen,
of Importeer contactpersoon.”
4. Zeg: [Geluidssignaal] “Voeg nieuw
contact persoon toe”
5. Prompt: “Naam alstublieft.”
6. Zeg: [Geluidssignaal] “XXXXX...
(Bijv. “Mary's telefoon”)” (Zeg een
gesproken naam voor de geregistreerde
naam.)
7. Prompt: “Toevoegen XXXXX... (Bijv.
“Mary's telefoon”) (geregistreerde
gesproken naam). is dit nummer
correct?”
8. Zeg: [Geluidssignaal] “Ja”
9. Prompt: “Thuis, werk, mobiel of
andere”
10. Zeg: [Geluidssignaal] “Mobiel”
(Zeg “Thuis”, “Werk”, “Mobiel”, of
“Andere”, voor het registreren van de
gewenste locatie.)
11. Prompt: “Mobiel (Te registreren
locatie). is dit nummer correct?”
12. Zeg: [Geluidssignaal] “Ja”
13. Prompt: “Het nummer alstublieft”
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 553 of 741

*Bepaalde modellen.6–15
Onderhoud en verzorging
Periodieke onderhoudsbeurten
Onderhoudsmonitor *
Onderhoudsmonitor (Type A/Type B audio)
“Olie verversen” met fl exibele instelling *1 is beschikbaar. Raadpleeg een offi ciële
Mazda reparateur voor details *2 . Zodra het systeem wordt geactiveerd, gaat het
moersleutelindikatielampje in de instrumentengroep branden wanneer de resterende
gebruiksduur van de olie minder is dan 500 km of het resterende aantal dagen minder is dan
15 (naargelang de situatie welke zich het eerst voordoet).
Terugstelmethode
Houd met het contact uitgeschakeld de TRIP toets ingedrukt en schakel het contact
vervolgens in. Blijf de TRIP toets gedurende 5 seconden of langer ingedrukt houden. Het
hoofdwaarschuwingslampje gaat gedurende enkele seconden knipperen wanneer het resetten
voltooid is.
*1 Er is een fl exibele instelling voor het tijdstip van het verversen van de
motorolie beschikbaar (alleen in bepaalde landen van Europa). Op basis van de
gebruiksomstandigheden van de motor, berekent de boordcomputer in uw auto de
resterende gebruiksduur van de olie.
*2 Wanneer eenmaal de fl exibele instelling voor het tijdstip van het verversen van de
motorolie is geselecteerd, moet het systeem bij elke olieverversing teruggesteld worden,
ongeacht het verschijnen van het moersleutelindikatielampje.
Onderhoudsmonitor (Type C/Type D audio)
1. Selecteer het pictogram op het thuisscherm en toon het “Applicaties” scherm.
2. Selecteer “Onderhoud” voor het tonen van het onderhoudsbeurtenscherm.
3. Verander het tabblad en selecteer het instellingsitem dat u wilt veranderen.
U kunt instellingen in de instellingsdisplay als volgt naar eigen voorkeur instellen:
Tabblad Onderwerp Verklaring
Onderhoud Instellingen Melding kan in-/uitgeschakeld worden.
Tijd (maanden) Toont de tijd of de afstand tot aan de volgende
onderhoudsbeurt.
Selecteer dit item voor het instellen van de onderhoudsperiode.
“Nu gepland!” wordt in rood getoond en het
moersleutelindikatielampje in de instrumentengroep gaat
branden wanneer de resterende afstand minder is dan 500 km of
het resterende aantal dagen minder is dan 15 (al naargelang wat
zich het eerst voordoet). Afstand (mijl of km)
Reset Stelt de tijd en afstand terug op de beginwaarden.
Wanneer het systeem eenmaal is geactiveerd, moet dit telkens
wanneer onderhoud wordt uitgevoerd worden teruggesteld.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 571 of 741

6–33
Onderhoud en verzorging
Zelf uit te voeren onderhoud
Model met links stuur
Type A
Type B
Model met rechts stuur
Automatische
transmissievloeistof
(4-versnellingsbak)
Controle van het niveau van de
automatische transmissievloeistof
Het niveau van de automatische
transmissievloeistof dient regelmatig
gecontroleerd te worden. Meet dit op
onderstaande wijze.
Het volume van de transmissievloeistof
verandert met de temperatuur. De vloeistof
dient gecontroleerd te worden bij stationair
draaiende motor zonder te rijden bij
normale bedrijfstemperatuur.
1. Parkeer de auto op een vlakke
ondergrond en trek de handrem
volledig aan.
2. Start de motor en druk het rempedaal
in.
3. Schakel de keuzehendel
achtereenvolgens in alle standen en zet
deze tenslotte in de stand P (parkeren).
WAARSCHUWING
Let er op steeds het rempedaal in te
drukken alvorens de keuzehendel te
verplaatsen:
Het verplaatsen van de keuzehendel
zonder eerst het rempedaal in te
drukken is gevaarlijk. De auto kan
plotseling in beweging komen en een
ongeluk veroorzaken.
4. Trek de peilstok naar buiten terwijl de
motor nog stationair draait, veeg de
peilstok schoon en steek hem opnieuw
volledig naar binnen.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 585 of 741

*Bepaalde modellen.6–47
Onderhoud en verzorging
Zelf uit te voeren onderhoud
Banden
Voor uw veiligheid, een minimaal
brandstofverbruik en een optimale
levensduur van de banden, dient u
de banden steeds op de aanbevolen
bandenspanning te houden en het voor uw
auto aanbevolen belastbare gewicht en de
gewichtsverdeling niet te overschrijden.
WAARSCHUWING
Gebruik van banden van verschillende
soort:
Het rijden met uw auto is gevaarlijk
wanneer er banden van verschillende
soort op gemonteerd zijn. Dit kan een
slechte bestuurbaarheid en een langere
remweg tot gevolg hebben, hetgeen er
toe kan leiden dat u de macht over het
stuur verliest.
Gebruik behalve tijdens het beperkte
gebruik van het noodreservewiel op
alle vier wielen uitsluitend banden
van dezelfde soort (radiaalbanden,
diagonaalbanden of diagonaalbanden
met staaldraad).
Gebruik van banden met een verkeerde
maat:
Het gebruik van banden van een
andere maat dan is voorgeschreven
voor uw auto (pagina 9-13 ), is
gevaarlijk. Dit kan het rijcomfort, de
wegligging, de grondspeling, de speling
tussen band en carrosserie en de juiste
werking van de snelheidsmeter nadelig
beïnvloeden. Dit kan tot ongevallen
leiden. Gebruik dus uitsluitend banden
van de juiste maat zoals voor uw auto
wordt voorgeschreven.
Bandenspanning
WAARSCHUWING
Houd de bandenspanning steeds op het
juiste niveau:
Een te hoge of te lage bandenspanning
is gevaarlijk. De verminderde
bestuurbaarheid of het plotseling lek
raken van een band kan een ernstig
ongeluk veroorzaken.
Zie Banden op pagina 9-13 .
Gebruik uitsluitend een originele
Mazda bandventieldop:
Gebruik van een niet-origineel
onderdeel is gevaarlijk, aangezien de
juiste bandenspanning niet behouden
kan worden als het bandventiel
beschadigd raakt. Als er in deze
toestand met de auto wordt gereden,
neemt de bandenspanning af wat een
ernstig ongeluk tot gevolg kan hebben.
Gebruik voor de bandventieldop geen
onderdeel dat niet een origineel Mazda
onderdeel is.
De spanningen van alle banden (inclusief
het reservewiel
* ) dient maandelijks
gecontroleerd te worden wanneer
de banden koud zijn. Voor de beste
rijeigenschappen, optimale wegligging
van de auto en een minimale slijtage
van de banden, dient u de banden op de
aanbevolen spanning te houden.
Zie de bandenspanningstabel (pagina
9-13 ).
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 665 of 741

*Bepaalde modellen.7–43
Als er zich een probleem voordoet
Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers
Signaal Waarschuwing
Waarschuwingslampje van
bandenspanningcontrolesysteem*
Als het bandenspanningcontrolesysteem defect is, gaat het waarschuwingslampje voor
de bandenspanning gedurende ongeveer 1 minuut knipperen wanneer het contact op ON
gezet wordt en vervolgens continu branden. Laat uw auto zo spoedig mogelijk door een
deskundige reparateur, bij voorkeur een offi ciële Mazda reparateur controleren.
WAARSCHUWING
Als het waarschuwingslampje van het bandenspanningcontrolesysteem gaat branden
of knipperen of als de waarschuwingszoemtoon voor lage bandenspanning wordt
gegeven, onmiddellijk de rijsnelheid verminderen en plotseling manoeuvreren en
remmen vermijden:
Als het waarschuwingslampje van het bandenspanningcontrolesysteem gaat branden
of knipperen of als de waarschuwingszoemtoon voor lage bandenspanning wordt
gegeven, is het gevaarlijk met hoge snelheden te rijden of plotseling te manoeuvreren
of te remmen. De kans bestaat dat u de macht over het stuur verliest en een ongeluk
veroorzaakt.
Om te bepalen of u een langzaam leeglopende band of een lekke band heeft, de
auto op een veilige plaats parkeren waar u visueel de toestand van de band kunt
controleren en bepalen of de band voldoende lucht heeft om verder te gaan naar een
plaats waar lucht bijgevuld kan worden en het systeem opnieuw gecontroleerd kan
worden door een deskundige reparateur, bij voorkeur een offi ciële Mazda reparateur
of een bandenreparatiewerkplaats.
Het TPMS waarschuwingslampje mag nooit genegeerd worden:
Negeren van het TPMS waarschuwingslampje is gevaarlijk, ook als u de reden weet
waarom het brandt. Laat het probleem zo spoedig mogelijk verhelpen alvorens dit
tot een ernstigere situatie leidt, zoals het plotseling lek raken van een band met een
gevaarlijk ongeluk als mogelijk gevolg.
(Rood)
(Brandt)
KEY
waarschuwingslampje
In het geval van een defect in het afstandbediende portiervergrendelingssysteem, gaat het
lampje continu branden.
OPGELET
Als het sleutelwaarschuwingslampje brandt of het startdrukknopindikatielampje
(oranje) knippert, bestaat de kans dat de motor niet start. Als de motor niet gestart kan
worden, deze proberen te starten met behulp van de noodprocedure voor het starten van
de motor en de auto zo spoedig mogelijk door een deskundige reparateur, bij voorkeur
een offi ciële Mazda reparateur laten inspecteren.
Zie Noodbediening voor het starten van de motor op pagina 4-13 .
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 666 of 741

*Bepaalde modellen.7–44
Als er zich een probleem voordoet
Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers
Signaal Waarschuwing
(Oranje)
(Knippert)
Waarschuwingslampje van
rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem
(LDWS)
*
Het waarschuwingslampje gaat knipperen als het systeem defect is. Laat uw auto bij een
deskundige reparateur, bij voorkeur een offi ciële Mazda reparateur controleren.
Het LDWS werkt niet wanneer het waarschuwingslampje knippert.
OPGELET
Als zich een van onderstaande gevallen voordoet, is er mogelijk een defect in het
systeem. Laat de auto door een deskundige reparateur, bij voorkeur een offi ciële
Mazda reparateur controleren.
Het lampje gaat tijdens het rijden knipperen. Het lampje gaat niet branden wanneer het contact op ON gezet wordt. Gebruik altijd banden van het voorgeschreven formaat voor alle wielen en van
hetzelfde merk, soort en profi elpatroon. Bovendien geen banden met duidelijk
zichtbaar verschillende slijtagepatronen op dezelfde auto gebruiken. Als dergelijke
ongeschikte banden gebruikt worden, bestaat de kans dat het LDWS niet normaal
functioneert.
Wanneer een noodreservewiel wordt gebruikt, bestaat de kans dat het systeem niet
normaal functioneert.
Indikatielampje voor
defect automatisch
koplampafstelsysteem
*
Dit indikatielampje blijft gedurende enkele seconden branden wanneer het contact op ON
gezet wordt.
Daarna zal het indikatielampje gaan branden wanneer er een defect is in het automatisch
koplampafstelsysteem.
Als het indikatielampje brandt, zo spoedig mogelijk contact opnemen met een deskundige
reparateur, bij voorkeur een offi ciële Mazda reparateur.
OPMERKING
Auto's met aanpasbaar voorverlichtingssysteem (AFS) zijn niet uitgerust met het
indikatielampje voor defect automatisch koplampafstelsysteem. Als er een storing is in
de automatische koplamprichtfunctie, gaat het AFS OFF indikatielampje knipperen.
(Oranje)
Koplampregelsysteem
(HBC)
waarschuwingslampje
*
Wanneer het lampje brandt
Het waarschuwingslampje gaat branden als het gedeelte van de voorruit aan de voorzijde
van de vooruitrijcamera (FSC) beslagen is of geblokkeerd wordt.
Wanneer het lampje knippert
Het lampje gaat knipperen als er een defect is in het koplampregelsysteem (HBC). Laat
uw auto door een deskundige reparateur, bij voorkeur een offi ciële Mazda reparateur
controleren.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 670 of 741

*Bepaalde modellen.7–48
Als er zich een probleem voordoet
Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers
Signaal Waarschuwing Te nemen maatregel
Waarschuwingslampje van
bandenspanningcontrolesysteem*
Wanneer het waarschuwingslampje brandt en
de waarschuwingszoemer klinkt (ongeveer
3 seconden), is de bandenspanning in één of
meerdere van de banden te laag.
WAARSCHUWING
Als het waarschuwingslampje van
het bandenspanningcontrolesysteem
gaat branden of knipperen of als de
waarschuwingszoemtoon voor lage
bandenspanning wordt gegeven,
onmiddellijk de rijsnelheid verminderen
en plotseling manoeuvreren en remmen
vermijden:
Als het waarschuwingslampje van
het bandenspanningcontrolesysteem
gaat branden of knipperen of als de
waarschuwingszoemtoon voor lage
bandenspanning wordt gegeven, is
het gevaarlijk met hoge snelheden te
rijden of plotseling te manoeuvreren
of te remmen. De kans bestaat dat u
de macht over het stuur verliest en een
ongeluk veroorzaakt.
Om te bepalen of u een langzaam
leeglopende band of een lekke band
heeft, de auto op een veilige plaats
parkeren waar u visueel de toestand
van de band kunt controleren en
bepalen of de band voldoende lucht
heeft om verder te gaan naar een
plaats waar lucht bijgevuld kan
worden en het systeem opnieuw
gecontroleerd kan worden door een
deskundige reparateur, bij voorkeur
een offi ciële Mazda reparateur of een
bandenreparatiewerkplaats.
Het TPMS waarschuwingslampje mag
nooit genegeerd worden:
Negeren van het TPMS
waarschuwingslampje is gevaarlijk, ook
als u de reden weet waarom het brandt.
Laat het probleem zo spoedig mogelijk
verhelpen alvorens dit tot een ernstigere
situatie leidt, zoals het plotseling lek
raken van een band met een gevaarlijk
ongeluk als mogelijk gevolg. Inspecteer de banden en stel deze af op de
voorgeschreven bandenspanning (pagina
6-47 ).
OPMERKING
Stel de bandenspanning af wanneer de
banden koud zijn. De bandenspanning
varieert naargelang de bandentemperatuur,
laat daarom de auto gedurende ongeveer
1 uur staan of rijd er enkel 1,6 km of
minder mee alvorens de bandenspanning
af te stellen. Wanneer de bandenspanning
bij warme banden wordt afgesteld op de
koude bandendruk, bestaat de kans dat
het TPMS waarschuwingslampje/zoemer
aan gaat nadat de banden zijn afgekoeld
en dat de druk tot beneden de specifi catie
terugvalt.
Ook is het mogelijk dat een TPMS
waarschuwingslampje dat brandt
doordat de bandenspanning bij
een lage omgevingstemperatuur is
teruggevallen blijft branden als de
omgevingstemperatuur omhoog gaat. In
dit geval zal het eveneens noodzakelijk
zijn de bandenspanning af te stellen. Als
het TPMS waarschuwingslampje gaat
branden als gevolg van een terugval in
de bandenspanning, de bandenspanning
controleren en afstellen.
Banden verliezen na verloop van tijd
vanzelf lucht en het TPMS systeem
kan niet het verschil aantonen of de
banden na verloop van tijd vanzelf zacht
geworden zijn of dat er sprake is van
een lekke band. Wanneer u echter één
zachte band in een set van vier aantreft,
wijst dit op een probleem; iemand anders
dient dan langzaam met de auto vooruit
te rijden zodat u de zachte band kunt
inspecteren op inkervingen en metalen
voorwerpen die vanuit het profi el of de
zijwand naar buiten steken. Breng enkele
druppels water aan op het ventiel om te
zien of er luchtbelletjes verschijnen die
wijzen op een defect ventiel. Lekkages
moeten grondiger aangepakt worden
dan het enkel opnieuw oppompen van
de defecte band aangezien lekkages
gevaarlijk zijn - breng de auto naar een
deskundige reparateur, bij voorkeur een
offi ciële Mazda reparateur.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 next >