ESP MAZDA MODEL 3 HATCHBACK 2016 Handleiding (in Dutch)

Page 319 of 819

4–155
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
*Bepaalde modellen.
Achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA) *
Het achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA) is bedoeld om de bestuurder tijdens het
achteruitrijden te assisteren bij het controleren van het gebied aan de achterzijde van de auto
aan beide kanten door de bestuurder te waarschuwen voor de aanwezigheid van voertuigen
die vanaf de achterzijde naderen.
Het achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA) bespeurt voertuigen die tijdens het
achteruitrijden uit een parkeerruimte vanaf de linker- en rechterzijde van de auto naderen
en waarschuwt de bestuurder voor mogelijk gevaar met behulp van de dodehoekmonitor
(BSM) waarschuwingsindicatielampjes en de waarschuwingszoemer.
Detectiegebieden
Uw auto


Page 322 of 819

4–158
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
  Onder de volgende omstandigheden kunnen de radarsensoren (achter) geen grote
objecten bespeuren of kunnen deze moeilijk bespeurd worden.
 


 De rijsnelheid bij het achteruitrijden is ongeveer 10 km/h of hoger.



 Het detectiegebied van de radarsensor (achter) wordt gehinderd door een nabije
muur of geparkeerd voertuig. (Rijd achteruit tot een plaats waar het detectiegebied
van de radarsensor niet meer gehinderd wordt.)
Uw auto
 
 Er nadert een voertuig direct vanaf de achterzijde van uw auto.
Uw auto


 De auto staat op een helling geparkeerd.
Uw auto


(Met dodehoekmonitor (BSM) OFF schakelaar)
 Het systeem functioneert direct na het indrukken van de dodehoekmonitor (BSM)
OFF schakelaar.
(Zonder dodehoekmonitor (BSM) OFF schakelaar) Direct nadat het dodehoekmonitorsysteem (BSM) in werking is gesteld.


Page 324 of 819

4–160
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
*Bepaalde modellen.
Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem *
Het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem regelt de volgafstand *1 al naargelang
de rijsnelheid met behulp van een radarsensor (voor) die de afstand ten opzichte van een
voorliggend voertuig meet, zodat de bestuurder het gaspedaal of het rempedaal niet constant
hoeft te gebruiken.
*1 Volgafstandregeling: Regeling van de afstand tussen uw voertuig en het voorliggende
voertuig dat door het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem is bespeurd.
Als uw auto het voorliggende voertuig dichter begint te naderen, omdat bijvoorbeeld het
voorliggende voertuig plotseling afremt, wordt tegelijkertijd een waarschuwingsgeluid en
een waarschuwingsindicatie op de display geactiveerd om u te waarschuwen voldoende
afstand tussen de voertuigen te bewaren.
De volgende rijsnelheden kunnen ingesteld worden:
 


(Europees model)
 Ongeveer 30 km/h tot 200 km/h



(Behalve Europese modellen)
 Ongeveer 30 km/h tot 145 km/h
Gebruik het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem op snelwegen en overige
autowegen waarbij niet veel herhaalde acceleratie en snelheidsmindering vereist is.


Page 325 of 819

4–161
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
WAARSCHUWING
Vertrouw niet volledig op het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem en rijd
altijd voorzichtig:
Het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem is bedoeld om de bestuurder te
ontlasten en hoewel een constante rijsnelheid wordt aangehouden, of speci¿ eker, er
overeenkomstig de rijsnelheid een constante afstand wordt aangehouden tussen uw
auto en het bespeurde voorliggende voertuig, heeft het systeem detectiebeperkingen
afhankelijk van het soort voorliggende voertuig en de conditie ervan, de
weersomstandigheden en de verkeerssituatie. Verder is het mogelijk dat het systeem
niet in staat is voldoende af te remmen om een botsing met het voorliggende voertuig
te vermijden als het voorliggende voertuig plotseling afremt of een ander voertuig in
de rijstrook snijdt, waardoor een ongeluk veroorzaakt kan worden. Controleer altijd de
veiligheid van de omgeving en trap het rempedaal of gaspedaal in terwijl u een veiliger
afstand aanhoudt ten opzichte van voorliggende voertuigen of tegenliggers.
Gebruik het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem niet op de volgende
plaatsen. Anders kan dit een ongeluk tot gevolg hebben:
 
 Wegen met scherpe bochten en met druk verkeer waar er onvoldoende ruimte is
tussen de voertuigen. Wegen waar veelvuldig en herhaaldelijk geaccelereerd en
afgeremd moet worden (rijden onder deze omstandigheden met gebruik van het
Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem is niet mogelijk).
  Bij het rijden op op- en afritten van snelwegen, in- en uitrijden van tankstations
en parkeerplaatsen langs snelwegen (als u een snelweg verlaat terwijl de
volgafstandregeling in gebruik is, wordt het voorliggende voertuig niet langer
gevolgd en bestaat de kans dat uw auto tot aan de ingestelde rijsnelheid accelereert).
  Gladde wegen zoals met ijs of sneeuw bedekte wegen (de banden kunnen gaan
slippen waardoor u de macht over het stuur kunt verliezen).
  Lange aÀ opende hellingen (voor het aanhouden van de afstand tussen voertuigen,
worden de remmen automatisch en continu door het systeem in werking gesteld,
hetgeen verlies van remkracht tot gevolg kan hebben).
Met het oog op de veiligheid, het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem
uitschakelen wanneer dit niet wordt gebruikt.
OPGELET
Als het voertuig gesleept wordt of als u een aanhanger trekt, het Mazda Radar Cruise
Control (MRCC) systeem uitschakelen om een verkeerde bediening te voorkomen.


Page 326 of 819

4–162
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
  Het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem functioneert wanneer aan alle
volgende voorwaarden is voldaan.
 


 De rijsnelheid is als volgt:




(Europees model)
 Ongeveer 30 km/h tot 200 km/h



(Behalve Europese modellen) Ongeveer 30 km/h tot 145 km/h 



 Het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem is ingeschakeld.



 De handrem is niet aangetrokken.



 Het Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS) is niet defect.



 De Dynamische stabiliteitsregeling (DSC) werkt normaal.



 Alle portieren zijn gesloten.



 De veiligheidsgordel van de bestuurder is vastgemaakt.

(Handgeschakelde versnellingsbak)




 De keuzehendel staat in een andere stand dan achteruit (R) of neutraal (N).



 Het koppelingspedaal wordt niet ingetrapt.

(Automatische transmissie)




 De keuzehendel staat in de stand (D) of de stand handmatig (M) (handmatige
functie).
 
 In de volgende gevallen bestaat de kans dat de waarschuwingen niet geactiveerd
worden als uw auto het voorliggende voertuig dichter begint te naderen.
 


 U rijdt met dezelfde snelheid als het voorliggende voertuig.



 Direct nadat het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem is ingesteld.



 Wanneer het gaspedaal wordt ingetrapt of direct nadat het gaspedaal is losgelaten.



 Een ander voertuig snijdt in de rijstrook. 

 De volgende objecten worden niet als fysieke objecten herkend.




 Voertuigen die naderen vanuit tegenovergestelde richting.



 Voetgangers



 Stilstaande objecten (stilstaande voertuigen, obstakels) 

 Als een voorliggend voertuig met buitengewoon lage snelheid rijdt, bestaat de kans dat
het systeem dit niet correct bespeurt.
  Tijdens het rijden met volgafstandregeling, het systeem niet instellen op tweewielige
voertuigen zoals motor¿ etsen en ¿ etsen.

 Gebruik het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem niet onder omstandigheden
waarbij de waarschuwingen voor korte volgafstand veelvuldig geactiveerd worden.


Page 329 of 819

4–165
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Instellen van de snelheid
1. Stel de rijsnelheid af op de gewenste instelling met behulp van het gaspedaal.
2. Volgafstandregeling begint wanneer de SET
of SET schakelaar wordt ingedrukt. De
ingestelde snelheid en de afstand-tussen-voertuigen display gevuld met witte lijnen wordt
getoond. De instelindicatie (groen) van het Mazda Radar Cruise Control (MRCC)
systeem wordt tegelijkertijd getoond.
Rijstatus Display
Tijdens het rijden met constante snelheid
Tijdens het rijden met volgafstandregeling
OPMERKING
  Als een voorliggend voertuig wordt bespeurd tijdens het rijden met constante snelheid,
wordt de voorliggend-voertuig indicatie getoond en wordt de volgafstandregeling
uitgevoerd. Wanneer een voorliggend voertuig niet langer wordt bespeurd, wordt de
voorliggend-voertuig indicatie uitgeschakeld en schakelt het systeem terug naar rijden
met constante snelheid.
  Volgafstandregeling is niet mogelijk als het voorliggende voertuig sneller rijdt dan de
ingestelde snelheid. Stel het systeem af op de gewenste rijsnelheid met behulp van het
gaspedaal.
 (Europees model) Bij verandering naar een inhaalrijstrook en gebruik van de richtingaanwijzer, levert het
systeem automatisch meer acceleratie als dit bepaalt dat meer acceleratie vereist is. Let
tijdens het rijden goed op de weg vóór u omdat u het voorliggende voertuig te dicht
zou kunnen naderen.


Page 338 of 819

4–174
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
*Bepaalde modellen.
Rijstrookassistent (LAS) en
rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS)
*
De rijstrookassistent (LAS) en het rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS)
waarschuwt de bestuurder dat de kans bestaat dat de auto van zijn rijstrook afwijkt en biedt
assistentie bij de besturing om de bestuurder te helpen binnen de rijstroken te blijven.
De vooruitrijcamera (FSC) bespeurt de witte strepen (gele strepen) van de rijstrook waarin
de auto zich op dat moment bevindt en als het systeem bepaalt dat de auto mogelijk van zijn
rijstrook afwijkt wordt de elektrische stuurbekrachtiging geactiveerd om de bestuurder bij
de besturing te assisteren. Het systeem waarschuwt de bestuurder ook door middel van de
activering van een rijstrookafwijkingwaarschuwingsgeluid, het trillen van het stuurwiel en
het tonen van een waarschuwing in de display.
Zie Vooruitrijcamera (FSC) op pagina 4-219 .
De stuurwielbediening van de rijstrookassistent (LAS) en het
rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) heeft “Laat” en “Vroeg” functies voor
instelling van het tijdstip van de besturingsassistentie.
Bij de “Laat” instelling assisteert het systeem de bestuurder bij de besturing als de
mogelijkheid bestaat dat de auto van zijn rijstrook afwijkt.
Bij de “Vroeg” instelling assisteert het systeem de bestuurder constant bij de besturing zodat
de auto in de buurt van het midden van de rijstrook blijft.
Het tijdstip voor “Laat” en “Vroeg” kan worden gewijzigd (tijdstip waarop
besturingsassistentie wordt verleend) door de instelling te wijzigen.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina 9-17 .
De rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) speci¿ catie verschilt afhankelijk ervan of
de auto al dan niet met de rijstrookassistent (LAS) is uitgerust. Als uw auto niet is uitgerust met de
rijstrookassistent (LAS), zie Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) op pagina 4-127 .
“Laat” instelling “Vroeg” instelling


Page 340 of 819

4–176
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
  Wanneer de richtingaanwijzerhendel wordt bediend om van rijstrook te veranderen,
wordt de rijstrookassistent (LAS) en het rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem
(LDWS) automatisch uitgeschakeld. De rijstrookassistent (LAS) en het
rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) worden weer operationeel
wanneer de richtingaanwijzerhendel wordt teruggezet en het systeem witte (gele)
rijstrookstrepen bespeurt terwijl met de auto normaal binnen de rijstrook wordt
gereden.
  Als het stuurwiel, het gaspedaal of het rempedaal abrupt worden bediend en de
auto dicht in de buurt van een witte (gele) streep komt, bepaalt het systeem dat de
bestuurder van rijbaan verandert en wordt de werking van de rijstrookassistent (LAS)
en het rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) tijdelijk uitgeschakeld. De
rijstrookassistent (LAS) en het rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS)
worden weer operationeel wanneer het systeem witte (gele) rijstrookstrepen bespeurt
terwijl met de auto normaal binnen de rijstrook wordt gereden.
  Als de auto binnen een korte tijd bij herhaling van zijn rijstrook afwijkt, bestaat de
kans dat de rijstrookassistent (LAS) en het rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem
(LDWS) niet functioneren.
  De rijstrookassistent (LAS) en het rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS)
functioneren niet wanneer geen witte (gele) rijstrookstrepen worden bespeurd.


Page 341 of 819

4–17 7
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
  Onder de volgende omstandigheden bestaat de kans dat de rijstrookassistent (LAS) en
het rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) de witte (gele) rijstrookstrepen
niet correct kan bespeuren en dat het systeem niet normaal functioneert.
 


 Als een voorwerp dat op het instrumentenpaneel geplaatst is in de voorruit
weerkaatst wordt en door de camera wordt opgenomen.
 


 Wanneer er zware bagage in de bagageruimte of op de achterzitting is geplaatst en
de auto overhelt.
 


 Wanneer de bandenspanning niet op de voorgeschreven druk is afgesteld.



 Wanneer andere banden dan conventionele banden zijn gemonteerd.



 Wanneer de auto op de oprit/afrit van de pleisterplaats of het tolhek van een snelweg
rijdt.
 


 Wanneer de witte (gele) rijstrookstrepen minder goed zichtbaar zijn doordat deze
vuil zijn of de verf afgesleten is.
 


 Wanneer een voertuig dat vóór uw auto rijdt nabij de witte (gele) rijstrookstreep rijdt
waardoor deze minder goed zichtbaar is.
 


 Wanneer de witte (gele) rijstrookstrepen minder goed zichtbaar zijn als gevolg van
slecht weer (regen, mist of sneeuw).
 


 Bij het rijden op een tijdelijke rijstrook of een weggedeelte met een afgesloten
rijstrook als gevolg van wegwerkzaamheden waar mogelijk meerdere witte (gele)
rijstrookstrepen zijn of waar deze zijn onderbroken.
 


 Wanneer een misleidende streep op de weg wordt waargenomen, zoals bij een
tijdelijke streep voor wegwerkzaamheden, of door schaduweffecten, sneeuwresten of
gleuven met water.
 


 Wanneer de helderheid van de omgeving plotseling verandert, zoals bij het in- of
uitrijden van een tunnel.
 


 Wanneer de verlichting van de koplampen afgezwakt is als gevolg van
verontreiniging of afwijking van de optische as.
 


 Wanneer de voorruit verontreinigd of beslagen is.



 De voorruit, camera is beslagen (waterdruppels).



 Wanneer achterverlichting vanaf het wegdek reÀ ecteert.



 Wanneer het wegdek nat en glimmend is na regen, of als er plassen op de weg zijn.



 Wanneer een schaduw van de vangrail parallel aan een witte (gele) rijstrookstreep op
de weg valt.
 


 Wanneer de rijstrook smal is (minder dan ongeveer 2,5 m) of breed is (meer dan
ongeveer 4,5 m).
 


 Bij het rijden op wegen met scherpe bochten.



 Wanneer de weg buitengewoon oneffen is.



 Wanneer de auto schokt na een hobbel in de weg.



 Wanneer er twee of meer naast elkaar gelegen witte (gele) rijstrookstrepen zijn.



 Wanneer er wegmarkeringen of rijbaanmarkeringen van diverse vormen zijn in de
buurt van een kruising.


Page 342 of 819

4–17 8
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Gebruik van het systeem
Als het contact op ON wordt gezet en het rijstrookassistent (LAS) en
rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) OFF indicatielampje in de
instrumentengroep uit gaat, gaat het systeem over op standby.
Als het contact op ON wordt gezet en het rijstrookassistent (LAS) en
rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) OFF indicatielampje
in de instrumentengroep gaat branden, de rijstrookassistent (LAS) en
rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) OFF schakelaar indrukken zodat het
systeem overgaat op standby.
Rijd met het systeem op standby naar het midden van de rijstrook. Het systeem zal beginnen
te functioneren wanneer aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan.
 


 Wanneer de motor draait.



 De rijsnelheid is ongeveer 60 km/h of hoger.



 Het systeem bespeurt witte (gele) rijstrookstrepen. 
 (Als het systeem enkel een witte (gele) streep aan de linker- of rechterzijde bespeurt, het
tijdstip van de besturingsassistentie “Laat” is en het systeem enkel functioneert voor een
afwijking in de richting die wordt bespeurd.)
 


 De rijstrook is niet smal of breed.


Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 ... 150 next >