display MAZDA MODEL 3 HATCHBACK 2016 Handleiding (in Dutch)

Page 377 of 819

4–213
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
  In de volgende gevallen kunnen de ultrasonische sensoren (achter) obstakels niet
correct bespeuren en bestaat de kans dat de stadsverkeer-remassistent [Achteruit]
(SCBS R) niet functioneert.
 


 Er zit iets op de bumper in de buurt van een ultrasonische sensor (achter).



 Het stuurwiel wordt scherp gedraaid, of het rem- of gaspedaal wordt bediend.



 Nabij een obstakel bevindt zich een ander obstakel.



 Tijdens slechte weersomstandigheden, zoals regen, mist en sneeuw.



 Hoge of lage vochtigheid.



 Hoge of lage temperaturen



 Harde wind.



 Het wegtraject is niet vlak.



 Wanneer zware bagage in de bagageruimte of op de achterzitting is geplaatst.



 Objecten zoals een draadloze antenne, mistlamp of verlichte kentekenplaat zijn in de
buurt van een ultrasonische sensor (achter) gemonteerd.
 


 De richting van een ultrasonische sensor (achter) wijkt af als gevolg van
bijvoorbeeld een botsing.
 


 De auto staat blootgesteld aan andere geluidsgolven, zoals die van de claxon,
motorgeluiden of de ultrasonische sensor van een ander voertuig.
 
 In de volgende gevallen is het mogelijk dat een ultrasonische sensor (achter)
iets abusievelijk als een doelobstakel bespeurt, wat tot gevolg kan hebben dat de
stadsverkeer-remassistent [Achteruit] (SCBS R) in werking treedt.
 


 Rijden op een steile helling.



 Wielblokken.



 Hangende gordijnen, poortpalen, zoals bij tolpoorten en spoorwegovergangen.



 Bij het rijden nabij objecten zoals gebladerte, geluidswanden, voertuigen, muren en
hekken langs wegen.
 


 Bij het off-road rijden op plaatsen met gras en hooi.



 Bij het rijden door lage poorten, smalle poorten, autowasinstallaties en tunnels.



 Wanneer een trekhaak is gemonteerd of een aanhanger wordt getrokken. 

(Handgeschakelde versnellingsbak) Als de auto door de werking van het SCBS tot stilstand wordt gebracht en het
koppelingspedaal niet wordt ingetrapt, stopt de motor.
  Wanneer het systeem in werking is, wordt de gebruiker op de hoogte gesteld door de
multi-informatiedisplay.
  De stadsverkeer-remassistent (SCBS) waarschuwingsindicatie (oranje) licht op
wanneer er een defect is in het systeem.
 Zie Waarschuwingslampjes op pagina 4-47 .


Page 378 of 819

4–214
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Indicatielampje van stadsverkeer-
remassistent (SCBS) (Rood)
Als de stadsverkeer-remassistent (SCBS)
in werking is, gaat het indicatielampje
(rood) knipperen.
Display van automatische
remwerking
Nadat de SCBS rem in werking is
gesteld wordt “SCBS automatische rem”
aangegeven in de multi-informatiedisplay
of de Active Driving Display.
Actief rijden display Multi-informatiedisplay
OPMERKING
  Wanneer de SCBS rem in werking
is, klinkt met tussenpozen de
botsingwaarschuwingszoemer.
  Als de auto door de werking van het
SCBS tot stilstand is gebracht en
het rempedaal niet wordt ingetrapt,
klinkt de waarschuwingszoemer
eenmaal na ongeveer 2 seconden
en wordt de SCBS rem automatisch
vrijgezet.
Stopzetten van de werking van de
stadsverkeer-remassistent
[Achteruit] (SCBS R)
De stadsverkeer-remassistent [Achteruit]
(SCBS R) kan tijdelijk buiten werking
gesteld worden.
Wanneer het stadsverkeer-remassistent
[Achteruit] (SCBS R) systeem wordt
uitgeschakeld, gaat het stadsverkeer-
remassistent (SCBS) OFF indicatielampje
branden.
Het systeem wordt gebruiksklaar zodra de
motor opnieuw gestart wordt.
Wanneer de DSC OFF schakelaar wordt
ingedrukt om het DSC uit te schakelen,
stopt de werking van het stadsverkeer-
remassistent [Achteruit] (SCBS R)
systeem eveneens en gaat het stadsverkeer-
remassistent (SCBS) OFF indicatielampje
branden.


Page 380 of 819

4–216
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
*Bepaalde modellen.
Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS) *
Het Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS) waarschuwt de bestuurder voor een
mogelijke botsing door middel van een display en een waarschuwingsgeluid als bij
rijsnelheden van ongeveer 15 km/h of hoger de radarsensor (voor) en de vooruitrijcamera
(FSC) bepalen dat er kans is op een botsing met een voorliggend voertuig. Bovendien, als
de radarsensor (voor) en de vooruitrijcamera (FSC) bepalen dat een botsing onvermijdelijk
is, wordt de automatische remregeling uitgevoerd om schade in het geval van een botsing te
verminderen.
Wanneer de bestuurder het rempedaal intrapt, worden de remmen als extra hulp hard en snel
aangetrokken. (Rembekrachtiging (SBS rembekrachtiging))
WAARSCHUWING
Vertrouw niet volledig op het Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS) en rijd altijd
voorzichtig:
Het Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS) is bestemd om in het geval van een
botsing schade te verminderen, niet om ongelukken te voorkomen. De mogelijkheid
voor het bespeuren van een obstakel is beperkt afhankelijk van het obstakel,
weersomstandigheden of verkeerssituaties. Als dus het gaspedaal of rempedaal per
ongeluk wordt ingetrapt, kan dit een ongeluk veroorzaken. Controleer altijd de
veiligheid van de omgeving en trap het rempedaal of gaspedaal in terwijl u een veiliger
afstand aanhoudt ten opzichte van voorliggende voertuigen of tegenliggers.
OPGELET
Schakel in de volgende gevallen het systeem uit om abusievelijk functioneren te
voorkomen:
 
 De auto wordt gesleept of sleept een ander voertuig. 
 De auto staat op een rollenbank. 
 Bij het rijden op slechte wegen of op plaatsen met dicht gras of off-road.


Page 381 of 819

4–217
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
OPMERKING
  Het Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS) functioneert wanneer aan alle
volgende voorwaarden is voldaan:
 


 Het contact op ON wordt gezet.



 Het Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS) is ingeschakeld.



 De rijsnelheid is ongeveer 15 km/h of sneller.



 De relatieve snelheid tussen uw auto en het voorliggende voertuig is ongeveer 15
km/h of hoger.
 


 De Dynamische stabiliteitsregeling (DSC) werkt niet. 

 Het Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS) functioneert mogelijk niet onder de
volgende omstandigheden:
 


 Als u uw auto snel laat accelereren en dit een voorliggend voertuig dicht nadert.



 De auto met dezelfde snelheid rijdt als het voorliggende voertuig.



 Het gaspedaal ingetrapt wordt.



 Het rempedaal is ingedrukt.



 Het stuurwiel gedraaid wordt.



 De keuzehendel bediend wordt.



 De richtingaanwijzer gebruikt wordt.



 Wanneer het voorliggende voertuig niet uitgerust is met achterlichten of de
achterlichten niet branden.
 


 Wanneer waarschuwingen en berichten, zoals die voor een vuile voorruit, verband
houdend met de vooruitrijcamera (FSC) in de multi-informatiedisplay worden getoond.
 
 Hoewel de objecten waardoor het systeem geactiveerd wordt vierwielige voertuigen
zijn, is het mogelijk dat de radarsensor (voor) de volgende objecten bespeurt, bepaalt
dat deze obstakels zijn en het Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS) activeert.
 


 Objecten op de weg bij de ingang van een bocht (zoals vangrails en sneeuwbanken).



 Er verschijnt een voertuig in de tegengestelde rijstrook bij het rijden om een hoek of
het maken van een bocht.
 


 Bij het rijden over een smalle brug.



 Bij het rijden onder een lage poort of door een tunnel of smalle poort.



 Bij het inrijden van een ondergrondse parkeergarage.



 Metalen voorwerpen, oneffenheden of uitstekende voorwerpen op de weg.



 Als u plotseling dicht bij een voorliggend voertuig komt.



 Bij het rijden op plaatsen waar hoog gras is of weiland.



 Tweewielige voertuigen zoals motor¿ etsen of ¿ etsen.



 Voetgangers of niet-metalen objecten zoals bomen. 

 Wanneer het systeem in werking is, wordt de gebruiker op de hoogte gesteld door de
Active Driving Display.
  De Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS) waarschuwingsindicatie (oranje) licht
op wanneer er een defect is in het systeem.
 Zie Waarschuwingslampjes op pagina 4-46 .


Page 382 of 819

4–218
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Indicatielampje van Smart Brake
Support remhulpsysteem (SBS)
(Rood)
Als het Smart Brake Support
remhulpsysteem (SBS) in werking is, gaat
het indicatielampje (rood) knipperen.
Waarschuwing voor botsing
Als er de kans bestaat op een botsing
met een voorliggend voertuig, klinkt er
onafgebroken een pieptoon en wordt een
waarschuwing aangegeven op de Active
Driving Display.
Stopzetten van de werking van het
Smart Brake Support
remhulpsysteem (SBS)
Het Smart Brake Support remhulpsysteem
(SBS) kan tijdelijk buiten werking gesteld
worden.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-17 .
Wanneer het Smart Brake Support
remhulpsysteem (SBS) wordt
uitgeschakeld, gaat het Smart Brake
Support remhulpsysteem (SBS) OFF
indicatielampje branden.
Het systeem wordt gebruiksklaar zodra de
motor opnieuw gestart wordt.
OPMERKING
Als de werking van Smart Brake
Support remhulpsysteem (SBS) wordt
uitgeschakeld, wordt tegelijkertijd
de werking van het stadsverkeer-
remassistent (SCBS) systeem
uitgeschakeld.


Page 390 of 819

4–226
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
*Bepaalde modellen.
Radarsensor (Voor) *
Uw auto is uitgerust met een radarsensor (voor).
De volgende systemen maken eveneens gebruik van de radarsensor (voor).
 


 Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem



 Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS)



 Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS)
De radarsensor (voor) zendt radiogolven uit die weerkaatst worden door een voorliggend
voertuig of een obstakel en die vervolgens weer door de radarsensor worden opgevangen.
De radarsensor (voor) is gemonteerd achter het voorembleem.
Radarsensor (voor)
Als “SBS, MRCC, DRSS radar geblokkeerd” wordt getoond in de multi-informatiedisplay
van de instrumentengroep, het gedeelte rondom de radarsensor (voor) reinigen.


Page 407 of 819

4–243
Tijdens het rijden
Achteruitkijkmonitor
*Bepaalde modellen.
Achteruitkijkmonitor *
De achteruitkijkmonitor geeft bij het achteruitrijden visuele beelden van de achterzijde van
de auto.
WAARSCHUWING
Rijd altijd voorzichtig en bepaal of de achterzijde en de omgeving rondom de auto veilig
is door rechtstreeks te kijken met uw ogen:
Achteruitrijden met de auto door enkel naar het scherm te kijken is gevaarlijk en kan
een ongeval of een botsing met een voorwerp veroorzaken. De achteruitkijkmonitor is
enkel een visuele hulpinrichting voor het achteruitrijden met de auto. De beelden op het
scherm kunnen afwijken van de werkelijke omstandigheden.
OPGELET
  Gebruik de achteruitkijkmonitor niet onder de volgende omstandigheden: Onder de
volgende omstandigheden is gebruik van de achteruitkijkmonitor gevaarlijk en kan dit
letsel en/of schade aan de auto tot gevolg hebben.
 


 Bij het rijden op wegen die bedekt zijn met ijs of sneeuw.



 Wanneer sneeuwkettingen of een noodreservewiel zijn aangebracht.



 De achterklep/het kofferdeksel is niet volledig gesloten.



 Wanneer de auto op een helling staat. 

 Wanneer de display koud is, bestaat de kans dat beelden over de monitor of het scherm
lopen en dat deze minder duidelijk zichtbaar zijn dan normaal, wat het bepalen van de
veiligheid van de omgeving rondom de auto kan bemoeilijken. Rijd altijd voorzichtig
en bepaal of de achterzijde en de omgeving rondom de auto veilig is door rechtstreeks
te kijken met uw ogen.
  Oefen geen overmatige druk uit op de camera. De positie van de camera en de hoek
kunnen afwijken.
  De camera niet demonteren, wijzigen of verwijderen aangezien deze dan mogelijk niet
langer waterdicht is.
  De behuizing van de camera is gemaakt van plastic. Breng geen ontvettingsmiddelen,
organische oplosmiddelen, was of ruitcoatings op de behuizing van de camera aan.
Als een dergelijk middel op de behuizing is terechtgekomen, dit onmiddellijk met een
zachte doek afvegen.
  De afdekking van de camera niet krachtig afvegen met een schuurmiddel of harde
borstel. De afdekking of lens van de camera zou bekrast kunnen raken, wat een
nadelige invloed heeft op de beelden.


Page 408 of 819

4–244
Tijdens het rijden
Achteruitkijkmonitor
OPMERKING
  Als water, sneeuw of modder op de cameralens is terechtgekomen, dit afvegen
met behulp van een zachte doek. Als dit niet afgeveegd kan worden, een zacht
reinigingsmiddel gebruiken.
  Als de temperatuur van de camera snel verandert (warm naar koud, koud naar warm),
bestaat de kans dat de achteruitrijmonitor niet correct werkt.
  Raadpleeg voor het vervangen van de banden een deskundige reparateur, bij voorkeur
een of¿ ciële Mazda reparateur. Vervangen van de banden kan tot gevolg hebben dat de
richtlijnen die op de display verschijnen afwijken.
  Als de voorzijde, zijkant of achterzijde van de auto betrokken is geweest bij een
botsing, bestaat de kans dat de uitlijning van de achteruitparkeercamera (plaats,
montagehoek) afwijking vertoont. Raadpleeg altijd een deskundige reparateur, bij
voorkeur een of¿ ciële Mazda reparateur om de auto te laten inspecteren.

 Als “Geen Videosignaal Beschikbaar” wordt aangegeven op de display, is er mogelijk
een probleem met de camera. Laat uw auto bij een deskundige reparateur, bij voorkeur
een of¿ ciële Mazda reparateur controleren.
Plaats van de achteruitparkeercamera
Achteruitparkeercamera Sedan Hatchback
Overschakelen naar de achteruitkijkmonitordisplay
Zet met het contact op ON de keuzehendel in stand R om de display over te schakelen naar
de achteruitkijkmonitordisplay.
OPMERKING
Wanneer de keuzehendel vanuit stand R in een andere keuzehendelstand wordt gezet,
keert het scherm terug naar de voorgaande display.


Page 409 of 819

4–245
Tijdens het rijden
Achteruitkijkmonitor
Weergavebereik op het scherm
De beelden op het scherm kunnen afwijken van de werkelijke omstandigheden.
(Schermdisplay)
Kofferdeksel
(Sedan)/sierstuk
(Hatchback)Indicatie voor
obstakeldetectie in
parkeersensorsysteem.
Bumper
Voorwerp
Bepaalde modellen (Werkelijke aanzicht)


Page 410 of 819

4–246
Tijdens het rijden
Achteruitkijkmonitor
OPMERKING
  Het weergavebereik varieert afhankelijk van de auto en de wegsituatie. 
 Het weergavebereik is beperkt. Voorwerpen onder de bumper of rondom de
bumperuiteinden kunnen niet worden weergegeven.
  De afstand die verschijnt in het getoonde beeld is verschillend van de werkelijke
afstand omdat de achteruitkparkeercamera uitgerust is met een speci¿ eke lens.

 Het is mogelijk dat bepaalde als optie op de auto gemonteerde accessoires door de
camera worden opgenomen. Monteer geen optionele onderdelen die het uitzicht van
de camera kunnen hinderen, zoals lichtgevende onderdelen of onderdelen gemaakt van
reÀ ecterend materiaal.

 Onder de volgende omstandigheden is het mogelijk dat de display moeilijk zichtbaar
is, echter dit duidt niet op een defect.
 


 Op donkere plaatsen.



 Wanneer de temperatuur rondom de lens hoog/laag is.



 Wanneer de camera nat is, zoals op een regenachtige dag of tijdens perioden van
hoge luchtvochtigheid.
 


 Wanneer zich vreemde bestanddelen zoals modder rondom de camera hebben
vastgehecht.
 


 Wanneer de cameralens zonlicht of de lichtbundel van koplampen weerkaatst. 

 De beeldweergave kan vertraagd worden als de temperatuur rondom de camera laag is.


Page:   < prev 1-10 ... 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 ... 180 next >