ESP MAZDA MODEL 3 HATCHBACK 2015 Handleiding (in Dutch)

Page 42 of 741

2–18
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Veiligheidsgordelsysteem
WAARSCHUWING
Instrukties voor gebruik van de veiligheidsgordels:
Veiligheidsgordels dienen op het beenderstelsel van het lichaam te drukken en behoren
laag om de voorzijde van het bekken, of om het bekken, de borst en schouders gedragen
te worden, al naargelang van toepassing; het dragen van de heupgordel rondom de buik
dient vermeden te worden.
Veiligheidsgordels behoren zo nauwsluitend mogelijk afgesteld te worden, in
overeenstemming met comfort, om de bescherming te kunnen bieden waarvoor
zij bestemd zijn. Een gordel die niet voldoende gespannen is zal de drager ervan
aanzienlijk minder bescherming kunnen bieden.
Zorg ervoor verontreiniging van het gordelmateriaal door schoonmaakmiddelen, olie
en chemische middelen, in het bijzonder accuzuur, te voorkomen. De gordels kunnen
het veiligste gereinigd worden met een oplossing van zachte zeep en water. Vernieuw de
gordels als het materiaal gerafeld, verontreinigd of beschadigd is.
Het is belangrijk de veiligheidsgordels als geheel te vernieuwen nadat deze bij een
ernstige botsing zijn gedragen, ook als beschadiging van het gordelsysteem niet
duidelijk waarneembaar is.
Veiligheidsgordels behoren niet gedraaid te worden gedragen.
Elke veiligheidsgordel dient slechts door één inzittende te worden gebruikt; het is
gevaarlijk een veiligheidsgordel aan te brengen rondom een kind dat op iemands schoot
zit.
Door de gebruiker mogen er geen wijzigingen of toevoegingen worden aangebracht die
verhinderen dat de afstelmechanismen van de veiligheidsgordels de gordels strakker
kunnen aanspannen of die verhinderen dat de gordels door de gebruiker strakker
kunnen worden afgesteld.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 45 of 741

2–21
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Veiligheidsgordelsysteem
Veiligheidsgordels
Vastmaken van de
veiligheidsgordels
Veiligheidsgordelgesp
Veiligheidsgordeltong
Plaats de heupgordel zo laag mogelijk,
niet op de onderbuik, en stel vervolgens
de schoudergordel zodanig af dat deze
nauwsluitend om uw lichaam past.
Laag om de
heupen
houden
Te hoog Aantrekken
Losmaken van de
veiligheidsgordels
Druk de knop op de veiligheidsgordelgesp
in. Als de gordel niet volledig wordt
opgerold, deze naar buiten trekken en op
verdraaiing en knikken inspecteren. Kijk
vervolgens of bij het oprollen de gordel
onverdraaid blijft.
Knop
OPMERKING
Als een gordel niet volledig wordt
opgerold, deze op verdraaiing en
knikken inspecteren. Als de gordel dan
nog steeds niet correct wordt opgerold,
deze door een deskundige reparateur, bij
voorkeur een offi ciële Mazda reparateur
laten inspecteren.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 46 of 741

2–22
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Veiligheidsgordelsysteem
Voorste schoudergordelafsteller
Hoger zetten Lager zetten
Let er op dat de afsteller vergrendeld is.
Veiligheidsgordelwaarschuwingssystemen
Als deze bespeuren dat de
veiligheidsgordel van de inzittende niet is
vastgemaakt, wordt de inzittende door een
waarschuwingslampje of een zoemtoon
gewaarschuwd.
Zie Waarschuwings/indikatielampjes op
pagina 4-46 .
Zie Waarschuwingszoemer voor
veiligheidsgordel op pagina 7-55 .
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 47 of 741

2–23
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Veiligheidsgordelsysteem
Systeem van
voorspanners van
veiligheidsgordels
van voorzitting en
begrenzingsysteem
Voor een optimale bescherming zijn de
veiligheidsgordels van de bestuurdersstoel
en de voorpassagierszitting uitgerust met
voorspanner- en begrenzingsystemen.
Om deze beide systemen correct te
kunnen laten functioneren dient u de
veiligheidsgordel op de juiste wijze te
dragen.
Voorspanners:
Wanneer een botsing wordt bespeurd,
worden de voorspanners gelijktijdig met
de airbags geactiveerd.
Zie voor bijzonderheden over activering,
“Criteria voor SRS airbag activering”
(pagina 2-60 ).
Wanneer de airbags worden opgeblazen,
trekken de oprolautomaten van de
veiligheidsgordels de gordels snel
strak aan. Nadat de airbags en de
veiligheidsgordelvoorspanners geactiveerd
werden dienen deze steeds vernieuwd te
worden.
Systeemdefecten of bedrijfstoestanden
worden aangeduid door een
waarschuwing.
Zie Waarschuwings/indikatielampjes op
pagina 4-46 .
Zie Waarschuwingszoemer voor
systeem van airbag/voorspanners van
veiligheidsgordels op pagina 7-54 .(Met deactiveringsschakelaar van
voorpassagiersairbag)
Bovendien is het voorspannersysteem van
de voorpassagierszitting, precies zoals
de voor- en zijpassagiersairbag, zodanig
ontworpen dat dit enkel in werking treedt
wanneer de deactiveringsschakelaar voor
de voorpassagiersairbag in de stand ON is
gezet.
Zie voor bijzonderheden,
Deactiveringsschakelaar van
voorpassagiersairbag (pagina 2-52 ).
Drukbegrenzer:
Het begrenzingsysteem zorgt ervoor dat
de gordel op een gecontroleerde manier
losser gemaakt wordt om de druk die door
de gordel op het bovenlichaam van de
inzittende wordt uitgeoefend te reduceren.
Alhoewel de grootste druk op een
veiligheidsgordel bij frontale botsingen
wordt uitgeoefend, heeft de drukbegrenzer
een automatische mechanische functie
en kan bij voldoende beweging van de
inzittende bij elk soort ongeval geactiveerd
worden.
Ook wanneer de voorspanners
niet geactiveerd werden, dient de
drukbegrenzingsfunctie door een
deskundige reparateur, bij voorkeur een
offi ciële Mazda reparateur gecontroleerd
te worden.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 49 of 741

*Bepaalde modellen.2–25
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Veiligheidsgordelsysteem
OPMERKING

 Het is mogelijk dat het
voorspannersysteem niet
functioneert, afhankelijk van het type
botsing. Zie voor bijzonderheden,
Criteria voor SRS airbag activering
(pagina 2-60 ).

 Bij het in werking treden van de
airbags en de voorspanners zal er
enige rook (een niet-toxisch gas)
vrijkomen. Dit duidt echter niet op
brand. Dit gas heeft normaal geen
effect op de inzittenden, echter
bij personen met gevoelige huid
is het mogelijk dat er een lichte
huidirritatie optreedt. Als er restanten
van de activering van de airbags of
van het voorspannersysteem van de
veiligheidsgordels op de huid of in
de ogen terechtkomt, dit zo spoedig
mogelijk met water afspoelen.
Middelste
veiligheidsgordel van
achterzitting
*
Vastmaken van de
veiligheidsgordels
1. Trek de veiligheidsgordeltong uit tot de
gewenste lengte.
2. Steek deze in de veiligheidsgordelgesp,
totdat u een klikgeluid hoort.
Veiligheidsgordeltong
Veiligheidsgordelgesp
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 50 of 741

2–26
Belangrijke veiligheidsuitrusting
Veiligheidsgordelsysteem
3. Stel de lengte van de gordel af.
Voor het langer maken van de gordel,
de veiligheidsgordeltong in een rechte
hoek ten opzichte van de gordel houden
en er aan trekken. Voor het inkorten
van de gordel aan het loszittende
uiteinde trekken.
Langer
maken
Korter
maken
4. Zorg er voor dat de heupgordel goed
strak om uw lichaam past.
WAARSCHUWING
Dragen van de heupgordel:
Een heupgordel die te hoog wordt
gedragen is gevaarlijk. Bij een
aanrijding wordt de schok van
de botsing dan rechtstreeks op de
onderbuik overgebracht, hetgeen
ernstig letsel kan veroorzaken. Zorg er
voor dat de heupgordel nauwsluitend
past en draag deze zo laag mogelijk.
Losmaken van de
veiligheidsgordels
Druk de knop op de veiligheidsgordelgesp
in.
Knop
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 85 of 741

2–61
Belangrijke veiligheidsuitrusting
SRS airbags
Beperkingen van de SRS airbag
Bij ernstige botsingen zoals die hierboven beschreven onder “Criteria voor SRS airbag
activering” zal de betreffende SRS airbaguitrusting geactiveerd worden. Echter bij bepaalde
botsingen bestaat de kans dat de uitrusting niet geactiveerd wordt, afhankelijk van het type
botsing en de ernst ervan.
Beperkingen ten aanzien van de detectie van frontale/bijna frontale botsingen:
In de volgende illustraties worden voorbeelden gegeven van frontale/bijna frontale
botsingen die mogelijk niet als ernstig genoeg bespeurd worden om de SRS airbaguitrusting
te activeren.
Botsingen tegen bomen of palenFrontale zijdelingse botsing
Kopstaartbotsingen of rijden onder de laadklep
van een vrachtauto
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 86 of 741

2–62
Belangrijke veiligheidsuitrusting
SRS airbags
Beperkingen ten aanzien van de detectie van zijdelingse botsingen:
In de volgende illustraties worden voorbeelden gegeven van zijdelingse botsingen die
mogelijk niet als ernstig genoeg bespeurd worden om de SRS airbaguitrusting te activeren.
Zijdelingse botsingen tegen bomen of palenZijdelingse botsingen met tweewielige
voertuigen
Kantelen
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 87 of 741

*Bepaalde modellen.3–1
3Alvorens te gaan rijden
Gebruik van diverse voorzieningen, zoals sleutels, portieren, spiegels en
ruiten.
 
Sleutels ................................................. 3-2
Sleutels ........................................... 3-2
Afstandbediende
portiervergrendeling ....................... 3-4
Geavanceerde afstandbediende
portiervergrendeling ......................... 3-10
Geavanceerde afstandbediende
portiervergrendeling
* .................... 3-10
Werkingsbereik ............................ 3-11
Portieren en sloten ............................ 3-12
Portiersloten ................................. 3-12
Achterklep/Kofferdeksel .............. 3-24
Brandstof en emissie ......................... 3-30
Voorzorgsmaatregelen ten
aanzien van brandstof en
motoruitlaatgassen ....................... 3-30
Afsluitklep van brandstoftankdop en
brandstoftankdop .......................... 3-35
Stuurwiel ............................................ 3-37
Stuurwiel ...................................... 3-37
Spiegels ............................................... 3-38
Spiegels ........................................ 3-38
Ruiten ................................................. 3-43
Elektrische ruitbediening ............. 3-43
Schuifdak
* .................................... 3-46 Beveiligingssysteem ........................... 3-49
Aanbrengen van wijzigingen en
aanvullende apparatuur ................ 3-49
Start-blokkeersysteem .................. 3-49
Anti-diefstal beveiligingssysteem
(Met inbraaksensor)
* .................... 3-51
Anti-diefstal beveiligingssysteem
(Zonder inbraaksensor)
* ............... 3-56
Rijtips ................................................. 3-60
Inrijden ......................................... 3-60
Brandstofbesparing en
milieubescherming ....................... 3-60
Moeilijke rijomstandigheden ....... 3-61
Vloermat ...................................... 3-62
Op eigen kracht lostrekken van de
auto ............................................... 3-63
Rijden in de winter ....................... 3-64
Doorwaden van water .................. 3-67
Informatie betreffende de turbolader
(SKYACTIV-D 2.2) ..................... 3-68
Slepen ................................................. 3-69
Trekken van caravans en aanhangers
(Europa/Rusland/Turkije/Israël/Zuid-
Afrika) .......................................... 3-69
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page 137 of 741

*Bepaalde modellen.3–51
Alvorens te gaan rijden
Beveiligingssysteem
Buiten werking stellen
Het systeem wordt buiten werking
gesteld wanneer het contact met behulp
van de correcte geprogrammeerde
sleutel op ON gezet wordt. Het
beveiligingssysteemindikatielampje gaat
gedurende ongeveer 3 seconden branden
en gaat dan uit. Als de motor niet met de
correcte sleutel gestart kan worden en
het beveiligingssysteemindikatielampje
blijft branden of knipperen, het volgende
proberen:
Zorg er voor dat de sleutel zich binnen het
werkingsbereik voor signaaloverdracht
bevindt. Zet het contact uit en start
vervolgens de motor opnieuw. Neem
contact op met een offi ciële Mazda
reparateur indien de motor na 3 pogingen
of meer niet start.
OPMERKING
  Indien het
beveiligingssysteemindikatielampje
tijdens het rijden voortdurend blijft
knipperen, de motor niet stopzetten.
Ga naar een offi ciële Mazda
reparateur en laat het lampje daar
controleren. Als u de motor stop zet
terwijl het indikatielampje knippert,
zult u de motor niet opnieuw kunnen
starten.
  Aangezien bij reparatie van het start-
blokkeersysteem de elektronische
codes opnieuw ingesteld worden, zijn
de sleutels nodig. Breng alle sleutels
naar een offi ciële Mazda reparateur
zodat deze geprogrammeerd kunnen
worden.
Anti-diefstal
beveiligingssysteem (Met
inbraaksensor)
*
Als het anti-diefstal beveiligingssysteem
bespeurt dat iemand op een onjuiste wijze
toegang probeert te krijgen tot de auto
of als de inbraaksensor beweging binnen
in de auto bespeurt, hetgeen tot gevolg
kan hebben dat de auto of de inhoud
er van wordt gestolen, waarschuwt een
alarm de omgeving voor een abnormale
situatie door het laten klinken van de
sirene en het laten knipperen van de
waarschuwingsknipperlichten.
Het systeem zal niet functioneren als
dit niet op de juiste wijze in staat van
paraatheid is gebracht. Wanneer u de auto
verlaat, dient u de procedure van het in
staat van paraatheid brengen dus correct te
volgen.
Inbraaksensor
De inbraaksensor maakt gebruik van
ultrasonische golven voor het bespeuren
van beweging binnen in de auto en laat
in het geval van inbraak in de auto een
waarschuwingsalarm afgaan.
De inbraaksensor bespeurt bepaalde
vormen van beweging binnen in de
auto, echter deze kan ook reageren op
gebeurtenissen buiten de auto, zoals
bijvoorbeeld trillingen, harde geluiden,
wind en luchtstromen.
/C\FCA'(&0#A'FKVKQPKPFD

Page:   1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 ... 120 next >