display MAZDA MODEL 3 HATCHBACK 2016 Handleiding (in Dutch)
Page 411 of 819
4–247
Tijdens het rijden
Achteruitkijkmonitor
Gebruik van de display
Richtlijnen die de breedte van de auto aangeven (geel) worden op het scherm getoond bij
wijze van referentie en geven bij benadering de breedte van de auto aan in vergelijking tot
de breedte van de parkeerruimte die u op het punt staat in te rijden.
Gebruik dit displayaanzicht wanneer u uw auto in een parkeerruimte of garage parkeert.
b
a
a) Voertuigbreedterichtlijnen (geel)
Deze richtlijnen dienen als referentie en geven bij benadering de breedte van de auto aan.
b) Afstandrichtlijnen.
Deze richtlijnen geven bij benadering de afstand naar een punt aan gemeten vanaf de
achterzijde van de auto (vanaf het uiteinde van de bumper).
De rode en gele lijnen geven de punten ongeveer 50 cm voor de rode lijn en 100 cm
voor de gele lijnen vanaf de achterbumper aan (bij het middelpunt van elk van de
lijnen).
OPGELET
De richtlijnen op het scherm zijn vaste lijnen. Deze bewegen niet mee met de draaiing
van het stuurwiel door de bestuurder. Wees altijd voorzichtig en controleer tijdens het
achteruitrijden altijd de ruimte aan de achterzijde van de auto en het omliggende gedeelte
rechtstreeks met uw ogen.
Page 412 of 819
4–248
Tijdens het rijden
Achteruitkijkmonitor
Werking van de achteruitkijkmonitor
De werking van de achteruitkijkmonitor bij het achteruitrijden met de auto varieert
afhankelijk van de verkeers- en wegsituatie en de auto. De hoeveelheid benodigde
stuurbeweging en de timing varieert ook afhankelijk van de omstandigheden, dus controleer
de omgeving rechtstreeks met uw ogen en stuur de auto al naargelang de situatie.
Houd goed rekening met bovenstaande voorzorgsmaatregelen alvorens de
achteruitkijkmonitor te gebruiken.
OPMERKING
Beelden van de achteruitparkeercamera die getoond worden op de monitor zijn
omgekeerde beelden (spiegelbeelden).
1. Zet de keuzehendel in stand R om de display over te schakelen naar de
achteruitkijkmonitordisplay.
2. Controleer de omgeving rondom de auto en rijd achteruit.
(Displayconditie) (Voertuigconditie)
3. Nadat u de parkeerruimte binnen begint te rijden, langzaam achteruit blijven rijden zodat
de afstand tussen de voertuigbreedterichtlijnen en de zijkant van de parkeerruimte aan de
linker- en rechterzijde nagenoeg gelijk zijn.
4. Ga verder met het bijdraaien van het stuurwiel totdat de voertuigbreedterichtlijnen
parallel zijn aan de linker- en rechterzijde van de parkeerruimte.
Page 413 of 819
4–249
Tijdens het rijden
Achteruitkijkmonitor
5. Zodra de lijnen parallel staan, de wielen rechtvooruit zetten en uw auto langzaam
achteruit de parkeerruimte inrijden. Blijf de omliggende ruimte van de auto controleren
en breng vervolgens de auto op de best mogelijke plaats tot stilstand. (Als de
parkeerruimte verdeelstrepen heeft, controleer dan of de voertuigbreedterichtlijnen ten
opzichte hiervan parallel staan.)
(Displayconditie) (Voertuigconditie)
6. Wanneer de keuzehendel vanuit stand R in een andere keuzehendelstand wordt gezet,
keert het scherm terug naar de voorgaande display.
Page 416 of 819
4–252
Tijdens het rijden
Achteruitkijkmonitor
Driedimensionaal object aan de achterzijde van de auto
Aangezien de afstandrichtlijnen getoond worden uitgaande van een plat vlak, bestaat de
kans dat de afstand naar het driedimensionele object dat op het scherm wordt getoond
verschilt van de werkelijke afstand.
A
A
C B
CB
(Werkelijke afstand) B>C=A
Gemeten afstand op scherm A>B>C(Schermdisplay)
(Werkelijke conditie)
Afstelling van de beeldkwaliteit
WAARSCHUWING
Stel de beeldkwaliteit van de achteruitkijkmonitor enkel af wanneer de auto stilstaat:
De beeldkwaliteit van de achteruitkijkmonitor niet tijdens het rijden afstellen. Afstellen
van de beeldkwaliteit van de achteruitkijkmonitor zoals helderheid, contrast, kleur en
kleurtint tijdens het rijden is gevaarlijk, aangezien u hierdoor van de besturing van de
auto kan worden afgeleid, waardoor een ongeluk kan ontstaan.
De afstelling van de beeldkwaliteit kan gemaakt worden terwijl de keuzehendel in de
achteruit (R) staat.
Er zijn vier instellingen die kunnen worden afgesteld: helderheid, contrast, kleurtint en
kleur. Besteed tijdens het afstellen voldoende aandacht aan de omgeving van de auto.
1. Selecteer het
pictogram op het scherm voor het tonen van de tabbladen.
2. Selecteer het gewenste tabblad-item.
3. Stel de helderheid, contrast, kleurtint en kleur af met behulp van de schuifregelaar.
Druk op de terugsteltoets als u moet terugstellen.
4. Selecteer het
pictogram op het scherm voor het sluiten van het tabblad.
Page 420 of 819
4–256
Tijdens het rijden
Parkeersensorsysteem
*Bepaalde modellen.
Overzicht van de afstandweergave
Display Afstand tussen het voertuig en de hindernis
Zonder voorste sensor
en voorste hoeksensor Met voorste sensor en
voorste hoeksensor Voorste sensor * /achterste
hoeksensor* Achterste sensor/
achterste hoeksensor
Voorste sensor:
Ongeveer 100—60 cm Achterste sensor:
Ongeveer 150—60 cm
Voorste sensor:
Ongeveer 60—45 cm
Voorste hoeksensor:
Ongeveer 50—37 cm Achterste sensor:
Ongeveer 60—45 cm
Achterste hoeksensor:
Ongeveer 50—37 cm
Voorste sensor:
Ongeveer 45—35 cm
Voorste hoeksensor:
Ongeveer 37—25 cm Achterste sensor:
Ongeveer 45—35 cm
Achterste hoeksensor:
Ongeveer 37—25 cm
Page 421 of 819
4–257
Tijdens het rijden
Parkeersensorsysteem
*Bepaalde modellen.
Display Afstand tussen het voertuig en de hindernis
Zonder voorste sensor
en voorste hoeksensor Met voorste sensor en
voorste hoeksensor Voorste sensor * /achterste
hoeksensor* Achterste sensor/
achterste hoeksensor
Voorste sensor:
Binnen ongeveer 35 cm
Voorste hoeksensor:
Binnen ongeveer 25 cm Achterste sensor:
Binnen ongeveer 35 cm
Achterste hoeksensor:
Binnen ongeveer 25 cm
Gebruik van het parkeerhulpsensorsysteem
Voertuigen zonder voorste sensor/voorste hoeksensor
De parkeersensoren kunnen worden gebruikt wanneer het contact op ON staat en de
versnellingshendel/keuzehendel in de stand R wordt gezet.
Voertuigen met voorste sensor/voorste hoeksensor
Wanneer het contact op ON staat en de parkeersensorschakelaar wordt ingedrukt, klinkt de
zoemer en gaat het indicatielampje branden.
Wanneer de parkeersensor is geactiveerd en het contact op ON wordt gezet, klinkt de
zoemer en gaat het indicatielampje branden.
Druk nogmaals op de schakelaar om het systeem uit te schakelen.
Page 441 of 819
5–15
Interieurvoorzieningen
Klimaatregelsysteem
Automatische airconditioning met tweevoudige
werkingszone
Klimaatregelinginformatie wordt getoond op de display.
Luchtstromingdisplay Temperatuurinstellingdisplay (Bestuurderszijde)
Functiekeuzedisplay Display van
airconditioningmodus
Temperatuurinstellingdisplay (Passagierszijde)
Luchtinlaatkeuzeschakelaar
(stand voor recirculerende lucht)
Luchtinlaatkeuzeschakelaar(stand voor aanvoer
van buitenlucht) Bestuurderstemperatuurregelknop
AUTO schakelaar
Functiekeuzeregelknop
AanjagerregelschakelaarOFF
schakelaarVoorruitontwasemingsschakelaar
AchterruitverwarmingsschakelaarPassagierstemperatuurregelknop
DUAL schakelaar A/C schakelaar
Page 464 of 819
5–38
Interieurvoorzieningen
Audio-installatie
Aan/uit/Volume/Geluidsregelaars
Aan/uit/volume/audioregelknop
De afbeelding toont als voorbeeld de type A eenheid.Menutoets Audiodisplay
Installatie AAN/UIT
Zet het contact op ACC of ON. Druk
op de aan/uit/volumeknop om de audio-
installatie in te schakelen. Druk nogmaals
op de aan/uit/volumeknop om de audio-
installatie uit te schakelen.
Afstelling van het volume
Draai de aan/uit/volumeknop om het
volume af te stellen. Draai de aan/uit/
volumeknop rechtsom om het volume te
verhogen en linksom om het volume te
verlagen.
Afstelling van het audiogeluid
1. Druk op de menutoets (
) voor het
kiezen van de functie. De gekozen
functie zal op de display worden
aangegeven.
2. Draai de audioregelknop om de
gekozen functies als volgt af te stellen:
Aanduiding Instelwaarde
Linksom
draaien Rechtsom
draaien
AF
*1
(Instellen van de
alternatieve frequentie
(AF)) Uit Aan
AanduidingInstelwaarde
Linksom
draaien Rechtsom
draaien
R E G
*1
(Instellen van het
regionaal programma
(REG)) Uit Aan
A L C
(Automatische
afstelling van het
volume) Niveau
verlagen Niveau
verhogen
BASS
(Lage tonen) Afname
van de lage
tonen Toename
van de lage
tonen
T R E B
(Hoge tonen) Afname
van de hoge
tonen Toename
van de hoge
tonen
FADE
(Volumebalans voor/
achter) Verplaatsing
van het
geluid naar
voren Verplaatsing
van het
geluid naar
achteren
B A L
(Volumebalans links/
rechts) Verplaatsing
van het
geluid naar
links Verplaatsing
van het
geluid naar
rechts
B E E P
(Audiobedieningsgeluid) Uit Aan
BT SETUP
*2 Selecteer modus
12Hr
24Hr
(12-uur/24-uur
tijdsinstelling) 12Hr
(Knippert) 24Hr
(Knippert)
*1 Type B
*2 Afhankelijk van het model is het mogelijk dat deze
functie niet beschikbaar is.
Page 465 of 819
5–39
Interieurvoorzieningen
Audio-installatie
*Bepaalde modellen.
OPMERKING
Als de display gedurende enkele
seconden niet wordt bediend, keert deze
terug naar de vorige display. Voor het
terugstellen van de lage tonen, hoge
tonen, fade en balans, de menutoets
(
) gedurende 2 seconden
ingedrukt houden. Het apparaat geeft
een pieptoon en “ CLEAR ” wordt
getoond.
AF (Instellen van de alternatieve
frequentie (AF)) (Type B)
De AF functie van het Radio Data Systeem
(RDS) kan op aan of uit worden ingesteld.
Zie Bediening van de radio (Type B) op
pagina 5-44 .
REG (Instellen van het regionaal
programma (REG)) (Type B)
De REG functie van het Radio Data
Systeem (RDS) kan op aan of uit worden
ingesteld.
Zie Bediening van de radio (Type B) op
pagina 5-44 .
ALC (Automatische afstelling van het
volume)
De automatische niveauregeling (ALC)
regelt automatisch het audiovolume
overeenkomstig de rijsnelheid. Naarmate
de rijsnelheid hoger wordt, neemt het
volume toe. ALC heeft ALC OFF en modi
ALC LEVEL 1 tot 7. ALC LEVEL 7 is het
maximale niveau tot waarbij het volume
kan toenemen. Selecteer de modus al
naargelang de rijomstandigheden. BEEP (Audiobedieningsgeluid)
De instelling voor het werkingsgeluid
bij het indrukken en vasthouden van
een toets kan gewijzigd worden. De
begininstelling is ON. Stel in op OFF om
het werkingsgeluid uit te schakelen.
BT SETUP modus *
Muziek en andere audio zoals spraakdata
die zijn opgenomen op draagbare
audioapparatuur en mobiele telefoons die
op de markt verkrijgbaar zijn en uitgerust
zijn met de Bluetooth
® verzendfunctie
kunnen beluisterd worden door middel
van draadloze signaaloverdracht via de
luidsprekers van de auto. Deze apparatuur
kan met behulp van de BT SETUP modus
geprogrammeerd worden in de Bluetooth
®
eenheid of gewijzigd worden (pagina
5-104 ).
1 2 H r
24Hr
(12-uur/24-uur tijdsinstelling)
Door het draaien van de audioregelknop
wordt de display overgeschakeld tussen 12
en 24-uur kloktijd (pagina 5-40).
Page 466 of 819
5–40
Interieurvoorzieningen
Audio-installatie
Klok
Audiodisplay Audioregelknop
Uren/minuten instelschakelaar:00 toets
Menutoets Kloktoets
De afbeelding toont als voorbeeld de type A eenheid.
Instellen van de tijd
De klok kan op elk tijdstip worden
ingesteld wanneer het contact op ACC of
ON gezet wordt.
1. Voor het instellen van de tijd, de
kloktoets (
) gedurende ongeveer
2 seconden indrukken totdat u een
pieptoon hoort.
2. De huidige tijd van de klok gaat
knipperen.
Instellen van de tijd
Druk voor het afstellen van de tijd op
de uren/minuten insteltoets (
, )
terwijl de huidige tijd op de klok
knippert.
Door het indrukken van de urentoets
(
) gaan de uren vooruit. Door het
indrukken van de minutentoets (
)
gaan de minuten vooruit.
3. Druk de kloktoets (
) nogmaals in
om de klok te starten.
Terugstellen van de tijd
1. Houd de kloktoets (
) gedurende
ongeveer 2 seconden ingedrukt, totdat
u een pieptoon hoort.
2. Druk op de :00 toets ( 1 ).
3. Wanneer u de toets indrukt, zal de tijd
als volgt teruggesteld worden:
(Voorbeeld)
12:01—12:29:12:00
12:30—12:59:1:00
OPMERKING
Wanneer u de :00 toets ( 1 ) indrukt,
zullen de seconden bij “ 00 ”
beginnen.
Overschakelen tussen 12 en 24-uur
kloktijd:
Druk de menutoets ( )
herhaalde malen in totdat de 12 en
24-uur kloktijd getoond wordt. Draai
de audioregelknop in een van beide
richtingen en kies de gewenste
klokinstelling terwijl de verkozen
kloktijd knippert.