ESP MAZDA MODEL 3 HATCHBACK 2016 Handleiding (in Dutch)

Page 636 of 819

6–34
Onderhoud en verzorging
Zelf uit te voeren onderhoud
WAARSCHUWING
Geen van de
koelsysteemdoppen verwijderen
wanneer de motor en de radiateur heet
zijn:
Wanneer de motor en de radiateur heet
zijn, kan kokend hete koelvloeistof en
stoom onder druk naar buiten spuiten
en ernstig letsel veroorzaken.
OPMERKING
Het verversen van de koelvloeistof dient
door een deskundige reparateur, bij
voorkeur een of¿ ciële Mazda reparateur
te worden gedaan.
Controleer de anti-vries bescherming en
het koelvloeistofniveau in het reservoir
tenminste éénmaal per jaar—aan het begin
van het winterseizoen—en alvorens naar
streken te reizen waar de temperaturen tot
onder het vriespunt kunnen dalen.
Controleer de toestand en aansluitingen
van alle slangen van het koelsysteem en
alle verwarmingsslangen.
Vernieuw eventuele uitgezette of
verouderde slangen. De radiateur dient volledig met
koelvloeistof gevuld te zijn en het
koelvloeistofniveau dient zich tussen de F
en L streepjes op het koelvloeistofreservoir
te bevinden wanneer de motor koud is.
MZR 1.6, SKYACTIV-G 1.5,
SKYACTIV-G 2.0, en SKYACTIV-G 2.5
SKYACTIV-D 1.5


Page 640 of 819

6–38
Onderhoud en verzorging
Zelf uit te voeren onderhoud
OPGELET
  Gebruik de koude schaalverdeling
uitsluitend als globale referentie.
  Indien de buitentemperatuur lager
is dan ongeveer 20°C, de motor
starten en het vloeistofniveau
meten nadat de motor de normale
bedrijfstemperatuur heeft bereikt.
  Indien er met de auto gedurende een
langere periode met hoge snelheden
gereden werd, of in stadsverkeer bij
hoge buitentemperaturen, dient het
vloeistofniveau gemeten te worden
nadat de motor is stopgezet en de
vloeistof gedurende 30 minuten de
gelegenheid heeft gekregen af te
koelen.
Raadpleeg een deskundige reparateur, bij
voorkeur een of¿ ciële Mazda reparateur
om de auto te laten inspecteren als het
automatische transmissievloeistofpeil niet
het juiste niveau bereikt.
OPMERKING
Inspecteer voor een nauwkeurige
aÀ ezing beide zijden van de peilstok op
een goed verlichte plaats.
Ruitensproeier- en
koplampsproeiervloeistof
Controle van het
sproeiervloeistofniveau
WAARSCHUWING
Gebruik steeds gewoon water of
ruitensproeiervloeistof in het reservoir:
Gebruik van radiateur-antivries
in plaats van sproeiervloeistof is
gevaarlijk. Als dit op de voorruit
gesproeid wordt, zal de voorruit
hierdoor verontreinigd worden en uw
uitzicht belemmerd worden. Dit kan
een ongeluk tot gevolg hebben.
Controleer het vloeistofniveau in het
sproeierreservoir en vul indien nodig
vloeistof bij.
Ty p e A
L


Page 683 of 819

6–81
Onderhoud en verzorging
Verzorging van het uiterlijk
Onderhoud van de lak
W a s s e n
OPGELET
  Wanneer de ruitenwisserhendel in de
stand
staat en het contact op
ON wordt gezet, is het mogelijk dat
de ruitenwissers in de volgende
gevallen automatisch in beweging
gezet worden:
 


 Als de voorruit boven de
regensensor wordt aangeraakt of
met een doek wordt afgeveegd.
 


 Als vanaf de buitenzijde of
binnenzijde van de auto met een
hand of ander voorwerp tegen de
voorruit wordt gestoten.
  Houd handen en ruitenkrabbers uit de
buurt van de voorruit wanneer de
ruitenwisserhendel in de stand
staat en het contact op ON gezet is,
aangezien vingers beklemd kunnen
raken of de ruitenwissers en
wisserbladen beschadigd kunnen
worden wanneer de ruitenwissers
automatisch in werking gesteld
worden.
 Als u de voorruit gaat reinigen, er op
letten dat de ruitenwissers volledig
zijn uitgeschakeld (wanneer de kans
het grootst is dat de motor aan blijft)
—dit is vooral belangrijk bij het
verwijderen van ijs en sneeuw.
OPGELET
 

 Spuit geen water in de motorruimte.
Anders kan dit motorstartproblemen
veroorzaken of beschadiging van de
elektrische onderdelen.
  Wees voorzichtig bij het wassen en
in de was zetten van het voertuig niet
teveel kracht uit te oefenen op één
enkel deel van het dak of de antenne.
Anders bestaat de kans op indeuken
van het voertuig of beschadiging van
de antenne.
Om de laklaag tegen aantasting en
roestvorming te beschermen, dient u uw
Mazda regelmatig (tenminste éénmaal per
maand) grondig met lauw of koud water te
wassen.
Als de auto op de verkeerde manier wordt
gewassen, bestaat de kans op het ontstaan
van krassen op de laklaag. Hier volgen
enkele voorbeelden hoe krassen kunnen
ontstaan.
Krassen kunnen ontstaan op de laklaag,
wanneer:
 


 De auto wordt gewassen zonder dat vuil
en overige vreemde bestanddelen eerst
afgespoeld worden.
 


 De auto wordt gewassen met een ruwe,
droge of vuile doek.
 


 De auto wordt gewassen in een auto-
wasinstallatie waarvan de borstels vuil
of te hard zijn.
 


 Wanneer er een reinigingsmiddel of
was gebruikt wordt die polijstmiddelen
bevat.


Page 706 of 819

7–14
Als er zich een probleem voordoet
Lekke band
11. Steek de stekker van de
luchtcompressor in de stekkerbus voor
accessoires binnen in het voertuig en
zet het contact op ACC.
Zie Stekkerbussen voor accessoires op
pagina 5-168 .
Middenconsole
Compressor
Stekker van
compressor
OPGELET
Controleer bij het insteken
of verwijderen van de
luchtcompressorstekker uit de
stekkerbus voor accessoires dat
de luchtcompressorschakelaar
UIT is. Gebruik voor het IN/UIT
schakelen van de luchtcompressor de
luchtcompressorschakelaar. 12. Zodra de luchtcompressor wordt IN
geschakeld, wordt het afdichtmiddel
in de band gespoten. Wacht nadat het
afdichtmiddel volledig is ingespoten tot
de bandenspanning de voorgeschreven
bandenspanning heeft bereikt.
OPMERKING
De bandenspanning kan tijdelijk
toenemen tot ongeveer 300 kPa
(3,1 kgf/cm
2 , 3 bar, 43,5 psi) om
het afdichtmiddel door het ventiel
te spuiten. Normaal neemt de
bandenspanning geleidelijk af en
wordt de feitelijke bandenspanning na
ongeveer 30 seconden bereikt.
WAARSCHUWING
Gebruik de luchtcompressor nooit
boven 300 kPa (3,1 kgf/cm 2 , 3 bar, 43,5
psi):
Continu gebruik van de
luchtcompressor bij een
bandenspanning boven 300 kPa (3,1
kgf/cm
2 , 3 bar, 43,5 psi) is gevaarlijk.
Als de luchtcompressor oververhit
raakt, wordt hete lucht naar buiten
gevoerd waardoor u brandwonden kunt
oplopen.


Page 740 of 819

7–48
Als er zich een probleem voordoet
Waarschuwings-/indicatielampjes en waarschuwingszoemers
Signaal Waarschuwing Te nemen maatregel
Veiligheidsgordelwaarschuwingslampje
(Voorzitting)
Met waarschuwingslampje voor voorpassagierszitting
Het veiligheidsgordelwaarschuwingslampje
gaat branden als de bestuurdersstoel of
voorpassagierszitting bezet is en de veiligheidsgordel
niet vastgemaakt is terwijl het contact op ON staat.
Zonder waarschuwingslampje voor voorpassagierszitting
Het veiligheidsgordelwaarschuwingslampje gaat branden
als de bestuurdersstoel bezet is en de veiligheidsgordel
niet vastgemaakt is terwijl het contact op ON staat.
Veiligheidsgordelwaarschuwing
Als er met de auto wordt gereden terwijl de veiligheidsgordel
van de bestuurder of voorpassagier niet is vastgemaakt, gaat
het veiligheidsgordelwaarschuwingslampje branden en klinkt
er een waarschuwingszoemer.
Als de veiligheidsgordel van de bestuurder of de
voorpassagier niet aangegespt is (alleen wanneer
de voorpassagierszitting bezet is) en de snelheid
van de auto hoger is dan ongeveer 20 km/h, gaat
het waarschuwingslampje knipperen en wordt er
een zoemtoon gegeven. Na een korte tijd stopt
het waarschuwingslampje met knipperen. Dit
blijft echter branden en de zoemtoon stopt. Als
een veiligheidsgordel niet aangegespt blijft, gaat
het waarschuwingslampje knipperen en wordt de
zoemtoon weer voor een bepaalde tijd geactiveerd.
De zoemtoon stopt niet totdat de veiligheidsgordel
wordt aangegespt of een bepaalde tijd is verstreken, ook
niet als de rijsnelheid afneemt tot minder dan 20 km/h.
OPMERKING
Als de veiligheidsgordel van de bestuurder of
de voorpassagier niet aangegespt wordt nadat
de zoemtoon gestopt is (waarschuwingslampje
blijft branden) en de rijsnelheid hoger is dan 20
km/h, gaat het waarschuwingslampje knipperen
en wordt de zoemtoon opnieuw geactiveerd.
Door het plaatsen van zware voorwerpen
op de voorpassagierszitting kan de
veiligheidsgordelwaarschuwingsfunctie van
de voorpassagierszitting geactiveerd worden,
afhankelijk van het gewicht van het voorwerp.
Geen extra zitkussen op de
voorpassagierszitting plaatsen en
gebruiken om er voor te zorgen dat de
voorpassagiergewichtsensor juist kan
functioneren. De kans bestaat dat de sensor niet
goed functioneert omdat het extra zitkussen de
werking van de sensor zou kunnen hinderen.
Wanneer een klein kind op de
voorpassagierszitting zit, is het mogelijk
dat het waarschuwingslampje niet werkt.
Maak de veiligheidsgordels vast.


Page 741 of 819

7–49
Als er zich een probleem voordoet
Waarschuwings-/indicatielampjes en waarschuwingszoemers
*Bepaalde modellen.
Signaal Waarschuwing Te nemen maatregel
(Rood)
Veiligheidsgordelwaarschuwingslampje
(Achterzitting)
Als de veiligheidsgordels van de
achterzitting niet zijn vastgemaakt en het
contact op ON staat, worden de bestuurder
en de passagier gewaarschuwd door het
waarschuwingslampje.
Het waarschuwingslampje werkt ook als
er zich geen passagier op de achterzitting
bevindt.
OPMERKING
Als een veiligheidsgordel van de
achterzitting niet vastgemaakt
wordt binnen een bepaalde tijd
nadat de motor is gestart, gaat het
waarschuwingslampje uit. Maak de veiligheidsgordels vast.
Waarschuwingslampje
voor laag
sproeiervloeistofniveau
*
Dit waarschuwingslampje geeft aan dat er
weinig sproeiervloeistof over is. Vul sproeiervloeistof bij (pagina 6-38 ).
Open-portier
waarschuwingslampje Het lampje gaat branden als een portier/
het kofferdeksel/de achterklep niet goed
gesloten is. Het portier/het kofferdeksel/de achterklep
goed sluiten.
KEY waarschuwingslampje *
Neem de juiste maatregel en controleer dat het waarschuwingslampje uit gaat.
Signaal Oorzaak Te nemen maatregel
(Rood)
(Knippert) De sleutelbatterij is uitgeput. Vernieuw de sleutelbatterij (pagina
6-47 ).
De sleutel bevindt zich buiten het
werkingsbereik.
Breng de sleutel in het werkingsbereik
(pagina 3-9 ). De sleutel is geplaatst in delen van het
interieur waar de sleutel moeilijk bespeurd
kan worden.
Er bevindt zich een soortgelijke sleutel van
een andere fabrikant in het werkingsbereik. Neem de soortgelijke sleutel van de andere
fabrikant uit het werkingsbereik.
De sleutel is uit het interieur genomen
zonder het contact uit te zetten en
vervolgens zijn alle portieren gesloten. Breng de sleutel terug in het interieur.


Page 742 of 819

7–50
Als er zich een probleem voordoet
Waarschuwings-/indicatielampjes en waarschuwingszoemers
*Bepaalde modellen.
Berichten die verschijnen op de multi-informatiedisplay *
Als er een melding is van het voertuig, verschijnt een bericht op de multi-informatiedisplay.
Controleer de informatie en neem de noodzakelijke maatregel.
(Displayvoorbeeld)
Als het waarschuwingslampje gelijktijdig gaat branden/knipperen of een symbool op de
display wordt aangegeven, de informatie betreffende het waarschuwingslampje of symbool
controleren. (pagina 4-46 )
Display Inhoud Te nemen maatregel
Wordt aangegeven wanneer de
startdrukknop wordt ingedrukt terwijl
de keuzehendel niet in stand P staat. Zet de keuzehendel in de stand P.
Wordt aangegeven wanneer een
veiligheidsgordel niet is aangegespt en
het bestuurdersportier wordt geopend
terwijl de i-stop functie in werking is. Druk nogmaals op de startdrukknop
om de motor te starten. Zet bij
voertuigen met automatische
transmissie de keuzehendel in stand
P alvorens de motor te starten.)
Wordt aangegeven wanneer de
startdrukknop wordt ingedrukt zonder
intrappen van het rempedaal. Trap het rempedaal in en druk
vervolgens de startdrukknop in.
Wordt aangegeven wanneer de
startdrukknop wordt ingedrukt zonder
intrappen van het koppelingspedaal. Trap het koppelingspedaal in en druk
vervolgens de startdrukknop in.


Page 780 of 819

8–24
Informatie voor de eigenaar
Inzamelen/opruimen van afgedankte apparatuur/gebruikte batterijen
Informatie voor gebruikers betreffende het inzamelen en
opruimen van afgedankte apparatuur en gebruikte
batterijen
Zie voor het opruimen van uw oude batterijen onderstaande informatie.
Informatie over opruimen in de Europese Unie
Deze afbeelding van een doorgekruiste afvalbak op producten, verpakking, en/of
bijbehorende documenten betekent dat gebruikte elektronische producten en batterijen
niet samen met ongesorteerd huishoudafval mogen worden afgedankt. Voor een juiste
verwerking, hergebruik en recycling van afgedankte producten en gebruikte batterijen,
brengt u deze naar de aangewezen inzamelpunten, overeenkomstig uw nationale wetgeving
en de richtlijnen 2006/66/EC.
Door deze producten en batterijen op correcte wijze op te ruimen, helpt u waardevolle
natuurlijke hulpbronnen te behouden en voorkomt u mogelijk negatieve effecten op de
gezondheid en het milieu die anders het gevolg zouden kunnen zijn van een onjuiste
afvalverwerking.
Neem contact op met uw plaatselijke gemeente, afvalverwerkingsbedrijf of verkooppunt
waar u de producten heeft gekocht voor meer informatie over inzameling en hergebruik van
afgedankte producten en batterijen.
OPMERKING
Het is mogelijk dat de onderstaande twee letters gebruikt worden in combinatie met de
afbeelding van de doorgekruiste afvalbak. In dit geval voldoet deze aan de eis welke
bepaald is door de richtlijn voor de betreffende chemische stof.
“Pb” en “Cd” betekenen respectievelijk lood en cadmium.


Page 789 of 819

9–7
Technische gegevens
Technische gegevens
Aanbevolen smeermiddelen
Motorolie *1 Europa Behalve Europa
MZR 1.6 Aanbevolen olies *2 Oliekwaliteit
Originele Mazda Olie Ultra 5W-30
API SG/SH/SJ/SL/SM/SN of
ILSAC GF-II/GF-III/GF-IV/GF-V Originele Mazda Olie 10W-40
Originele Mazda Olie Supra 0W-20
Originele Mazda Olie Supra 0W-30
Alternatieve oliekwaliteit
*3
API SL/SM/SN *4 of ACEA
A3/A5 5W-20
10W-40
5W-30
0W-30
0W-20
SKYACTIV-G 1.5,
SKYACTIV-G 2.0,
SKYACTIV-G 2.5 Aanbevolen olies
*2 Oliekwaliteit
Originele Mazda Olie Supra 0W-20
API SG/SH/SJ/SL/SM/SN of
ILSAC GF-II/GF-III/GF-IV/GF-V Originele Mazda Olie Ultra 5W-30
Alternatieve oliekwaliteit
*3
API SL/SM/SN *4 of ACEA
A3/A5 0W-20
5W-30
SKYACTIV-D 1.5,
SKYACTIV-D 2.2 Aanbevolen olies
*2 Oliekwaliteit
Originele Mazda Olie Supra DPF 0W-30
ACEA C3
0W-30 / 5W-30 Originele Mazda Olie Ultra DPF 5W-30
Alternatieve oliekwaliteit
*3
ACEA C3 0W-30
5W-30
*1 Zie de aanbevolen SAE viscositeitnummers op pagina 6-26 .
*2 Originele Mazda olie is speciaal bestemd/getest voor de respectievelijke motor. Voor optimale prestaties wordt
het aanbevolen altijd gebruik te maken van originele Mazda olie.
*3 Als er geen originele Mazda olie beschikbaar is, kunt u ook gebruik maken van alternatieve olie die
overeenkomt met de aangegeven speci¿ catie.
*4 Gebruik API SM/SN in Kazachstan.


Page 809 of 819

10–3
Index
Audio-installatie .................................. 5-20
Antenne ......................................... 5-20
Audiobedieningsschakelaar........... 5-77
Audioset [Type A/
Type B (niet-aanraakscherm)] ....... 5-36
Audioset [Type C/
Type D (aanraakscherm)] .............. 5-53
AUX/USB modus.......................... 5-79
Bedieningstips voor
audio-installatie ............................. 5-21
Automatische transmissie ................... 4-58
Actieve Aangepaste Overschakeling
(AAS) ............................................ 4-62
Bedieningsorganen van de
automatische transmissie ............... 4-58
Directe modus ............................... 4-70
Modus voor handbediende
overschakeling............................... 4-62
Rijtips ............................................ 4-71
Schakelblokkeersysteem ............... 4-59
Schakelstanden .............................. 4-60
B
Bagageruimteverlichting ................... 5-165
Banden ................................................ 6-50
Bandenspanning ............................ 6-50
Lekke band ...................................... 7-4
Noodreservewiel ........................... 6-53
Onderling verwisselen van de
banden ........................................... 6-51
Sneeuwbanden............................... 3-70
Sneeuwkettingen ........................... 3-70
Technische gegevens ..................... 9-14
Vernieuwen van een band.............. 6-52
Vernieuwen van een velg .............. 6-53
Bandenspanningcontrolesysteem ...... 4-238
Bedrijfstoestanddisplay ..................... 4-112
Bekerhouder ...................................... 5-170
Berichten die verschijnen op de
multi-informatiedisplay ....................... 7-50 Beveiligingssysteem
Anti-diefstal beveiligingssysteem
(Met inbraaksensor) ...................... 3-57
Anti-diefstal beveiligingssysteem
(Zonder inbraaksensor) ................. 3-62
Start-blokkeersysteem ................... 3-55
Bevestigingsriem voor
gevarendriehoek .................................... 7-3
Binnenspiegel ...................................... 3-44
Bluetooth
® ......................................... 5-101
Bluetooth® Audio
(Type A/Type B) .......................... 5-147
Bluetooth
® Audio
(Type C/Type D).......................... 5-150
Bluetooth
® handsfree
(Type A/Type B) .......................... 5-129
Bluetooth
® handsfree
(Type C/Type D).......................... 5-137
Oplossen van problemen ............. 5-161
Boordcomputer ................................... 4-34
Brandstof
Meter ............................................. 4-31
Tankinhoud ...................................... 9-8
Tankklep en -dop ........................... 3-37
Vereisten (MZR 1.6, SKYACTIV-G
1.5, SKYACTIV-G 2.0, SKYACTIV-G
2.5) ................................................ 3-32
Vereisten (SKYACTIV-D 1.5,
SKYACTIV-D 2.2) ........................ 3-33
Brandstofbesparing en
milieubescherming .............................. 3-65
Brandstofverbruikdisplay .................. 4-111
Brandstofverbruikmonitor ................. 4-110
Bedrijfstoestanddisplay ............... 4-112
Brandstofverbruikdisplay ............ 4-111
Einddisplay .................................. 4-115
Energiebesparingsdisplay ............ 4-115
Buitenspiegels ..................................... 3-41
Buitentemperatuurdisplay ................... 4-32


Page:   < prev 1-10 ... 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 next >