MAZDA MODEL 3 HATCHBACK 2016 Handleiding (in Dutch)

Page 181 of 819

4–17
Tijdens het rijden
Motor start/stop
Bedieningsvoorwaarden
Wanneer het systeem functioneert
In de volgende gevallen wordt de motor gestopt en gaat het i-stop indicatielampje (groen) branden.
 


(SKYACTIV-G 1.5, SKYACTIV-G 2.0, SKYACTIV-G 2.5)
 Wanneer de motor is warmgedraaid.



(SKYACTIV-D 1.5, SKYACTIV-D 2.2)



 
 Wanneer de motor niet koud is.


 
 Het leren van de hoeveelheid brandsto¿ nspuiting dat periodiek en automatisch wordt
uitgevoerd, vindt niet plaats.
 


 De motor is gestart en er is gedurende een bepaalde periode met de auto gereden.



 De motor wordt gestart met de motorkap gesloten.



 De accu is in goede toestand.



 Alle portieren, de achterklep/het kofferdeksel en de motorkap zijn gesloten.



 De veiligheidsgordel van de bestuurder is vastgemaakt.



 De airconditioning wordt niet gebruikt met de luchtstroomfunctie in de stand .



(Automatische airconditioning)



 
 De temperatuurinstelknop voor de airconditioning is ingesteld op een andere stand dan
maximale koeling (A/C ON).
 

 
 De interieurtemperatuur van de auto en de temperatuur die voor de airconditioning is
ingesteld is nagenoeg hetzelfde.
 


 Het i-stop waarschuwingslampje (oranje) brandt niet/knippert niet.



 De functies van de afstandbediende portiervergrendeling & startdrukknopsysteem werken normaal.



 Het remvacuüm is voldoende hoog.



 Het stuurwiel wordt niet gedraaid.



(Handgeschakelde versnellingsbak)



 
 De rijsnelheid is 3 km/h of minder.


 
 De keuzehendel staat in de neutraalstand.


 
 Het koppelingspedaal wordt niet ingetrapt.




(Automatische transmissie)



 
 De auto wordt stopgezet.


 
De keuzehendel staat in de stand D of M (niet in blokkeermodus voor tweede versnelling).


 
 De automatische transmissievloeistof is voldoende opgewarmd.


 
 De temperatuur van de automatische transmissievloeistof is niet abnormaal hoog.


 
Het stuurwiel staat nagenoeg in de rechtvooruit stand (het is mogelijk dat de motor niet
stopt wanneer het stuurwiel in de rechtvooruit stand staat als kracht op het stuurwiel wordt
uitgeoefend. Oefen geen kracht meer uit op het stuurwiel om de motor te laten stoppen.).
 

 
 De auto wordt door het intrappen van het rempedaal tot stilstand gebracht.


 
 Er wordt niet plotseling afgeremd.


Page 182 of 819

4–18
Tijdens het rijden
Motor start/stop
Wanneer het systeem niet functioneert
In de volgende gevallen wordt de motor niet gestopt:
 


 De auto is tot stilstand gebracht maar de motor blijft stationair draaien.



 De airconditioning wordt gebruikt met de luchtstroomfunctie in de stand .



(Automatische airconditioning)



 
 De temperatuurinstelknop voor de airconditioning is ingesteld op de stand voor
maximale koeling (A/C ON).
 

 
 Er is een groot verschil tussen de interieurtemperatuur en de ingestelde temperatuur van
de airconditioning.
 


 De omgevingstemperatuur is buitengewoon hoog of laag.



 De atmosferische druk is laag (bij het rijden op grote hoogten).



(Automatische transmissie)



 
 De auto wordt op een steile helling tot stilstand gebracht.


 
 De auto is tot stilstand gebracht met het stuurwiel niet in de rechtvooruit stand.




(SKYACTIV-D 1.5, SKYACTIV-D 2.2)



 
 Dieseldeeltjes (PM) worden verwijderd door het dieseldeeltjes¿ lter (DPF).


 
 De inlering van de hoeveelheid brandsto¿ nspuiting wordt uitgevoerd. (Het i-stop
indicatielampje (groen) gaat uit wanneer de rijsnelheid vóór stopzetten ongeveer 10
km/h of minder is en inlering van de hoeveelheid brandsto¿ nspuiting wordt uitgevoerd
terwijl de auto is stopgezet.)
OPMERKING
Onder de volgende omstandigheden duurt het enige tijd voordat de motor wordt
stopgezet
 
 De accu is om een of andere reden uitgeput geraakt, zoals wanneer er langere tijd niet
met de auto is gereden.
  De omgevingstemperatuur is hoog of laag. 
 Nadat de accupolen om een of andere reden zijn losgekoppeld, zoals voor het
vervangen van de accu.
 (SKYACTIV-D 1.5, SKYACTIV-D 2.2) Nadat dieseldeeltjes (PM) door het dieseldeeltjes¿ lter (DPF) zijn verwijderd.


Page 183 of 819

4–19
Tijdens het rijden
Motor start/stop
OPMERKING
Motor herstart niet
Als na het stoppen van de motor de volgende handelingen worden uitgevoerd, zal om
veiligheidsredenen de motor niet herstarten. Start in dergelijke gevallen de motor met
behulp van de normale methode.
 
 De motorkap geopend wordt. 
(Europees model) De veiligheidsgordel van de bestuurder is losgemaakt en het bestuurdersportier wordt
geopend.
 (Behalve Europees model)




(Handgeschakelde versnellingsbak)
 Wanneer de versnellingshendel in een andere stand dan neutraal staat, de
veiligheidsgordel van de bestuurder wordt losgemaakt en het bestuurdersportier
wordt geopend.
 


(Automatische transmissie)
 Wanneer de keuzehendel in de stand D of M (niet in blokkeermodus voor tweede
versnelling) staat, de veiligheidsgordel van de bestuurder wordt losgemaakt en het
bestuurdersportier wordt geopend.
De tijd dat de motor stop staat is kort of het duurt lang voordat de motor de
volgende keer wordt gestopt
 
 De omgevingstemperatuur is hoog of laag. 
 De accu is uitgeput. 
 Het stroomverbruik van de elektrische onderdelen van de auto is hoog.
Wanneer de motor is gestopt, herstart de motor automatisch
Onder de volgende omstandigheden herstart de motor automatisch.
 
 De i-stop OFF schakelaar wordt ingedrukt totdat de zoemer klinkt.

 De airconditioning wordt bediend met de luchtstroomfunctie in de stand . 
(Automatische airconditioning)




 De temperatuurinstelknop voor de airconditioning is ingesteld op maximale koeling
(A/C ON).
 


 De interieurtemperatuur verschilt in hoge mate van de ingestelde temperatuur van de
airconditioning.
 
 Het rempedaal wordt op een helling een weinig losgelaten en de auto begint in
beweging te komen.
  Sinds het stoppen van de motor zijn er twee minuten verstreken. 
 De accu is uitgeput.


Page 184 of 819

4–20
Tijdens het rijden
Motor start/stop
OPMERKING
 (Automatische transmissie)




 Het gaspedaal wordt ingetrapt terwijl de keuzehendel in de stand D of M (niet in
blokkeermodus voor tweede versnelling) staat.
 


 De keuzehendel wordt verplaatst naar de stand R.



 De keuzehendel wordt vanuit de stand N of P naar de stand D of M (niet in
blokkeermodus voor tweede versnelling) verplaatst.
 


 Het stuurwiel wordt gedraaid terwijl de keuzehendel in de stand D of M (niet in
blokkeermodus voor tweede versnelling) staat.
 


 De keuzehendel staat in de stand M en de blokkeermodus voor de tweede versnelling
is gekozen.
 
(Behalve Europees model)




(Handgeschakelde versnellingsbak)
 Wanneer de keuzehendel in de neutraalstand staat, de veiligheidsgordel van de
bestuurder wordt losgemaakt en het bestuurdersportier wordt geopend.
 


(Automatische transmissie)
 Wanneer de keuzehendel in de stand N of P staat, de veiligheidsgordel van de
bestuurder wordt losgemaakt en het bestuurdersportier wordt geopend.
De keuzehendel wordt bediend terwijl de motor is gestopt (automatische transmissie)
Als de motor gestopt is en de keuzehendel vanuit de stand D of M (niet in blokkeermodus
voor tweede versnelling) verplaatst wordt naar de stand N of P, herstart de motor niet
wanneer het rempedaal wordt losgelaten. De motor herstart als het rempedaal nogmaals
wordt ingetrapt of de keuzehendel naar de stand D, M (niet in blokkeermodus voor tweede
versnelling) of R wordt verplaatst. (Houd met het oog op de veiligheid wanneer de motor
gestopt is tijdens het verplaatsen van de keuzehendel altijd het rempedaal ingetrapt.)
 
(Europees model) Als de keuzehendel vanuit de stand D of M (niet in blokkeermodus voor tweede
versnelling) naar de stand N of P wordt verplaatst en de veiligheidsgordel van de
bestuurder wordt losgemaakt en het bestuurdersportier wordt geopend, herstart de
motor niet. Start de motor met behulp van de normale methode.
 (Behalve Europees model) Als de keuzehendel vanuit de stand D of M (niet in blokkeermodus voor tweede
versnelling) naar de stand N of P wordt verplaatst en de veiligheidsgordel van de
bestuurder wordt losgemaakt en het bestuurdersportier wordt geopend, herstart de
motor.


Page 185 of 819

4–21
Tijdens het rijden
Motor start/stop
OPMERKING
De accupolen zijn losgekoppeld
Het is mogelijk dat vlak na het loskoppelen van de accupolen de motor niet meteen
wordt gestopt. Ook als de accu wordt vernieuwd moeten de i-stop functies gecontroleerd
worden. Raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een of¿ ciële Mazda
reparateur.
i-stop waarschuwingslampje (Oranje)/i-stop indicatielampje (Groen)
Voor een veilig en comfortabel gebruik van de auto controleert het i-stop systeem
constant de handelingen van de bestuurder, de omgeving binnen en buiten de auto,
alsmede de bedrijfstoestand van de auto en informeert met behulp van het i-stop
waarschuwingslampje (oranje) en het i-stop indicatielampje (groen) de bestuurder over
diverse voorzorgsmaatregelen en waarschuwingen.
OPMERKING
Bij voertuigen uitgerust met de middendisplay, wordt de bedrijfstoestand van het i-stop
systeem getoond in de brandstofverbruikcontroledisplay.
Zie Bedrijfstoestanddisplay op pagina 4-112 .
i-stop waarschuwingslampje (oranje)
Wanneer het lampje brandt
 




 Het lampje gaat branden wanneer het contact op ON wordt gezet en gaat uit wanneer de
motor gestart wordt.
 


 Het lampje gaat branden wanneer de i-stop OFF schakelaar wordt ingedrukt en het
systeem wordt uitgeschakeld.


Page 186 of 819

4–22
Tijdens het rijden
Motor start/stop
 


 Het lampje gaat branden als de motor gestopt is en de volgende handelingen worden
uitgevoerd. In dergelijke gevallen herstart de motor om veiligheidsredenen niet
automatisch. Start de motor met behulp van de normale methode.
 

 
 De motorkap geopend wordt.


 
(Europees model)
 De veiligheidsgordel van de bestuurder is losgemaakt en het bestuurdersportier wordt
geopend.
 

 
(Behalve Europees model)



 
(Handgeschakelde versnellingsbak)
 Wanneer de versnellingshendel in een andere stand dan neutraal staat, de
veiligheidsgordel van de bestuurder wordt losgemaakt en het bestuurdersportier wordt
geopend.
 

 
(Automatische transmissie)
 Wanneer de keuzehendel in de stand D of M (niet in blokkeermodus voor tweede
versnelling) staat, de veiligheidsgordel van de bestuurder wordt losgemaakt en het
bestuurdersportier wordt geopend.
OPMERKING
De volgende gevallen kunnen duiden op een storing in het systeem. Laat uw auto bij een
deskundige reparateur, bij voorkeur een of¿ ciële Mazda reparateur controleren.


 Het lampje gaat niet branden wanneer het contact op ON wordt gezet. 
 Het lampje blijft branden ook al is tijdens het draaien van de motor de i-stop OFF
schakelaar ingedrukt.
Wanneer het lampje knippert
Het lampje blijft knipperen als er een defect in het systeem is. Laat uw auto bij een
deskundige reparateur, bij voorkeur een of¿ ciële Mazda reparateur controleren.
i-stop indicatielampje (groen)
Wanneer het lampje brandt
 




 Het lampje gaat branden wanneer de motor gestopt is en gaat uit wanneer de motor
herstart.
 


(Behalve Europees model)
 Het lampje gaat branden wanneer tijdens het rijden aan de voorwaarden voor het stoppen
van de motor is voldaan.


Page 187 of 819

4–23
Tijdens het rijden
Motor start/stop
Wanneer het lampje knippert
 




(Handgeschakelde versnellingsbak)
 Het lampje knippert wanneer de motor gestopt is en de keuzehendel naar een andere stand
dan neutraal wordt verplaatst om de bestuurder erop te attenderen dat de motor gestopt is.
 (SKYACTIV-G 1.5, SKYACTIV-G 2.0, SKYACTIV-G 2.5)
 Wanneer u het koppelingspedaal intrapt of dit begint los te laten, herstart de motor
automatisch en het lampje gaat uit.
 (SKYACTIV-D 1.5, SKYACTIV-D 2.2)
 Door het intrappen van het koppelingspedaal herstart de motor automatisch en het lampje
gaat uit.
 


(Europees model)
 
 Het lampje knippert wanneer de motor gestopt is en het bestuurdersportier wordt
geopend om de bestuurder erop te attenderen dat de motor gestopt is. Het lampje gaat uit
wanneer het bestuurdersportier gesloten wordt.
 
  Als het stationair draaien stopt en de motor als gevolg van lage accuspanning opnieuw
wordt gestart, gaat het i-stop indicatielampje (groen) in de instrumentengroep gedurende
ongeveer 3 seconden knipperen.
 




(Behalve Europees model)



 
(Automatische transmissie)
 Het lampje knippert als de auto tot stilstand wordt gebracht maar het rempedaal niet met
voldoende kracht wordt ingetrapt. Trap het rempedaal wat krachtiger in aangezien de
pedaalkracht mogelijk onvoldoende is.


Page 188 of 819

4–24
Tijdens het rijden
Motor start/stop
i-stop OFF schakelaar
De i-stop functie kan uitgeschakeld
worden door het indrukken van de
schakelaar totdat de zoemtoon klinkt en
het i-stop waarschuwingslampje (oranje)
in de instrumentengroep gaat branden. De
i-stop functie kan opnieuw ingeschakeld
worden door de schakelaar opnieuw in te
drukken totdat de zoemtoon klinkt en het
i-stop waarschuwingslampje (oranje) uit
gaat.
OPMERKING
Als de i-stop functie werd uitgeschakeld
met behulp van de i-stop OFF
schakelaar, zal de volgende keer dat
de motor gestart wordt het systeem
opnieuw in werking gesteld worden.


Page 189 of 819

4–25
Tijdens het rijden
Motor start/stop
Hellingstopfunctie (Automatische transmissie)
Voertuigen met i-stop zijn uitgerust met een hellingstopfunctie. Deze functie voorkomt
dat de auto wegrolt, zoals bijvoorbeeld wanneer het rempedaal op een helling onder de
volgende omstandigheden wordt losgelaten:
 


 Tijdens stationair-stop (voorkomt dat de auto achteruit rolt)



 Bij het wegrijden vanuit stilstand (voorkomt dat de auto plotseling in beweging komt als
gevolg van vooruitkruipen)
  De remkracht blijft automatisch behouden wanneer het rempedaal wordt losgelaten en de
motor opnieuw gestart wordt.
Neem voet van rempedaal Remkracht behouden
Motor opnieuw gestart Acceleratie


Page 190 of 819

4–26
Tijdens het rijden
Motor start/stop
WAARSCHUWING
De hellingstopfunctie is een aanvullende functie die gedurende maximaal vier seconden
in werking blijft nadat het rempedaal is losgelaten wanneer de auto gestart wordt nadat
deze met de i-stop functie tot stilstand is gebracht:
 
 Overmatig vertrouwen op het systeem kan echter ongevallen veroorzaken als de
snelheid van de auto ineens toeneemt. Controleer alvorens met de auto te gaan
rijden altijd de veiligheid rondom de auto en bedien de keuzehendel, het rempedaal
en het gaspedaal op de juiste wijze.
  De auto zou anders onverwachts kunnen wegrollen afhankelijk van de belading
en of er al dan niet een aanhangwagen getrokken wordt. De auto zou echter nadat
de hellingstopfunctie is vrijgezet onder de volgende omstandigheden plotseling in
beweging kunnen komen:
 (De keuzehendel staat in de stand N.)  Als de keuzehendel naar de N stand wordt verplaatst en het rempedaal wordt
losgelaten terwijl de i-stop functie in werking is, wordt de remkracht geleidelijk
vrijgegeven. Laat om met de auto weg te rijden nadat de motor opnieuw gestart is het
rempedaal los en zet de keuzehendel in een andere stand dan de N stand.
OPMERKING
  Wanneer de auto op een steile helling tot stilstand wordt gebracht, functioneert de
hellingstopfunctie niet omdat de stationair-stop niet werkt.
  Het is mogelijk dat als gevolg van de werking van de hellingstopfunctie de reactie van
het rempedaal anders is, dat de remmen geluid maken of dat het rempedaal trilt. Dit
duidt echter niet op een defect.


Page:   < prev 1-10 ... 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 221-230 ... 820 next >